fi> WAS Bruintje en sneeuwbal. EEN ONDEUGEND HONDJE. tfy De twee veulens die vriendschap sloten EEN RAAM-TRANSPARANT Een verborgen jongensnaam. M HET LUCIFERSHUISJE. FORSYTHIA. -*i door TINE BREEBAART. Een paar dagen na de geboorte van de twee veulens, in den zelfden stal van Boer Klaas hadden de moeders de klein tjes met elkaar laten kennis maken. De veulens keken elkaar eerst heel verwon derd aan, doch de kennismaking viel nogal mee en zij wreven hun kleine1 neusjes eens tegen elkaar, wat in de die renwereld beteekent dat de dieren el kaar zeer genegen zijn. Zij besloten voor hun heele verdere leven gezworen vrien den te zijn. De veulens groeiden en groeiden en ;waren heel gezond. Zij maakten de gekste sprongen om hun moeders heen, doch hoe ouder ze werden, hoe meer zij van elkaar gingen houden. Eenige weken na hun geboorte kwam de lente en al spoedig mochten zij overdag met hun moeders de wei in. wat zij heerlijk vonden. Daar speelden zij samen, graasden samen, holden sa men over het veld en als hun moeders hen nu en dan riepen om hen les te ge ven, dan leerden zij samen, hoe je moet doen om een gewillig en gehoorzaam, maar vooral een dienstvaardig paard te worden. Bruintje hielp Sneeuwbal en deze hielp zijn vriendje weer, als zij soms iets niet begrepen. Zij vonden trouwens, dat samen leer en veel gemak kelijker was. Op zekeren morgen, toen de beide veulens al veel grooter waren, maar nog niet groot genoeg om voor zichzelf te kunnen zorgen, zei de moeder van Bruintje: „Mijn zoon, ik ga vanmorgen naar het dorp om melk te brengen bij de menschen." „En ik", zei de moeder van Sneeuw bal, „ik moet ook weer aan het werk. Ik ga straks met onzen baas naar het hooiveld, want het hooi moet gekeerd worden." „Maar we vertrouwen erop, dat jullie brave kinderen zullen zijn en dat jullie op elkaar zult letten, terwijl wij aan ons werk zijn," hernam Bruinje's moeder het woord. - „Natuurlijk, lieve moeder," antwoord den Bruintje en. Sneeuwbal vroolijk. Zij wuifden met hun staart naar hun lieve moeders en lagen samen in een boek van dc weide, elkaar de lessen te overhooren die zij voor dien dag leeren moesten. Zij hadden vastbesloten werke lijk gehoorzaam te zijn. Na het leeren der lessen besloten zij een paar keer de weide om te draven, daarna gingen zij grazen; nu, het gras was heerlijk frisch en sappig. Terwijl zij zoo aan het eten waren, vond Sneeuwbal, dat zij na den maal tijd den rijweg moesten oploopen en naar de zee wandelen. Dat vond Bruin tje ook een pracht idee en beiden ver heugden zich zeer op dat uitstapje. Even later waren zij op weg. Net toen de moeder van Bruintje even thuis kwam met een zwaar beladen wa gen heerlijk geurend hooi, kwam Bruin tje gejaagd aanhollen en sprong zenuw achtig om haar heen. „Kind", vroeg ze, „wat is er, je bent al je goede manieren vergeten 1" „Neen, moeder, heusch niet," ant woordde Bruintje, „maar ik ben zoo ge schrokken, Toe vertel gauw aan den boer, dat hij met me mee moet". Hij draaide zich plotseling om en liep naar den uit gang van de weide, kwam daarna weer terug naar zijn moeder, liep weer naar 'den boer, duwde tijn klein neusje tegen diens arm aan en smeekte hem te vol gen. Eindelijk slaagde Bruintje er in den boer duidelijk te maken, dat er iets niet in orde was en liep met het veulen mee, de weide uit, over den straatweg tot vlak bij de zee, waar het strand was. Door de vloed, waren er diepe kuilen in het zand, die vol zeewater stonden en met eb bleven deze kuilen dan ook vol water staan. De moeder