Oorlogsherinneringen. De Appeldie ven. De Overweldiging van België. Waar het oorlogstempeest woedde. Pluimveeteelt. Eventjes Lachen. Herinneringen aan de omzwervingen van een oud oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen de arme, oude menschen, welke in hun vlucht niet verder dan tot hier konden komen. We hebben geen voedsel meer voor de gewonde Duitsche soldaten, wel ke we hier verplegen. Onze dokter is hier weggehaald en gevankelijk wegge voerd. We zijn zonder medische hulp. Er is geen eten in huis Steeds snikte de brave man wanhopend voort. Hij steekt zijn arm door den mijnen en voert me naar de recreatie-zaal van het gebouw, waar 20 Duitsche militairen in bedden liggen, gewonden uit den strijd om de forten. Hij nadert ma" voor man aan hun bed en vraagt ze met betraande oogen, hoe ze het maken en dan: Zeg me eerlijk: heb je... heb je... het goed hier?" De zieken stamelen slechts woorden van dank; sommigen wenden zich be schaamd en huilend om; anderen zijn niet in staat om een woord te uiten, maar vatten de hand van den directeur en drukken die, lang en innig. In kleine leszaaltjes liggen gewonde burgers, waarvan enkelen spoedig moe ten sterven. Ze zijn door kogels ge troffen tijdens de wilde beschieting door de Duitschers in den voorgaanden nacht- De dokter echfer is weggevoerd; er is geen medische hulp voor de ongelukkige». Er is ook geen eten In een andere zaal liggen een aantal heel oude vrouwtjes, die de veilige gren zen van Nederland niet konden halen. Md. (Wordt vervolgd.) ELECTRICITEIT IN DE PLUIMVEETEELT Üoor Ir. C. E- van de Stadb I. In de pluimveeteelt is het aantal toe passingen van de electriciteit steeds groei ende; het zal derhalve niet mogelijk zijn, om in het korte bestek van een paar artikelen een volledig overzicht te geven van de vele moeilijkheden, die de elec triciteit den pluimveehouder thans biedt of in de naaste toekomst zeer vermoe delijk zal bieden. In het volgende zullen slechts die toe passingen worden behandeld, waarvan thans reeds vaststaat, dat zij rendabel zijn voor den bedrijfspluimveehouder, althans bij de lage electriciteitstarieven, die vele electriciteitsbedrijven toestaan aan pluhn- yeebedrijven. DE HOKVERLICHTING. Ongetwijfeld is dit wel de oudste toe passing der electriciteit in de pluimvee teelt. Het zal wel onnoodig zijn» hier lang uit te weiden over de voordeelen, die de hokverlichting biedt: deze zijn bekend ge. noeg. Zonder overdrijving kan men zeg gen, dat de pluimveehouder, die thans geem hokverlichting toepast, daarmede blijk) geeft van een dusdanig gebrek aan inzicht, dat zijn bedrijf eraan ten gronde zal gaan. Immers zal hij niet opgewas sen zijn tegen zijn concurrenten, die wél hokverlichting toepassen en daardoor betere bedrijfsuitkomsten verkrijgen; dit gepaard aan de Omstandigheid, dat in deze tijden slechts een zeer zorgvuldige en tot op het uiterste gerationaliseerde exploitatie van een pluim veebedrijf eenige winstmogelijkheden biedt, zal maken dat zij, die niet alle mogelijkheden ten volle benutten, al gauw aanzienlijke verliezen zullen moeten leiden. De voordeelen der hokverlichting kun nen jn het kort als volgt worden samen gevat: 1- Het in.de.rui-vallen van de kippen wordt er geheel, of in ieder geval voor een belangrijk deel door voorkomen; 2- De totale eierproductie per kip en per jaar stijgt er door; 3- De waarde der eierproductie per kip en per jaar stijgt onevenredig méér dan de eierproductie op zichzelf genomen, om dat de kip aanzienlijk veel eieren méér gaat leggen in den tijd, waarin de eieren duur zijn, waartegenover slechts een klei ne afname der productie staat in de zomer-periode, waarin evenwel de waarde der eieren maar laag is. Natuurlijk ïs het voordeel, genoemd in punt 3, slechts relatef; de eierprijs richt zich naar vraag en aanbod, en zoodra elke p'u mveehcuder hokverlichting toe past, zal