i DF m 1 i Voor 1 i Te flink R. Pi ano= e Ongeil Wegg Land T©~ Wegens p aang betr< Repareeren IN DEN KLOKKEN WINKEL. „Weer 'n dagje om", mompelde.de oude eigenaar van den. kiemen klokken winkel, terwijl hij zijn winkeldeur sloot. De oude klokkenman, zooals hij in de buurt werd genoemd, was een ijverig man en werkte ondanks zijn hoogen leeftijd, nog tot des avonds heel laat om aan de wenschen van zijn klanten te voldoen. Hij slofte naar bo ven, na eerst verscheidene klokken te hebben opgewonden, die toen weer met frisschen moed hun vroolijk tik-tak in den. kleinen winkel deden hoorenEnkele uurtjes, toen de klokken 12 slagen lieten hooren en de oude klokkenbaas al lang in zijn bed lag, was het in den winkel een gepraat en vroolijk geroep van belang; want als de klokken eenmaal hun 12 sla gen hadden doen hooren, gingen zij elkaar de gebeurtenissen van den dag vertellen. De grootste klok was een staande, die veel plaats in den winkel innam en altijd veel wist te vertellen. De kleine klokjes, die Bog niet zoo lang in den winkel stonden, keken heel hoog naar de groote staande klok op, want die klok was al zoo oud! En wat een mooie verhalen van vroeger wist hij niet te vertellen! Dingen, die hij in zijn jonge jaren had beleefd en waar de kwam in statige rijtuigen met zwarte kleeren. Zij keken nauwelijks naar mij om en iedereen was bedroefd. Na den dood van die lieve dame werden alle meu bels verkocht en ik ging mee. Ik was heel benieuwd, waar men mij zou brengen. Langen tijd werd ik toen met veel andere meubels, in een opslagplaats gezet en reeds na twee dagen stond ik stil, want er was niemand, die voor mij zorgde. O, 'n heel langen tijd stond ik daar te wachten en ik werd op 't laatst heusch erg lui, want ik had toch niets te doen. Maar toen op 'n dag werden de zware deuren van de schuur geopend en alle meubels werden eruit gehaald en verkocht. Ik ging naar 'n huis midden in de stad. Wat 'n drukte om mij heen! Ik stond op de eerste verdie ping vlak naast het raam en kon dus goed op de straat zien. Nee maar, zooveel menschen had ik nog nooit gezien! Den geheelen dag reden daar rijtuigen en auto's af en aan en de menschen sche nen altijd haast te hebben, want de een wilde niet voor den ander wijken. In dat huis waren ook kinderen, heel lieve, die vaak verstoppertje gingen spelen en dan gebruikten zij mij wel eens als schuil- kleine klokjes met gretigheid naar luis terden. De klokken en klokjes praatten luid en veel. Sommigen waren beschei den en luisterden allen maar, misschien wel, omdat zij toch niets te vertellen had den; andere voerden het hoogste woord en. schepten, op, omdat zij dachten mooier en duurder te zijn dan hun buurman. Het lawaai werd al erger, toen de groote staan de klok op het idee kwam maar weer eens een verhaal op te diepen uit de grijze oudheid, zooals hij dat zelf zoo eigenwijs kon zeggen. „Luister 'ns, ik zal jullie weer wat gaan vertellen, als jullie stil bent, want door al dat gepraat kan ik mijn eigen woorden niet verstaan...." In een oogenblik waren de klokken stil, want luisteren naar de groote klok deden zij allen graag.En de staande klok begon: „Jullie weet, dat ik al oud ben, wel hon derd jaar en misschien nog meer", welke laatste bewering een „ach!" en „oh!" uit lokte van de kleine klokjes, die nauwelijks konden begrijpen, dat iemand zóó oud kon worden! „Welnu, vervolgde de staan de klok, toen ik er pas was, werd ik van zelf heel voorzichtig behandeld. Ik werd op een grooten vrachtwagen gelegd en naar 'n heel mooie villa gebracht. Daar werd ik in de vestibule geplaatst en alle huisgenooten kwamen om beurten naar mij kijken. De oude mevrouw in die villa was heel lief voor mij en verzorgde mij iederen dag. Zelfs de meiden vertrouwde zij het stofafnemen niet toe. Zij draaide mij ook iederen dag op en dan liep ik weer vroolijk verder. Ja, zuchtte de staan de klok, dié