W i „lui' Gebr Hoe beginnen we een teekening INBOI WASS 10 cl. sip DE LEEUW EN DE AREND. WITJE EN ZWARTJE DE JONGE MACHINIST. MIM B itli Belangrij Amei B. TEEK Sigaralaörif 2de kieu 6 cent Mifkleu 5 cent Te koos piaati Hoe ze hun geheele leven kameraden werden De avonturen van twee vlinders uü WIJ KLEEDEN ONZE POP AAN. Hoe Bennie de darschmaehine redde Dinsdag 4 TALMJUJ a 25 een stoff: H. A. MRNv 0«RfOf»CM 'ITÏJ1 In het dichte oerwoud van Afrika woonden twee vrienden, die zeer op el kaar gesteld waren. Het was een vriend schap die niet zoo heel gewoon was als b.v. kan voorkomen tusschen twee die ren van dezelfde soort, maar tusschen een leeuw en een arend, neen, dat was heusch iets bijzonders. De geschiedenis die tot die levenslange trouwe vriend schap leidde is wel de moeite waard om eens te vertellen. Op zekeren dag liep de leeuw, toen nog een dier van nauwelijks een jaar 'oud, maar toch al volwassen en in de kracht van zijn leven door het oerwoud en speurde en gluurde of er niets voor hem te eten was. Maar hoe hij zocht en keek, het leek wel of geen enkel dier zich vandaag door hem liet verschalken. Zoo drong hij hongerig en brullend van boosheid door het dichte struikgewas. toen hij opeens een akelige schreeuw hoorde. Vlug sprong hij op zij, doch zijn nieuwsgierigheid kreeg de over hand en voorzichtig voetje voor voetje sloop hij in de richting vanwaar het ge luid was gekomen en daar vond hij een jonge arend, die aan een vleugel ver wond was. Zijn eerste gedachte was om het dier den kop af te bijten en hem heerlijk op te peuzelen, maar toen hij dicht genoeg genaderd was om den sprong te wagen, keek de arend hem vlak in de oogen. De leeuw wist niet wat er eigenlijk gebeurde, maar hij was van dien arendsblik zoo onder den in druk, dat hij er niet aan dacht om bet gewonde dier te dooden. Hij ging naar hem toe, ging eens bij hem liggen en de arend, die zag, dat de leeuw niets kwaads met hem voor had, trachtte den leeuw aan het verstand te brengen, dat hij gekwetst was. En het was alsof zij elkaar een klein beetje begrepen. De arend probeerde zijn vleugel tegen het lichaam aan te leggen, maar toen dat niet ging, stond de leeuw op en duwde met zijn zijde tegen den vleugel aan, totdat deze tegen het lichaam van den arend lag. Nu kon de vogel tenminste zich op zijn pooten bewegen. De leeuw, die steeds hongeriger werd, ging nu weer op een onderzoekingstocht uit en nu had hij spoedig zijn prooi te pakken Inplaats van deze alleen op te eten, sleepte hij zijn buit mee naar den arend, die nog steeds op dezelfde plaats heen en weer liep en de leeuw beduidde den arend, dat hij een stuk mee kon eten. Dat duurde zoo eenige dagen, en steeds werd de vleugel van den arend meer be ter tot hij tenslotte na vele vergeefsche pogingen in staat was, zich weer een eindje boven den grond te verheffen. En al dien tijd zorgde de leeuw voor het eten van zijn nieuwen vriend. Toen nu de vleugel totaal beter was en de arend zich weer hoog in de lucht kon laten verdwijnen, bleef er tusschen 'de beide dieren een groote vriendschap bestaan en iederen avond kwam de arend terug, dikwijls bracht hij nu eten mee, waaraan beiden zich to goed de den. Maar op zekeren dag had de leeuw zich wat ver uit het bosch gewaagd en was bijna door een troep olifanten over vallen. Hij kon zich nog juist verschui len tuschen een boschje cactussen, maar had het