Oorlo g sherin nering en
De Overweldiging van België.
!n Luik.
Voor Huis en Tuin
Bont Allerlei.
Uit de lijnen van de hand.
Eventjes Lachen.
Herinneringen aan de omzwervingen van een oud-
oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen.
v IK heb dezen öag reeds bijna 30 K.M.
jEjeloopen, als ik eindelijk het dorp Aegen-
ienau benader. Het plaatsje is vrijwel on
beschadigd, maar burgers zie ik er niet;
'ze houden zich vermoedelijk schuil in de
'kelders der woningen, uit vrees voor de
granaten, welke nog steeds en onophou
delijk over en weer door de lucht klieven.
In Cherath liggen spoorwagens over
den weg, waar deze de spoorlijn Visé
Luik kruist; verderop zie ik een prikkel
draadversperring, omgekapte boomen en
slierten ijzerdraad. De Duitschers hebben
den boel zoodanig opgeruimd echter, dat
ze een smallen doorgang hebben.
De open legerauto's, waarin officieren
zijn gezeten, zijn voorzien van zware beu
gels, welke van vóór naar achter gespan
nen zijn. Ze hebben een scherpen boven
kant. Deze beugels dienen om ijzerdraden
door te snijden, welke mogelijk door den
vijand over den weg kunnen zijn gespan
nen. De beugels komen boven de hoof
den der inzittenden uit, voor wie ze een
afdoende bescherming vormen.
In deze gemeente gaat een man rond,
die de muren beplakt met proclamaties,
waarin den burgers wordt beloofd, dat
hun grond en eigendommen zullen worden
gespaard, wanneer bevelen en reglementen
stipt zullen worden opgevolgd. Deze man
is de eenige burger, dien ik op mijn
doortocht zie.
Buiten Cherath staat een legerauto tus
schen enkele omgelegde boomen; twee
officieren en drie minderen staan om een
kaart, welke op den grond ligt gespreid
en tusschen de militairen in staat een
jong meisje van nauwelijks 20 jaar, het
welk blijkbaar wordt gedwongen om in-
lichtingen te geven, het meisje huilt.
Een der officieren houdt me aan, maar
na onderzoek van mijn papieren mag ik
toch weer doorgaan.
In Jupille ligt een schipbrug, welke op
dat oogenblik echter niet wordt gebruikt,
ik zie hier ontzaglijk veel Duitsche troe
pen; ze behooren tot de legers, welke
tusschen de forten van Luik door, Bel.
gic zijn binnengedrongen en enkele dagen
later, met de nog niet genomen forten
in den rug, bij Haelen slag leverden tegen
de Belgen. Het is een imposant gezicht
om die machtige legers van de hoogten
aan den Oostelijken Maasoever te zien
neerdalen. Als ze beneden zijn, betreden
ze den weg naar Visé, dien ik zooeven
ben komen loopen; ze gaan bij Lixhe
over de Maas en volgen daarop den weg
naar Tongeren. Lang blijf ik naar de
neerdalende legers kijken, ook omdat
ik uiterst vermoeid ben en wat rusten
wil. Ik zie uhlanen, kurassiers, infan
terie, artillerie en den z.g. trein. Het
Is een imposant gezicht; de manschap,
pen zitten keurjg in hun uniformen; de
paarden hebben alle nieuw tuig. De sol
daten zingen vaderlandsche liederen,
trotsch en bewust rijden de officieren tus
schen de afdeelingen in, waarvan velen
Öe omgeving hooghartig door eeen mo
nocle bezien.
Ik was de eenige burger, die het ge-
Idoe stond te bekijken en het voorwerp
van stomme verbazing van allen, die
langs me heentrokken. Het was duide
lijk te zien, dat niemand wist, wat-ie van
me denken moest: een soort burger in
een semi-militaire uitrusting! Als ik een
of anderen commandant zag, groette ik
en hoewel dat vaak weifelend ging
als regel werd ik dun behoorlijk terug
gegroet. Eén officier was het geval blijk
baar te grijs; hij trad uit den troep en
vroeg me, wie en wat ik was. Een vluch
tig onderzoek van mijn papieren bevre
digde ook hem.