de eierprjjs in de wintermaan den zonder twijfel dalen, als gevolg van de grootere aanvoer. Inderdaad is deze invloed thans reeds duidelijk merkbaar. De hokverlichting brengt, de praktijk heeft het reeds onomstootelijk bewezen, dergelijke voordeelen, dat zelfs bij een hoogen electriciteitsprijs voor de verlich ting, een prijs b.v. van 25 of 30 cent per K W-, de kosten nog ruimschoots ge dekt zouden zijn door de meerdere op brengst- Daar de sfroomprijzen vrijwel overal heel wat lager zijn, behoeft hier over niet veel meer te worden gezegd. Wel is het van belang even na te gaan, waaraan een goede hokverlichting behoort te voldoen. De volgende eischen moeten worden: gesteld 1. De voeder- en drinkbakken moeten, evenals de zitstokken, goed worden ver licht 2- De verlichting moet voldoende zijn (men rekene ongeveer met 60 Watt per 20 30 kippen) en mag in lange hok ken niet al te ongelijkmatig zijn. De volgende systemen van hokverlich ting worden gewoonlijk toegepast: a. ochtendverlichting; b. a vond verlichting c. ochtend- en avowdverlichting gecoirf. bineerd; d. het systeem van den avondmaal® maaltijd", waarbij de kippen des avonds nog eens gedurende een uur in de ge legenheid worden gesteld voedsel op ta nemen. Welk) systeem van deze vier het besta is, is nagegaan aan de hand van uitvoe- rige proeven, ten deze ondernomen doofl het Rijksinstituut voor Pluimveeteelt t® Beekbergen, in samenwerking met 't Cen traal Bureau van de Vereeniging van Di recteuren van Electriciteitsbedrijven in Ne derland. Daar zijn, gedurende een geheel! winterseizoen, de systemen a, b en c naast elkaar toegepast; het resultaat was, dat a en b vrijwel geheel gelijke resultaten gaven, terwijl het systeem c minder ge schikt bleek, omdat vele rassen niet tegen deze blijkbaar Al te groote forcee ring bestand bleken en uitgeput geraak ten. Zijn ochtend, en avondverlicht;ng dus vrijwel gelijkwaardig wat de resultaten betreft. Uit pract.sche overwegingen ver dient de ochtendverlichting ongetwijfeld den voorkeur. Immers is niet alleen in vele gevallen de stroomprijs voor de och tendverlichting aanzienlijk veel lager dan de stroomprijs voor de avondverlichting, ook kan de lichtinstallatie in de hokken eenvoudiger zijn. Bij de avondverlichting! toch moet men een „schetnerverlichting" toepassen, die onmiddellijk na de eigen lijke verlichtingsperiode gedurende b.v« een kwartier wordt ingeschakeld. Zou men n.1. de volle verlichting ineens uit schakelen, dan zouden de kippen de zit stokken niet kunnen vinden; men moet ze hierin helpen door een korte periode van kunstmatige schemering. Dez s;he- merverlichting moet héél zwak zijn en kan bv. worden verkregen met zg- nacht lampjes. Bij de morgenverlichting is zulk een schemeryerlichting echter volk men overbodig: men kan de lampen direct op volle sterkte ontsteken b-v. te 4 uur >s morgens, en de lampen uitschakelen, wanneer het geheel licht is, b v. te 8 A' 9 #iur *s morgens. Tenslotte geeft de ochtendverlichting besparing van arbeid vergeleken met de avondverlichting, daar men het voer voof den volgenden morgen 's avonds, wanneer de kippen reeds slapen, in het hok kan strooien en >t inschakelen van de verlich ting >s morgens ie 4 uur door een eenvou dige en weinig kostbare schakelklok kan doen geschieden. Bij de avondverlicliting is de voedering iets minder eenvoudig en voorts leert de praktijk, dat men steels alle hokken moet controleeren, wanneer de schemerverlichting brandt, om zich' te overtuigen, dat werkelijk alle kippen de zitstokken hebben opgezocht. Slechts de Maasstroom scheidde me van den vuurgloed, welke aan den anderen oever uitsloeg. Fel knetterden de vlam men, met donderend geraas stortten tel kens weer opnieuw daken in, fel zong het brandende, levende hout der boomen. 