De kleine kapitein.
I
Eigenwijsheid straft zich zelf.
vol verrassingen.
HET KNIPPEN VAN EEN VfJFPÜNTIGE STER.
DE GOUDEN HANDSCHOENTJES
Een reuzenschip.
Het maken van een vliegmachine
MOPPEN.
Jan en zijn zusje Mientje speelden
samen iederen dag aan het strand. Dat
was geen wondei', want zij woonden cr
vlak bij. Hijn vader was zeeman en de
oudste broer van Jan was juist van de
zeevaartschool afgekomen en maakte nu
zijn 'eerste proeftocht. En iederen dag.
als Jan en Mientje samen langs het
strand holden, zuchtte Jan opeens: „Hé,
ik wou, dat ik al groot genoeg was om
ook zeeman te worden. Ik wil alleen
geen stuurman zijn, maar kapitein en
een eigen schip hebben met groote, wit
te zeilen en geen stoomboot en dat schip
uw: H ik dan „De Witte Vogel", omdat
net zoo vlug moet kunnen zeilen als een
vi'"of kan vliegen."
Mientje vond het niet zoo prettig, dat
behalve haar vader nu ook haar broers
nog naar zee gingen en zei dan: „Nu, ik
ben toch blij, dat het nog een heeleboel
jaren duurt voordat je kapitein bent."
Het liefst wilde Jan, dat zijn vriendjes
en zijn zusje Kapitein tegen hem zeiden,
maar zijn beste vriend lachte hem uit en
zei: „Hoe kan ik nu kapitein zeggen te
gen iemand, die niet eens een schip
heeft?'"
Dat bracht Jan op een idee. Hij was
namelijk de beste maatjes met den
scheepsbouwer van het dorp en er ging
geen dag voorbij, dat Jan op weg naar
school of van school naar huis, niet even
bij baas Scheepmaker, zooals hij werd
genoemd, ging kijken. Baas Scheepma
ker had een zwak voor Jan en hij wist,
chii Jan later naar zee wilde. Toen Jan
hem eens vertelde, dat hij kapitein wil
de worden, maar dat zijn vriendje hem
geen kapitein wilde noemen, omdat hij
nog geen schip had, vroeg baas Scheep-
rnaker hem, waarom hij dan zelf niet
vast eèn zeilschip bouwde, dan kon hij
vrmt leeren hoe zoo'n schip in- en uit
wendig zïjn moest om zeewaardig te
worden?'
Daar voelde Jan natuurlijk alles voor
en den volgenden vrijen middag die Jan
bad, ging hij niet, als naar gewoonte,
mei zijn zus naar het strand, maar naar
baas Scheepmaker. Van kleine stukjes
h' ut mocht hij, onder leiding van den
su' i'opbouwer zelf, de vorm van het
se ip maken en alles wat tot het tuigage
be oorde. Alleen, Jan was een beetje on-
g uldig en een beetje erg eigenwijs.
Het gevolg was, dat hij niet precies
deed wat baas Scheepmaker hem zei.
011 dat hij vond, dat deze overdreven se
cuur en nauwkeurig was. Toen na eeni-
gc vrije middagen werken dan ook het
schip klaar was, netjes wit geverfd, zijn
eerste proefvaart zou gaan maken, en
er juist een klein briesje stond, ging
baas Scheepmaker met Jan naar de zee.
Daar werd het schip aan de golven toe
vertrouwd. Eerst ging alles goed, maar
toen kwam er een ruk windje, dat het
beele schip onderste boven gooide. Baas
Scheepmaker keek Jan eens aan en zei:
„Jongen. Jan, je schip is heelemaal niet.
zeewaardig, heb je wel precies gedaan
wat ik je gezegd heb?"
