Oorlo g sherin nering en De Overweldiging van België. !n Luik. Voor Huis en Tuin Bont Allerlei. Uit de lijnen van de hand. Eventjes Lachen. Herinneringen aan de omzwervingen van een oud- oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen. v IK heb dezen öag reeds bijna 30 K.M. jEjeloopen, als ik eindelijk het dorp Aegen- ienau benader. Het plaatsje is vrijwel on beschadigd, maar burgers zie ik er niet; 'ze houden zich vermoedelijk schuil in de 'kelders der woningen, uit vrees voor de granaten, welke nog steeds en onophou delijk over en weer door de lucht klieven. In Cherath liggen spoorwagens over den weg, waar deze de spoorlijn Visé Luik kruist; verderop zie ik een prikkel draadversperring, omgekapte boomen en slierten ijzerdraad. De Duitschers hebben den boel zoodanig opgeruimd echter, dat ze een smallen doorgang hebben. De open legerauto's, waarin officieren zijn gezeten, zijn voorzien van zware beu gels, welke van vóór naar achter gespan nen zijn. Ze hebben een scherpen boven kant. Deze beugels dienen om ijzerdraden door te snijden, welke mogelijk door den vijand over den weg kunnen zijn gespan nen. De beugels komen boven de hoof den der inzittenden uit, voor wie ze een afdoende bescherming vormen. In deze gemeente gaat een man rond, die de muren beplakt met proclamaties, waarin den burgers wordt beloofd, dat hun grond en eigendommen zullen worden gespaard, wanneer bevelen en reglementen stipt zullen worden opgevolgd. Deze man is de eenige burger, dien ik op mijn doortocht zie. Buiten Cherath staat een legerauto tus schen enkele omgelegde boomen; twee officieren en drie minderen staan om een kaart, welke op den grond ligt gespreid en tusschen de militairen in staat een jong meisje van nauwelijks 20 jaar, het welk blijkbaar wordt gedwongen om in- lichtingen te geven, het meisje huilt. Een der officieren houdt me aan, maar na onderzoek van mijn papieren mag ik toch weer doorgaan. In Jupille ligt een schipbrug, welke op dat oogenblik echter niet wordt gebruikt, ik zie hier ontzaglijk veel Duitsche troe pen; ze behooren tot de legers, welke tusschen de forten van Luik door, Bel. gic zijn binnengedrongen en enkele dagen later, met de nog niet genomen forten in den rug, bij Haelen slag leverden tegen de Belgen. Het is een imposant gezicht om die machtige legers van de hoogten aan den Oostelijken Maasoever te zien neerdalen. Als ze beneden zijn, betreden ze den weg naar Visé, dien ik zooeven ben komen loopen; ze gaan bij Lixhe over de Maas en volgen daarop den weg naar Tongeren. Lang blijf ik naar de neerdalende legers kijken, ook omdat ik uiterst vermoeid ben en wat rusten wil. Ik zie uhlanen, kurassiers, infan terie, artillerie en den z.g. trein. Het Is een imposant gezicht; de manschap, pen zitten keurjg in hun uniformen; de paarden hebben alle nieuw tuig. De sol daten zingen vaderlandsche liederen, trotsch en bewust rijden de officieren tus schen de afdeelingen in, waarvan velen Öe omgeving hooghartig door eeen mo nocle bezien. Ik was de eenige burger, die het ge- Idoe stond te bekijken en het voorwerp van stomme verbazing van allen, die langs me heentrokken. Het was duide lijk te zien, dat niemand wist, wat-ie van me denken moest: een soort burger in een semi-militaire uitrusting! Als ik een of anderen commandant zag, groette ik en hoewel dat vaak weifelend ging als regel werd ik dun behoorlijk terug gegroet. Eén officier was het geval blijk baar te grijs; hij trad uit den troep en vroeg me, wie en wat ik was. Een vluch tig onderzoek van mijn papieren bevre digde ook hem. Ik geloof, dat het goed zou zijn om den lezer intusschen eenig inzicht te geven in de mate van gevaar, welke mijn po sitie tijdens de beschreven wandeling opleverde. De situatie was zóó, dat nog 'geen enkel fort van Luik was gevallen; stuk voor stuk werden die