van Bruintje was zoo ge schrokken, dat zij even later, toen zij haar kind met den boer zag verdwijnen, hen aclfterna ging, hoewel ze nog altijd den volgeladen hooiwagen achter zich gespamien had. Aan het eind van den straatweg gekomen, liep het veulen hard van den hoer weg, die het dier, hoe hard hij ook holde, niet kon bijhouden. Daar zag hij in de verte Bruintje om Sneeuw bal heendansen, die arme Sneeuwbal, die al spelende in een diepen kuil vol water terecht was gekomen met haar achterpootjes en nu de meest wanhopige pogingen deed om weer op het droge te komen. „Nu, help hem gauw," hinnikte Bruintje, „maar vlug wat". De boer, 't gevaar ziende, waarin'zijn kostbaar veu len zich bevond, vloog naar het arme dier toe. Bruintje sprak zijn vriendje moed in en zei, dat hij direct geholpen zou worden. Met veel moeite slaagde de boer er in, Sneeuwbal te redden. Juist toen de boer hem op het droge trok, kwam de moe der van Bruintje aan den weg te voor schijn. Zij hinnikte angstig, doch nu Bruintje zag, dat zijn vriendje weer ge red was, sprong hij vlug naar zijn moe der toe, zoodat deze tenminste niet met dien zwaren wagen achter zich, door het zand heen hoefde. Vlug bracht de hoer alle drie de paar den terug naar de weide. Bruintjes moe der was doodmoe en zoo geschrokken, dat de hoer haar uitspande en zij voor dien dag verder niet meer behoefde te werken. Sneeuwbal wreef zijn neusje tegen die van Bruintje en.zei: „Dank je wel voor je hulp, hoor!" Bruintje wuifde met zijn fraaie staart en zei, dat iedere andere vriend het zelfde zou hebben gedaan in dezelfde omstandigheden. Zoo bleek het hun, dat het goed was geweest, dat zij vriendschap hadden ge sloten en hun neusjes tegen elkaar had den gewreven, toen zij nog maar heele kleine veulentjes waten. Een voorwerp dat transparant is be teekent, dat men er door heen kan zien. Hier zien jullie een teekening van een tijger in het oerwoud. Knip de tee kening uit en plak hem op een dun stukje karton, terwijl de randen netjes recht worden afgesneden. Snijdt nu al de dikke zwarte stukken, op de teeke ning uit en zorg er voor dat de witte DAT MEN TOCH NIET MISSEN WILDE door JAN VAN DALEN. j,Je maakt, 'dat die hond wegkomt, versta je!" zei Oom Jan, voordat hij 's morgens naar kantoor ging. Wim luisterde naar hetgeen Oom Jan zei en haalde het lieve, kleine witte kop je uit zijn taseh, dat daar druk in snuf felde. Tessie was een klein foxje, vol grappen en stoutigheden. Wim had hem een ouden schoen gegeven om mee te spelen; Tessie wist heel goed dat dit zijn schoen was en niemand mocht er van hem aankomen. Maar hij vond andere schoenen wel zoo aardig: die waren echter niet van Tessie, maar van de huisgenooten. Oom Jan was erg netjes en zette zijn schoe nen altijd keurig in een rij in de kast. Maar elk oogenblik vond hij ze ergens in de kamer liggen. Soms lagen ze alle maal door elkaar en dikwijls, als Oom Jan een paar schoenen wilde aantrek ken, lag een van de twee onder zijn le dikant met een stuk getrokken veter. Oom Jan wist dat Tessie de hoosdoener was en dulde zooiets nu niet langer. Dien morgen kwam Tante Willy de huiskamer binnen, waar ze haar nieu we witte schoentjes midden op den grond vond. Ze wist zeker, dat zij ze in de slaapkamer had gezet om te dro gen en dat ze toch niet vanzelf naar de huiskamer konden loopen. Daarbij waren ze weer heelemaal vuil van het over den grond slepen. Het was om ra deloos yan te worden. [Wim verbindingsstukken niet beschadigd worden. Als jullie den tijger en het