Ik geloof, dat het goed zou zijn om
den lezer intusschen eenig inzicht te geven
in de mate van gevaar, welke mijn po
sitie tijdens de beschreven wandeling
opleverde.
De situatie was zóó, dat nog 'geen
enkel fort van Luik was gevallen; stuk
voor stuk werden die forten door de
Duitsche artillerie beschoten en de be
zetting der forten liet zich natuurlijk even
min onbetuigd, doch hield bepaalde pun
ten, als de Duitsche artilleriestellingen,
enkele knooppunten van wegen en b.v. de
schipbrug te Lixhe, onder vuur. Ik wan
delde dan ook voortdurend onder een ra-
zenden donder, maar toch 1de ik me
na korten tijd betrekkelijk veilig, hoewel
ik door twee fortenlinies moest heenbre-
ken om te trachten Luik te bereiken.
Leeken stellen zich een vuurlinie wel
eens voor als een oord, waar de kogels
en granaten neeerkomen als regendruppels
bij een donderbui. Zóó is de werkelijk
heid niet, althans niet in den bewe
gingsoorlog. Het Belgische veldleger had
Luik al dadelijk prijsgegeven, zoodat er
dus weinig of geen kans was, dat ik
in een infanterie-botsing bekneld zou ge
raken. De artillerie der forten stuurt haar
granaten natuurlijk niet luk-raak door de
lucht; ze heeft bepaalde belangrijke doel
punten, waarop wordt gericht en alleen
wanneer men die doelpunten moet bena
deren, loopt men doodsgevaar. Dat was.
toen ik in Lixhe bij de schipbrug werd
opgehouden, maar mijn verderen tocht naar
Luik is betrekkelijk zonder gevaar ge
weest. Wél beloopt men natuurlijk kans,
dat de artillerie der forten plots een
nieuw doelpunt kiest, in welk geval mijn
positie onverwachts hachelijk had kunnen
worden.
De meeste vrees heb ik onderweg ten
slotte gehad voor kleine uhlanen-patrouil-
les, welke je soms met getrokken en ge
richte pistolen voorbijsnelden. Ruw volkje
was dat en ik geloof, dat ik als eenig
passant op den weg wal een kogel van
den een of ander zou hebben gekregen,
wanneer tenslotte mijn uitmonstering geen
twijfel zou hebben gewekt over de vraag,
of ik wel een „gewone" burger was.
Respect had ik voor de Duitsche vlieg
tuigen, de Taubes, welke boven me cir
kelden om de uitwerking der granaten op
de Belgische forten te controleeren. Bom
men werden in die eerste oorlogsdagen
nog niet veel gebruikt behoudens om
vijandelijke vliegtnigparken te vernielen
maar ik wist, dat Dui sche vliegeniers
vijandelijke infanterie bestookten met een
vrij primitief, doch gevreeesd wapen: ze
wierpen soms bundels ijzeren drie-hoekige
pijltjes omlaag, een soort steekbijfeitjes,
Zoo'n bundel kreeg in den val een groote
spreiding en kon, als ze in een troep
soldaten terecht kwam, heel veel onheil
uitrichten. Dit primitieve aanvalswapen is
overigens slechts korten tijd gebruikt ge
worden.
Als zoo'n Taube op niet te groote
hoogte boven me zweefde, drukte ik me
wel eens 'n poosje tegen een boomstam
aan. Je moet eerst een poosje oorlogs
ervaring hebben om te weten, dat één
man, al is hij dan ook de eenige pas
sant op een weg, in de vuurlinie gelegen,
geen doelwit voor projectielen uit een
vliegtuig kan zijn!