forten door de Duitsche artillerie beschoten en de be zetting der forten liet zich natuurlijk even min onbetuigd, doch hield bepaalde pun ten, als de Duitsche artilleriestellingen, enkele knooppunten van wegen en b.v. de schipbrug te Lixhe, onder vuur. Ik wan delde dan ook voortdurend onder een ra- zenden donder, maar toch 1de ik me na korten tijd betrekkelijk veilig, hoewel ik door twee fortenlinies moest heenbre- ken om te trachten Luik te bereiken. Leeken stellen zich een vuurlinie wel eens voor als een oord, waar de kogels en granaten neeerkomen als regendruppels bij een donderbui. Zóó is de werkelijk heid niet, althans niet in den bewe gingsoorlog. Het Belgische veldleger had Luik al dadelijk prijsgegeven, zoodat er dus weinig of geen kans was, dat ik in een infanterie-botsing bekneld zou ge raken. De artillerie der forten stuurt haar granaten natuurlijk niet luk-raak door de lucht; ze heeft bepaalde belangrijke doel punten, waarop wordt gericht en alleen wanneer men die doelpunten moet bena deren, loopt men doodsgevaar. Dat was. toen ik in Lixhe bij de schipbrug werd opgehouden, maar mijn verderen tocht naar Luik is betrekkelijk zonder gevaar ge weest. Wél beloopt men natuurlijk kans, dat de artillerie der forten plots een nieuw doelpunt kiest, in welk geval mijn positie onverwachts hachelijk had kunnen worden. De meeste vrees heb ik onderweg ten slotte gehad voor kleine uhlanen-patrouil- les, welke je soms met getrokken en ge richte pistolen voorbijsnelden. Ruw volkje was dat en ik geloof, dat ik als eenig passant op den weg wal een kogel van den een of ander zou hebben gekregen, wanneer tenslotte mijn uitmonstering geen twijfel zou hebben gewekt over de vraag, of ik wel een „gewone" burger was. Respect had ik voor de Duitsche vlieg tuigen, de Taubes, welke boven me cir kelden om de uitwerking der granaten op de Belgische forten te controleeren. Bom men werden in die eerste oorlogsdagen nog niet veel gebruikt behoudens om vijandelijke vliegtnigparken te vernielen maar ik wist, dat Dui sche vliegeniers vijandelijke infanterie bestookten met een vrij primitief, doch gevreeesd wapen: ze wierpen soms bundels ijzeren drie-hoekige pijltjes omlaag, een soort steekbijfeitjes, Zoo'n bundel kreeg in den val een groote spreiding en kon, als ze in een troep soldaten terecht kwam, heel veel onheil uitrichten. Dit primitieve aanvalswapen is overigens slechts korten tijd gebruikt ge worden. Als zoo'n Taube op niet te groote hoogte boven me zweefde, drukte ik me wel eens 'n poosje tegen een boomstam aan. Je moet eerst een poosje oorlogs ervaring hebben om te weten, dat één man, al is hij dan ook de eenige pas sant op een weg, in de vuurlinie gelegen, geen doelwit voor projectielen uit een vliegtuig kan zijn! Het moge waar zijn, dat Luik de Duit schers heeft „opgehouden" en "dat dezen er vele mannen hebben verloren, ik kan niet aannemen, zulks in strijd met veie „geboekte" meeningen, dat de Duit sche opmarsch door de vesting Luik ern stig benadeeld is geworden. Het lijkt mij, dat de beteekenis van Luik's rol in den oorlog, overdreven is geworden, ik zal daarop later nog terugkomen. De Duit schers zijn er in geslaagd om, zij het dan ten koste van offers, heele leger scharen tusschen de forten door België te laten doortrekken. Die troepen waren zoo groot en zoo sterk, dat ze bij Hae len het Belgische veldleger konden ver slaan. Toen ik om 7 uur des avonds van mijn eersten reisdag Luik binnentrok, waren dienzelfden dag ook Duitsche troepen in de stad gekomen, waar ze de op een hoogte gelegen citadel hadden bezet, wel ke door de Belgen vrijwillig was verlaten. De Duitschers zaten dus in de stad, welke door twee gordels van forten was omringd en ze hadden nog geen enkel fort in handen Boven de stad zweven een paar Duit sche vliegtuigen; overal trillen