't Was één vuurzee, al wat mijn oog zag. De wind woei op me toe en over- wuifde me met een benauwd-heete lucht. Als lawines rolden de rookwolken door de straten naar den Maasoever, waar ze breed-uit spreidden over het water. Over 't algemeen stonden de gevels der hui zen nog recht en op meerdere plaatsen had het vuur de uit de vensters gesto ken witte vlaggetjes nog gespaard, de teekenen van onderwerping van een ang stige bevolking. Ik wilde me in het stadje zelve voe gen, maar degenen, die anders op last der Duitschers den overzetdienst onder- hielden, waren blijkbaar ook al gevlucht of weggevoerd. Ik ging daarom op Lixhe aan, hopende om via de schipbrug al daar, naar Visé te kunnen komen. Onderweg kom ik in aanraking met een paar Duitsche militairen, van wie één zich' ontpopt al9 een collega, in gewone om standigheden n.1. redacteur van de Köln. Zeitung. Daar had ik nu een intellec tueel gevormd en geciviliseerd mensch, met wien ik eens verstandig zou kunnen praten over 't voor mij zoo onverwachte en ongedachte barbaarsche optreden van een leger, hetwelk zich' drager heette van een hoogstaande „kultur". Maar eigenaardig: ook deze mensch bleek gevangen en beneveld door de oor- logspsyhose. Hij praatte honderd-uit over de „bevriende" Hollanders, die zich zoo verstandig buiten den oorlog hadden ge houden; hij sprak over de onweerstaan baarheid van het Duitsche leger en over zijn verzekerdheid van een, spoedig, zege vierend verloop van den oorlog, maar terwijl daar pal achter ons een stad ver brandde en misschien tientallen lijken van neergeschoten burgers op de straten lagen te vergaan, kwam het geen oogenbük in den man op, om van die tragedie eige ner beweging eenigen uitleg te geven. Waren dan alle Duitschers beesten? Zoo iets mag men natuurlijk niet aan nemen; het zoude onbillijk en ook on juist zijn. Het zijn de vloekwaardige oor logsomstandigheden, welke! normale gevoe lens doen afstompen en Alles onderge schikt maken aan de doelstelling: voor waarts, naar de overwinning, naar het zegevierend einde! Die suggestieve ge dachte is niet alleen op vaderlandsliefde gesteld, maar mede op den wil tot zelf behoud. Intuïtief voelen de menschen aan,, dat, hoe harder en meer onmeedoogenloos ze zich een weg slaan door de hel, waar het gevaar van alle kanten dreigt, des te spoediger dat gevaar zal zijn door staan en de glorie van het heldendom hun deel zal zijn. Toen ik mijn Duitschen collega einde lijk vroeg, wat die brandende stad be- duiddle, lichtte hij een oogenblik onver schillig zijn schouders. „Men" had hem verteld, dat burgers geschoten zouden hebben. Hij besloot zijn verklaring met een scheldpartij op de Belgische burger bevolking, die hij van de ergste gruwel daden beschuldigde. Ik vernam nog van hem, dat de troe pen, die tot heden in Visé gelegerd wa ren geweest, dezen morgen, vroeg waren doorgetrokken en slechts een kleine af- deeling was achtergebleven om de „straf" over het stadje te voltrekken. Het bruggecommando te Lixhe liet me passieeeren, nadat me ook daar allerlei gru welverhalen waren gedaan. Overal scho ten de Belgische burgers, naar 't heette, Het waren moeilijke tijden voor vrouw Goosens op Vredehof. Vredehof was eer tijds een der beste boerderijen geweest nut den omtrek, haar grootvader had tiet gedoetje laten zetten, haarvader had het uitgebreid, haar man zaliger had hetGod betere 't verdaan. Aan drank en door onverstand. Ze zou geen kwaad van hem spreken, nooit niet, tegen niemand niet. Hij was haar man geweest en ze had hem willen en moeten hebben, tegen den raad van haar brave, nu ook overleden ouders in. Haar Jan was zoo'n knappe jongen, in zijn besten tijd. En dat had haar bekoord, had haar blmd gemaakt voor het feit, dat zijn handen verkeerd stounden. Och, er was zoovéél verkeerd gebleken aan hem Voor hem had ze de liefde versmaad van een goeden gebuur, bo^r Willems. Die was niet bijzonder knap, al was ie niet leelijk, en hij was een paar jaar ©uder dan