Oorlogsherinneringen.
De Appeldie ven.
De Overweldiging van België.
Waar het oorlogstempeest woedde.
Pluimveeteelt.
Eventjes Lachen.
Herinneringen aan de omzwervingen van een oud
oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen
de arme, oude menschen, welke in hun
vlucht niet verder dan tot hier konden
komen. We hebben geen voedsel meer
voor de gewonde Duitsche soldaten, wel
ke we hier verplegen. Onze dokter is
hier weggehaald en gevankelijk wegge
voerd. We zijn zonder medische hulp. Er
is geen eten in huis
Steeds snikte de brave man wanhopend
voort. Hij steekt zijn arm door den mijnen
en voert me naar de recreatie-zaal van
het gebouw, waar 20 Duitsche militairen
in bedden liggen, gewonden uit den strijd
om de forten.
Hij nadert ma" voor man aan hun bed
en vraagt ze met betraande oogen, hoe
ze het maken en dan: Zeg me eerlijk:
heb je... heb je... het goed hier?"
De zieken stamelen slechts woorden
van dank; sommigen wenden zich be
schaamd en huilend om; anderen zijn niet
in staat om een woord te uiten, maar
vatten de hand van den directeur en
drukken die, lang en innig.
In kleine leszaaltjes liggen gewonde
burgers, waarvan enkelen spoedig moe
ten sterven. Ze zijn door kogels ge
troffen tijdens de wilde beschieting door
de Duitschers in den voorgaanden nacht-
De dokter echfer is weggevoerd; er is
geen medische hulp voor de ongelukkige».
Er is ook geen eten
In een andere zaal liggen een aantal
heel oude vrouwtjes, die de veilige gren
zen van Nederland niet konden halen.
Md. (Wordt vervolgd.)
ELECTRICITEIT IN DE
PLUIMVEETEELT
Üoor Ir. C. E- van de Stadb
I.
In de pluimveeteelt is het aantal toe
passingen van de electriciteit steeds groei
ende; het zal derhalve niet mogelijk zijn,
om in het korte bestek van een paar
artikelen een volledig overzicht te geven
van de vele moeilijkheden, die de elec
triciteit den pluimveehouder thans biedt
of in de naaste toekomst zeer vermoe
delijk zal bieden.
In het volgende zullen slechts die toe
passingen worden behandeld, waarvan
thans reeds vaststaat, dat zij rendabel zijn
voor den bedrijfspluimveehouder, althans
bij de lage electriciteitstarieven, die vele
electriciteitsbedrijven toestaan aan pluhn-
yeebedrijven.
DE HOKVERLICHTING.
Ongetwijfeld is dit wel de oudste toe
passing der electriciteit in de pluimvee
teelt. Het zal wel onnoodig zijn» hier lang
uit te weiden over de voordeelen, die de
hokverlichting biedt: deze zijn bekend ge.
noeg. Zonder overdrijving kan men zeg
gen, dat de pluimveehouder, die thans
geem hokverlichting toepast, daarmede
blijk) geeft van een dusdanig gebrek aan
inzicht, dat zijn bedrijf eraan ten gronde
zal gaan. Immers zal hij niet opgewas
sen zijn tegen zijn concurrenten, die wél
hokverlichting toepassen en daardoor
betere bedrijfsuitkomsten verkrijgen; dit
gepaard aan de Omstandigheid, dat in
deze tijden slechts een zeer zorgvuldige
en tot op het uiterste gerationaliseerde
exploitatie van een pluim veebedrijf eenige
winstmogelijkheden biedt, zal maken dat
zij, die niet alle mogelijkheden ten volle
benutten, al gauw aanzienlijke verliezen
zullen moeten leiden.
De voordeelen der hokverlichting kun
nen jn het kort als volgt worden samen
gevat:
1- Het in.de.rui-vallen van de kippen
wordt er geheel, of in ieder geval voor
een belangrijk deel door voorkomen;
2- De totale eierproductie per kip en
per jaar stijgt er door;
3- De waarde der eierproductie per kip
en per jaar stijgt onevenredig méér dan
de eierproductie op zichzelf genomen, om
dat de kip aanzienlijk veel eieren méér
gaat leggen in den tijd, waarin de eieren
duur zijn, waartegenover slechts een klei
ne afname der productie staat in de
zomer-periode, waarin evenwel de waarde
der eieren maar laag is.
Natuurlijk ïs het voordeel, genoemd in
punt 3, slechts relatef; de eierprijs richt
zich naar vraag en aanbod, en zoodra
elke p'u mveehcuder hokverlichting toe
past, zal de eierprjjs in de wintermaan
den zonder twijfel dalen, als gevolg van
de grootere aanvoer. Inderdaad is deze
invloed thans reeds duidelijk merkbaar.