tijd was heerlijk. Wat glom ik mooi en wat werd ik bewonderd! Maar toen kwam er een droeve tijd, want de oude mevrouw stierf en het huis was vol verdriet. De familie van de oude dame plaatsje, maar dat vond hun papa nooit goed, want die was erg zuinig op mij. Ééns op een dag, toen de kinderen weer verstoppertje gingen spelen en de kleinste die zich in mijn huisje had verstopt, haar papa hoorde aankomen, schrok zij zoo he vig, dat ze m'n deurtje hard dichtgooide en ik van de schrik omviel! Ik werd heel stil en tikte niet meer. Ik was gebroken. Mijn baas bracht mij naar een klokken maker, maar die schudde zijn hoofd en zeide, dat ik te oud was en ik wel nooit meer goede diensten zou verrichten. Dat was jammer, want ik was graag bij die mijnheer met die lieve kinderen. Mijn baas verkocht mij toen aan een alleenwo nend heer, die iederen morgen vreeslijke haast had en altijd boos op mij was, dat ik te hard liep. Dat was niet zoo hoor, maar dat dacht hij maar. Die mijnheer was heel lui en stond altijd heel laat op des morgens, zoodat hij vreeselijk gauw moest ontbijten en op 'n holletje naar zijn kantoor moest gaan. Dat was toch niet mijn schuld, dacht ik dan en werd onte vreden. Eindelijk bracht de man mij naar dezen winkel, omdat hij dacht, dat ik geen goede klok was en veel te snel liep! Nu, ik ben blij, dat ik van dien zuren mijnheer vandaan ben en jullie zoo nu en dan nog 'n prettig uurtje kan bezorgen, door over mijn jonge jaren te spreken.... „Nu, daar zijn wij ook blij om", sprak 'n klein wekkertje tevreden, die heel aandachtig naar liet verhaal had zitten luisteren. En alle klokken en klokjes stemden hiermee in. „En nu gauw gaan slapen, vermaande de staande klok, want morgen is onze oude baas al weer vroeg op...." De klokken wenschten elkaar goeden nacht en na en kele minuten was het doodstil in den klok ken winkel. BELOONDE EERLIJKHEID. Er was eens een klein meisje, dat haar ouders had verforen. En daar zij geen fami lieleden bezat, kwam zij bij vreemde men schen in huis, bij wie zij moest wenken en daarvoor ontving zij eten, slaapgelegenheid en een karig loon. Deze menschen waren, hoewel rijk, erg gierig en gunden zichzelf noch de bedienden meer dan het noodza kelijke. Al het geld, dat zij met den handel verdienden, wend in huis gehouden en des avond als de dienstboden naar bed waren, haalden zij het geld te voorschijn van de plaats, waar zij het verstopten en iederen avond opnieuw telden zij hun schatten na. Op zekeren avond ontbrak er een klein bedrag en na lang zoeken kwam het nog niet terecht. Dat moest dus gestolen zijn. Maar door wie? Zij peinsden zich "moe en tenslotte waren zij er van overtuigd, dat het moest zijn weggehaald door Greetje, het weeskind, dat den gansohen dag was thuis gebleven, terwijl de andere bedienden aan het werk waren op het land. Niemand an ders kon het dus zijn geweest. Den volgenden morgen ging de familie naar het meisje haar kamertje en door zocht alle kasten en laadjes en' waarlijk zij vonden het geld. Het was wel niet zoo veel als er werd vermist, maar in elk geval was het geld! En hoe kon Greetje, die zoo weinig verdiende, dit hebben be spaard? Zoo praatten zij en riepen Greetje ter verantwoording. Niettegenstaande het arme kind op eerewoord verklaarde niets van den diefstal te weten en het gevonden geld zeide als door haar zelf te zijn gespaard van wat zij verdiende en wat ze er een enkele keer als belooning voor bewezen diensten van anderen had bijgekregen, ge loofden de koopman en zijn gierige vrouw haar niet, maar namen haar geld nog af en joegen de kleine dievegge, zooals zij haar noemden, de deur uit. Daar stond het kind, zonder geld, niet toegestaan haar kleeren mee te nemen, alleen op de wereld! Huilend liep zij het dorp uit, het groote, groote bosch tegemoet, zonder te weten waarheen zij zich moest wenden, liep zij het woud in en dwaalde daar