IR
Postvervoer in vroeger
Gepatenteerde reddingsmiddelen
die nimmer werden
toegepast.
Herbergschilden,
die van het verleden verH^n.
Waterkracht? de energie der
toekomst
EFN IBSEN-IMITATfE.
T
NON*..
"We rijden met het op één na snelste
vervoermiddel der moderne samenleving
langs een eenzaam dorpje oi een stil
stadje en willen onzen dorst lessehen in
een boerenherberg, waar nog een ou-
'derwetsch, doch blijkens de frischkeid
van de verf, steeds onderhouden uit
hangbord boven de deur hangt. Wij zijn
afgestapt „In den Posthoorn" of „De
■Twee Postpaarden" of „In de postillon"
of „Koppelpaarden".
Bij enkele van deze herbergen kan
men voerbakken voor paarden aantref
fen, maar meer en meer maken deze
,voor weinige jaren voor eiken boeren
herberg aanwezige, meestal helder-groe-
ne bakken, plaats voor een benzine
pomp.
De naam van den herberg, vaak vele
honderden jaren oud, blijft echter be
staan en roept herinneringen wakker
aan dien verren tijd toen het postvervoer
pog per postkoets of po -stkoeriers te
paard werd onderhouden.
,Hoe ontzaggelijk verweg schijnt ons
'die tijd toe, maar hoe betrekkelijk
'kort geleden is het nog, dat de brie
sende postpaarden langs de hobbelige
wegen stoven, de diligence of postkoets
fn een voor die dagen wervelende vaart
voortbewegend, ja, zelfs wel eens twin-
ïig kilometer per uur wisten te rijden.
Deze vaart kon dagen lang worden
volgehouden,- omdat op bepaalde afstan-
'den de paarden door nieuwe vervangen
werden. Wat thans het benzine-innémen
Is geworden, was vroeger het „paarden-
ïnnemen". Het verschil bestond natuur
lijk daarin, dat de moegereden paarden,
Pa uitgerust en gelaafd te zijn, later
.weer voor een volgenden postkoets be
stemd waren.
Het postverkeer is al heel oud, eigen
lijk zoo oud als de kunst van 't sckrij-
iVen, al was er destijds nog geen sprake
1Nog 500. milUoen P.K. nachten op
s.ontginning".
r De wereldvoorraad aan kolen, olie en
|lergelijke energie-bronnen, is volgens
alle moderne berekeningen slechts vol
doende .voor een beperkten tijd. Of
schoon het hier eeuwen betreft, waar-
inede men te rekenen heeft, zoo is het
[toch de taak en de plicht van de tegen
woordige generatie menschen en ge
leerden er over na te denken, wat er
■Zal gebeuren als deze voorraden vroeger
Sof later uitgeput zullen zijn.
Het vooruitzicht bestaat, dat de schier
^onuitputtelijke reservoirs van de aard-
sche waterkrachten in staat zullen zijn
het ontbrekende aan te vullen. Volgens
'hedendaagsche technische begrippen
wordt de wereld waterkracht op onge
veer 500 millioen P.K. geschat. Hier
van worden op het oogenblik ongeveer
85 millioen gebruikt.
In Europa zou men ongeveer 60 mil
lioen P.K. van deze krachten kunnen
Opwekken, waarvan er op het oogenblik
reeds li millioen dienstbaar zijn ge
maakt. Het aan waterkrachten rijkste
land van Europa is Noorwegen, dat van
de daar aanwezige 10 millioen P.K.
toch nog slechts 2 millioen P.K. in ex
ploitatie heeft. Van de 2 millioen P.K.
.waterkracht, waarover Duitschland de
beschikking heeft, zijn er 1 millioen
P.K. ip exploitatie,j
Ken zwaarbeladen postkoets uit de
zeventiende eeuw nadert de vol
gende pleisterplaats.
van het georganiseerde postverkeer van
thans. Particuliere- en legerkoeriers te
paard brachten in hun kunstig bewerk
te brieventaschen de perkamenten rol
len van afzender naar geadresseerde. In
die dagen gebruikte men ook geen post
zegels, die zijn een uitvinding van de
negentiende eeuw. Ja, er waren zelfs
niet eens gebaande wegen en de koeriers
moesten maar zien, dat zij langs oude
sporen hun bestemming bereikten.
