De „oudste" Bewoners van Nederland* Zevenhonderd eeuwen geleden was ons land bewoond. Banbrekend werk van Nederlandsche archeologen Jpas-Pèlès,olithicuir, i MeiolitNicum. Jo l&eolithic. U rv^ II 'door H. J. POPPING. WE lezen tegenwoordig in de bladen van de opgravingen op het Domplein te Utrecht Daar tracht, men door het blootleggen van lundamen ten, door het opsporen van oude voorwerpen, iets meer te weten te komen van de menschen die hoogstens twintig eeuwen geleden ons land bewoon den. Twintig eeuwen Die tijd liikt zoo lang voor ons menschen, die een sterveling van 80 jaar reeds oud noemen. Maar hoe jong is die Romeinsche beschaving van het Domplein'en hoe jong waren de Germaan sche stammen van dien tijd. die we thans als „oudste" van ons land kunnen noe men. De 20 eeuwen worden 200 eeuwen en vrijzeker nog veel meert De schoolboeken leerden ons. dat vóór de 'Germaansche volkeren, als Friezen en Ba taven, andere stammen ons land hebben bewoond, die voor hun dooden de hunebed den bouwden. We wisten verder, dat in an 'dere landen, vooral in Frankrijk, nog vroe ger menschen hadden geleefd, zelfs nog veel vroeger doch tot voor enkele jaren noemde Nederland de hunebedbouwers als zijn oudste bewoners. De vondsten der laatste jaren hebben echter, dank zij ijve rige nasporingen in den bodem en wel voor namelijk door leeken-archaeologen, een geheel nieuw licht geworpen op de voor historie van ons land. lijnd en nauwkeurig onderzoek op te spo ren. Meer en meer blijkt echter, dat een groot deel van ons land do mesolithische bevolking heeft gekend. De totdus verre gevonden nederzettingen uit het oud steentijdperk (palaeothicum) zijn spaarzamer Maar men vergete niet. dat een ernstig onderzoek eigenlijk nog pas is aangevangen. Veel hangt van het toeval ai Gelijk ons reeds is gebleken, kunnen we in de veen en van ons land, naast de vuur steen en werktuigen in deri"zandgrond, nóg werktuigen van hoorn en béóri'uit hét mid den- en oud-steentijdperk1 verwachten. Hier hangt echter vpel van het toeval af: een speciale opsporingsdietót hiervoor zou te kostbaar worden. Het oud-steentijdperk wordt over het algemeen in zes perioden verdeeld Hiervan zijn in volgorde van het jongste naar het oudste, hét eerste en derde thans in ons tand geconstateerd. De vindplaatsen liggen te Drunen (N Br.): in de omgeving van Rispeet \Veluwe) en langs de rivier De Kuinder in Friesland Het spreekt vanzelf dat na verloop van tijd wel meer stations zullen worden ontdekt. Toen Nederland door ijs bedekt was. Twee der Kuindcr-néderzettingen belmo ren tot het derde tijdperk van het palaeoli- t.hicum, dat naar een bekende Fransche vindplaats het Aurignacien wordt ge noemd. Door gelukkige omstandigheden kon uit een ter plaatse door Dr. W. Beije- rinck ingesteld onderzoek naar stuif meel - korrels in de bodemlagen worden geconsta teerd, dat de dragers van deze cultuur hier hebben gewoond vóór de grootste uitbrei ding van den laatsten ijstijd plaats had Zooals bekend, hebben in den laatsten ijs tijd de ijsmassa's de Elbe niet overschre den; in ons land hee.rsch.te toen echter een NeoliTnlcurrv De archaeologen hebben het steentijdperk d.i. het tijdperk in de geschiedenis der menschheid, voordat deze het gebruik der metalen kende verdeeld in drie tijdvak ken: het jong-, het midden- en het oud steentijdperk. Het eerste telt slechts en kele duizenden van jaren, het tweede rond 10.000 jaar; het oud-steentijdperk is voor ioopig nog niet juist in cijfers aan te