rond, zonder eenig doel, tot zij in de verte een vriendelijk huis je zag staan. Wat moest zij zeggen? Dat ze werd beschouwd als een dievegge en dat ze was weggestuurd? Maar dat ze toch heusch onschuldig was? Ze wist niet wat ze moest zeggen, de menschen zouden haar immers niet gelooven. Daarom zette zij zich op een boomstam neer in de nabijheid van het huisje en bleef daar zitten, niet wetend wat te doen. Hoe lang ze daar had gezeteirf wist zij niet meer, maar plots werd haar' aandacht getrokken door een grappig kleine eek hoorn, die op den grond voor haar voeten speelde en schijnbaar haar aandacht tracht te te trekken. Toen het diertje zag, dat Greet naar hem keek, ging het recht over eind zitten en sprak: „Greetje, ik weet, dat je verdriet hebt en dat je droef en terneer geslagen bent, omdat je onschuldig wordt verdacht een dievegge te zijn. Je bent een net en eerlijk meisje en toch hebben de menschen je uit huis gejaagd. Daarom wil ik je helpen. Zie hier een gouden ring. Neem den ring en ga er mee in het huisje, dat je daar ginds ziet. Daar vindt je een oude vrouw en vertel haar, dat je een ande ren ring, dien ze in de hangklok heeft ver stopt, moet hebben. Zij zal dien eerst niet willen geven, maar dan doe je net of je zelf den ring uit de klok wilt halen. Dan zal ze wel opstaan en je den ring geven. Doe hem aan den ringvinger en verlaat het huis je. De rest komt verder in orde. Sprakeloos had Greetje geluisterd naar de woorden van den eekhoorn. Wie zou ook kunnen denken, dat zoo'n klein diertje zulke dingen kon zeggen! En geheel werk tuigelijk nam zij den ring aan en hield hem in de hand. Nog wilde zij wat zeggen, maar er was plots geen eekhoorn meer te zien en toch hield zij den gouden ring in de hand Het was dus geen droom of sprookje ge weest, want den ring kon zij voelen, die bestond! Zoo liep zij naar het huisje toe, nog steeds niet wetend wat het eigenlijk te beduiden had. En geheel zooals zij had gedacht, zag zij een oude vrouw in het huisje zitten. Toen begreep ze, dat het dus inderdaad waar was en ze sprak tot de vrouw: „Geef mij dien ring, die in de klok is verborgen". De vrouw beweerde, dat zij van geen ring wist, maar Greetje begon: „Als je mij den ring niet geeft, zal ik hem zelf moeten nemen.Ze stond op en wilde naar de klok toeloopen, doch nu rees ook de vrouw van haar stoeltje en liep naar de klok, open de het deurtje en haalde er een ring uit, dien zij aan Greetje gafDeze nog steeds de woorden van den eekhoorn in het hoofd hebbend deed den ring aan den ringvinger van de linkerhand en trad weer naar buiten. Maar wat was dat? het gamsohe bosch was verdwenen, alleen een prachtig park met schitterende bloemperken en mooie groote lanen zag zij, een weelde voor het oog! Aarzelend en er niets van begrijpend, liep Greet en als in een droom genoot zij van de bloemengeur en bet mooie om haar heen. Plots stuitte zij op een slapenden jonge man, die door haar voetstappen wakker was gemaakt. Greetje werd verlegen en liet het hoofd hangen, want zij dacht aan de vuile kleeren, die zij droeg.... maar toen zij haar oogen op de jurk vestigde, zag lij dat haar kleeren heelemaal niet oud en vuil waren, integendeel, zij droeg een mooi kleedje van goud-ibrocaat en zijde. Nu wist zij waarlijk niet meer, dat zij er van denken moest en vragend keek zij den jongeman aan, die zich tot haar over boog en zei: „Luister, dit park hier mag alleen EEN AARDIG SCHILDERIJTJE VOOR JE KAMERTJE. Hierbij zien jullie een schattig plaatje, waarop jullie weer je krachten kunt be proeven. Heeft een van jullie aanleg voor teekenen dan zou het wel leuk zijn om het plaatje na te teekenen en dan pas te kleuren. Het zou bijvoorbeeld een aardig prentje zijn om in je kamertje op te han gen. Mocht je dit laatste van plan zijn dan moet je als volgt te werk gaan: je knipt het plaatje heel voorzichtig uit de krant en plakt dit