Het moge waar zijn, dat Luik de Duit
schers heeft „opgehouden" en "dat dezen
er vele mannen hebben verloren, ik
kan niet aannemen, zulks in strijd met
veie „geboekte" meeningen, dat de Duit
sche opmarsch door de vesting Luik ern
stig benadeeld is geworden. Het lijkt mij,
dat de beteekenis van Luik's rol in den
oorlog, overdreven is geworden, ik zal
daarop later nog terugkomen. De Duit
schers zijn er in geslaagd om, zij het
dan ten koste van offers, heele leger
scharen tusschen de forten door België
te laten doortrekken. Die troepen waren
zoo groot en zoo sterk, dat ze bij Hae
len het Belgische veldleger konden ver
slaan.
Toen ik om 7 uur des avonds van mijn
eersten reisdag Luik binnentrok, waren
dienzelfden dag ook Duitsche troepen in
de stad gekomen, waar ze de op een
hoogte gelegen citadel hadden bezet, wel
ke door de Belgen vrijwillig was verlaten.
De Duitschers zaten dus in de stad, welke
door twee gordels van forten was omringd
en ze hadden nog geen enkel fort in
handen
Boven de stad zweven een paar Duit
sche vliegtuigen; overal trillen de ramen
van hef gedreun der kanonschoten. Reeds
hebben de Duitschers vanaf de citedal de
forten onder vuur, maar de Belgen be-
antwoorden dit vuur niet, blijkbaar wil
len ze de stad sparen.
Er bewegen zich maar weinig burgers
in die streken; sommigen hebben 'n witte
band om den arm, kenteeken, dat ze
politiedienst verrichten. Uit de woningen
hangen witte vlaggen, t.w. lakens aan
stokken. In de voornaamsti straten droom-
men de Duitsche soldaten samen, joelend,
krijschend, overwinnings-dol. Ze overval
len de café's, waar piano's en orgels „op
bevel" spelen en vanuit de wijd geopende
ramen en deuren dezer zaken, golft een
breed „Deutschland, Deutschland fiber al
les" door de straten, tergend voor de
bewoners, die weten, dat hun zoons of
echtgenooten daar onder die betonnen
koepels van de forten zitten opgesloten,
waarop de Duitsche granaten onbarmhar
tig splinterend beuken. Wilde angst of
doffe berusting leest men van de gezich
ten der enkele burgers, die zich op straat
moeten wagen.
Uit pakhuizen en winkels worden zakken
met graan, suiker of wat ook eetbaar is,
weggesleept; alle voorraden worden ge-
requireerd; met den dood worden de
genen bedreigd, die iets pogen achter te
houden. Op karren en auto's worden de
inbeslaggenomen goederen weggevoerd.
Op de drukste punten staat een mili
tair muziekcorps, dat onder luid gejoel
van de dronken soldaten nationale liederen
ten gehoore brengt en pittige marschen
speelt.
De avond begint te vallen en de voch
tige lucht drukt de kruitdamp omlaag,
welke boven de stad hangt
Ik dwaal nog even rond om de ver
woestingen op te nemen. De Belgen blij
ken de schoone Pont des Arches, de
Maasbrug met haar prachtige beelden, te
hebben opgeblazen, evenals de Pont Ma-
ghin. Vóór de Duitschers Luik binnentrok
ken, hebben ze een aantal granaten op
de stad afgevuurd, vermoedelijk om de
bevolking down te stellen en door dit
vuur zijn in bepaalde wijken vele huizen
verwoest.
Bij elkaar had ik dien dag zeker vijftig
kilometer geloopen, een bewijs, dat ook
zonder training groote lichamelijke inspan
ning mogelijk is, als de duivel je op
de hielen loopt te trappen. Toch begon
ik thans héél erg naar wat eten en rust
te verlangen. Ik had wat chocolade ge
nuttigd onderweg, maar overigens dien dag
niets gebruikt. Het drong echter al spoe
dig tot me door, dat ik thans een moei
lijk vraagstuk kreeg op te lossen. Alle
winkels, a'le zaken, waren nadat de Duit
schers de stad waren binnen getrokken,
builen bedrijf gesteld. De café's en hotels
waren slechts voor de militairen ge
opend; in de stad was gas, noch electri-
citeit, zoodat ze straks volkomen in de
donkerte zou komen; er waren bovendien
proclamaties aangeplakt, dat na 9 uur
geen burger zich meer op straat zou mo
gen begeven.