Jan kreeg een kleur en moest beken-
ren, dat hij b.v. het ruim niet zoo diep
had uitgesneden en de zeilen niet precies
bad gemaakt, zooals hem was onderwe
zen. Ja. en daar zag hij nu de gevolgen
van zijn eigenwijsheid. Rood van
schaamte nam Jan het schip op en liep
er mee naar de scheepswerf, waar hij 't
dadelijk ging aftakelen. Baas Scheepma
ker lachte in zichzelf en zei niet veel
Eindelijk besloot Jan den haas om raad
te vragen en toen nu het schip opnieuw
klaar was, schilderde Jan op het witte
schip met mooie zwarte letters „De Wit
te Vogel".
Op een middag, dat het flink woei,
ging hij weer met baas Scheepmaker
naar de zee en liet het schip weer zei
len, maar nu kon het een sterken wind
trotseeren en lachend zei baas Scheep
maker: „Jongen, kapitein, je schip is
prachtig zeewaardig."
Moeder en Mientje moesten nu ook
komen kijken en natuurlijk zijn vriend
ook. Allen noemden Jan nu „Kapitein",
en toen Mientje hem vroeg: „Wel, Kapi
tein, wat denk je van het weer van
daag?" toen keek hij als een echte zee
man naar de wolken en zei: „Een flin
ke bries uit het Noord-Westen".
Jan was heel blij met zijn schip, maar
bij had geleerd dat een ervaren scheeps
bouwer toch meer verstand van schepen
heeft dan hij.
Niemand wist ooit, wat Willie het
volgende" oogenblik zou doen. Dat was
reeds zoo toen zij nog een heel klein
meisje was en nu zij elf en e"en half jaar
was, of half elf. zooals vader plagend
tegen haar zei, deed zij nog steeds aller
lei verrassende dingen. In de keuken
maakte zij dikwijls een verrassend lek
ker schoteltje klaar en omdat zij daar
zoo handig in was, noemde moeder baar
De keukenprinses, maar baar vaders
bijnaam was eigenlijk beter voor haar
geschikt.
Willie vond verjaardagen of andere
feestdagen altijd heerlijk en zij deed dan
haar best om de huisgenopten met bet
een of ander te verrassen. St. Nicolnus
Kestmis en dergelijke feestdagen waren
speciaal bestemd om andere menschen
ruet kleine verrassingen blij te maken.
Op een middag liep Willie met twee
vriendinnetjes van haar uit school naar
huis, toen zij over de viering van „Moe
derdag" spraken. Jullie vieren natuur
lijk ook allemaal Moederdag, nietwaar,
die eene dag in het jaar, dat Moeder
door al de buisgenooten wordt ver
wend.
Ans vertelde dat zij eenige weken
achter elkaar haar zakgeld had opge
spaard om er een mooi cadeau voor
haar moeder van te koopen, terwijl Ja-
ne zei, dat zij een boeket bloemen had
geteekend, die zij nu aan het kleuren
was en dat zij daarbij een klein gedichtje
had gemaakt.
Toen Willie zweeg, .vroegen de meis
jes haar, wat zij deed op Moederdag.
Willie vertelde nu, dat zij haar twee
kleinere zusjes had geleerd allerlei huis
houdelijke werkjes te doen en dat deze
haar beloofd hadden Moeder dien dag
met allerlei behulpzaam te zijn, zij zelf,
was dien dag niet thuis, omdat zij hem
had weggegeven aan Tante Lien.
„Hoe kun je nu een dag weggeven?"
vroeg Ans.
„Ja," viel Jane haar in de rede, „en
daarbij is Tante Lien niet eens ge
trouwd en geen moeder, hoe kan jij dus
met haar Moederdag vieren?"
Willie lachte eens en vertelde toen:
„Kijk, Tante Lien heeft inderdaad geen
kinderen, maar je weet, dat zij niet rijk
is en menschen in huis heeft. Nu, zij is
zoo goed voor die menschen en zoo moe
derlijk in haar zorgen, dat iedereen
haar in plaats van „juffrouw" liever
„tante Lien" noemt. En omdat zij nu
voor iedereen zoo moederlijk is, wil ik
haar gaan helpen, ik ga bedden opma
ken, vaten wasschen, stof afnemen en
allerlei van die dingen, dan kan zij wat
vrij nemen en eens doen, waar zij zelf
plezier in heeft, en clan kan zij zich ver
beelden dat zij ook Moederdag vier."