zij. En zijn gedoetje was ldein, vergeleken bij de behuizinge en de lan derijen van haar ouders. Boer Willems woonde er nóg, hij was nooit ge trouwd, nooit "te, maar hij was versom- verraderlijk op niets vermoedende solda ten; gewonden staken ze de oogen uit of hun werden de handen afgekapt enz. Op mijn vraag, waar dit alles gebeurd was, kreeg ik ten antwoord: overal! (Later zullen we zien, hoe nauwkeurige onderzoekingen, o-m. van Dr. de Groot, leider van het Roode Kruis-Hospitaal te Maastricht, al deze verhalen als fabels hebben doen kennen.) Vanuit de richting-Visé trokken onaf zienbare legertrossen op in de richting. Tongeren, een opmarsch, welke in het ge heel niet meer belemmerd kon worden, nu alle forten van Luik waren gevallen. De weg, die deze troepen, e i ik zelf in. tegengestelde riichting, gingen, lag be zaaid met fietsen, schoenen, instrumenten, speelgoederen en andere winkelwaren, al les splinternieuw, geplunderd uit de nu brandende winkels. De kostbaarste voor werpen lagen daartusschen en alles werd vertrapt en vernield ondeF de hoeven van de paarden der voorbijtrekkende uhlanen of onder de zware wielen van kanonnen en houwitsers. Ik passeer enkele huizen» welke even buiten de kom der gemeente liggen en nog niet branden. Een vrouw staat er op straat en ze heeft een paar kistjes sigaren onder den arm. Eén kistje houdt ze voor aan de manschappen, die langs trekken en gretig een sigaar uit 't kistje nemen. Die vrouw leek me vol slagen krankzinnig toe. Ze stond als 't ware te dansen en d'r gezicht was ver wrongen van zenuwen. Haar vriendelijk heid heeft niet mogen baten; een paar dagen later heb ik gezien, dat ook) haar huisje verwoest was. De opmarcheerende troepen 'gingen in een boog om het brandende stadje heen, dat ik zelf thans op punten, waar dat mogelijk bleek, binnentreed. Het eerste wat ik zie, zijn een paar uitgebrande hui zen, welker muren nog groote plakkaten dragen, vermeldende dat ze eigendom zijn van een Hollander.,.. Het stadje is nog één vlammenzee; de Duitschers Hadden hun vernielingswerk goed gedaan. Ze beschikten voor zulke zaakjes over speciale brandpeletons, die met petroleum en benzine werkten en ook groote voorraden ?,brandpastilles" hadden, zwarte schijfjes, welke, op een branden de plek geworpen, sissend en versprin gend, het vuur uitdroegen. Burgers zag ik niet meer in t stadje^ het verblijf was er trouwens onmogelijk geworden en gevaarlijk- Brandende dak goten en luiken kwamen telkens onver wacht naar beneden en soms zag ik plots een gevel instorten, toen ik poogde om steeds verder in dit oord van verschrik king binnen te dringen. Uitgebroken paarden, koeien, varkens, honden enz. rennen half dol van angst door de straten en dronken soldaten, wel ke hier en daar op kruispunten tesamen staan, hebben er schik in om op deze dieren te schieten en ze neer te leggen. Plots zien ik een knaap van misschien een jaar of 12 een brandende straat in- rennen, roepende om z'n vader, moeder, zijn broertjesDe jongen loopt gevaar in de vlammen om te komen ©f te wor den neergeschoten door de dronken sol daten. Ik loop den knaap dus na en sleep hem, ondanks zijn verzet, de straat uit. Gelukkig ontmoet ik een paar goe de en nuchtere soldaten, wien ik het ge val vertel en die op zich nemen om den jongen buiten de brandende stad te bren gen. lk begeef me zelf ook weer naar buiten, omdat ik bijna verstik van den rook. Ik ontwaar een Hollandsche Roode Kruis-auto, welke van Maastricht was uit gezonden; de verplegers, die ik al eens eerder op het oorlogssterreiin had ont beid, stroef geworden. Zijn gedoente ech ter was in de vijftien jaar sedert de groote teleurstelling in zijn leven, sterk vergroot en uitgebreid, want Willems wist, wat werken was en hij had een goeden kop- Ge-morgen, zei-die, als hij vrouw Goos- sens zag, nu al jaren weduwe. Of g'navet Maar het klonk stuursch en nóóit had-ie een praatje. Vrouw Willems wist allang, dat ze ver keerd had gekozen, indertijd, maar nooit zou ze het zich bekennen. Geploeterd had ze om de renten op te brengen van de hypotheek, waarmee, huis en landerijen door haar man belast waren geworden.. Lang was ze daarin geslaagd, maar thans nu alles tegen liep, de melk, de boter, de varkens haar geld niet meer opbrachten, nu wist ze geen uitkomst meer. Onlangs had ze het vee verkocht, het personeel ontslagen, thans was het verkooopbiljet op het erf geplaatst. Met 1 November moest ze d'r af.... 