De hokverlichting brengt, de praktijk
heeft het reeds onomstootelijk bewezen,
dergelijke voordeelen, dat zelfs bij een
hoogen electriciteitsprijs voor de verlich
ting, een prijs b.v. van 25 of 30 cent
per K W-, de kosten nog ruimschoots ge
dekt zouden zijn door de meerdere op
brengst- Daar de sfroomprijzen vrijwel
overal heel wat lager zijn, behoeft hier
over niet veel meer te worden gezegd.
Wel is het van belang even na te gaan,
waaraan een goede hokverlichting behoort
te voldoen.
De volgende eischen moeten worden:
gesteld
1. De voeder- en drinkbakken moeten,
evenals de zitstokken, goed worden ver
licht
2- De verlichting moet voldoende zijn
(men rekene ongeveer met 60 Watt per
20 30 kippen) en mag in lange hok
ken niet al te ongelijkmatig zijn.
De volgende systemen van hokverlich
ting worden gewoonlijk toegepast:
a. ochtendverlichting;
b. a vond verlichting
c. ochtend- en avowdverlichting gecoirf.
bineerd;
d. het systeem van den avondmaal®
maaltijd", waarbij de kippen des avonds
nog eens gedurende een uur in de ge
legenheid worden gesteld voedsel op ta
nemen.
Welk) systeem van deze vier het besta
is, is nagegaan aan de hand van uitvoe-
rige proeven, ten deze ondernomen doofl
het Rijksinstituut voor Pluimveeteelt t®
Beekbergen, in samenwerking met 't Cen
traal Bureau van de Vereeniging van Di
recteuren van Electriciteitsbedrijven in Ne
derland. Daar zijn, gedurende een geheel!
winterseizoen, de systemen a, b en c naast
elkaar toegepast; het resultaat was, dat
a en b vrijwel geheel gelijke resultaten
gaven, terwijl het systeem c minder ge
schikt bleek, omdat vele rassen niet
tegen deze blijkbaar Al te groote forcee
ring bestand bleken en uitgeput geraak
ten.
Zijn ochtend, en avondverlicht;ng dus
vrijwel gelijkwaardig wat de resultaten
betreft. Uit pract.sche overwegingen ver
dient de ochtendverlichting ongetwijfeld
den voorkeur. Immers is niet alleen in
vele gevallen de stroomprijs voor de och
tendverlichting aanzienlijk veel lager dan
de stroomprijs voor de avondverlichting,
ook kan de lichtinstallatie in de hokken
eenvoudiger zijn. Bij de avondverlichting!
toch moet men een „schetnerverlichting"
toepassen, die onmiddellijk na de eigen
lijke verlichtingsperiode gedurende b.v«
een kwartier wordt ingeschakeld. Zou
men n.1. de volle verlichting ineens uit
schakelen, dan zouden de kippen de zit
stokken niet kunnen vinden; men moet
ze hierin helpen door een korte periode
van kunstmatige schemering. Dez s;he-
merverlichting moet héél zwak zijn en kan
bv. worden verkregen met zg- nacht
lampjes. Bij de morgenverlichting is zulk
een schemeryerlichting echter volk men
overbodig: men kan de lampen direct
op volle sterkte ontsteken b-v. te 4 uur
>s morgens, en de lampen uitschakelen,
wanneer het geheel licht is, b v. te 8 A'
9 #iur *s morgens.
Tenslotte geeft de ochtendverlichting
besparing van arbeid vergeleken met de
avondverlichting, daar men het voer voof
den volgenden morgen 's avonds, wanneer
de kippen reeds slapen, in het hok kan
strooien en >t inschakelen van de verlich
ting >s morgens ie 4 uur door een eenvou
dige en weinig kostbare schakelklok kan
doen geschieden. Bij de avondverlicliting
is de voedering iets minder eenvoudig en
voorts leert de praktijk, dat men steels
alle hokken moet controleeren, wanneer
de schemerverlichting brandt, om zich' te
overtuigen, dat werkelijk alle kippen de
zitstokken hebben opgezocht.
Slechts de Maasstroom scheidde me van
den vuurgloed, welke aan den anderen
oever uitsloeg. Fel knetterden de vlam
men, met donderend geraas stortten tel
kens weer opnieuw daken in, fel zong
het brandende, levende hout der boomen.
't Was één vuurzee, al wat mijn oog
zag. De wind woei op me toe en over-
wuifde me met een benauwd-heete lucht.
Als lawines rolden de rookwolken door
de straten naar den Maasoever, waar ze
breed-uit spreidden over het water. Over
't algemeen stonden de gevels der hui
zen nog recht en op meerdere plaatsen
had het vuur de uit de vensters gesto
ken witte vlaggetjes nog gespaard, de
teekenen van onderwerping van een ang
stige bevolking.