Op het oogenblik mopperen wij als 'n
poststuk ons met een vertraging van
enkele uren bereikt. Wij verwachten,
dat brieven en drukwerken, 's avonds in
een willekeurige plaats in ons land op
de bus gedaan, den volgenden ochtend
in een andere willekeurige plaats van
ons land bezorgd worden. Brieven uit
de hoofdsteden in het nabije buitenland,
Parijs, Berlijn, Brussel, Londen of Ko
penhagen, hebben nauwelijks een dag
noodig om in Nederland in onze brie
venbus te worden^gestopt. En nu spre
ken we nog niet eens over de vliegpost,
die de brieven uit onze koloniën binnen
tien dagen naar het moederland laat
komen.
We verwonderen ons over dit alles
niet meer, verwonderen doen we ons,
als we de afbeeldingen bekijken uit de
zeventiende eeuw, waarop we de snel
ste vervoermiddelen dier dagen zien af
gebeeld, de weinig comfortabele post
koets, zwaarbeladen met bagage, rijdend
langs stoffige, ongelijke wegen. Toch
schijnt men ook in dia dagen blijkens
de afbeelding, wegwijzers gekend te heb
ben, al zuilen deza wel niet zoo volledig
en nauwkeurig zijn geweest, ais die,
welke de A.N.W.B. overal in ons land
heeft neergezet.
Het geschal van den posthoorn klinkt
niet meer langs onze wegen. De post
hoorn is verdrongen door het gillen van
den fluit der locomotief en in verschil
lende plaatsjes van ons land kondigt de
postauto zijn komst door cla.xon-geloei
aan.
L 1 ST10!
De Fransche schrijver Benjamin de
Constant Rebecque verhaalt in zijn ge
denkschriften, hoe een zijner gouver
neurs een list bedacht, om hem Grieksch
te leeren, een naar men weet nog
al moeilijke studie. De gouverneur stel
de Benjamin voor, met hem een ge
heime taal 'te maken, waarin zij samen
konden correspondeeren, zonder dat
iemand er een woord van begreep. De
knaap had natuurlijk veel schik in het
plan; hij ging met groote lust en ijver
aan het leeren van letterteekens, woor
den en accénten en besteedde er veel
meer tijd aan, dan hij ooit gedaan zou
hebben, als hij geweten had, dat hij be
zig was de taal van Homerus en Sopho-
cles te leerenI
Dravend langs ongebaande wegen, kondigt de postillon zijn komst aan.
Ibsen, de groote Noorsche tooneel-
schrijver, heeft geruimen tijd in Mün-
chen gewoond en al de jaren van zijn
verblijf aldaar, ging hij 's middags naar
hotel „Maximiliaan", om daar een kop
thee te drinken en rustig de bladen en
tijdschriften door te lezen. Deze dage-
lijksclie gewoonte van Ibsen werd al
spoedig bekend en de Münchener bevol
king, die graag den beroemden schrij
ver van nabij wilde gadeslaan, en er
ook wei eenige eer in vond om bezoeker
te zijn van hetzelfde café, dat de groote
dramaturg geregeld bezocht, stroomde
toe. De eigenaar van „Maximiliaan
lachte natuurlijk in zijn vuistje, en om
het Ibsen vooral naar den zin te maken,
legde hij op de leestafel een aantal
Noorsche bladen neer, hetgeen de schrij
ver zeer op prijs stelde.
Helaas op zekeren dag verscheen
Hendrik Ibsen eens niet en na een
voorzichtig ingewonnen informatie bleek
liet, dat hij voor eenigen tijd op reis
was gegaan. Toen dit het publiek be
kend werd, voelde het weinig meer voor
zijn dagelijksche bezoeken aan „Maxi
miliaan". Men was er gekomen om den
grooten dramaturg van nabij te zien en
du deze er niet meer verscheen, vond
men, dat men evengoed thuis zijn maal
tijd kon gebruiken, of zijn dorst kon
lessehen. Het anders volle café was nu
verlaten!