„Dat is goed van je bedacht, zeg Wil
lie", zei Jane. „Ja, zie je, ik ben maar
eenigst kind en mijn moeder beeft dus
geen andere dochters om haar te hel
pen, zoodat ik het nu doe, maar anders
zou ik mijn Moederdag ook op die ma
nier weggeven."
„Ja, ik geef mijn Moederdag ook voor
mijn moeder" zei Ans, „maar nog vele
andere dagen ook."
Een aardig kunstje is 0111 niet een en
kele knip van de -schaar een vijf puntige
ster te knippen of deze te scheuren met
een ruk. Ga dan als volgt te werk:
Neem een vierkant stuk papier en
vouw dit door midden, als in fig. 1, de
vouw is aangegeven met de letters EF.
de vouw hou je nu naar beneden. Vouw
nu van rechts naar links een lijn. die
naar het mieren loopt D. en naar den
kant C„ die op eenderde afstand staat
van de lijn AB. Fig. 2 laat je zien, hoe
je papier er nu uitziet. Vouw nu van
rechts naar links de stippellijn in fig. 2
zoodat de lijn CD samenvalt met de-lijn
FD zooals fig. 3 aantoont. Vouw nu
hoek E naar rechts onder de andere
vouwen om fig. 4 te krijgen. Knip nu
alles langs de stippellijn CG door. Punt
G is op ongeveer een kwart van de af
stand van D naar H. Als je nu het
smalle driehoekige stuk GGD ontvouwt,
dan heb je de. vijf puntige ster,, geknipt
uit het vierkante stuk papier, terwijl het
andere stuk je het vierkante stuk papier
zelf laat zien, waaruit de ster is geknipt,
zie fig. 5. Doe deze Doe eerst vele malen
alleen, de vouwer :pn zeer nauwkeu
rig worden gema. .1 je meet de volg
orde ook goed in je hoofd hebben, want
anders zal de ster niet gelijk zijn.
•Ie moet net zoolang oefenen tof ie in
vijftien of tvinfig seconden de ster kunt
vouwen en knippen.
DE GEHEIMZINNIGE TWAALF
WOORDEN.
door
INE BREEBAART.
Annetje zat te kijken naar haar Tante
Lien, die een paar mooie witte hand
schoenen zat te maken. Vol bewondering
keek zij naar de vlugge vingers, die zoo
snel en toch zoo nauwkeurig vingertje
voor vingertje van de handschoenen
maakten. Toen Tante Lien een oogenblik
met een glimlach opkeek, zeide Annetje
wijsneuzig: „Hé, Tante, ik zou ook wat
graag zoo'n paar mooie witte hand
schoenen willen dragen; wat zou ik er
totsch op wezen. Ik geloof, dat ik ze dag
en nacht zou willen aanhouden." Tante
lachte en zei: „Neen, Annetje, voor zulke
witte handschoenen beii je nog te jong.
Maar zou je geen gouden handschoen
tjes willen dragen? Ik dacht juist aan
het eerste paar gouden handschoentjes,
dat ik had... en aan de wijze, waarop ik
ze verdiende."
„Verdiende?" vroeg Annetje ongeloo-
vig. „Hebt U ze zelf verdiend? Ik zou
ook best een paar gouden handschoen
tjes willen verdienen."
Tante keek heel geheimzinnig en An
netje verheugde zich er al op 0111 te hoo-
ren hoe zij er ook een paar kon verdie
nen, want dat zij dat ook zou kunnen
dat had zij allang uit Tante's gezicht
begrepen. Tante liet haar niet te lang in
spanning en vertelde: „Toen ik een klein
meisje was, Annetje, ongeveer zoo oud
als jij nu bent, was ik eens op een dag
vreesehjk ongelukkig. Ik vond iedereen
akelig en onaardig tegen mij, en ik be
greep niet dat dat mijn eigen schuld
was, omdat ik niet aardig tegen anderen
was."