Vóór mijn vertrek naar België had ik
enkele adressen genoteerd en me van aan
bevelingen voorzien. Ik besloot te gaan
aankloppen aan het klooster van de Soeurs
de Ja Misérecorde, waar een nicht van
me den sluier had aangenomen. Na wat
zoeken vond ik het gebouw in de Rue
des Clarisses en zij het niet zoneter
moeite, want de zusters waren buiten
gewoon beangst en wantrouwend kreeg
ik mijn nicht te spreken. Weldra zat ik
nu temidden van het heele convent en
werd ik honderd-uit gevraagd, onderwijl
de zusters me een stevigen, zij het kou
den maaltijd voorzetten; er was geen
mogelijkheid om een warm maal te be
reiden.
De taak der zusters is het opvoeden
van verwaarloosde kindertjes en ze ver
telden me, welken angst ze om dezen had
den uitgestaan. Tijdens het bombardement
van de stad hadden ze met al de klei
nen een dag en een nacht in de zwaar
gewelfde kelders van het klooster door
gebracht. Voortdurend hoorden ze het ont
ploffen der granaten en elk oogenblik
meenden ze haar dood te moeten ver
wachten. Het sombere van den donkeren
kelder stemde ze nog droevig; 't ^ngst-
gegil van de kinderfes maakte ze haast
wanhopig. Ze hadden niets kunnen doen
dan als-maar bidden. Ook de kinderen
lieten ze door gezamenlijk gebed haar
angst overwinnen.
Thans wisten ze van den dokter, dat
de Duitschers in de stad waren; ze waren
nog niet aan het klooster geweest. Ik
kreeg een briefje mee voor een in het
klooster bekenden hotelhouder, aan wien
ze onderdak voor me verzochten en deze
man heeft me voor den nacht als persoon
lijke gast in zijn huis opgenomen.
Ik kon mijn lichaam uitstrekken op een
bed, maar slapen kon ik niet. Ik was
te vermoeid en had dien dag meer mee
gemaakt dan ik geestelijk verteren kon
Ook de geschutsdonder hield me wakker.
(Wordt vervolgd.)
DE MAAND SEPTEMBER.
IN DEN MOESTUIN.
We kunnen nog veldsla zaaien, winter-
spinazie en melde. Kropsla en andijvie
zijn nog te planten, als we een paar ra
men bezitten, welke we er straks over
heen kunnen leggen; we eten deze sma-
kelijke groenten dan nog midden-winter.
Tomaten, welke buiten "geen zon ge
noeg meer krijgen om te kleuren, pluk
ken we, waarna we ze onder glas of voor
de vensters in de serre leggen; ze wor
den dan spoedig geheel rijp. We gaan
voorts door met het achtereenvolgens op
binden van andijvie; we doen dat alleen
als de planten goed droog zijn.
Gerooide aardappelen leggen we eenige
dagen ergens dun uit om ze winddroog
te krijgen; zieke aardappelen moeten we
nauwgezet verwijderen. Aardappelenloof
moeten we verbranden, als we ziekten in
het volgend jaar willen vermijden.
De lege plekken in den moestuin wor
den van alle plantenresten gezuiverd; den
grond schoffelen we schoon of we spit
ten dien luchtig om- Het afval kunnen
we op den composthoop werpen, maar
we moeten goed toezien, dat geen zieke
planten meegaan, als knolvoetige kool.
IN DEN SIERTU1N-
In September kunnen we heel goed
groen-blijvende heesters, ook coniferen,
verplanten. We probeeren om de wortel
kluit zoo goed mogelijk heel te houden;
bij zonnig weer sproeien we de planten
goed van onderen.