ge ven, maar gaat de 100.000 jaar ver te boven! Nageiaten resten De stammen uit den jong-steentijd (neo lithicum) hebben ons betrekkelijk veel resten van hun bestaan nagelaten. Men vindt in ons land nog de grafheuvels en hunebedden, waarin-vele van hun wapens en werktuigen worden teruggevonden als steenen bijlen, hamers, pijlspitsen, mes sen en aardewerk van leem of klei ge bakken. Spaarzamer, of liever, veel minder in het oog vallend, waren de relicten uit het mid den-steentijdperk (mesolithicum). Aarde werk kenden de stammen uit deze periode vermoedelijk nog niet. Een dooden-cultus. die gedenkteekenen achterliet gelijk in het jong-steentijdperk, bad men niet. Van hen heeft onze zandbodem alleen bewaard de vuursteenen werktuigen, die in dit tijdvak over het algemeen zeer klein zijn en daar om ook mikrolithen worden geheeten (mi- kro: klein;; lithen: steenen). Het moet daarom geen verwondering wekken, dat deze culturen zoo lang over 't hoofd gezien zijn in ons land; ze zijn alleen bij vast om- arctisch klimaat. Vrijzeker hebben de stammen hier toen als nomadenhorden ge zworven en in de eerste plaats op rendie ren gejaagd. Zijn nu deze menschen de oudste bewo ners van Nederland geweest? Dit is nog geenszins vaststaand Vóór dat de Aurig- nac-mensch hier rondzwierf omstreeks den laatsten ijstijd (volgens vooraanstaande geologen zelfs 70 000 jaar geleden) heersch- te hier een milder klimaat. Waarom zou de mensch, die in dien tijd in Frankrijk, Bel gië, Zuid-Duitschland en Engeland leefde, nok niet ons land hebben bezocht? Cul tuurresten van hem, in den vorm van vuursteenwerktuigen, zijn nog niet gevon den; maar dit behoeft nog geen reden te zijn h priori dezen nóg ouderen mensch in Nederland te ontkennen. Maar steeds ver der terug in de grijze oudhë'i'd'zullen allicht de relicten van de vertegenwoordigers van óns geslacht steeds spaarzÓnVér Worden en zal het steeds moeilijker wórden ze op te sporen. Maar toch, laten we voorloopig nog niet spreken van de oudste bewoners van ons land, doch van de „tot op heden bekende oudste bewoners." De verschillende tijdperken. Bij dit artikeltje geven we eenige af beeldingen van werktuigen, gegroepeerd volgens de perioden. Nu moet men die pe riode-indeeling niet te streng opvatten. Er is natuurlijk geen scherpe scheidingslijn tusschen de verschillende tijdperken; ze GEREGELD kan men lezen over de vele duizenden jaren oude geschiedenis der Egyptische koningsgraven. Maar men behoeft niet naar Egypte te gaan om zulke oude culturen te ontdekken. In ons eigen vaderland heeft men vond sten gedaan van een beschaving die minstens 200, waarschijnlijk echter nog honderden eeuwen meer, oud moei zijn. H. J. Popping. Het is de groote verdienste van den heer H. J. Popping te Oosterwolde, die op zijn gebied een wereldvermaardheid bezit, de oude beschavingsresten aan het licht te hebben gébracht. Wij vonden dezen knappen ar cheoloogdie in ons land alleen in wetenschappelijke kringen be kendheid geniet, doch bij het groote publiek weinig bekend is, bereidvoorons 'n geïllustreerd artikel te schrijven over de oud ste bewoners van ons land. Wij prijzen ons gelukkig door deze publicatie te kunnen mede werken aan het meer bekendheid geven aan ditzeer belangrijke, wetenschappelijke onderzoek. De heer Popping is de ont dekker van de Kuinder-nederzet- tingen in Frieslandwaar 70.000 jaar geleden menschen hebben gewoond. De verzameling van archeolo gische vondsten van den heer Popping is de grootste