Dit verdroot den eigenaar van .Maxi
miliaan" niet weinig en hij zon op mid
delen, om zijn wegblijvende klanten-
schaar weer terug te krijgen. Op een
goeden dag kreeg hij een idee. Hij liet in
een krant een advertentie plaatsen,
waarin hij een acteur vroeg. Spoedig
kwam er een groot aantal candidaten
opdagen en de hotelhouder koos diege
nen eruit, die in gestalte vrij goed met
Ibsen overeenkwam. Deze acteur liet
zich nu de kop van den grooten Ibsen
schminken en verscheen op zekeren dag
aan de leestafel van „Maximiliaan", om
de Noorsche bladen te lezen (al begreep
hij van den inhoud nota bene niets!)
Het bleek een uitstekend idee te zijn
geweest, want zoodra het nieuws ziéh
had verspreid, dat de beroemde schrij
ver van de „Nora" en de „Peer Gynt"
weer in München was, met welke ver
spreiding de4 eigenaar van „Maximili
aan" natuurlijk begonnen was, stroom
de het publiek weer toe.
Er worden uitvindingen gedaan op
elk gebied, dus zeker ook met het doel
om de veiligheid ter zee te vergrooten.
Hiervoor zijn tal van apparaten uitge
dacht, w.o. enkele zeer merkwaardige.
Men zal ze op geen enkel schip aantref
fen, doch ze bewijzen, dat de angst voor
schipbreuk bij de menschheid nog steeds
levendig is. Wij beelden hierbij eenige
dezer apparaten af, die stuk voor stuk
gepatenteerde uitvindingen voorstellen
en niet eens uit den ouden tijd" datee
ren, doch utt de eeuw, waarin wij thans
leven.
Eerst zien wij een gewone reddings
gordel, waaraan twee ballons zijn beves
tigd van kleurig gestreepte stof om te
voorkomen, dat de schipbreukeling door
zijn redders niet opgemerkt wordt. De
ballons zijn verder beschilderd met licht
gevende verf, zoodat zij ook 's nachts
opvallen, en kunnen opgeblazen worden
door het breken van een capsule met
gasvromende chemicaliën, t
Daarnaast is luchtdichte kleeding af
gebeeld, die door den drager zelf kan
worden opgeblazen, althans wanneer
zijn longen krachtig genoeg zijn. Het is
iets voor overdreven angstige reizigers,
die neiging, gevoelen om een reddings
gordel om te doen, zoodra het weer
eenigszins ruw wordt.
In 1914 werd de drijvende slaapzak
gepatenteerd, die vooral het comfort
van den schipbreukeling ten doel heeft.
Het geheele toestel kan ais een telescoop
in elkaar worden geschoven, zoodat het
weinig plaats inneemt, terwijl het in
een oogenblik uit elkaar geschoven is,
waarna het volkomen horizontaal blijft
drijven tenminste als de gQlven niet
te hoog en te krachtig zijn. De kap kan
bij ruw weer geheel gesloten worden.
Nog bewerkelijker is de combinatie
van zeilschip en reddingsgordel met een
extra drijver van achteren en een hak
met vele vakjes van voren, waarin wa
ter, voedsel, whisky, een pistool en an
dere benoodigdbeden zijn geborgen. De
uitvinders vermeldden bovendien, dat er
desgewenscht een megafoon aan kan
worden bevestigd.
De beide laatste afbeeldingen hebben
betrekking op een patent, dat enkele
maanden voor den wapenstilstand de
reeds zeer uitgebreide archieven van
het Amerikaansche patentbureau kwam
verrijken. Men ziet, hoe de menschelijke
visch redding brengt aan iemand, die
niet zoo voorzichtig was, om zich dit
apparaat aan te schaffen. De „visch" is
van buigzaam materiaal met patrijs
poortjes om uit te kijken; de man, die er
in zit, beweegt zich voort door zwembe
wegingen met de beenen en door een
kleine schroef, die hij in beweging
brengt door middel .van een handblaas
balg.