Dahlia's blijven we uitknoppen. Bloe
men snijden we 's morgens vroeg of des
avonds, maar niet midden op den dag-
Zet de bloemen eerst een- paar uur ruim
uit en diep in een emmer water.
Pioenen kunnen we nu verplanten; nu
veel beter zelfs dan in het najaar.
We beginnen den tuin zoo zoetjes aan
gereed te maken voor den winter; gazons
en grasranden worden heel kort geknipt;
kanten worden afgestoken; paden worden
diep geschoffeld.
IN DEN FRUITTUIN.
Men ga goed ina, welke appelen en peren
pluk-rijp zijn. Fruit, dat dadelijk geschikt
is voor de consumptie, moet rijp geplukt
worden; bewaar-appelen mag men niet rijp
laten worden aan den boom- Ziek of aan
gestoken fruit kan niet worden bewaard;
het mag niet bij hef gezonde fruit Wor
den gelegd.
Men ïegge het geplukte fruit een paat
dagen op een luchtige plaats dnn uit.
Vooral peren moeten voorzichtig worden
geplukt en dagelijks gecontroleerd. want
rijpe peren duren niet lan7
Nu begint in den boomgaard ook- weet,
reeds de strijd tegen het ongedierte. We
moeten n.1. de lijmbanden om de vrucht-
boomen doen tegen de trekmaderups var?
den kleinen winUrvlinder, want hef
vrouwtje, dat de eieren legt, klimt nu tegen
den stam op naar boven, waar ze haar
minder gewenschte eitjes deponeert.
Up ae plaats, waar de lijmband moef
komen, krabben we de bast van den boom
goed schoon. De lijmbanden leggen we„
zoo mogelijk, op circa U/2 M- hoogte
boven den grond- Als de boom aan een
paal is vastgebonden, moeten we die paal
op dezelfde hoogte van een lijmband voor-
zien. Men bevestige de lijmband van
boven en van onderen met een touwtje,
dus twee touwtjes tezamen. Doen we al
leen één touwtje om het midden, dan
droogt de lijm te zeer uit.
KAMERPLANTEN.
Alle kamerplanten, wélke den zomer in
den tuin doorbrachten, moeten nu gelei
delijk naar binnen worden gehaald.
4*ls we bestelde bolgewassen reeds heb
ben ontvangen, dan kunnen we die al
oppotten, vooral de soorten, welke we
vroeg in bloei wenschen, als hyacinthen
en vroege tulpen. Na het opppotten flink
aangieten en dan de potten buiten in den
tuin ingraven en ze met circa 10 c-M.
aarde bedekken; we kiezen bij voorkeur
een vochtige, beschaduwde plaats. Heb-
we geen tuin, dan zetten we de potten
in een donkere kast of in den kelder,
waar we ze van tijd tot tijd wat water,
geven.
Hyacinthen voor glazen bewaren we nog
even op een droge, luchtige plaats. De
beste tijd om deze cultuur te beginnen,
is October. We kiezen er de grootste,
sterkste bollen voor uit-
OPERA-VELDSLAG.
Het Egyptische leger, wel-toegerust, er?
zegevierend Over zijn Ethiopische tegen
standers, liet zich door onedelen haat ver
leiden, van deze toekomstige slaven de
militaire houding en de grime te bespot
ten De grime? Ja, zeker. Want het geval
speelde zich af op de planken 'van het
theater San Carlo te Napels, vóór het
opgaan van het doek voor de tweede acte
van „Aïda".
De woedende Ethiopiërs, hoe „versla
gen" ook, stormden op de Egyptenaren
los,, die oogenblikkelijk de speren velden.
Het paard van den triumfeerenden gene
raal Radames begon te steigeren. Vrou
wen vielen flauw. Toen de carabinieren
kwamen om de orde te herstellen (Itali-
aansche interventie in Afrika!), vonden zij
tal van gewonden, onder wie helaas de
orkestdirigent, die zich als arbiter had wil
len opwerpen!
