1 ■du Kerstliedje 2^ i" VÜ .♦.EN GAF HET DEN NAAM v „KERSTEILAND". EEN AVONTUURLIJK KERSTFEEST1 IN 1777. Een ontdekking van Cook door SVEN CHR. WINDLER. Overal ter wereld, wordt Kerstmis gevierd in de gloeiende zandheuvels van Oost- Af rika, in de ijswoestijnen van den Zuid pool, zoowel als in de tropen. En dan denken wij, gezeten onder den boom niet de flonkerende kaarsjes, bij het lezen dezer regels onwillekeurig aan hen. die daar hun avontuurlijk Kerstfeest vieren, ver van hun land, ver van hun vrienden en familie, Er bevindt zich een Kersfcitand in den Indi- schen Oceaan, op 10 graden 25 minuten Zuider breedte en 105 graden 42 minuten Oosterlengte. Het is 102 K.M.2 groot, heeft 733 inwoners, le vert phosphorzure kalk en nog enkele producten en is sterk beboscht. Er ligt een Kersteiland in den Stillen Oceaan, op 2 graden Noorderbreedte en 157 graden 30 minuten Westerlengte. Het behoort tot de Fan- ning-eilanden, is 607 K.M.2 groot, het grootste atol der Zuid zee. Het heeft 42 inwoners, prach tige ankerplaatsen, natuurlijke havens, levert guano, doch is volkomen zoet-waterloosl Ja, zoo is het. De geografie is soms een beetje onlogisch en geeft twee eilanden, die vele dui- -"zende Kilometers uit elkaar liggen, denzelfden naam, maar het is tenminste, een troost, dat zij, - die het aangaat, wel weten, welk eiland van 'beide wordt bedoeld. Hier, in dit artikel, zal nu sprake zijn van bet tweede, in den Stillen Oceaan, van het Kerst-eiland, dat de Engelsche kapitein Cook (niet te verwisselen met den Amerikaanschen dokter van dien naam, die aan den Noordpool moet zijn geweest) op Kerstdag 1777 ontdekte en voor het „Empire" in beslag nam. Eerst in toen men inzag, dat guano niet waardeloos was, doch ijltegendeel zeer waardevol, namen zijn landgenooten het definitief in bezit! Toen kapitein Cook dit geweldige atol op 25 December 1777 in zicht kreeg, verwonderde hij zich absoluut niet... Hij was toen al, wat men tegenwoordig een „ouden zeeschuimer" zou- noe men, hij had in de Britsche Marine gediend, hij had als luitenant op de „Endeavour" kunnen vaststellen, dat Nieuw-Zeeland en Australië niet aaneensloten, hij had geheel Australië rondge- zeild, hetgeen een geweldig gevaarlijke onderne ming was geweest, daar de koraaleilanden van dé Zuidzee zoo scherp zijn, als de punt van een njald. Tien jaar later had men hem hij was intusschen kapitein geworden reeds twee «c.-.epert toevertrouwd, de „Resolution" en de „Adventure"; hij had vier jaar lang alle moge lijke wereldzeeën bezeild, had ontelbaar vele eila^dies op zijn zeekaart geteekend, eilandjes. wc,j;van men tot dusverre gèen vermoeden had genad en reeds het jaar daarop zond men hem met de Discovery" en de „Resolution" weder om op reis. Wéér voer hij langer dan een jaar door de zeeën en reeds lang had hij afgeleerd zich te verwonderen, zelfs niet over dit atol, hoewel men tot op dat oogenblik niet vermoed had, dat een atol zóó groot kon zijn. Men had kapitein Cook uitgezonden om weer eens naar den Noordelijken doorgang tusschen den Atlantischen en den grooten Oceaan te zoe ken, de doorvaart, die van de zeventiende tot en met de twintigste eeuw honderden menschen- ievens heeft gekost totdat Roald Araundsen tenslotte bewees, dat beide routes voor het nor- m de scheepsverkeer onbruikbaar waren. Kapi tein Cook was dus geweldig in zijn schik, dat V.j nog steeds in de warme Zuidzee was en niet tusschen de ijsblokken van de poólzeel... Hij gaf zijn matrozen een extra oorlam en een flin- ken feestmaaltijd, liet toert een boot klaarmaken en werd aan land geroeid... het was een zeer bijzonder genot, zich de beenen weer eens op b vasteland te kunnen losloopen! Dat was nu eenmaal een zwak van hem, dat zat hem zoo in het bloed. Steeds ging hij gaarne eens even aan land om