ongeluk met zijn voorpoot in een groote doorn te trappen. Hij wist geen raad van den pijn en hoe hij ook zijn best deed de doorn uit zijn poot te trekken, het lukte niet. Angstig bleef hij tusschen de cactussen in liggen, en dacht heelemaal niet aan zijn vriend de arend. Toen deze dan ook 's avonds zijn vriend niet op de gewone plaats vond, steeg hij op om den omtrek af te zoeken en had al heel gauw de leeuw ontdekt. Hij streek vlak bij hem neer en vroeg wat er aan de hand was. De leeuw en de arend konden elkander heel goed verstaan door de lange omgang en de leeuw vertelde dat zijn poot hem zoo'n pijn deed, omdat er een doorn in zat. De arend keek er eens naar en maakte de leeuw op iets achter hem attent. Ter wijl de leeuw even omkeek, greep de arend met zijn scherpe snavel vlug de doorn en trok dio er met een ruk uit. De leeuw had niet zoo gauw weer voor zich kunnen kijken. En zoo hielpen zij elkaar hun heele leven en waren gezwo ren kameraden. Witje was een vlinder en zwartje ook. Maar ze' kenden elkaar heelemaal niet Want Witje woonde in een moestuin en Zwartje in een bloementuin. Witje had het druk dien dag, want zij had oen heel gewichtige zaak te doen. Zij moest overal op cle bladeren kleine, ron de eitjes leggen, nog kleiner dan spelde- knoppen. Later zouden daar kleine rupsjes uit komen en die zouden eten van de koolbladeren en andere planten totdat ze groot en dik waren geworden. Dan zouden ze in een stil hoekje gaan zitten en zich inspinnen in een cocon netje. Nog veel later zou er uit elke cocon weer een vlinder te voor schijn komen, net zoo mooi en aar dig als Witje. En daarom was het een heek'gewichtige laak dat leggen van die eitjes. Maar de tuinman, die de groenten kweekte, zou het niet prettig hebben gevonden, als hij geweten had, wat Witje daar bezig was te doen. En waarom niet, den ken jullie? Kijk, als straks de rup- sen uit de eitjes zouden kruipen en gingen knabbelen aan de planten, en eten van de blade ren, ach ach, wat gaan de planten er dan uitzien. De tuinman wil natuurlijk graag zijn groenten verkoopen, maar de menschen zouden al heel gauw zeg gen: „Neen hoor, zulke kool willen wij niet hebben". Zie je, en daarom deed Witje iets, dat de tuinman heelemaal niet goed vond. Daar kwam hij aangeklotst op zijn klompen, een pijp in zijn mond. Hij gluurde en tuurde tusschen de planten en keek of hij ook rupsen zag. Juist ontmoette Witje een heel oude vlinder met beschadigde vleugels. Die woonde al langer in den moestuin en was heel verstandig. Zij kende iedere koolsoort en iedere andere plant en zij kende ook den tuinman. „Gauw! Gauw!" fluisterde de oude vlinder tegen Witje. „Vlucht, anders krijgt de tuinman je te pakken." Witje schrok vreeselijk en vloog hoog in de lucht van angst. „Ha", riep de tuinman haar na, „daar heb je weer zoo'n akelige vlinder!" maar hij kon Witje lekker niet meer krijgen. Witje vloog en vloog, maar zij was erg ver- Voor deze pop hebben wij een jurk en een hoedje. Het gemakkelijkst is het als je de heele plaat eerst op een stukje carton plakt en daarna alles voorzich tig uitknipt. Het jurkje wordt het popje voorgedaan en de tipjes over haar schouders heen naar achteren omgebo gen. In het hoedje zie je een stippellijn tje, daar moet je voorzichtig een ope ning maken, waar je het hoofd van de pop doorheen steekt, het hoedje heeft ook een lipje, dat-moet achter het