op een stuk stevig wit papier en legt het tusschen een boek of onder iets zwaars. Als het goed droog is ga je het met kleurpotlood kleuren. Het staat erg aardig, als je de zon goudgeel, het gras en de bladeren van de bloemen groen, de boomen rood, de gieter licht geel, de vleugeltjes van het elfje lichtblauw maakt en voor de rest kun je zelf wel leuke kleurtjes bedenken. Ben je hier mee ge reed, dan knipt je het gekleurde prentje weer uit en plakt het nu op een stak don ker gekleurd karton en als het goed droog is snijdt je het karton mooi recht af, zoo dat je om het gekleurde prentje een_mooie rechte donkere omlijsting krijgt, een z.g. passe-partout. Je schilderijtje is nu klaar en met een paar punaises kun je het nu in je slaapkamertje aan den wand vastste ken. Mocht je soms een grooten broer hebben, die handig kan knutselen, dan wil die misschien wel een aardig lijstje om het schilderijtje maken. betreden worden door een meisje, dat altijd eerlijk is geweest en dat den hing van het oude vrouwtje heeft. Ik zie, dat je dien aan hebt en dus moet je wel eerlijk zijn. Welnu, mijn ouders heb ben voor mij op een eerlijk meisje gewacht, omdat ik niet dan met een eerlijk meisje wilde trouwen. Zie, ginds staat ons L.U <-•: Greetje was nog steeds sprakeloos en be greep niet, wat zij er van denken moest. Zij dacht nog steeds, dat zij droomde. Maar de jongeman vroeg: „Wil je mijn vrouwtje worden, Greetje, dan wordt je een prin ses" En Greetje aarzelde niet lang en knikte toestemmend. De ouders van den prins, die intusschen kwamen aangewan deld, glimlachte vriendelijk tegen Greetje en des avonds was er groot feest op het kasteel ter eere van het bruidspaar. En zoo werd Grertje's eerlijkheid rijke lijk beloond hoort 't niet eens. Hollen, hollen, totdat hij plots in zijn vaart wordt gestuit door een schoorsteenveger, die om den hoek gaat en de botsing is vrij pijnlijk ook. Tot overmaat van ramp geeft de schoorsteenveger hem nog 'n ferme tik. En op school gekomen, geeft meester hem 'n uitbrander om zijn luiheid! Nu Jan, je begint je dag mooi hoor! DE LANGSLAPER. Al hooger en hooger klom de zon en scheen in het kamertje, waar Jantje lag te slapen. Zij waarschuwde hem, dat bet nu toch werkelijk tijd werd om op te staan. Maar Jan vond dat het veel te vroeg was en liet het zonnetje rustig schijnen Hij keerde zich nog eens fijn om en wreef met de vuistjes in zijn slaperige oogen. „Nu al tijd!" En het was vandaag nogal de eerste dag, dat hij weer naar school moest; de vaoantie was voorbij gevlogen, bijna zonder dat je 't zelf bemerkt. Jantje hoorde niet hoe buiten de wakkere vogel tjes kwetterden en pret hadden en stoeiden in den grooten perenboom, vlak voor zijn venster. Vaak had hij maar het gevederd volkje staan kijken, maar nu, neen, nu was het niet mooi, want nu moest hij het bed uit, en naar school. Hè, wat naar toch, om weer naar school te moeten gaan. Plotseling hoorde Jan moeders stem: „Gauw Jan, of je komt te laat op school!" Eindelijk kroop de langslaper uit zijn bed je. Verdrietig en o zoo langzaam zocht hij zijn kleeren bijeen en geeuwde nog van slaperigheid. O wee! daar sloeg het al half negen. Gauw, gauw. Waar is mijn schrift, mijn penhouder en mijn boek?" En haast-je, rep-je gaat het naar boven om ze bij el kaar te zoeken. Dan weer op een holletje naar beneden, roef! van de trapleuning ge gleden, dat ging vlugger Doch daar haakt iets. Krits, krak, klinkt het.Wat is dat? Zijn broek is gescheurd aan een spijker, dien hij zelf aan de trap leuning heeft geslagen. Wat nu gedaan? Zijn andere daagsohe is versierd met een mooie groote inktvlek en zijn Zondagsche is gis teren in onzachte aanraking geweest met een doornhaag in den tuin. Verdrietig zegt moeder: „Jan, Jan, wan neer zul je toch eens leeren op tijd te zijn, dan zou je ook ndet zoo slordig op je klee ren zijn.... Moeder zal de scheur wel gauw