zich de beenen wat losser te loopen, om in de hutten der inboorlingen rond te neuzen; vooral in die van de medicijnmannen, in tempels en dergelijken kwam hij gaarne. Hoe dikwijls men hem ook had gewaarschuwd, dat dit wel eens verkeerd kon afloopen, kapitein Cook lachte iedereen uit en deed, waarin hij zin had, zonder zich aan waarschuwingen te storen... Op dezen Kerstdag had hij echter tegenslag! Van inboorlingen was niets f<* -c te be merken. Zelfs water ontbrak op cm. fraaie eiland, dat eerst zoo verleidelijk tegen den hori zont stond afgeteekend, ten eenen male! Hij kon werkelijk niets anders doen, dan de Engelsche vlag hijschen, een paar kanonschoten afgeven, en zich weer laten terugroeien naar zijn schip, om de reis voort te zetten, na het eiland den naam „Kerst-eiland" te hebben gegeven. Dat was de laatste maal in het leven van ka pitein Cook, dat hij naar hartelust op een onbe kend eiland kon rondploeteren. Niet de zucht naar kennis en wetenschap drong hem hiertoe, maar zijn alles beheerschende nieuwsgierigheid. Hij liet de steven van zijn schepen weer naar het Noorden wenden en voer naar Alaska, dreef eenigen tijd in de Behringstraat en stelde vast, dat de Heeren der Admiraliteit „geen begrip er van hadden, wat zij uitbraakten, toen zij hem opdroegen, een Noordelijke doorvaart te forcee- ren." Er was niets te „forceeren", er kon slechts rechtsomkeert gemaakt worden! Kapitein Cook mopperde dien dag vrij hevig en richtte den steven van zijn schepen voor de variatie maar weer eens naar het Zuiden. Hij kwam langs de Sandwich-eilanden, langs Hawaï, hij zag groene boomen en meisjes met kettingen van bloemen, mooie, gebruinde menschentypes, die aan het strand en in het lauwe water zich vermaakten; hij steeg ouder gewoonte uit om zijn beenen „wat losser te loopen" dat was twee jaar na het bezoek aan het Kersteiland, dat hem nog steeds in het hoofd spookte. •En kapitein Cook snuffelde weer in de hutten van de jnedicijnmannen en zag niet, hoe boos deze laatsten ke ken, hij hoorde geschreeuw, waarin het woord „taboe" meerdere malen voorkwam, maar hij wist niet, wat dit woord beteekende. En ook heeft hij nooit vernomen, waarom er plo/seling een werpknots op hem toesuisde, die zijn schedel verplet terde. Hij had zijn laatsten, avontuurlijken tocht ondernomen EEN DURE KERSTBOOM* Met Kerstfeest stralen er, over de geheele we reld gërékend. zeker vele tienduizenden kerst- boomen, met eenvoudige witte kaarsjes en slechts met een enkel kerstklokje.of met engelenhaar ver sierd. maar ook met luxe elêctrische lampjes geïllumineerd. Maar of de gewjjde stemming, die er van een metr weelde overladen boom uitgaat, grooter is dan het eenvoudige boompje, dat in de kamer van den arme staat, wagen wij te betwijfelen. De kostbaarste kerstboom, die ooit met een Kerstfeest is opgetuigd, is waarschijnlijk die, welke enkele jaren geleden de salon van een Amerikaanschen millionair, Clement geheeten, te New York tooide. Deze man, die als remmer op de spoorwegen zijn carrière begon, ging naar Klondyke, toen de eerste berichten over het vin den van goud de bewoonde wereld bereikten. Al spoedig wist hij zich een geweldig vermogen te verwerven. Voor den kerstboom, waarvan hier sprake is, gaf hij 180.000 gulden uit. Elk takje van den reusachtigen boom was met klompjes goud bedekt, de kaarsen waren gevat in gouden houders. De voet van den boom stond in een hoop gouden twintig-dollar stukken. „DRIE MIJLEN VAN KERSTMIS"* KERSTSTEMMING IN HET OERWOUD BIJ TROPISCHE HITTE door C. Wikkerhuizen. De vreemdste Ke*tweek, die ik ooit heb be leefd, was die, waann ik van 24 December tot Nieuwjaar toe heb gevaren over de Rio Pilco- mayo, die over een afstand van honderden kilo meters de grens tusschen Bolivia en Paraguay vormt. Het is daar ftian