I liwiWm \7WsÊ Böl ImI v' L? 9 BLOËMENKRIJGSRAAD DE WEGGEWAAIDE WASCH. Whoe, gierde het overhemd van mijn heer Jansen en danste wild aan de wasch- lijn. "Wat is de wind toch grappig. Ja, zei het schort, dat naast hem hing, het pret tigste gedeelte van den waschdag vind ik altijd, als wij hangen te drogen. En ik denk, verklaarde een klein jasje, dat het reus achtig leuk moet zijn orn te gaan vliegen, in plaats van vast aan den lijn te hangen. Ach, ach wat een gedachte, zei de sjaal van grootmoeder, die' van echte Shetland- sche wol was geweven en zich dus erg deftig voelde. Hoe komen jullie aan het idee. Ik geloof, dat het een reusachtig idee is, bracht een kleine- blauwe das in het midden. Kom laten wij het eens probee- ren. Grootmoeders sjaal schudde zich heen en weer en zei: ik zou maar voorzichtig we zen, want het zal je net vergaan als de ech te kanten zakdoek. Het was ook werke lijk een geheimzinnige geschiedenis, wel ke om de kanten zakdoek hing. Door een vergissing was zij op een nacht aan den lijn blijven hangen en den volgenden mor gen was zij verdwenen en niemand wist, waar zij gebleven was. Nou ja, zei het blauw sjaaltje, dat is ook een kanten zak doek, maar ik zal best op mij zelf kunnen passen. Nou wie gaat er mee? Allemaal, riepen de andere kleeren in koor. Wacht op ons, we willen zoo graag^mee, fluister den de zakdoeken. Nee, ik ga niet, zei grootmoeders sjaal standvastig. Nu voor uit, luister allemaal, zei het overhemd. Zoo gauw er weer een windvlaag komt, dan gaan we. Als ik zeg: los, dan vliegen jullie allemaal van den lijn. O, daar komt de wind al. Nou vooruit, een, twee, drie, los. En alsof het vogels waren, zoo vlogen de Verschillende stukken, voortgestuwd door den wind, over den muur van den tuin. Steeds verder weg. Ze hadden een reus achtig plezier, maar ach, nauwelijks ging de wind liggen, of ze vielen naar beneden, bij iemand anders in den tuin. Daar waren een paar kleine jongens aan het spelen. O kijk eens, wat er nu aankomt, riepen zii, daar kunnen wij een fijn spelletje mee hebben. Nee, nee, protesteerden de kleeren, terwijl zij wild om zich heen sloegen. Laat ons alleen, wij willen niet. Laten wij weg gaan, stelde het overhemd voor. Ik zal het aan mijnheer Jansen vertellen. Op hetzelf de moment kwam de zuster van de kieino jongens den tuin in en vroeg: „Wat hebben jullie daar". O, dat is waschgoed van iemand an'ders. Daar mogen jullie niet mee spelen. Laat mij eens even kijken. Er staat een „J" op elk stuk, ik denk dus, dat het van mevrouw Jansen is. We kunnen het haar in ieder geval even gaan vragen. O, zei een van de kleine jongens, er stond ook KEKENPUZZLE. JONGENSNAMEN. Hier zien jullie verschillende cijfers en letters. Nu is de moeilijkheid om drie jon gensnamen samen te stellen. Dat lijkt jul- 1000 A X V7 x 5 1 100 TOR LV1 50 0 U IS J lie natuurlijk vreemd, om_van een reken som een naam samen te stellen, doch als je in plaats van de cijfers Romeinsche cij fers in de plaats zet, zal het jullie wel niet moeilijk vallen. De bloemen in den mooien tuin waren ontevreden, zoo zelfs dat zij besloten den raad in te roepen van den wijzen Uil, om dat zij zelf niet wisten hoe zij de zaak moesten oplossen. Want wat was het ge val?' worden. Dat was een moeilijk geval. Daar bij kwam nog, dat enkele andere bloemen