Ik wilde me in het stadje zelve voe
gen, maar degenen, die anders op last
der Duitschers den overzetdienst onder-
hielden, waren blijkbaar ook al gevlucht
of weggevoerd. Ik ging daarom op Lixhe
aan, hopende om via de schipbrug al
daar, naar Visé te kunnen komen.
Onderweg kom ik in aanraking met een
paar Duitsche militairen, van wie één zich'
ontpopt al9 een collega, in gewone om
standigheden n.1. redacteur van de Köln.
Zeitung. Daar had ik nu een intellec
tueel gevormd en geciviliseerd mensch, met
wien ik eens verstandig zou kunnen
praten over 't voor mij zoo onverwachte
en ongedachte barbaarsche optreden van
een leger, hetwelk zich' drager heette van
een hoogstaande „kultur".
Maar eigenaardig: ook deze mensch
bleek gevangen en beneveld door de oor-
logspsyhose. Hij praatte honderd-uit over
de „bevriende" Hollanders, die zich zoo
verstandig buiten den oorlog hadden ge
houden; hij sprak over de onweerstaan
baarheid van het Duitsche leger en over
zijn verzekerdheid van een, spoedig, zege
vierend verloop van den oorlog, maar
terwijl daar pal achter ons een stad ver
brandde en misschien tientallen lijken van
neergeschoten burgers op de straten lagen
te vergaan, kwam het geen oogenbük in
den man op, om van die tragedie eige
ner beweging eenigen uitleg te geven.
Waren dan alle Duitschers beesten?
Zoo iets mag men natuurlijk niet aan
nemen; het zoude onbillijk en ook on
juist zijn. Het zijn de vloekwaardige oor
logsomstandigheden, welke! normale gevoe
lens doen afstompen en Alles onderge
schikt maken aan de doelstelling: voor
waarts, naar de overwinning, naar het
zegevierend einde! Die suggestieve ge
dachte is niet alleen op vaderlandsliefde
gesteld, maar mede op den wil tot zelf
behoud. Intuïtief voelen de menschen aan,,
dat, hoe harder en meer onmeedoogenloos
ze zich een weg slaan door de hel, waar
het gevaar van alle kanten dreigt, des
te spoediger dat gevaar zal zijn door
staan en de glorie van het heldendom
hun deel zal zijn.
Toen ik mijn Duitschen collega einde
lijk vroeg, wat die brandende stad be-
duiddle, lichtte hij een oogenblik onver
schillig zijn schouders. „Men" had hem
verteld, dat burgers geschoten zouden
hebben. Hij besloot zijn verklaring met
een scheldpartij op de Belgische burger
bevolking, die hij van de ergste gruwel
daden beschuldigde.
Ik vernam nog van hem, dat de troe
pen, die tot heden in Visé gelegerd wa
ren geweest, dezen morgen, vroeg waren
doorgetrokken en slechts een kleine af-
deeling was achtergebleven om de „straf"
over het stadje te voltrekken.
Het bruggecommando te Lixhe liet me
passieeeren, nadat me ook daar allerlei gru
welverhalen waren gedaan. Overal scho
ten de Belgische burgers, naar 't heette,
Het waren moeilijke tijden voor vrouw
Goosens op Vredehof. Vredehof was eer
tijds een der beste boerderijen geweest
nut den omtrek, haar grootvader had
tiet gedoetje laten zetten, haarvader had
het uitgebreid, haar man zaliger
had hetGod betere 't verdaan. Aan
drank en door onverstand. Ze zou geen
kwaad van hem spreken, nooit niet, tegen
niemand niet. Hij was haar man geweest
en ze had hem willen en moeten hebben,
tegen den raad van haar brave, nu ook
overleden ouders in. Haar Jan was zoo'n
knappe jongen, in zijn besten tijd.
En dat had haar bekoord, had haar blmd
gemaakt voor het feit, dat zijn handen
verkeerd stounden. Och, er was zoovéél
verkeerd gebleken aan hem
Voor hem had ze de liefde versmaad
van een goeden gebuur, bo^r Willems.
Die was niet bijzonder knap, al was ie
niet leelijk, en hij was een paar jaar
©uder dan zij. En zijn gedoetje was ldein,
vergeleken bij de behuizinge en de lan
derijen van haar ouders. Boer Willems
woonde er nóg, hij was nooit ge
trouwd, nooit "te, maar hij was versom-
verraderlijk op niets vermoedende solda
ten; gewonden staken ze de oogen uit
of hun werden de handen afgekapt enz.
Op mijn vraag, waar dit alles gebeurd
was, kreeg ik ten antwoord: overal!
(Later zullen we zien, hoe nauwkeurige
onderzoekingen, o-m. van Dr. de Groot,
leider van het Roode Kruis-Hospitaal te
Maastricht, al deze verhalen als fabels
hebben doen kennen.)