Wekenlang ging het goed. Toen ver
scheen weer de échte Ibsen, die naar
het zich denken laat zei verbaasd
was, toen hij aan zijn oude plaatsje aan
de leestafel... zichzelf ontdekte. Maar
Ibsen geloofde niet aan spokerij of too-
venarij, al liet hij ze wel eens in zijn
stukken voorkomen. Hij meende, dat de
gelijkenis een merkwaardige speling der
Natuur was en daar hij ontdekte, dat
zijn evenbeeld Noorsche bladen las,
dacht hij in hem een landgenoot te ont
moeten. Verheugd stak hij zijn hand uit
tot nadere kennismaking. Maar de
pseudo-Ibsen, danig in het nauw gedre
ven, stond ijlings op en verliet het café,-
om er nooit meer terug te keeren! Ibsen
vond dit optreden zeer zonderling, maar
daar hij aan een nieuw stuk bezig was,,
en zijn gedachten voortdurend daarbij
vertoefden, vervaagde het gebeurde al
spoedig bij hem.
Maar nn de tegen wil en dank weg
gejaagde acteur? Toen deze eenmaal
ontdekt had, welk succes hij met zijn
rol oogstte, besloot hij haar niet meer
op te geven. Hij ging naar Amerika en
woonde daar vele jaren achtereen als
Ibsen de opvoering van „zijn" stukken
hij, waarvoor hij, zooals op de aanplak
biljetten der tooneelgezelschappen stond,,
expres uit Europa was overgekomen,
liet publiek herkende den auteur aan
zijn weelderigen haardos, de witte bak
kebaarden, den gouden bril en de ou-
derwetsclie kleeren, die den grooten
Noor zoo typeerden en dankbaar en en
thousiast uitte het zijn bewondering.
En zoo had de wonderlijke gebeurte
nis plaats, dat acht jaar na Ibsen's
dood na afloop van een voorstelling
van „Rosmersholm" in een zeer klein,.
Amerikaansch plaatsje, de „auteur"
van het stuk zich persoonlijk aan het
publiek kwam voorstellen!
NAMEN, VROEGER
EN HEDEN.
De Nederlandsche. wet schrijft ,voor,
wat ieder wei zal weten, dat elkeen een
vasten familienaam moet dragen. Dat is
niet altijd zoo geweest. Eerst bij besluit
van dén 18den Augustus 1811 werd het
aannemen van een vasten familienaam
verplichtend gesteld, uit welk besluit de
instelling van een Burgerlijken Stand
voortvloeide, die op 1 Januari 1812 in
werking trad.
Voor dien tijd kon een ieder den naam
dragen, dien hij verkoos. Vaders gavea
hun kinderen dan ook namen, waaraan
meestal de een of andere beteekenis was
verbonden. Zoo gaf de dichter Roemer
Visscher zijn dochter de namen Anna
Maria Tesselschade, omdat juist, toen
het meisje geboren werd, zijn schepen
tijdens een storm op de reede van Tessel
schipbreuk leden, waardoor hem een
groote schade werd berokkend. Gewoon
lijk behielden de kinderen de namen,
hun door do ouders gegeven, maar er
waren er ook wel, die om de een of an
dere reden van naam verwisselen. Zoo
heette Michiel Adriaanszoon de Ruyter.
oorspronkelijk alleen Michiel Adriaans
zoon. Onze zeeheld nam echter den'
naam de Ruyter aan, omdat een broer
van zijn moeder bij de ruiterij van
Prins Maurits diende, waarop hij zeer
trotsch was.
Toen in 1812 de Burgerlijke Stand on-,
der de Fransche Overlieersching was in
gesteld, was men van meening, dat hef
met de Fransche Wetten wel niet lang
zou duren. Men maakte er dan ook een
grapje mee en gaf bij aangifte van de
geboorte soms de gekste namen op. De
Franschen verdwenen, maarde Bur
gerlijke Stand en de wet van 18 Augus
tus 1811 bleven bestaan en dus ook de
namen, die men, zooals algemeen wordt
aangenomen, als een grap beschouwde
en ook zoo had bedoeld. Hierin zal dus
naar alle waarschijnlijkheid de oor
sprong liggen van namen, waarvan we
wel eens zeggen, dat we die zoo „raar'
vinden.
w.
SPLINTEBTJES.
Hoe minder wij van het leven elschem
des te meer biedt het ons.
Gelukkig zijn beteekent de wereld t®
zien, zooals men haar zou wenschen.
Wie veel van zijn verleden spreekt, heeft
meestal geen toekomst meer.
Processen ontstaan altijd door slecht®
(Overeenkomsten,