hoofd van de pop worden omgebogen, j Teekenen ia niet zoo' moeilijk, tenminste als dat, wat je teekenen wilt, niet al te ingewikkeld is. Het is maar hoe je begint. Als dat eenmaal goed is, dan volgt de rest vanzelf. Aan de ezel en de haan, die jul lie hiernaast ziet afge beeld, kun je zien, hoe je moet doen. Kijk ze nu eerst maar eens goed aan, en als je dan de krant weggelegd, hebt, dan neem je pa pier en potlood, en tracht je het ook te doen. Als het dan goed gaat, dan kun je zelf wel iets anders bedenken om te teekenen. Probeer het maar eens, je zult zien, dat het gaat! drietig, omdat zij nog lang niet klaar was met haar eitjes leggen. „Goeden morgen! Waar gaat de reis naar toe?" vroeg een vreemde vlinder, die boven een bloementuin zweefde. „Ook goeden morgen", zei Witje en vertelde de vreemde vlinder van haar avontuur. „Mijn naam is Zwartje," zei de an dere vlinder, „kom maar in mijn tuin, daar zal je niet gestoord worden, want de dame, die dikwijls in den tuin loopt, tusschen de bloemen, is dol op vlin ders." Witje was nog nooit in een bloemen tuin geweest. Ze was verrukt over al die mooie bloemen, en wat geurden ze heerlijk. De twee vlindertjes vlogen van de eene bleom naar de andere en be wonderden ze. Toen zei Zwartje: „Je bent hier mijn gast, Witje, en je zult wel moe zijn van den verren tocht hee lemaal van den moestuin hierheen. Mag ik je een frissche druppel honing aan bieden?" „O, ja, heel graag, dank je wel!" zei Witje. Zwartje bood haar toen een bloemenhekertje aan, en Witje stak haar lange tongetje er in. Dat zijn zoo de nette manieren bij de vlinders, be grijpen jullie? O, wat smaakte die ho ning zalig! Witje was er heelemaal door opgefrischt en vergat haar ver driet dat ze nog niet klaar was met eitjes leggen. Toen Bennie twaalf jaar oud Avas, verloor hij zijn beide ouders en werd bij een buurman in huis genomen, waar hij dadelijk moest helpen aanpakken. De buurman woonde op een boerderij, had zelf geen kinderen en dacht er hee lemaal niet aan, dat al het werk, dat hij kleine Bennie opdroeg dikwijls te zwaar voor hem was. Niet, dat hij en zijn vrouw niet goed voor hem waren, o neen. Den heelen dag was Bennie bezig. Hij moest de kippen voeren, de paarden stal schoonhouden, de boerenarbeiders op het land water brengen en al derge lijke werkjes meer. Van den ochtend tol den avond holde hij heen en weer. Toen de oogsttijd voorbij was had hij gehoopt het wat makkelijker te krijgen. Maar toen moest het graan Aveer worden ge- dorscht. De verschillende boeren in den omtrek huurden dan een stoom-dorsch- machine en Henk, de machinist trok van boerderij tot boerderij om het graan te dorschen. Henk was een dikke vriend van Bennie. En elk oogenblik, dat de jongen vrij kon maken, ging hij naar zijn vriend toe en vroeg hem uit over de diverse handles en kleppen en stan gen. Al gauw wist hij, hoe hij de machi ne in beweging moest krijgen en hem voor- en achteruit moest rijden. Eens op een middag om twaalf uur, toen hij Henk weer had opgezocht, zei deze: „Bennie, let jij eens even _op de inachin£. Dan loop ik even naar de boerderij om wat te eten. Over een kwartier ben ik terug. Mocht er in dien tusschentijd iets gebeuren, dan heb je bier een fluitje. Zoodra ik dat boor kom ik terugren- nen." Bennie zat op een van de groote vliegwielen en droomde, dat bij in de toekomst, net als zijn vriend Henk, ma" ckinist