de ramen van hef gedreun der kanonschoten. Reeds hebben de Duitschers vanaf de citedal de forten onder vuur, maar de Belgen be- antwoorden dit vuur niet, blijkbaar wil len ze de stad sparen. Er bewegen zich maar weinig burgers in die streken; sommigen hebben 'n witte band om den arm, kenteeken, dat ze politiedienst verrichten. Uit de woningen hangen witte vlaggen, t.w. lakens aan stokken. In de voornaamsti straten droom- men de Duitsche soldaten samen, joelend, krijschend, overwinnings-dol. Ze overval len de café's, waar piano's en orgels „op bevel" spelen en vanuit de wijd geopende ramen en deuren dezer zaken, golft een breed „Deutschland, Deutschland fiber al les" door de straten, tergend voor de bewoners, die weten, dat hun zoons of echtgenooten daar onder die betonnen koepels van de forten zitten opgesloten, waarop de Duitsche granaten onbarmhar tig splinterend beuken. Wilde angst of doffe berusting leest men van de gezich ten der enkele burgers, die zich op straat moeten wagen. Uit pakhuizen en winkels worden zakken met graan, suiker of wat ook eetbaar is, weggesleept; alle voorraden worden ge- requireerd; met den dood worden de genen bedreigd, die iets pogen achter te houden. Op karren en auto's worden de inbeslaggenomen goederen weggevoerd. Op de drukste punten staat een mili tair muziekcorps, dat onder luid gejoel van de dronken soldaten nationale liederen ten gehoore brengt en pittige marschen speelt. De avond begint te vallen en de voch tige lucht drukt de kruitdamp omlaag, welke boven de stad hangt Ik dwaal nog even rond om de ver woestingen op te nemen. De Belgen blij ken de schoone Pont des Arches, de Maasbrug met haar prachtige beelden, te hebben opgeblazen, evenals de Pont Ma- ghin. Vóór de Duitschers Luik binnentrok ken, hebben ze een aantal granaten op de stad afgevuurd, vermoedelijk om de bevolking down te stellen en door dit vuur zijn in bepaalde wijken vele huizen verwoest. Bij elkaar had ik dien dag zeker vijftig kilometer geloopen, een bewijs, dat ook zonder training groote lichamelijke inspan ning mogelijk is, als de duivel je op de hielen loopt te trappen. Toch begon ik thans héél erg naar wat eten en rust te verlangen. Ik had wat chocolade ge nuttigd onderweg, maar overigens dien dag niets gebruikt. Het drong echter al spoe dig tot me door, dat ik thans een moei lijk vraagstuk kreeg op te lossen. Alle winkels, a'le zaken, waren nadat de Duit schers de stad waren binnen getrokken, builen bedrijf gesteld. De café's en hotels waren slechts voor de militairen ge opend; in de stad was gas, noch electri- citeit, zoodat ze straks volkomen in de donkerte zou komen; er waren bovendien proclamaties aangeplakt, dat na 9 uur geen burger zich meer op straat zou mo gen begeven. Vóór mijn vertrek naar België had ik enkele adressen genoteerd en me van aan bevelingen voorzien. Ik besloot te gaan aankloppen aan het klooster van de Soeurs de Ja Misérecorde, waar een nicht van me den sluier had aangenomen. Na wat zoeken vond ik het gebouw in de Rue des Clarisses en zij het niet zoneter moeite, want de zusters waren buiten gewoon beangst en wantrouwend kreeg ik mijn nicht te spreken. Weldra zat ik nu temidden van het heele convent en werd ik honderd-uit gevraagd, onderwijl de zusters me een stevigen, zij het kou den maaltijd voorzetten; er was geen mogelijkheid om een warm maal te be reiden. De taak der zusters is het opvoeden van verwaarloosde kindertjes en ze ver telden me, welken angst ze om dezen had den uitgestaan. Tijdens het bombardement van de stad hadden ze met al de klei nen een dag en een nacht in de zwaar gewelfde kelders van het klooster door gebracht. Voortdurend hoorden ze het ont ploffen der granaten en elk oogenblik meenden ze haar dood te moeten ver wachten. Het sombere van den donkeren kelder stemde ze nog droevig; 