Toen het doek eindelijk opging, was
de zaal leeg. De theaterbezoekers hadden,
verschrikt door het tumult, het veld ge
ruimd,
PLICHTSBESEF!
In een groote Duitsche stad zou Bas
sermann bij het stedelijke tooneelgezel-
schap een gastrol vervullen. Het uur van
de repetitie was aangebroken, leder bleek
op zijn post, behalve de gast, zonder wien
de voorstelling geen voortgang kon heb
ben, Een kwartier verliep en wéér een.
Toen eindelijk ging de zaaldeur open en
doodbedaard wandelde Bassermann naar
binnen. Vriendelijk groette hij den regis
seur, die een oud vriend van hem was en
zich daarom de vrijheid veroorloofde den
beroemde toe te voegen: „Aardig, dat je
nog wel de moeite wilt doen te verschij
nen. In jouw plaats was ik maar heele-
maal niet gekomen."
Waarop Bassermann waardig antwoord
de: ,,Dat zou jij gedaan hebben, omdat je
geen plichtsbesef hebt, maar ik denk er,
anders over."
Het was absoluut „uit" tusschen Jo
Brink en Ro Robbers. Niet dat zich een
ernstig feit zou hebben voorgedaan, dat
©p zich zelf elke verzoening uitsloot,
maar Jo had in sommige opzichten een
reuze-dwars hoofd en Ro had nog niet
veel niannelijken moed- Het was met een
klein kibbelarijtje begonnen, maar Jo moest
gelijk hebben en Ro kon het niet over
zijn eerlijk hart verkrijgen om ze tegen
Ifcter weten in gelijk te geven- Nou en
zóó was het gebeurd, nu al twee maan
den geleden. I
Ro Robbens kon men het aanzien, dat
hij er onder leed; hij was er stif van
geworden Waar hij liep of stond, had
hij iets van een slaapwandelaar over zich
gekregen, een slaapwandelaar echter, die
altijd op het vaste spoor was, in dit ge
val ter plaatse, waar zijn gewezen liefde
verkeerde. Op uitvoeringen, bij partijtjes,
overal waar hij maar dacht, tiat Jo Brink
lanwezig zou zijn, was Ro Robbers de
eerste visite of de eerste gast- Vanavond
had hij ze getroffen op de Fancy Fair
len behoeve van de ,,Vereeniging voor
Uitstapjes van Ouden van Dagen", in
welke organisatie Jo als geleidster, op
trad. O, het vorige jaar had hij nog zoo'n
kostelijken dag beleefd, toen hij zich niet
zijn wagen voor zulk een uitstapje be
schikbaar had gesteld. Ze waren toen nog
niet verloofd geweest, alleen maar ver
liefd. Alle oudjes konden hem gestolen
worden 't was zonde, dat een mensch
zóó dacht maar Jo had toen mede
in den wagen gezeten, naast hem, terwijl
drie oude vrouwtjes
Kijk, mompelde hij binnensmonds,
daar staat ze voor de tent van de waar
zegster. „Ze" was jo natuurlijk. Hij
bedacht zich geen oogenblik, maar ste
vende aanstonds in haar richting. Hij nam
plaats achter in den rij, want het aantal
liefhebbers, die zich de toekomst voor
speld wilde hebben, was groot. Och ja,
het goede doel, nietwaar?
Ro Robbers hoestte een beetje droog,
misschien kreeg ze wel meelij met
hem. Maar neen, nóóit eens zou ze ook
van de minste toenadering blijk igeven.
Foei, wat kon ze hooghartig zijn! Nu en
dan, wanneer ze elkaar ergens bijna tegen
het lijf liepen, kreeg-ie een koel, stijf
hoofdknikje van ze. Tegen welken vreem
de ook, was ze hartelijker!