hartje zomer; den ge- heelen dag brandt naeedöogenloos de tropische zön en als men zich niet belachelijk vroeg ter ruste wil begeven, kan men slechts slapen in de enkele korte urén, die voorafgaan aan de morgenschemering met haar zilvergrijze en glas- groene licht, dat eerst later verkleurt tot het eigenlijke morgenrood. De eene mijl voorden de andere na gleden wij door de langzaam «trooriiende rivier. Ook de tijd gleed ongemerkt voorbij, doch niet zonder het besef, dat hier uur na uur van ons leven vervloog, om nimmer terug te keeren. Zoo zat ik daar op mijn vlot van lange, roodachtige, welriekende pirobast^mmen met een half dozijn Indianen en een prachtige papegaai met vlam mende kleuren uit het Amazonegebied. Wij moesten zuinig zijn met het water, d.w.z. met het mineraalwater, Waarvan ik nog slechts één kist in voorraad had* Tegen het ons omringende troebele water van de Pilcomayo had ik bezwaar, omdat in de streken, waar wij doorheen voeren, zwartwaterkoorts heerschte. Wijn, whisky, ver- mouth en andere alcoholische dranken moesten zooveel mogelijk het_,water vervangen. En daar van was ik nu al dagen in een vreemde stem ming, die ik het beste kan vergelijken met een gouden nevel om de 'zon, die het brandende van haar stralen tempert. De harde werkelijkheid van het leven was minder hinderlijk; tevreden keek ik naar den papegaai, dien wij gevoerd hadden met klontjes suiker, in rhum gedoopt, en die nu bij zijn wandelingen over het vlot nog onbeholpener heen en weer balanceerde dan anders. Wij voeren langs een dorp. Er was geen be weging te bespeuren langs den oever en in de nauwe straatjes. Men' Zou meenen, dat het dorp uitgestorven was, alsjniet juist de kerkklok drie uur had geslagen enj daarna de ijle tonen van een carillon liet- weejklinken. Het beverige ge luid moet nog tot vér in Paraguay te hooren zijn geweest, zoo tröttfstil was het er. Ik liet aanleggen en vernam van een oudtn Indiaan, die in de schaduw van een der primitieve huisjes had zitten slapen, dat alles was uitgetrokken om te jagen op tapirs en rivlerzwijnen. Wij bevonden ons hier bij een doorwaadbare plaats van de Pilcomayo, die ^Tfes Leguas heette, of eigenlijk Tres Leguas de Natividad (drie mijlen van Kerstmis). Er was zuiver, helder water te krij gen, vertelde de oude man op onze vraag, en de dichtstbijzijnde groote plaats aan de rivier, wel, dat was natuurlijk Natividad, drie mijlen verder stroomafwaarts, Natividad en el Chaco. „Kerstmis in het oerwoud!" Hoe toepasselijk was die letterlijke vertaling van den Spaanschen plaatsnaam in mijn omstandigheden. En hoe ge bonden is de mensch eigenlijk nog aan tijd en plaats. Doch we voeren alweer de rivier af en drie mijlen verder kwamen wij inderdaad aan te Natividad en el Chaco. Het was alleen geen 25, maar 27 December. En den volgenden dag kwamen wij aan de stroomversnellingen van den Pilcomayo, die niet zonder reden „El fin del mundo" heeten. Velen voelen zich daar inderdaad aan net eind van de wereld. Menige boot, die al voortglijdend over de spiegelgladde watervlakte, plotseling in de wilde werveling van de stroomversnellingen terechtkwam, voerde zijn L. van Borelt C Het voorspel ook als tusscbcnspel gebruiken. HOOR HET LUI-DEN VAN DE KLOK-KEN, .VRE-DE OP AAR DE" ZINGT MEN WEERj -t KLINKT ZOO IN NIG BLIJ, VER-HEF-FENDiGEEFT'N ,STIL GE-WIJ-DE SFEER. passagiers onverwacht naar de eeuwigheid Niet ver van de gevaarlijke stroomversnellin gen staat een inisantropa, een menschenhaters- boom. Hij vormt geen bladeren meer, hij groeit niet meer, en toch gaat hij niet dood. Eindelijk kwamen we ook uit het met zwartwaterkoorts besmette gebied, waar men zonder vrees het zuivere, gezonde bronwater kan drinken en ver- sche vruchten kan eten. De avonden waren hier ook koeler. De kok Felix Reyes