Tante Lien hield even op met spreken
en haar kleine nichtje dacht, hoe de
menschen onaardig hadden kunnen zijn
tegen Tante Lien en bovenal hoe zij on
aardig had kunnen wezen tegen ande
ren, zij, Tante Lien, die Annetje juist
de aardigste Tante ter wereld vond.
Daarom zei zij: „En nu houdt ieder
een zoo veel v,an U!" Maar Tante ant
woordde daar niet op en vertelde ver
der: „Dien dag dan was ik zoo ongeluk
kig, dat grootmoeder medelijden met mij
had, mij bij zich riep en mij troostte,
door mij te leeren gouden handschoen
tjes te dragen. Ik zal het jou oolc lee
ren, Annetje, maar je moet me belooven,
dat je het aan niemand vertellen zult,
want het moet een groot geheim tus-
schen jou en mij blijven."
Nu, Annetje beloofde dat natuurlijk
met graagte en haar nieuwsgierigheid
werd er des te meer door geprikkeld,
want zij was dol op alles wat geheim
zinnig was. Toen zeide Taiite: „Nu dan,
doe net als ik en trek je gouden hand
schoentjes aan." Fm Tante deed net als
of ze een paar handschoenen aantrok
eerst de vechter en hij e'k» vinger zei ze
een woord en als z.e deed alsof zij het
knoopje vastmaakte zei zij een
woord. Toen ze d; s rok de linkerhand
schoen had aangetr; ken. had zij twaalf
woorden gezegd, die Annetje haar irouw
Tiazie. Nauwelijks waren alle twaalf d"
woorden gewerd of An-neDe zag flat zii
nu ook gouden h» nfh"'-" "ot'-ps aanbad
die niemand zien kop clan r''"en r i zelf
Sinds Annetje de "ouden hand-/,soen-
tjes droeg, die zij dag en nacht niet uit
hoefde te doen. voed m alle nmn^ch^n.
dat Annetje een aardig meisje was ge
worden. altijd even vriend-Huk en voor
komend. Nooit meer had zij een booze
bui, terwijl zij steeds gereed stond ieder
een te helpen. Daarom waren a!le men
schen natuurlijk ook heel lief te°:en haar
jen deden ook haar gr»ag eens e°n ge
in oegen. Annetje was daarover zoo blo.
dat zij naar Tante Lien toegino om haar
te bedanken en haar meteen te vragen
of zij het groote geheim c k niet aan
I haar zusje l.eni mooN om haar
ook zoo gelukkig en zoo blij te maken.
Tante zei. dat als zij pr vrmr zorgde dal
niemand het hoorde zij het Leni in het
geheim mocht vertellen. Opgetogen liep
Annetje weg en verte'de hef ge'mirn van
de gouden handschoentjes dadelijk aan
Leni.
Nu zijn jullie er natuurlijk wel
nieuwsgierig naar te weten, wat die
twaalf woorden waren. Wel. die twaalf
woorden luidden: WatGijNiet—
WiltWatUGeschiedtDoeDat
EenAnderNiet. En, zoo vertelde.
Annetje er aan Leni bij, telkens als je je
hier niet aan houdt, maak je een vlek
op je gouden handschoentjes en moet je
stevig je handen tegen elkaar wrijven
om de vlek er weer af te krijgen, die je
door een leelijk woord of een onaardige
gedachte er op gemaakt hebt." En Leni
hield zich er trouw aan, en trachtte
nooit een vlek op haar gouden hand
schoentjes te maken. Probeeren jullie
dat ook?
Neem een stuk goud- of zilverpapier
en teeken aan den achterkant deze vlieg
machine. Alles wat zwart is op de teeke-
ning wordt goud en alles wat wit is,
wordt uitgeknipt. Als je verschillende
van deze vliegmachines hebt uitgeknipt,
is het aardig om ze op een perkamen
ten lampekapje te plakken. Als het licht
clan brandt, steken de vliegmachines er
aardig tegen af.