zou willen worden. Even later zag bij een van de boerenarbeiders voorbij komen, die zijn pijp aanstak en de lucifer weggooide. Maar o wee, hel vlammetje was nog niet uit en al spoe dig begon het graan te smeulen en te rooken. Bennie zag het dadelijk. Wist eerst niet wat hij zou doen, greep toen naar het fluitje en blies er hard op. Het vuur greep echter snel om zich been en Bennie was bang, dat het hij de dorsch- machine zou komen. Op eens kreeg hij zijn tegenwoordigheid van geest terug, maakte de rem los, trok de handle over en reed de dorschmachine uit het ge vaar. Henk en de boer kwamen hard aanloopen en zagen van verre reeds wat er gebeurd was. Zij gilden: „brand, brand", en alle boerenarbeiders kwa men aanhollen om te helpen blusschen. In de verwarring lette niemand op Bennie en toen het vuur gebluscht was, liep Henk naar de machine toe en kwam toen pas tot het besef, dat hij het aan Bennie te danken had, dat de ma chine gered was. Hij ging naar hem, legde zijn groote hand op Bennie'g schouder en zei: „Je bent een held". De boer, die Henk achterna was gegaan zei: „Waar heb je het eigenlijk over?" En nu vertelde Henk hem hoe flink Bennie was geweest. De boer gaf Ben nie een hand en zei: „Kijk, jongen, neem me dan maar niet kwalijk, dal ik gisteren zoo tegen je gebromd had, toen ik zei, dat je je tijd verspilde bij Henk. Ik wist ook heelemaal niet, dat hij je had geleerd om met de machine om te gaan. En nu mag je kiezen wat je graag hebben wilt als belooning". Ben nie keek Henk even aan en zei toen: '•fa, baas, ik zou ook zoo graag machi nist willen worden." De boer zweeg. Waarop Henk bet woord nam en zei: „Als je er niets op tegen hebt, zal ik het hem wel leeren." „Welja," zei de boer, „laten we dan af spreken, dat e voorloopig een halve dag op de boerderij werkt en de andere helft van den dag Henk bij staat." De jongen sprong van plezier biina in de lucht. Bennie deed goed zijn best. .zo° Sleurde het, dat hij op zijn vijftiende jaar een onmisbare hulp voor Henk was en hem den geheelen dag ter zijde stond. Cactus met pootjes. Kleine Willy ontdekt in den tuin een egel, „Moes, moes, ik heb daarnet een cactus met pootjes gezien!!" Op school..„ En jij jongetje, hoe heet je? K-k-k-k-k-k-karel. Nu, dan zal ik je maar kortweg „Karei* noemen, hè?... Zoo'n slimmerd. Pieter en Doortje hebben ieder een spaar pot, waarin zij trouw inleggen om elkaar van de spaarpenningen voor hun verjaardag een cadeautje te koopen. En nu huilt Doortje: Hi, hi... Piet doet al z'u centen in mijn spaarpot] Notaris A. O Soest zal >s voorin. 10 ui Steenhofstraat bliek om contan A. Buffet, t len, kachel den, zeilen, ledikanten pendule, scl B. Winkelka jes, en wink rende tot e Bezichtiging van 10- De Makelaar PUBLIEK pp a.s. Dondes voorm. 9 uur, bouw, ingang 1 5 ZEEI en 2 Winkel-ir toonbanken, win wegers, winkelk ten, zonnescher Alles te bezie Woensdag 3 e fot 9 uur. S( Behandel opgemaa ts AANBE lllllllllIIIUIHHIIIIHIII DE Burgemeesti Grothesiraatl S0EST0IJK jtegenover Braamhage B Fabriceert als 5PECIALITEr nevenstaande (Indien voorhande; WINKELIERS EXTRA korting Zaterdag tot 8 uur geopen BIIIIIIIIIIII11IIIIIIUI1IIIIIII «Messias au Heuvelweg B MEUBE MATRASS MEUBILEE Levering van ta Bergplaats Verhuizingen, BBBBSBSBHHES 10-weeka 6->voéksi en 2'daagi en Kachell MOLENSTR. 9

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1933 | | pagina 6