op dit ge bied in Nederland. Voor belangstellenden is dit museumhetwelk te zijnen huize te Oosterwolde is ondergebracht, steeds te bezichtigen. Werktuigen van hertshoorn uit het midden-steentijdperk. loefpen soms onmerkbaar in elkaar over Van elke cultuurgroep hebben we eenige markante typen afgebeeld. Op foto no. 1 hebben we een verzame ling wapens èn Werktuigen uit het jong- steentijdperk weergegeven Het groote voor werp is een slijpsteen, waarop een bijl is gelegen. Op dergelijke fijnkorrelige zand- steencn, die soms diep zijn uitgesleten, werden bijlen en hamers geslepen. Het jong-steentijdperk onderscheidt zich ook daarin van de oudere culturen, dat de mensch toen de steenen voorwerpen mede door slijpen bewerkte. Als grens naar de oudere perioden wordt soms ook het ver vaardigen van aardewerk aangenomen. De vijf kleinere figuren op deze foto ver- toonen, van links naar rechts: hamer, dolk of lanspunt, zaag, bijl, hamer. De pentèekeningen op de groep „Neoli- thicum" geven een zestal vuursteenen pijl spitsen weer. Nos. 14 zijn voorzien van bewerking over de geheele vlakken (z.g. vlakretouche). Deze bewerking vertoonen ook de dolk en zaag van foto I. Een derge lijke behandeling van liet vuursteen-mate riaal is wel het meest volmaakte en schoon ste op dit gebied; het spreekt van een groote kennis van de structuur en eigen schappen van het materiaal en een bijzon dere vaardigheid bij de fabrikanten. Te vens vertellen deze werkstukken en crouwens ook vele hamers en bijlen van het gevoel voor fraaie vormen bij den primitieven mensch. De nos. 5 en 6 zijn oudere typen van pijl spitsen; ze komen o.a. in de hunebedden voor. In de langere periode van het midden steentijdperk krijgen we geheel andere vormen De geslepen werktuigen verdwij nen, of liever, zijn er nog niet. Deze cultu ren kenmerken zich door kleinere vormen. Van vele dezer bewerkte brokjes vuur steen staat nog niet vast op welke manier of voor welk doeleinde ze werden gebruikt. Vele zullen zijn benut als pijlspitsen; an dere misschien als inzetten in houten har poenen. Werd in het neolithi.um reeds eenige akkerbouw beoefend en was men daar in het beginstadium van de veeteelt, waardoor men meer aan vaste woonplaat sen was gebonden, de mensch uit het mid- densteentiidperk was nog geheel de zwer ver. Hij was in de eerste plaats jager en visscher. Vandaar ook, dat we op zoovele zaridkoppen temidden der veengebieden d.i. de door hem nagelaten vuursteen werktuigen vonden Een veen van thans was toen geheel of gedeelijk een waterplas of een aaneenschakeling van plassen. Voorwerpen van hout en hoorn Behalve werktuigen van vuursteen had den onze voorouders natuurlijk ook ge bruiksvoorwerpen en wapens van hout been, en hoorn. In den poreuzen zandgrond zijn deze reeds lang vergaan. De conservee rende veenen leveren sporadisch nog de werkstukken van herteg- of rendiergewei op. Op foto II komen ee'n tweetal voorwer pen voor, vervaardigd uit het gewei van edelherten. Ze zijn door middel van vuur- steenvverlctuigen afgesneden 'doorgekerfd) aangepunt en in het midden doorboord. Dergelijke stukken zijiï in ons land nog zeer zeldzaam, De voorwerpen in kwestie verkregen we uit het dal van de Kuinder. De vormen der vuursteen werktuigen van het jong-palaeolithicum I (die ge plaatst moeten worden in het z.g. Magda- ienien, wederom naar een bekende Fran sche vindplaats) verschillen zeer veel met de jongere De hier afgebeelde (nos. 17-25) zijn afkomstig uit Elspeet