Uit het land der Maharadja s De geschiedenis van de bril. Ontzaggelijk rijke vorsten. Twaalf millioen gulden voor feesten. Het zingende Paleis. aai-': v. m De eerste leesglazen. i. i- Hoewel de Maharadja van Jaipur zijn vrouwen nog gesluierd laat gaan, raakt deze gewoonte in onbruik, zooals blijkt uit deze foto van de bekoorlijke kroon prinses van Haiderabad. De Maharadja van Jaipur, die zich thans op een groote reis door Europa en Amerika bevindt, moet ons Wester lingen wel voorkomen als een vorst uit de Duizen-en-één-nacht. Zijn fortuin wordt geschat op een milliard poüd sterling, zijn jaarlijksch inkomen op een half millioen pond. Hij regeert over bij na drie millioen onderdanen, bierbij vergeleken is zijn rijkdom dus buitenge woon groot. Toch is hij als kind tamelijk eenvoudig opgevoed; hij was een verren bloedverwant van den regeerenden vorst Mado Tingh, en niet bijzonder welge steld. Het geslacht der Maharadja's van Jaipur werd echter met den ondergang bedreigd; al meer dan een eeuw lang had geen regeerend vorst van dit Britsch-Indische rijk zich mogen ver heugen in het bezit van een zoon en steeds had hij zijn opvolger onder zijn neven of nog verdere bloedverwanten moeten aanwijzen. Hoeveel leed schuilt daar niet achter, waar de Manoe-wet zegt; „Door een zoon verwerft een man den hemel, door den zoon van een zoon verwerft hij de onsterfelijkheid, door r1 n zoon van een kleinzoon kan hij de 'fplaats der zon bereiken.' De troonopvolging. v k Mado Tingh, de vorige Maharad ja, had geen zoon; onder zijn bloedver wanten viel zijn keuze op den tegen- woordigen vorst, die in 1922 als tienja rige jongen den troon besteeg en daar bij met één slag onmetelijk rijk en mach tig werd. De kroningsfeesten duurden een maand lang; de geheele bevolking, zelfs uit de meest ontoegankelijke berg streken, nam er aan deel en in Jaipur moet er bij die gelegenheid meer dan 'n millioen pond aan feesten en vermake lijkheden zijn uitgegeven. De jonge vorst erfde nu ook de familiejuweelen, welke eeii fabelachtig fortuin vertegenwoordi gen en opeengehoopt liggen in onder- aardsche gewelven en bewaakt door een groot aantal gewapende mannen, die deze taak van vader op zoon laten over- door GEORGE O' CLAREN. gaan.Nog nooit zijn er dan ook juweelen uit deze gewelven verdwenen. En de jongen zelf, waar men zich tevoren weinig om bekommerd had, zag zich omringd door een lijfwacht van de moe digste mannen van zijn stam. Deze „hei lige slangmannen" verkrijgen hun po sitie niet gemakkelijk. Zij moeten bijv. tegen een plank gaan staan, terwijl er om hen heen op ternauwernood een centimeter afstand van hun hoofd en lichaam scherpe dolken in het hout wor den geslingerd. Daarbij mogen zij zelfs niet met de oogleden knipperen. Later moeten zij groote gifslangen dragen, zonder vrees te toonen. Maar als zij een vrouw tegenkomen, bedekken de „heili ge slangmannen" hun gezicht. Er wordt een zoon geboren. In 1930 is de toen 18-jarige vorst in bet huwelijk getreden en in 1931 was hij reeds de vader van een zoon. Voor eiken Hindoe is dat een geweldige ge beurtenis, hoeveel te meer voor dezen Maharadja uit een uitstervend geslacht. Uit vreugde werd alle achterstallige huur en pacht, elke'opgelegde boete van de laatste vijf jaar kwijtgescholden of terugbetaald, terwijl de vorst zijn ge wicht in goud, ongeveer 10.000 pond aan de armen gaf. In 1932 nam hij er overeenkomstig de voorschriften van zijn godsdienst een tweede vrouw bij en ook deze heeft hem thans een zoon ge schonken. Zij is een nicht van den Jam Sahib van Nawanagar, die als Ranjit Singhji een der ineest beroemde cricketspelers van Engeland was. Ook de Maharadja van Jaipur, die eenigen tijd gestudeerd heeft aan de militaire academie te Woolwich. is een groot bewonderaar van de "Westersche sport. Behalve voor hockey, cricket, hardloopen, paardrijden en zwemmen voelt hij vooral voor polo; hij kwam onlangs in Engeland aan met 40 poloponnies, die 'n totale waarde van 40.000 pond vertegenwoordigen en even eens door de „heilige slangmannen" worden bewaakt. Merkwaardige