begonnen te klagen over de eekhoorn, die een paar nootjes naar beneden had laten vallen, waardoor de blaadjes van een der bloemen beschadigd waren. En een ander NW; .rV:W., C j )<2@r 3uo In den mooien tuin, waar alleen bloemen stonden die buitengewoon mooi waren en heel goed werden verzorgd, waren plotse ling overal kleine wilde bloempjes te voor schijn gekomen en de tuinman had ze nog niet gezien en ze dus nog niet met wortel en al uitgetrokken en uit den tuin. verwij derd. De mooie bloemen hielden hun blaadjes bij elkaar om vooral niet met die leèlijke wilde bloemen in aanraking te komen en waren alles behalve vriendelijk tegen hen. Mijnheer Uil, die begreep, dat er heel iets ernstigs aan de hand was, kwam al spoedig met zijn toga aan, den tuin binnen vliegen en zette zich op den bank, waar even later de koningin van den tuin, een prachtige roos zich naast hem zette. De an dere bloemen kwamen in een kring rond hen heen zitten. De wijze uil vroeg wat er aan de hand was en nu vertelde Koningin Roos dat er in hun tuin vreemde indringers waren komen wonen en zij vroeg hoe die leelijke wilde bloemen verwijderd konden klaagde over de rupsen, die zoo'n schade aan hun mooie bloemblaadjes aanrichtten en, nu, ieder had wat te klagen. De uil vroeg nu om stilte en zei, dat hij er over moest nadenken. Doodstil bleven zij om hem heen zitten, en waren nieuws gierig hoe hij die moeilijkheid wilde oplos sen. Na eenigen tijd opende de wijze Uil zijn oogèn weër, kuchte eens en begon: .„Mijn lieve bloemvriendjes, eigenlijk moest ik heel boos op jullie zijn, want heeft niet een wilde bloem evenveel recht op een plekje grond als jullie allemaal? En kan een eek hoorn het helpen of een rups als hij eën paar blaadjes van jullie beschadigd. En daarbij, jullie zijn toch familie van de wil de bloemen, als de tuinman jullie niet zoo extra goed had verzorgd, zouden jullie ook nu nog wilde bloemen zijn. Wees dus wat verdraagzamer". Zonder iets meer te zeggen, vloog de wijze uil weg en geen der bloemen durfde ooit meer te klagen. een „J" op het kanten zakdoekje, dat wij verleden week hebben gevonden. Misschien is dat dan ook wel van haar. Dat is best mogelijk, zei de zuster. Neem het in ieder geval tegeiijk met de andere dingen mee en vraag het mevrouw Jansen. Mevrouw Jansen was erg blij, toen de jongens haar het waschgoed terug brachten. Ze kregen ieder een dubbeltje en gingen verheugd weer naar huis. O ja, hadden zij gevraagi, is deze zakdoek misschien ook van u? Ze ker, had mevrouw Jansen verbaasd uitge roepen, dat is mijn echte kanten zakdoek. De kleeren waren tijdens hun avontuur heelemaal vuil geworden en moesten op nieuw worden gewasschen. Dat vind ik niet eer]ijk, verklaarde het overhemd van mijnheer Jansen, toen zij, na opnieuw een sopje te hebben gehad, weer aan den lijn hingen. Ik zeg, dat is niet eerlijk om twee maal in een week te worden gewasschen. Dat is je verdiende loon, bromde groot moeders sjaal, ik zei je toch, dat het op niets zou uitdraaien. Dat is niet waar, zei de blauwe zijden sjaal; integendeel: ons avontuur heeft iets goeds teweeggebracht, want wij hébben tenminste de echte kan ten zakdoek weer ontdekt, en daarmee me vrouw Jansen blij gemaakt. TEGENSLAG. De trein was stampvol. In één coupé zat een vrouw met twee kinderen, die zich ge weldig