bosch netjes hebben uitgesneden, kleur dan den tijger bruin en geel en het gras groen. Maak er van boven een paar kleine gaatjes in, waardoor een bandje kan worden gehaald en hang de teeke ning voor het raam, dan komt de tijger goed tot zijn recht. niet waarom Tessie het toch altijd op de schoenen van een ander gemunt had en niet tevreden scheen met zijn eigen ou den schoen, dien hij rustig op een ver- O --©) horgen plaatsje staan liet. Naar aanlei ding nu van het gebeurde dien morgen had Oom Jan gezegd, dat de hond nu weg moest. Tessie was op het oogenblik dat Oom Jan met Wim over hem aan het spreken wasf onder de ontbijttafel gekropen en met een ruk had hij de veter van Oom Jan's schoen los en kapot getrokken en juist nu, nu Oom Jan op het punt stond weg te gaan. Nieuwe veters waren zoo gauw niet bij de hand en Oom Jan werd steeds boo- zer. Ook de hoed van Oom Jan was ver dwenen,- zijn mooie grijze hoed, terwijl hij geen tijd meer had hem te zoeken, wilde hij zijn trein niet missen. Nie mand had den hoed gezien, de heele fa milie zocht mee. Tante Willy zocht, Wim zocht, doch de hoed was en bleef weg. Terwijl iedereen 'druk aan het zoeken was, kwamen er kleine trippelpasjes van de trap, pat, pat, pat, daar kwam de kleine Tessie aanwandelen, de grijze hoed van Oom Jan op zijn koj>. In en pit de kamer rende hij, het twa« zoo Hier zien jullie verschillende voor werpen, waarvan je natuurlijk de naam wel kent. Neem van elk der dingen de eerste letter, dus zes in totaal en voeg die zoo te samen, dat zij den naam van een jongen vormen, Zie je er kans toe? Voor oplossing zie elders op deze pa gina. grappig, want je zag niets anders dan de hoed van Oom Jan, die pootjes had gekregen en nu rondwandelde. Oom Jan schoot in een onbedaarlijke lachbui. „Die hond!" lachte hij, ondanks zich zelf. „Zóó'n ondeugd heb ik van mijn leven nog nooit gezien. Maar ik mag wel hollen, anders mis ik mijn trein." „Oom Jan, mag ik Tessie houden, als u den trein niet mist?" vroeg Wim, van de stemming van Oom Jan gebruik ma kend, terwijl hij Tessie tegen zich aan drukte. Doch Tessie had geen zin om op den arm van Wim te zitten en was met één sprong verdwenen, door de deur en naar hoven. Oom Jan was nog niet bij de huiskamerdeur of allemaal hoorden ze: tap, tap, tap, een stel golfballen kwamen de trap afrollen, gevolgd door Tessie met een golfschoen in zijn kleine bekje, die veel te zwaar voor hem was, zoodat hij bij eiken stap naar beneden dreigde te vallen. Oom Jan kwam uit de kamer rennen. „Dat is waar ook", zei hij een beetje geschrokken, „ik zou mijn golfschoenen heelemaal vergeten hebben mee te nemen. Dat zou me wat moois ge weest zijn." Tessie stond met zijn voorpootjes op een schoen en keek nieuwsgierig naar Oom Jan, die de gloednieuwe witte bal len in zijn zakken liet verdwijnen. „Dat was een goede gedachte van je. Tessie", zei Oom Jan, toen hij de schoe nen in een stuk papier pakte. „,Nu geven wij hem niet weg, hè Oom Jan?" lachte Wim. „Wie zou mijn schoenen beneden brengen, als wij hem weggaven?" riep Oom Jan en holde weg naar den trein. Zoo bleef Tessie dus bij Wim wonen. Toen hij nu grooter en ouder werd, be greep hij alles ook beter. Hij is de lieve ling van iedereen, in het bijzonder van Oom Jan. Oplossing: Het lucifershuisje. Ie. de liggende boven de-deur ver plaatsen naar de leege plaats boven het raam; 2e. de tweede lucifer is de schui ne midden op het dak, die nu ligt met zijn kop naar den kop vdn de middelste daklucifer; deze moet met zijn kop ge