reyes beteekent konin gen en hij ziet er inderdaad koninklijk uit bevestigde een lont aan een dynamietpatroon t«RRf«rt<3 J-- «RRf«rt„. i1"— om fe vlsschen! De vischrijkdom van deze tro pische rivieren is zoo groot, dat men niet be hoeft te hengelen of een net uit te zetten, doch het zich gemakkelijk kan maken. Men kan hier ongestraft met dynamiet visschen. Als een doffe knal weerklinkt de explosie onder het water; tot ver in den omtrek, tot aan de oevers van de breeae-rivier toe plant zij zich voort. Even kater halen de Indianen een menigte verdoofde vis schen'uit het water op. Mijn rood, blauw en geel gekleurde papegaai eet intusschen bananen met zijn krommen snavel, waarbij hij soms met zijn klauwen nog wat helpt. Hij is in de beste stemming; met hooge en diepe stem schreeuwt hij; „Carue con huevas! Ham and eggs! Eier mit Schinken!" of „No sé, no sé I don 't know weiss ich nicht", want hij is gegarandeerd drietalig. Hij is dol op gramo- foonmuziek, evenals de kok. Als ze beiden zitten te genieten van de muziek, komen de Indianen uit het dorp luisteren. Maar ze blijven dicht op elkaar staan, want ze weten toch niet zeker, of het geen tooverij is. De avondnevels trekken op over het omrin gende land. Er valt dauw. Heerlijk, dat het zoo koel wordt, dat ik een deken om mij heen kan trekken. En dan val ik in slaap, even onge merkt als het vlot over het water voortglijdt Mijn laatste gedachte geldt de stroomversnellin gen, doch in mijn droom zijn wij er reeds in een oogwenk overheen gevlogen HET „STILLE NACHT, HEILIGE NACHT". De kerstliederen-literatuur is zeer omvangrijk, het- aantal kerstliederen loopt in de duizenden. En toch' is er van al deze kerstliederen één, dat hef meêste gezongen wordt, dat in schier alle talen is overgezet. Het is het eenvoudige, maar innige- en gevoelvolle „Stille Nacht, Heilige Nacht." Het lied en de compositie ontstonden in het jaar 1818. Het werd gedicht door den pastoor Franz Xaver Gruber en getoonzet door zijn ka pelaan Joseph Mohr. Op Kerstavond van het jaar 1818 werd het in de kleine kerk van Obern- dorf bij Salzburg voor de eerste maal gezongen door den dichter, terwijl de componist hem be geleidde. Weinig zullen beiden toen vermoed hebben, dat hun lied eens de geheele wereld zou ver everen. HOE OUD IS HET eUtStUtf VAN DEN KERSTBOOM; Het opstellen van een kerstboom gedurendf den kersttijd is een gebruik, dat in Nederland nog niet zoo heel oud is. Ofschoon reeds vóór den oorlog het bij yelen de gewoonte was een kerstboom te hebben, toch is het vooral na den oorlog een zeer algemeen gebruik geworden. Het kerstfeest begint langzamerhand in de plaats te treden van Sint Nicolaas. De oorsprong van den kerstboom ligt waar schijnlijk in Duitschland. In de zestiende eeuv» meldt een kroniekschrijver uit Straatsburg: „Op Kerstavond wordt te Straatsburg in de kamer een sparreboom opgezet, waaraan men rozetten van veelkleurig papier, appels, klatergoud en suiker werk hangt." Hieruit volgt eqfcter niet, dat dit gebruik niet van veel ouderen datum kan zijn Men neemt zelfs aan, dat het een oud gebruik der Alemannen in den Elzas was en weer op leefde omstreeks 1500. Tevoren was het ea' tijd lang bijna vergeten geweest. De in 1024 ge storven Bisschop Burchard van Worm es keerde zich tegen het gebruik boomen te versieren mei kaarsen en andere voorwerpen, omdat daardoor de gedachte werd opgewekt aan wonderboomen en de vereering van heilige boomen uit den hei« denschen voortijd. Als voorlooper van den kerstboom kan ook beschouwd worden de in de 17e en 18e eeuw gebruikelijke groengeverfde, houten, pyramide- vormige stellages, waarvan de hoeken versierd waren door verscheidene rijen kaarsen. Deze kerstpyramides hebben zich het langst gehand haafd te Berlijn, waar zij nog in het midden der