amuseerden en een helsch kabaal maakten. Eindelijk kon een van de andere passagiers het niet meer uithouden en zei tot de vrouw: Juffrouw als U die kinderen niet bij U houdt, zal ik mijn beklag indie nen. De moeder zuchtte diep en zei: Ach me neer, de last die U heeft, is nog niets ver geleken bij die ik heb. Mijn dochtertje heeft net de kaartjes ingeslikt, mijn zoon tje heeft in de coupé hiernaast een ruit gebroken, ik heb mijn beurs thuis laten liggen en we zitten in den verkeerden trein! OH!! Jongetje: (in een heerenmodemagazijn): Ik moet een boord voor mijn vader hebben. Winkelbediende: Zoo een als de mijne? Jongetje: Nee, een schoone! VERGEETACHTIG. De professor is het verdrinken nabij en wordt op het laatste moment gered. Als hij weer wat tot ziehzelf gekomen is, slaat hij zich voor het hoofd en zegt: Hoe kan ik toch zoo vergeetachtig zijn. Ik kan warempel zwemmen. AARDRIJKSKUNDE. Mijn1 vader was een Pool. Wat interessant! Noord of Zuid? HET HEELE VERLOREN UUR. Piet had een heel uur achter elkaar niets uitgevoerd. Hij was echt lui. Hoewel hij zich dien morgen had voorgenomen om de middag door te brengen met het inplak ken van zijn postzegels in de postzegel album, was hij er over gaan zitten denken, met het gevolg, dat hij er toch eigenlijk geen zin in had en het maar achterwege had gelaten. Toen had hij geprobeerd Ie lezen, maar het boek boeide hem heele maal niet, zoodat hij het maar weg legde. Daarna nam hij zich voor zijn huiswerk te gaan maken, doch met hetzelfde resul taat, en zoo was er al een heel uur voor bij gegaan, waarin hij heelemaal niets had uitgevoerd. Plotseling zat hij rechtop in zijn stoel en staarde recht voor zich uit en daarna keek hij verwonderd om zich heen. De ka mer was veranderd in een soort van kelder, een breede, groote, kelder met glimmen- DE KOE. De nieuwe boerenknecht was aan het ploegen, maar de voren waren erg krom, zoodat de baas hem zei, dat hij het oog gericht moest houden op een vast punt in de verte. „Die koe daar, bij dat hek", zei hij, „is precies recht voor je uit. Ga daar nu recht op aan!" „In orde baas", zei de knecht en ploegde opnieuw. Toen de baas een uurtje later nog eens kwam kijken zag hij, dat de knecht schotsch en scheef, kris-kras over het veld geploegd had. „Wat moet dat beteekenen?" riep hij uit. „Nou, baas, ik heb precies gedaan, wat U me gezegd heb, maar dat stomme dier kon geen oogenblik stil blijven staan!" Oplossing: Dominosteenenpuzzle. Hier zien jullie hoe de verschillende stee- nen geplaatst moeten worden. EEN DOMINOSTEENEN PUZZLE. 9 <35 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 Hier zien jullie verschillende hokjes af gebeeld, die ieder een halve dominosteen voorstellen, Teeken dit figuur na op ware grootte en leg dan de vier steenen te weten vijf-drie, vier-drie, drie-twee en drie-blank precies op de plaats waar ze hier liggen. In het geheel zijn er in een spel acht-en-twin- tig dominosteenen, n.1. 