't ^ngst- gegil van de kinderfes maakte ze haast wanhopig. Ze hadden niets kunnen doen dan als-maar bidden. Ook de kinderen lieten ze door gezamenlijk gebed haar angst overwinnen. Thans wisten ze van den dokter, dat de Duitschers in de stad waren; ze waren nog niet aan het klooster geweest. Ik kreeg een briefje mee voor een in het klooster bekenden hotelhouder, aan wien ze onderdak voor me verzochten en deze man heeft me voor den nacht als persoon lijke gast in zijn huis opgenomen. Ik kon mijn lichaam uitstrekken op een bed, maar slapen kon ik niet. Ik was te vermoeid en had dien dag meer mee gemaakt dan ik geestelijk verteren kon Ook de geschutsdonder hield me wakker. (Wordt vervolgd.) DE MAAND SEPTEMBER. IN DEN MOESTUIN. We kunnen nog veldsla zaaien, winter- spinazie en melde. Kropsla en andijvie zijn nog te planten, als we een paar ra men bezitten, welke we er straks over heen kunnen leggen; we eten deze sma- kelijke groenten dan nog midden-winter. Tomaten, welke buiten "geen zon ge noeg meer krijgen om te kleuren, pluk ken we, waarna we ze onder glas of voor de vensters in de serre leggen; ze wor den dan spoedig geheel rijp. We gaan voorts door met het achtereenvolgens op binden van andijvie; we doen dat alleen als de planten goed droog zijn. Gerooide aardappelen leggen we eenige dagen ergens dun uit om ze winddroog te krijgen; zieke aardappelen moeten we nauwgezet verwijderen. Aardappelenloof moeten we verbranden, als we ziekten in het volgend jaar willen vermijden. De lege plekken in den moestuin wor den van alle plantenresten gezuiverd; den grond schoffelen we schoon of we spit ten dien luchtig om- Het afval kunnen we op den composthoop werpen, maar we moeten goed toezien, dat geen zieke planten meegaan, als knolvoetige kool. IN DEN SIERTU1N- In September kunnen we heel goed groen-blijvende heesters, ook coniferen, verplanten. We probeeren om de wortel kluit zoo goed mogelijk heel te houden; bij zonnig weer sproeien we de planten goed van onderen. Dahlia's blijven we uitknoppen. Bloe men snijden we 's morgens vroeg of des avonds, maar niet midden op den dag- Zet de bloemen eerst een- paar uur ruim uit en diep in een emmer water. Pioenen kunnen we nu verplanten; nu veel beter zelfs dan in het najaar. We beginnen den tuin zoo zoetjes aan gereed te maken voor den winter; gazons en grasranden worden heel kort geknipt; kanten worden afgestoken; paden worden diep geschoffeld. IN DEN FRUITTUIN. Men ga goed ina, welke appelen en peren pluk-rijp zijn. Fruit, dat dadelijk geschikt is voor de consumptie, moet rijp geplukt worden; bewaar-appelen mag men niet rijp laten worden aan den boom- Ziek of aan gestoken fruit kan niet worden bewaard; het mag niet bij hef gezonde fruit Wor den gelegd. Men ïegge het geplukte fruit een paat dagen op een luchtige plaats dnn uit. Vooral peren moeten voorzichtig worden geplukt en dagelijks gecontroleerd. want rijpe peren duren niet lan7 Nu begint in den boomgaard ook- weet, reeds de strijd tegen het ongedierte. We moeten n.1. de lijmbanden om de vrucht- boomen doen tegen de trekmaderups var? den kleinen winUrvlinder, want hef vrouwtje, dat de eieren legt, klimt nu tegen den stam op naar boven, waar ze haar minder gewenschte eitjes deponeert. Up ae plaats, waar de lijmband moef komen, krabben we de bast van den boom goed schoon. De lijmbanden leggen we„ zoo mogelijk, op circa U/2 M- hoogte boven den grond- Als de boom aan een paal is vastgebonden, moeten we die paal op dezelfde hoogte van een lijmband voor- zien. Men bevestige de lijmband van boven en van onderen met een touwtje, dus twee touwtjes tezamen. Doen we al leen één touwtje om het midden, dan droogt de lijm te zeer uit. KAMERPLANTEN. Alle kamerplanten, wélke den zomer in den tuin doorbrachten, moeten nu gelei delijk naar binnen worden gehaald. 