plaatst worden naar het ondereind van de middelste daklucifer. Oplossing: Verborgen jongensnaam: G-e-r-a-r-d. Wie niet hooren wil... Wim kon zoo echt zaniken en iederen keer als grootvader op bezoek kwam, vroeg hij hem: Grootvader, mag ik eens even door uw bril kijken? En iederen keer zei grootvader tegen hem: „Welnee jongen, daar zou je niets door kunnen zien, want ik heb heele andere oogen als jij. Maar op een dag, dat grootvader er weer was en even zijn bril op tafel had gelegd, omdat moeder hem had ge vraagd even mee te willen gaan om het slot van de kamerdeur boven na te kij ken. Grootvader knutselde graag en had nogal verstand van sloten. Nauwelijks waren zijn moeder en zijn grootvader de kamer uit of Wim pakte de bril en zet te dien op. Maar wat was dat gek, hij kon er heelemaal niet door zien. Hij zette hem nu een beetje verder, op het puntje van zijn neus en liep naar den spiegel om te zien, hoe hij er uitzag met zoo'n gewichtige brik op zijn neus. Hij ging op een stoel staan, want de spiegel hing tamelijk hoog en duwde de bril weer voor zijn oogen. Maar neen hoor, hij kon niets zien. Hij wilde nu een beetje dichter bij den spiegel komen,- misschien zou het dan beter gaan, maar o wee, daar boog hij zich te ver naar voren en daar viel de stoel om. Wim gilde van de schrik, maar hij had ge lukkig geen letsel bekomen. Grootvader en moeder kwamen verschrikt aanloo- pen om te zien wat er gebeurd was, maar toen zij Wim daar zagen met de bril van grootvader nog op zijn neus, begrepen zij er alles van. Grootvader nam de bril af en opeens kon Wim weer goed zien. Hij had zijn elleboog leelijk pijn gedaan, maar inplaats van hem te beklagen zei grootvader: „Ja,' mijn jongen, dat heb je er van, kinderen die niet hooren willen, moeten maar voelen." f*"V Hier is een huisje, gebouwd van Kh cifers. Door twee van de lucifers te ver- plaatsen, kan het zoo veranderdr wor-A den, dat de deur in den voorgevel ge plaatst wordt. Maar... de lucifers, die deur, venster en schoorsteen vormenf mogen niet aangeroerd worden. Leg de lucifers maar eens op tafel juist zooals ze hier liggen en probeer nu uit te vin den, wrelke twee verplaatst moeten wor den. Voor oplossing zie elders op deze pagina. De Forsythia is een struik, die men tegenwoordig veel ziet. Aan het eind van de achttiende eeuw bracht William Forsyth eenige stekken mee uit China en trachtte deze in Engeland in leven te houden. Dat is hem bijzonder goed gelukt en al spoedig was deze heester geheel bij het klimaat aangepast. In het FORSVTRIA voorjaar komen aan de kale takken het allereerst de gele stervormige bloemen, die vlak tegen den tak aanzitten. Pas als de bloemen uitgebloeid zijn komen de blaadjes te voorschijn. Men kan de For sythia vrij gemakkelijk stekken door de jonge scheuten, nadat deze krachtig in het groen zitten, af te snijden en in bet water wortel te laten trekken, waarna men ze gewoon in den tuin kan zetten. De goudgele bloemen zijn niet alle maal gelijk, men heeft ze met drie, vier en vijf blaadjes, hoewel de plant met vierbladige bloemen hier het meest voor komt. Zoo is het ook met het blad. Som mige struiken hebben bladeren die ge tand zijn, terwijl andere struiken blade ren met gladde randen hebben, doch bij allemaal heeft men in het voorjaar eerst de bloemen en daarna pas de bladeren. Als de bloem uitgebloeid ia ontstaat er Ti klein peultje, waarin de xaadjes zit ten, die in den zomer moeten worden uitgezaaid.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1933 | | pagina 2