en' Makkinga. In dezen tijd valt het hoogtepunt van de Steenen werktuigen en wapens uit hel jong-steentijdperk In het Aurignacien begint de been- en hoornbewerking tot bloei te komen, om in het Magdalenien haar top te bereiken. Het is te hopen, dat men in ons land wat meer aandacht gaat schenken aan de veenver- gravingeti, om te trachten ook hoornen werkstukken uit die periode machtig te worden. Nomaden, De mensch uit het jong-palaeolithicum was in ons land nog geheel nomade. Ver moedelijk heeft hij zeer vele malen tijde lijk dezelfde terreinen bewoond, omdat hij, nog geheel levend in een milieu met de wilde dieren, deze op hun trekwegen volgde. Afgaande op het zeer groote aantal werktuigen, dat de palaeolitische stations bevatten, moet men concludeeren, dat deza zeer langL of zeer vaak bewoond zijn ge weest. O.ï. is er voor de tweede mogelijk- gelijkheid de grootste Waarschijnlijkheid. been- en houtbewerking van den praehis- torischen mensch. Hiervoor zijn vrijzeker de vuursteenwerktuigen met fraaie pun ten en inkervingen gebruikt. In de grotten in zuidelijker, bergachtige streken, die eenmaal hebben gediend als woonplaats der menschen uit die periode, heeft men beenen werktuigen gevonden, die voorzien waren van fraai graveerwerk. Hiervoor be nutte men de stukken volgens het type nos. 21, 26 en 31, z.g. graveerstiften of bu rins. Onze, thans nog, oudste Nederlandsche groep omvat werktuigvormen afgebeeld bij Jong-palaeolithicum II. De hier gere produceerde komen uit de nederzettingen ,ie .Oosterwolde en Donkerbroek Hoewel er verschillen zijn aan te wijzen met de stuk ken' der voorgaande cultuur, deze zijn niet zoo overwegend, als tusschen die der jon gere tijdvakken. Een overzicht van den geheelen inventaris van een station (dal met de afval duizenden nummers telt) geeft natuurlijk beier inzicht en geeft duidelijker de verschillen aan, dan we hier in een beknopt artikeltje kunnen ge ven. Karakteristieke vormen in deze cul tuurresten plaatsen ze in het tijdvak van het Aurignacien Door de internationale archaeologie zijn aan alle werktuigvormen namen gegeven: omschrijving hiervan zou hier echter te ver voeren. Men raadpleee hiervoor een boek je op archaeolcgisoh gebied. De nederzetting te Oosterwolde bevatte vele brandkuilen (resten va-< lagervuren) van deze zoo oude bevolking. Opmerkelijk is, dat drie groote palaeolithische stations op zandlcoppen direct aan het Kuinderdal liggen. Men zal hier te doen hebben met plaatsen van overgang (voorden) voor mensch en dier. Het is pas in de laatste jaren, dat we in Nederland kunnen spreken van culturen van tienduizenden jaren terug, maar de ontdekkingen zijn elkaar snel opgevolgd. We hebben reeds eenige palaeolithische nederzettingen te pakken gekregen met een inventaris van duizenden werktuigen. Onze overtuiging gebaseerd op de er varing van het thans reeds verkregene is, dat ,de bodem van Nederland op dit ge bied nog «schatten bevat. Laat ons hopen, dat we na de werktuigen van den mensch van voor misschien zelfs 70.000 jaar ook nog de relicten van nog oudere culturen te pakken krijgen. We achten dit geenszins onmogelijk. De werktuigen volgens de penteekenin- gen zijn op ware grootte afgebeeld; op de foto's geeft de dubbele decimeter de ver houdingen aan De afbeeldingen zijn allen genomen naar süikken in bezit van den schrijver. (Nadruk verboden. Alle rechten Vereenigde persbureaus, 's Graven- hage.)

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1934 | | pagina 8