ceremonie. Zeer merkwaardig is de ceremonie, welke de vorst vervulde, voordat hij zijn land verliet. Dit laatste is n.1. verboden, volgens de tradities van zijn land, zoo lang Delhi niet verbrand is." De bedoe ling is dat Delhi als de oude hoofdstad van Voor-Indië weer veroverd moet zijn op de ongeloovigen, resp. Mohamedanen en Engelschen, die het nu reeds zoo lang in hun bezit hebben gehad. Om de moeilijkheid te omzeilen, liet de Maha radja van Jaipur voor zijn vertrek naar Engeland een groot model van de stad De Maharadja van Jaipurdie doet denken aan een vorst uit de Duizend-en-één-nacht. maken, zuiver op schaal gemaakt en nauwkeurig tot in alle details, waarna hij dit op de binnenplaats van zijn pa leis verbrandde. Het zingende paleis. Dit paleis is een wonderwerk op zich zelf. Er is gedurende tien jaar aan ge bouwd en het vertegenwoordigt een ka pitaal van 10.000 pond. Het merkwaar digste van deze Hawa Mahal (wat in de taal der Hindoes „zingend paleis" betee- kent) zijn de 3462 ramen. Al naarmate ze verder pf minder ver geopend worden, brengen zij verschillende tonen voort onder den invloed van den wind, die voortdurend van de bergen van Jaipur waait. Vap binnen bevat het paleis prachtige mozaïeken, kunstig houtsnij werk en jalouzieën van lapis lazuli, goud en edelsteenen. De Oostersche ge waden, waarbij vele juweelen worden gedragen, komen tegen dezen achter grond sprookjesachtig mooi uit. Het paleis met apen. Een ander paleis, Seesh Mahal of gla zen paleis genaamd, heeft de Maharadja geheel afgestaan aan zijn heilige apen, die uitstekend voedsel krijgen en hem reeds duizenden hebben gekost. Deze apenvereering staat in verband met den legendarischen oorsprong van Jaipur's vorstengeslacht, dat een der oudste van Voor-Indië is. De overgeleverde stam reeks gaati terug tot Koning Rama, die van de zon afkomstig heet te zijn en een groote rol speelt in de oude heldensa gen van het land. Eens zou hij door den apenaanvoerder Hanoeman van den dood en van een nederlaag zijn ge red. Behalve apen worden ook olifanten ten zeerste vereerd; de Maharadja bezit er 200. Ze zijn elk 5000 pond waard en hun bekleedsel en bij plechtige gelegen heden kosten nog eens 1000 pond. Na tuurlijk worden ook deze olifanten uit stekend verzorgd, zoo worden hun hui den geregeld geolied, zoodat zij glim men en er niet hard en rdw uitzien, als die van hun soortgenooten in den die rentuin. ak /i v. IN DE HANDEN VAN KWAK ZALVERS. door Dr. J. Schenkhof. De oudste brillen, welke men kent, stammen uit de 13e of 14e eeuw. Zij hebben alle convex geslepen lenzen en zijn dus uitsluitend voor vérziende men- schen bestemd. Wie de eigenlijke uitvin der van de bril is, valt moeilijk met ze kerheid vast te stellen. Het schijnt, dat destijds verschillende menschen tegelij kertijd deze uitvinding gedaan hebben. In elk geval werden de beste brillen in Venetië gemaakt, later in Neurenberg. In Venetië geloofde men, dat de heilige Hieronymus de uitvinder van de bril ge weest is. Deze legende vindt haar oor sprong waarschijnlijk hierin, dat de Ila- liaansche schilder Chirlandajo een por tret van den heiligen Hieronymus ge schilderd heeft, waarop hij aan een les senaar werkt, waaraan een bril opge hangen is. Chirlandajo's schilderij hangt thans nog in de Ognissantikerk te Ve netië. Door dit schilderij is een Veneti- aansch opticien "op de gedachte gekomen in het jaar 1660 voor zijn winkel een bord met de beeltenis van den Heilige op te hangen, met het onderschrift: De uit vinder van de bril. Vele anderen hielden den Engelschen monnik Rogar Bacon voor den uitvinder. Deze Rogar Bacon, die in 1214 te Ilchester werd geboren, studeerde later in Parijs, waar hij den theologischen dokterstitel verwierf. Hij was een zeer geleerd tnensch, die zich veel met natuurwetenschappen bezig hield. Als natuurkundige was hij zijn tijd ver vooruit. Zijn tijd had voor zijn uitvindingen geen begrip en toen hij op zekeren dag glazen sleep, met behulp waarvan men dingen kon zien, die voor het bloote oog verborgen bleven, bedacht men zich geen oogenblik. hem