4*ls we bestelde bolgewassen reeds heb ben ontvangen, dan kunnen we die al oppotten, vooral de soorten, welke we vroeg in bloei wenschen, als hyacinthen en vroege tulpen. Na het opppotten flink aangieten en dan de potten buiten in den tuin ingraven en ze met circa 10 c-M. aarde bedekken; we kiezen bij voorkeur een vochtige, beschaduwde plaats. Heb- we geen tuin, dan zetten we de potten in een donkere kast of in den kelder, waar we ze van tijd tot tijd wat water, geven. Hyacinthen voor glazen bewaren we nog even op een droge, luchtige plaats. De beste tijd om deze cultuur te beginnen, is October. We kiezen er de grootste, sterkste bollen voor uit- OPERA-VELDSLAG. Het Egyptische leger, wel-toegerust, er? zegevierend Over zijn Ethiopische tegen standers, liet zich door onedelen haat ver leiden, van deze toekomstige slaven de militaire houding en de grime te bespot ten De grime? Ja, zeker. Want het geval speelde zich af op de planken 'van het theater San Carlo te Napels, vóór het opgaan van het doek voor de tweede acte van „Aïda". De woedende Ethiopiërs, hoe „versla gen" ook, stormden op de Egyptenaren los,, die oogenblikkelijk de speren velden. Het paard van den triumfeerenden gene raal Radames begon te steigeren. Vrou wen vielen flauw. Toen de carabinieren kwamen om de orde te herstellen (Itali- aansche interventie in Afrika!), vonden zij tal van gewonden, onder wie helaas de orkestdirigent, die zich als arbiter had wil len opwerpen! Toen het doek eindelijk opging, was de zaal leeg. De theaterbezoekers hadden, verschrikt door het tumult, het veld ge ruimd, PLICHTSBESEF! In een groote Duitsche stad zou Bas sermann bij het stedelijke tooneelgezel- schap een gastrol vervullen. Het uur van de repetitie was aangebroken, leder bleek op zijn post, behalve de gast, zonder wien de voorstelling geen voortgang kon heb ben, Een kwartier verliep en wéér een. Toen eindelijk ging de zaaldeur open en doodbedaard wandelde Bassermann naar binnen. Vriendelijk groette hij den regis seur, die een oud vriend van hem was en zich daarom de vrijheid veroorloofde den beroemde toe te voegen: „Aardig, dat je nog wel de moeite wilt doen te verschij nen. In jouw plaats was ik maar heele- maal niet gekomen." Waarop Bassermann waardig antwoord de: ,,Dat zou jij gedaan hebben, omdat je geen plichtsbesef hebt, maar ik denk er, anders over." Het was absoluut „uit" tusschen Jo Brink en Ro Robbers. Niet dat zich een ernstig feit zou hebben voorgedaan, dat ©p zich zelf elke verzoening uitsloot, maar Jo had in sommige opzichten een reuze-dwars hoofd en Ro had nog niet veel niannelijken moed- Het was met een klein kibbelarijtje begonnen, maar Jo moest gelijk hebben en Ro kon het niet over zijn eerlijk hart verkrijgen om ze tegen Ifcter weten in gelijk te geven- Nou en zóó was het gebeurd, nu al twee maan den geleden. I Ro Robbens kon men het aanzien, dat hij er onder leed; hij was er stif van geworden Waar hij liep of stond, had hij iets van een slaapwandelaar over zich gekregen, een slaapwandelaar echter, die altijd op het vaste spoor was, in dit ge val ter plaatse, waar zijn gewezen liefde verkeerde. Op uitvoeringen, bij partijtjes, overal waar hij maar dacht, tiat Jo Brink lanwezig zou zijn, was Ro Robbers de eerste visite of de eerste gast- Vanavond had hij ze getroffen op de Fancy Fair len behoeve van de ,,Vereeniging voor Uitstapjes van Ouden van Dagen", in welke organisatie Jo als geleidster, op trad. O, het vorige jaar had hij nog zoo'n kostelijken dag beleefd, toen hij zich niet zijn wagen voor zulk een uitstapje be schikbaar had gesteld. Ze waren toen nog niet verloofd geweest, alleen maar ver liefd. Alle oudjes konden hem gestolen worden 't was zonde, dat een mensch zóó dacht maar Jo had toen mede in den wagen gezeten, naast hem, terwijl drie oude vrouwtjes Kijk, mompelde