't Was in den middag van een der mooie herfstdagen. Daar naderde boer Willems- Lieve hemel, wat was er nou gebeurd? De boer schreed naar de deur met een gezicht, rood van woede. Aan iedere hand had hij een van de jongens van vrouw Goos- moet, herkenden me en liepen aanstonds op me toe om me in de beveiligende nabijheid van het Roode Kruis te brengen. Ze gebieden het me meer dan dat ze het verzoeken; ze begrijpen niet, hoe ik me in die hel heb durven wagen. Ze vertellen me, dat ze daar straks nog een oude vrouw uit haar brandende woning hebben moeten wegsleepen, omdat ze niet wilde meegaan en in haar wanhhop slechts uitriep; „Je veux mourir! Je veux mou- rir!"' ze wilde nog slechts sterven De Roode Kruis.verplegers geven me een glas wijn te drinken, waardoor ik me aanmerkelijk verkwikt gevoel. Ik begeef me weer op pad, doch zie geen kans om nog ergens de brandende stad binnen te komen. Op een gegeven moment sta ik voor de puinhoopen van een villa, op een muur waarvan ik den naam „Rustica" nog ontdek. Meteen herinner ik me, dat een der vele schriftelijke verzoeken, welke me via mijn redactie te Amsterdam» bereik ten, op de bewoners van deze villa be trekking moet hebben gehad. Ik was dringend gevraagd geworden om eens naar deze menschen, een Nederlandsche familie Villers-Borret te informeeren. Terwijl ik er nog sta te kijken, komt een klein groepje vluchtelingen aan, met die ellendige pakjes onder de armen, waarin ze in hun. zenuwachtigen haast dingen vergaarden, welke de ininsie waar de hadden. De meesten snikken kramp achtig en ze sidderden, toen ze me ont waarden. Ik beauid ze, dat ze voor mij geen vrees behoeven te hebben en loop een stukje met ze op, om ze zoo ma- gelijk nog van dienst te kunnen zijn- Van de bewoners der villa Rustica wisten ze me te vertellen, dat mijnheer enkele da gen geleden als gêvolg van de vele emo ties door een beroerte was getroffen en aan de gevolgen overleden; mevrouw, die zich meermalen als een heldin tus schen de arme slachtoffers had betoond, zou vermoedelijk een toevlucht hebben gezocht in het college St- Hadelin. De arme vluchtelingen, met wie ik thans opliep, wisten eigenlijk nog niet, waarheen ze zouden gaan. Z® meenden, dat ze in Holland niet zouden worden toegelaten, temeer niet, omdat ze zonder middelen waren. Ik overtuigde ze, dat we er andere begrippen van naastenliefde op na hielden en bracht ze buiten de gevaarlijke om geving en een eind in de richting van ons Limburgsche Eysden. Zelf wil ik nog eens bij Dr. Goffin, den directeur van liet college „St. Ha delin", op bezoek gaan. jk stuit onder weg op een ri'oep stom-dronken soldaten, die mijn papieren van hand tot hand laten gaan, maar me overigens niet onwelwil lend gezind blekijL nu ze moesten aan nemen, dat ik een*Nederïandsch journalist was. Ze zingen, tieren en zwaaien met hun armen; de meesten hebben fles- schen drank bij zich', welke ze voortdu rend aan den mond brengen. Een groepje uhlanen vermaakt zich' onschuldiger met eenige geroofde ftesschen suikergoed t „spekken" noemden de Vlamingen ze en ook blijken verschillende oorlogsdap peren zich onledig te houden met het rooven van allerlei spullen uit de bran dende huizen, met geen ander doel dan om de ze dingen buiten op straat stuk fe smijten. Het groote gebouw van het college