maken; terwijl Jan staat te popelen van ongeduld, want daar luidt de schoolbel al. Ongeduldig roept hij: „Zie je nu wel, daar luidt de schoolbel. Nou kom ik wéér te laatl" Eindelijk, de scheur is gemaakt, gauw aangekleed en roets! de deur uit. „Niet zoo v/ildl" roept moeder hem nog na, maar Jan DE LYBEL LEERT DE BIJ DANSEN. Het was een prachtige winteravond. De zon was juist als een mooie groote oranje- bol ondergegaan, terwijl de maan haar zilveren stralen over de aarde goot. De dieren, die den zonsondergang hadden ga degeslagen, vertelden nu tegen elkaar wat zoo'n zonsondergang toch mooi kan zijn. En de dieren, die de maan te voorschijn hadden zien komen, waren verheugd en vertelden tegen elkaar, wat prachtig de zilveren manestralen toch zijn. Des win ters woonde de lybel altijd bij de bij in huis en samen hadden zij door het raam den zonsondergang staan bewonderen. Daarna waren zij gaan eten, hadden, toen zij gereed waren, samen de tafel afge ruimd, de vaten gedaan en opgeborgen en keken door het venster naar de maan. En toen de maan haar stralen op de aarde wierp, had zij nog een kleine straal over, welke zij door het venster aan de vrienden gooide. Het huisje van de bij was nu zóó verlicht, dat zij niet eens het licht be hoefde aan te steken. Zooals jullie na tuurlijk weet, is het heelemaal geen ge woonte, dat een bij en een lybel in het zelfde huisje wonen; maar zij waren al jaren lang zulke goede vrienden, dat zij niet graag den winter alleen hadden door gebracht. „Als het nu zomer was, sprak de lybel, zou het een nacht zijn om te dan sen". „Ja, dat is zeker waar, Lybel", ant woordde de bij, „maar jammer is het, dat ik niet kan, dansen". „O, dat zal ik je wel leeren", riep de lybel. „Laten wij de tafel tegen den muur zetten en dan moet jij hier gaan staan en. ik daar!" „Er is hier niet zoo veel ruimte als zomers buiten op het veld", begon de lybel weer, „maar dat geeft niets. We zullen dan wat kleinere sprongen maken, voor- en achteruit". „Ik zal wel altijd kleine sprongen moeten ma ken met mijn korte pootjes", mompelde de bij. „Nu opletten bijtje; doe nu precies, wat ik je voordoe, en niet brommen, want dat komt nu niet te pas. Hup één, hup twee, Jump!,en de lybel maakte twee kleine sprongetjes en een „jump". „Hup één, hup twee, jump!" zei nu de bij en maakte ook twee sprongetjes en een „jump". De sprongetjes warren allen heel klein, want de bij kon niet veel uitrichten met zijn korte pootjes. „Heel goed!" riep de lybel enthousiast. „Nu achteruit, hup één, hup twee, jump!" Dat was lang niet zoo gemakkelijk, maar het bijtje bracht het er nogal goed af. „Nu nog een voor uit; m'n beste bijtje, je bent 'n begaafde danseres! lachte de lybel. „Nou, ik ben blij, dat je dat vindt, lybel, antwoordde de bij en lachte ook. En verder sprongen zij weer, eerst de lybel en dan de bij „Hup één, hup twee, jump! Ze kregen er bei '.cn plezier in en toen de maan achter de wol ken schuil ging en het tijd werd om te gaan slapen, kon het bijtje al bijna even mooi dansen als de slanke lybel. •ca mooie Ma •n muziekboekei flets met Ëlec. Van Lennepiaai Gevraagd we ..•oor den dag. Van Weedesi laangeboden a {Br. onder No. tSoester Bladei met kookgelej Snel. licht. Br. onder No. 918 fcer Bladen. een kleine eend belooning terug tering pad 8, Sot (Te koop, blok £en (in aanb Stand. Prim: 2 Woningen v< No. 919 bur. Bladen. een goed onder chine, merk „Si en een waschn prijs f 22.50 a o J\dres Nieuwewi 2 hout. Led. me 8 stoelen, eenige kroontje. Alles 2 Galenkamppelsw Meisje uit besi Huishoudschoo passende tij kinderen oi Ihouding bij Br. No. 922 b 'Jer Bladen. van 1 t/n HANDLEED [HETTY JEAb W10DERNE H, flde Firma RE iKOSTERS te 'iOeopend ieder A'oorm. tot 9 l Heideweg 12, gevraagd op m atelier.routine te melden; 's en 7 uur. C. ningiiinelaan 6, AGENT

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1934 | | pagina 2