Natuurlijk hebben jullie allemaal wel
eens gehoord of gelezen over de gewel
dige schepen, die er de laatste jaren ge
bouwd zijn. Om nu eenig begrip van
zoo'n Oceaanreus te krijgen, moet je
hieronder eens lezen wat er, onder nog
vele andere dingen, noodis is voor het
nieuwe schip, dat op het oogenblik op
een Engelsche werf in aanbouw is.
Nu dan, er zijn besteld 15000 meter
loopers om de gangen van het schip mee
te beleggen. Bij je moeder thuis ligt er
hoogstens tien meter, dus in dit schip
1500 maal zooveel. Het electrische licht
aan boord zou voldoende zijn om een
stad met 100.000 inwoners van licht te
voorzien. Het anker alleen weegt reeds
evenveel als de beele. „Santa Maria", 't
schip, waarmede Goj tin 1 bus naar Ame
rika reisde. "Men heeft 100.000 lepels en
vorken aan boord. Op het geweldige dek
kunnen 50.000 menschen staan. Een
reus van deze soort kan men zonder
aarzeling een „drijvende stad" noemen;
daar zijn jullie het zeker wel mee eens.
REBBEN JVLL1E WEL
EENS GEBOORD
dat nauwelijks 150 jaar geleden bij
oen volkstelling in Australië niet meer
dan 103(1 inwoners werden geteld?
clfit.de meeste postzegels van de klei
ne Staat Nicaragua afkomstig zijn? Na
melijk 1333 verschillende exemplarenv
dat de nationale bibliotheek in Ma
de d achthonderd verschillende uitga-
ten van de „Don Quicbote" bezit?
dat ooievaars op hun voorjaars- en
berfst-tochten ruim 240 kilometer per
dag kunnen afleggen?
dat er bij de email verfkleuren 10.000
erschillende kleurschakeeringon be
staan? Reeds in de Middeleeuwen wis
ten de Venetianen zonder scheikundige
tennis prachtige resultaten hiermede te
>ereiken.
II te goed gedaan
Onderwijzer: Jongens, jullie moet al
tijd gced overleggen, alvorens je iets
zegt! Wanneer je iets belangrijks te ver
tellen hebt, fel dan in gedachten eerst
tot vijftig, is het erg belangrijk, dan
eifs tot honderd. In dien tusschentijd
weet .je dan wel, of het nog de moeite
waard is, om te zeggen.
Een paar jongens hadden goed ge
luisterd. Enkele dagen later staat de on
derwijzer voor de kachel te vertellen.
Plotseling ziet hij de lippen van een
aantal jongens snel bewegen en dan
hoort hij ze in koor gillen:.... 99. 100'
Meneer de pand van uw jas brandt!"
Moeilijke sommen.
Jan was dien morgen niet op school
gekomen en de meester kreeg hel vol
gende briefje:
Meneer, Jan kon vandaag niet op
school komen, omdat hij in plaats van
zijn vader de deur vandaag open moet
doen als er gebeld wordt. U hebt Jan
gisteren een sqxn mee naar buis gese
ven, die zoo was: Wanneer een» weide
zes vierkante kilometers groot is, hoe
lang moet een man dan loopen 0111 drie
maal rond die weide te loopen. als bij
per uur 4/5 kilometer aflegt. Jan is nog
geen man en daarom kon hij de sorn
niet maken. Zijn vader is er nu op iit
gegaan van morgen al vroeg en hoopt
vanavond weer bijtijds terug te zijn. 't
zal alleen wat moeilijk wezen omdat hij
meestal veel harder loopt dan 4'5 kilo
meter per uur. Als weer eens een las
tige som opgeeft/wilt U die dan or
vrouwen geven, want het is zoo moeilijk
om zonder man en vader te zitten zoo'n
heelen dag. Met vriendelijke groeten cD
moeder van Jan."
Een vrijen middag.
Toen Marietje met haar moeder een
wandeling aan het maken was, liep er
een locomotief zonder wagens over de
spoorrails. Opeens zag Marietje dat en
zei tegen haar moeder- Kijk eens. moe
der, die locomotief heef* vandaag ook
een vrijen middag.