hij binnensmonds, daar staat ze voor de tent van de waar zegster. „Ze" was jo natuurlijk. Hij bedacht zich geen oogenblik, maar ste vende aanstonds in haar richting. Hij nam plaats achter in den rij, want het aantal liefhebbers, die zich de toekomst voor speld wilde hebben, was groot. Och ja, het goede doel, nietwaar? Ro Robbers hoestte een beetje droog, misschien kreeg ze wel meelij met hem. Maar neen, nóóit eens zou ze ook van de minste toenadering blijk igeven. Foei, wat kon ze hooghartig zijn! Nu en dan, wanneer ze elkaar ergens bijna tegen het lijf liepen, kreeg-ie een koel, stijf hoofdknikje van ze. Tegen welken vreem de ook, was ze hartelijker! Ro snoot zich op delicate wijze natuurlijk -den neus. Ook dit trok haar aandacht niet, terwijl ze toch slechts drie plaatsen vóór hem stond. Zou ze zijn aan wezigheid nu werkelijk niet bemerkt heb ben? Langzaam schuifelde de rij naar voren; het ging overigens vrij vlot. Daardaar ging ook Jo Brink naar binnen. En even later, daar liep. ze de zaal weer; in. Ro maakte een onwillekeurige beweging om haar te volgen, maar aanstonds be dacht hij zich. Zoo iets ging natuurlijk niet. Al interesseerde het hem geen zier, toch moest hij wel zijn bezoekafleggen- Gemelijk strekte hij zijn hand uit, ma zijn gulden te hebben geofferd. De zwaar gesluierde Oostersche greep zijn hand vast en bestudeerde met aandacht de lij nen, welke ze met gestrekte vinger na wees, U lijdt, sprak ze eindelijk, aan een een gebroken hart Geïnteresseerd keek Ro Robbers op. De dame, 'die ge bemint, is] lang, blond enhm een beetje trotsch- Een klein incident, zoo ik zie, houdt ul van uw geliefde 'gescheiden. Alles zou nog goed kunnen worden, als zij wat toenade ring wilde toonen, of u een beetjemoed bezat om Zou ze dan.., als !K ze vroeg om zou ze dan... Wet ze dan zeggen zoü?, Oin dat te bepalen, zóóver gaat mijn kunst niet. Maar met een beetje moed kunt ui het spoedig weten. De volgende! De waarzegster had al op een bel ge drukt, een volgende cliënt kwam binnen en Ro Robbers stond verbauwereerd in de zaal te kijken, vóór hij goed en wel begreep, wat er was gebeurd. En meteen zag hij Jo Brink tegenover zich staan. Reeds wilde ze zich omkeeren naar een vriendin, maar met een beslistheid, welke hem anders steeds verre wasx hield hij ze staande, vragende Jopardon, juffrouw neem me niet kwalijk, Jo! Zou ik je eert oogen blikje kunnen spreken? Zou je even met me in den tuin Als u dat wenscht, mijnheer... eh Ro... eh, pardon! Tien minuten later kwamen ze gearmd in de zaal terug, Ro roze-rood van op windend geluk, Jo triomfeerend, maar blij lachend Malle jongen, zei ze. Je gaat) dus werkelijk aan waarzeggerij gelooven? En fin, op een gezellig avondje kan dat geen kwaad. Ik heb vanavond wel andere din gen gedaan; ik heb iemand... omge kocht! Maar Jo, je hebt toch niet aan die vreemde dame Ik heb ze omgekocht, Ro, maar Het was voor een dubbel goed doel, nietwaar, en de vreemde gesluierde dame was bo vendien nicht Mien! Het zal nog wel een poosje durei\ zuchtte Ro, eer ik alles begrijp in. een vrouw! Twee maanden lang pantseren ze zich goed zichtbaar met ijs en binnen in zich houden ze heel stilletjes een bran- dend vuur omsloten.... OOK 'N VRAAG! Rechter: „Hoe kon je zoo laag zijn om iemand te bedriegen, die je blindelings vertrouwde Beklaagde: „Nogal wiedes, dat zijn de eenige menschep die je kan bedriegen." ONVERVAARD. Een alleenwonende dame heeft 's avonds Iaat in de huiskamer iemand hooren flui ten. Ze gaat naar beneden, doet de deur open en zegt: Heb ik hier iemand hooren fluiten?. De inbreker, toevallig vlak naast dfl radio staande, antwoordt: En met den fluitsolo, dames en heeren, besluiten wij de uitzending. Wij' wenschen u goeden nacht en wel te .rusten!

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1934 | | pagina 2