vorige eeuw verkocht werden op de vaa ouds beroemde kerstmarkt. DE KERSTTAFEL. Voor de -versiering van de kersttafel gebruik! men bij voorkeur dennengroen, dat bovendien nog opgevroolijkt wordt door glinsterend enge lenhaar, roodwangige appeltjes, noten, fondant» en chocoladekransjes. Het donkere dennengroen, veelal in het midden der tafel tot een krans gevormd, die met rood lint bijeen gehouden wordt, doet zoo goed aan tegen het blanke tafellinnen. Al naar gelang van de lengte der tafel kunnen meerdere takken hier en daar verspreid wórden. Bijzonder aardig'staat ook de tot een krans gevormde dennentakken, die men even boven de tafel laat zweven en die met roode linten aan de lamp bevestigd worden. Zilveren draden worden om het dennengroen gewonden, waarin zoo mogelijk enkele kaarsen houders met kaarsjes worden geplaatst. Is er geen mogelijkheid, de krans aan de lamp te bevestigen, dan hecht men aan de laatste lange einden rood lint, die naar de vier hoeken van de tafel gaan, hetgeen mèt de versiering van dennengroen een aardig geheel geeft. Kleine aardappelen worden uitgehold en aan de onderzijde plat afgesneden, zoodat ze stevig kunnen staan; hieronder komt een klein carton- nen rondje, om te voorkomen, dat er vlekken in het tafellinnen komen. V'an rood vloeipapier worden vierkantjes geknipt van ongeveer 15 ,M.; in het midden wordt het cartonnetje ge plaatst, hierop de aardappel, waarna het witte kaarsje in de opening komt en het vloei aan de bovenkant van de aardappel met een roode draad bijeen wordt gehouden, zoodat om de kaars vier roode punten komen, hetgeen een heel aardig effect geeft, vooral als boven elk bord zoo n versiering geplaatst wordt. DE KERSTMAN. De kerstboom staat, als ieder jaar, in fonkelende schoonheid daar Het kaarslicht flikkert zacht De takken geuren goed en frisch En wat er aangehangen is Schittert vol zilv'ren pracht. Een kerstman van zacht-witte zij hangt, als elk jaar, weer in de rij van glinsterende dingen. En ook op dezen kerstdag weer kijkt de kleine kerstman vredig neer wanneer de kinders zingen van „Stille nacht" en „Heiige nacht" Ze zingen het zoo stil en zacht De oogen schitt'ren blij 't Is of de kerstman in de boom, versierd met slingers, z'n éigen kerstfeest viert En daarom glimlacht hij. SUZE LANDSTRA. KERSTLIEDJE. Woorden en muziek L. VAN BOREFT Hoor het luiden van de klokken! „Vrede op aarde" zingt men weerj 't Klinkt zoo innig-blij, verheffend, Geeft een stil-gewijde sfeer. Held're kinderstemmen zingen „Eer' zij God", en „Stille Nacht" Bij den kerstboom, die zoo heerlijk Glanst en straalt in stille pracht. Sterren twink'len aan den hemel, Het is al rust en majesteit. Zóó herdenkt men feest van Kerstmis Vredig en tot liefd' gewijd. HOE HOUDT MEN DEN KERST BOOM ZOO LANG MOGELIJK GOED? Op zeer eenvoudige wijze kan men een kerst boom lang goed houden. Bij het koopen van een boom moet men zich niet alleen ervan overtuigen, of hij mooi van vorm is en het groen er goed uitziet, maar tevens of de stam niet uitgedroogd is, hetgeen het ge val is bij boomen, die reeds lang tevoren geveld zijn. Men begint met het onderdeel af te zagen en den boom in den tuin, op het balcon of in den kelder in een groote emmer water te plaatsen, opdat hij dit volop in zich op kan nemen. Aan dit water he_eft de boom echter nog niet genoeg om tot Nieuwjaar frisch te blijven, voor al niet, wanneer hij in een warme kamer staat. Men zet hem daarom in een bak of groot» emmer met nat zaad en onttrekt de emmer aan het gezicht door er rood katoen om te wikkelen. Onder den boom wordt een flink groot lakei gespreid om te voorkomen, dat de dennenaalden zich door de geheele kamer verspreiden of druipend kaarsvet vlekken veroorzaakt.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1933 | | pagina 2