0—0, 0—1, 0—2, 0—3, 0—4, 0—5, 0—0 1—1, 1—2, 1—3, 1—4, 1—5, 1—6 2—2, 2—3, 2—4, 2—5,2—6 3—3, 3—4, 3—5, 3—6 4—4, 4—5, 4—6 5—5, 5—6 6—6. We willen nu niet de regels v%n het spel uitleggen, doch alleen even zeggen, dat bij het dominospel het aansluiten der steenen altijd met hetzelfde nummer moet geschie den. De bedoeling is om in het bovenstaan de figuur alle hoekjes gevuld te krijgen zooals aangegeven met de drie. Jullie zien hier vier maal drie in een vierkant. Pro beer nu alle steenen zoo te leggen, dat je dus krijgt een vierkant met 4 blank, een met vier eenen, een met vier tweeën enz. Vanzelf sprekend krijg je van ieder der vier hokjes er ook weer twee, omdat er nu eenmaal 7 stukjes van ieder cijfer in het spel zijn, en zeven maal vier acht en twin tig is. Probeer de steenen nu maar eens op hun plaats te leggen. de wanden en Piet werd een beetje bang. „Waar ben ik?" vroeg hij. „Zoo", vroeg een scherpe stem achter hem, „wat wil je weten?" Piet keerde zich met een ruk om en zag een zeer vreemd uitziende man, die naast zijn stoel stond, die hoewel het eigenaar dig was, ook in den kelder stond ofschoon de stoel daar heelemaal niet op zijn plaats scheen. „Zoudt u mij willen zeggen. „Je bent in den kelder van de Verloren Uren!" zei de oude man, voordat Piet zijn zin kon beëindigen. „En ik ben het uur dat je verloren hebt". „Maar ik wilde niet.begon Piet, toen het Uur hem weer in de rede viel. „Je praat niet goed", zei hij, ,ik< ben ten val gebracht. Ik heb hie: j-.ren en jaren gewacht tot eindelijk mijn beurt zou ko men, en nu die gekomen is, doe jij er niets mee. Dat is niet eerlijk tegenover mij „Maar ik wist nietweer moest PLa zwijgen, omdat het uur hem in de rede viel. „Praat nie# zoo veel", ging hij voort, j.-jjj en je excuses, ik heb niets anders ge hoord dan excuses van menschen de laat ste vijf minuten. Enfin, ik hoop, dat je blij bent met wat je hebt gedaan". Piet wilde juist vfreer zijn mond open doen, toen de man een koptelefoon van een haak nam, deze over zijn ooren deed en ingespannen luisterde. Eindelijk legde hij de koptelefoon weer neer, wendde zich opnieuw naar Piet, terwijl zijn gezicht straalde van genoegen. „Tenslotte heb ik toch nog goed nieuws", riep hij uit. „Ik hoorde juist van het bu reau van vader Tijd, dat ik een van de be langrijkste uren van den dag ben geweest, er zijn verschillende belangrijke dingen gebeurd. Een Schotsche Collie heeft een meisje uit het water gehaald, esn jongen, die een omgewaaide boom op de rails ont dekte, is met een roode vlag de trein tege moet geloopen, zoodat deze nog tijdig kon stoppen, een lief grijs poesje heeft een goed tehuis gevonden. In Australië heeft een jon gen zijn. moeder met bedden opmaken ge holpen, in Afrika heeft een olifant met zijn slurf iemand opgenomen en op zijn rug gezet, die door een slang werd aangeval len „Ja, en verder?" vroeg Piet. „Waar heb je het over?" vroeg een be kende stem aan Piet. Deze opende zijn oogen en zag zijn moeder voor zich staan. „Niets moeder", zei hij slaperig, „ik geloof dat ik gedroomd heb". Hij stond op. „Wat heb je gedroomd?" vroeg moede1* na een oogenblik. Hij vertelde zijn droom, keek naar de klok en zei.: „Ik ga gauw mijn huiswerk maken en dan nog wat postzegels in mijn album plakken. Daarna kan ik u misschien ergens mee helpen, anders ga ik wat zitten lezen, ik moet mijn verloren uur probeeren in te halen". „Prachtig!" zei Piets moeder, „ik weet ze ker, dat het volgende uur zoo goed zal zijn, dat het verloren uur ook over jou te vreden is". RAADSELS DER VORIGE WEEK. Oplossing: Rekenpuzzle: Jongensnamen. MAX, VICTOR, LOUIS.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1933 | | pagina 6