Ro snoot zich op delicate wijze
natuurlijk -den neus. Ook dit trok haar
aandacht niet, terwijl ze toch slechts drie
plaatsen vóór hem stond. Zou ze zijn aan
wezigheid nu werkelijk niet bemerkt heb
ben?
Langzaam schuifelde de rij naar voren;
het ging overigens vrij vlot. Daardaar
ging ook Jo Brink naar binnen. En even
later, daar liep. ze de zaal weer; in.
Ro maakte een onwillekeurige beweging
om haar te volgen, maar aanstonds be
dacht hij zich. Zoo iets ging natuurlijk
niet. Al interesseerde het hem geen zier,
toch moest hij wel zijn bezoekafleggen-
Gemelijk strekte hij zijn hand uit, ma
zijn gulden te hebben geofferd. De zwaar
gesluierde Oostersche greep zijn hand
vast en bestudeerde met aandacht de lij
nen, welke ze met gestrekte vinger na
wees,
U lijdt, sprak ze eindelijk, aan een
een gebroken hart
Geïnteresseerd keek Ro Robbers op.
De dame, 'die ge bemint, is] lang,
blond enhm een beetje trotsch- Een
klein incident, zoo ik zie, houdt ul van
uw geliefde 'gescheiden. Alles zou nog
goed kunnen worden, als zij wat toenade
ring wilde toonen, of u een beetjemoed
bezat om
Zou ze dan.., als !K ze vroeg om
zou ze dan...
Wet ze dan zeggen zoü?, Oin dat te
bepalen, zóóver gaat mijn kunst niet.
Maar met een beetje moed kunt ui het
spoedig weten. De volgende!
De waarzegster had al op een bel ge
drukt, een volgende cliënt kwam binnen
en Ro Robbers stond verbauwereerd in
de zaal te kijken, vóór hij goed en wel
begreep, wat er was gebeurd. En meteen
zag hij Jo Brink tegenover zich staan.
Reeds wilde ze zich omkeeren naar een
vriendin, maar met een beslistheid, welke
hem anders steeds verre wasx hield hij
ze staande, vragende
Jopardon, juffrouw neem me
niet kwalijk, Jo! Zou ik je eert oogen
blikje kunnen spreken? Zou je even met
me in den tuin
Als u dat wenscht, mijnheer... eh
Ro... eh, pardon!
Tien minuten later kwamen ze gearmd
in de zaal terug, Ro roze-rood van op
windend geluk, Jo triomfeerend, maar blij
lachend
Malle jongen, zei ze. Je gaat) dus
werkelijk aan waarzeggerij gelooven? En
fin, op een gezellig avondje kan dat geen
kwaad. Ik heb vanavond wel andere din
gen gedaan; ik heb iemand... omge
kocht!
Maar Jo, je hebt toch niet aan die
vreemde dame
Ik heb ze omgekocht, Ro, maar Het
was voor een dubbel goed doel, nietwaar,
en de vreemde gesluierde dame was bo
vendien nicht Mien!
Het zal nog wel een poosje durei\
zuchtte Ro, eer ik alles begrijp in. een
vrouw!
Twee maanden lang pantseren ze zich
goed zichtbaar met ijs en binnen
in zich houden ze heel stilletjes een bran-
dend vuur omsloten....
OOK 'N VRAAG!
Rechter: „Hoe kon je zoo laag zijn
om iemand te bedriegen, die je blindelings
vertrouwde
Beklaagde: „Nogal wiedes, dat zijn de
eenige menschep die je kan bedriegen."
ONVERVAARD.
Een alleenwonende dame heeft 's avonds
Iaat in de huiskamer iemand hooren flui
ten. Ze gaat naar beneden, doet de deur
open en zegt:
Heb ik hier iemand hooren fluiten?.
De inbreker, toevallig vlak naast dfl
radio staande, antwoordt:
En met den fluitsolo, dames en
heeren, besluiten wij de uitzending. Wij'
wenschen u goeden nacht en wel te
.rusten!