van dui velskunstenarij aan te klagen. Later werden er meer brilleglazen ge slepen en de menschen begrepen van wat voor nut zij konden zijn. Men ver zoende zich niet alleen met de brillegla zen, maar men verheerlijkte ze op alle mogelijke manieren en zag ze aan voor een genadege.schenkvan den hemel. Bo vendien werden ze een symbool voor de geleerden en andere groote figuren. Hierdoor komt het ook. dat vele schil ders van den toenmaligen tijd de Heili ge en andere mannen uit den Bijbel met een bril schilderden. Er bestaan zelfs madonna's, waarop het kindeke Jezus een bril draagt. De eerste vorm van de bril was een soort leesglas, dat in vorm veel weg had van een vergrootglas, zooals wij dit thans nog kennen. Daar men het echter onpractisch vond, steeds het glas in de hand te houden en met een oog te lezen, dacht men tamelijk snel aan de mogelijk heid twee glazen door een beugel te ver hinden en deze op den neus te bevesti gen. In de Oriënt doken de brillen, onge«< veer gelijktijdig met die in Europa op. In vroegere tijden geloofde men, dat de Chineezen de brillen lang vóór de Euro peanen hadden uitgevonden. Dit blijkt' echter niet zóó te zijn geweest. In elk ge val bond men in de Oriënt de brillegla zen met draad aan elkaar en bevestigde dit draad aan het achterhoofd. Het kwam ook voor, dat men twee eindjes draad achter de ooren legde en deze met een klein gewichtje afsloot. Op Japan- sche houtsneden uit het jaar 1754 kan men dezen vorm nog' vrij veel zien. Hieruit groeide langzamerhand da te genwoordige bril. Op vele plaatsen in Europa zijn ver zamelingen van oude .brillen. Een van de kostbaarste bevindt zich in Neuren berg. Er zijn exemplaren, die met edel steenen versierd zijn, doch zeker niet aangenaam in het dragen geweest zou den zijn. Zij waren echter ook niet be stemd om te dragen, het waren meester stukken, die de brillenmakers dier da gen maakten om tot het gilde te worden toegelaten. Drie tot vier honderd jaar geleden was het nog een dure grap een bril te koopen. Keurvorst August van Saksen stuurde in het jaar 1572 een bode naar Leipzig en Augsburg om een bril te koo pen. De bode kon de opdracht niet uit voeren, ofschoon hij zich twee jaar in deze plaatsen ophield. In den zomer van 1754 vertrok hij dan naar Venetië, de brillenstad. Doch toen hij daar aan kwam, ervoer hij, dat men in dat jaar getijde geen brilleglazen sleep. Hij moest tot October wachten en toen eerst wilde de brillemaker aan een bril voor den keurvorst beginnen. De prijs zou, om gerekend volgens de huidige waarde van het geld, zes honderd gulden bedragen. Een tijd lang gold het als een beleedi- ging een ander mensch door een bril aan te kijken. Toen een Franschman ten tijde van Frederik III Kopenhagen bezocht en den Koning door zijn bril wilde bekijken, was deze zoo beleedigd, dat hij hem wegens Majesteitsschennis bet aanklagen. De Franschman vorid het daarom maar geraden zoo spoedig mogelijk de stad te verlaten. De handel in brillen ontwikkelde zich op verschillende manieren, niet door brillenslijpers zelf, maar door de rond trekkende kwakzalvers, die op de mark ten de brillen aanprezen en hiervan be weerden, dat zij blinden ziende maakten. De arme lichtgeloovigen moesten ver schillende brillen koopen en die op be paalde dagelijksch terugkeerende tijd stippen zóó en zóó lang opzetten, dan zou het gezicht langzaam terugkeeren# beweerden de kwakzalvers. Natuurlijk waren er ook brillen, waarmee men schen, die nooit lezen geleerd hadden# plotseling wél konden lezen. De geweldige verbreiding van de bril heeft men natuurlijk niet vooruit kun nen zien, vooral ook omdat het dragen van brillen eerst in den loop der jaren een steeds noodzakelijker kwaad is ge worden, doordat de menschen een groot gedeelte van den dag boven boeken en sch r ij f t a f els d oorbren gen Enkele heilige apen van den Maharadja worden gevoederd, op het dak van een tempel Hawa Mahal of het zingend paleis met zijn ramendie in den wind verschillende tonen voortbrengen.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1933 | | pagina 12