St. Hadelin blijkt nog overeind te staan. Zoo gauw de eerwaarde directeur, Dr. Frits Goffin, me zag, brak hij in snikken uit en greep npn hand, die hij lang en sprakeloos drukt. Zelf had ik evenmin be hoefte om wat te zeggen. Eindelijk sta melt de gebroken man: Hadt u het ooit kunnen denken, dat ons- dat ons een zóó wreed lot zou treffen? Wat heeft de arme bevolking misdaan? Mo» Dieu! Mon Dieu! Hebben we niet alles gegeven, wat we hadden? Hebben we hun bevelen niet stipt ge hoorzaamd? Hebben we niet meer ge daan, dan ze eischten? Hun gewonden, hebben we ze niet liefdevol verpleegd? Ja, die stakkers zijn vol dank iegens me. Maar mon Dieu! waaróm dan toch dit alles?! We hebben niets meer in huis voor sens i« d'r nekvel. D eblagen schreeuw den als vèrkens. Buur! riep ze uit- Buuri wat is er gebeurd? Wat Wat Wat er is? antwoordde Willems. Wat er is?? Dat jou jongens voor galg en rad opgroeien! Begrijp je dat? Voor 'galg en rad, zeg ik je. Gauwdieven wor den hei! In mijn tuin heb ik ze gesnapt, toen ze appelen aan het gappen waren. Hoor je? Appelen aan het gappen, jawel! Ach buur smeekte vrouw Goos sens laat de jongens asjeblieft los. Ze zullen het nooit meer doen. Ik zweer je.. Met November gaane we weg, buur. Ja, met November gaane je weg! Met November gaane je weg! Gaane je weg! Is liet geen eeuwige zonde van zoo'n gedoente-..? Met November gaane je weg... Maar wacht, je zult nog. meer van me hooren! En 's avonds was.ie er weer. Zijn de jongens naar bed? grom de ie. Hij probeerde stuursch te blijven. Vrouw Goossens knikte. Spreken kon zfi niet. >-1 Kijk ris zei Willems hier is een zak, zie je, ntet appelen. Voor de jongens Maar G.Gerrit.,» ben je dan ntet kwaad, dat zie.»»» Kwaad? Ben je besuikerd, meid? kwaad op die Jongens? Toen ik zóó was, als zij, heb ik óók appelen ge graaid, waar ik ze krijgen konNee, meid, ik was b 1 ijzie je, b 1 ij Blij? Ja, natuurlijk, blij, dat ik nou ein delijk eens een smoes had om bij je te komen en te zeggendat- Wat boer Willems te zeggen had, laten we te raden. Maar toen Willems een paar uur later werd tfitgeleid door de weduwe Goossens, toen liep-je eerst op het bord toe, waarop de a.s. verkooping stond aangekondigd. -Eén voor één ver wijderde hij de punaises, toen 't papier. En den anderen morgen 't was Zon- dag ging hij vrouw Goossens aanha len „voor de kerk". Nou, toen wist dien dag heel het dorp het groote nieuws. ZIJ KREEG HAAR HELFT. Mister Atchison uit New York trad der tig jaar geleden in het huwelijk met miss Elisabeth Stanford uit Philadelphia. Hij bezat 1000 dollar en zij kreeg van papa een bruidschat van eveneens 1000 dollar mee. Samen richtten zij een zaak op, die zóó hevig floreerde, dat zij er rijk bij werden. Maar nooit liet de vrouw na. haar man eraan te herinneren, dat zij aarf de stichting precies evenveel had bijge. dragen als hij ©n dat haar dus van alles nauwkeurig de helft toekwam. Het werd tenslotte een bezoeking, zóó dikwijls als zij het hem verweet en toen hij was ge* storven, bleek, dat hij zijn weduwe letter lijk van alles haar helft had nagelaten. De helft van zijn tegoed op de bank niet alleen, doch nauwkeurig beschreven ook de helft van zijn onroerende goe deren. Hij had het stuk voor stuk in zijn testament laten beschrijven. Iedere stoel moest doormidden worden gehakt en zelfs de piano in tweeën worden ge zaagd. Ook de vogelkooi werd doormid den gebroken en slechts door een over haaste vlucht kon Pietje voorkomen, dat hij hetzelfde lot onderging. VOOR DEN LAATSTEN KEER. „Nou, ik zal je dan nog vijf gulden leenen; maar als ik ze de volgende week niet terugheb, is het de laatste keer ge weest." „Leen me d'r nou dan tien, alsjeblieft." KINDERMOND. Wat tees je daar, Hansje? Ik weet het niet, mammie! Maar je leest toch hardop? Ja mammie, maar ik luister niet.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1934 | | pagina 2