Vanuit de richting-Visé trokken onaf
zienbare legertrossen op in de richting.
Tongeren, een opmarsch, welke in het ge
heel niet meer belemmerd kon worden,
nu alle forten van Luik waren gevallen.
De weg, die deze troepen, e i ik zelf in.
tegengestelde riichting, gingen, lag be
zaaid met fietsen, schoenen, instrumenten,
speelgoederen en andere winkelwaren, al
les splinternieuw, geplunderd uit de nu
brandende winkels. De kostbaarste voor
werpen lagen daartusschen en alles werd
vertrapt en vernield ondeF de hoeven van
de paarden der voorbijtrekkende uhlanen
of onder de zware wielen van kanonnen
en houwitsers. Ik passeer enkele huizen»
welke even buiten de kom der gemeente
liggen en nog niet branden. Een vrouw
staat er op straat en ze heeft een paar
kistjes sigaren onder den arm. Eén kistje
houdt ze voor aan de manschappen, die
langs trekken en gretig een sigaar uit
't kistje nemen. Die vrouw leek me vol
slagen krankzinnig toe. Ze stond als 't
ware te dansen en d'r gezicht was ver
wrongen van zenuwen. Haar vriendelijk
heid heeft niet mogen baten; een paar
dagen later heb ik gezien, dat ook) haar
huisje verwoest was.
De opmarcheerende troepen 'gingen in
een boog om het brandende stadje heen,
dat ik zelf thans op punten, waar dat
mogelijk bleek, binnentreed. Het eerste
wat ik zie, zijn een paar uitgebrande hui
zen, welker muren nog groote plakkaten
dragen, vermeldende dat ze eigendom zijn
van een Hollander.,..
Het stadje is nog één vlammenzee; de
Duitschers Hadden hun vernielingswerk
goed gedaan. Ze beschikten voor zulke
zaakjes over speciale brandpeletons, die
met petroleum en benzine werkten en ook
groote voorraden ?,brandpastilles" hadden,
zwarte schijfjes, welke, op een branden
de plek geworpen, sissend en versprin
gend, het vuur uitdroegen.
Burgers zag ik niet meer in t stadje^
het verblijf was er trouwens onmogelijk
geworden en gevaarlijk- Brandende dak
goten en luiken kwamen telkens onver
wacht naar beneden en soms zag ik plots
een gevel instorten, toen ik poogde om
steeds verder in dit oord van verschrik
king binnen te dringen.
Uitgebroken paarden, koeien, varkens,
honden enz. rennen half dol van angst
door de straten en dronken soldaten, wel
ke hier en daar op kruispunten tesamen
staan, hebben er schik in om op deze
dieren te schieten en ze neer te leggen.
Plots zien ik een knaap van misschien
een jaar of 12 een brandende straat in-
rennen, roepende om z'n vader, moeder,
zijn broertjesDe jongen loopt gevaar
in de vlammen om te komen ©f te wor
den neergeschoten door de dronken sol
daten. Ik loop den knaap dus na en
sleep hem, ondanks zijn verzet, de straat
uit. Gelukkig ontmoet ik een paar goe
de en nuchtere soldaten, wien ik het ge
val vertel en die op zich nemen om den
jongen buiten de brandende stad te bren
gen. lk begeef me zelf ook weer naar
buiten, omdat ik bijna verstik van den
rook. Ik ontwaar een Hollandsche Roode
Kruis-auto, welke van Maastricht was uit
gezonden; de verplegers, die ik al eens
eerder op het oorlogssterreiin had ont
beid, stroef geworden. Zijn gedoente ech
ter was in de vijftien jaar sedert de
groote teleurstelling in zijn leven, sterk
vergroot en uitgebreid, want Willems
wist, wat werken was en hij had een
goeden kop-
Ge-morgen, zei-die, als hij vrouw Goos-
sens zag, nu al jaren weduwe. Of g'navet
Maar het klonk stuursch en nóóit had-ie
een praatje.
Vrouw Willems wist allang, dat ze ver
keerd had gekozen, indertijd, maar nooit
zou ze het zich bekennen. Geploeterd had
ze om de renten op te brengen van de
hypotheek, waarmee, huis en landerijen
door haar man belast waren geworden..
Lang was ze daarin geslaagd, maar thans
nu alles tegen liep, de melk, de
boter, de varkens haar geld niet meer
opbrachten, nu wist ze geen uitkomst
meer. Onlangs had ze het vee verkocht,
het personeel ontslagen, thans was het
verkooopbiljet op het erf geplaatst. Met
1 November moest ze d'r af....
't Was in den middag van een der
mooie herfstdagen.
Daar naderde boer Willems- Lieve
hemel, wat was er nou gebeurd? De boer
schreed naar de deur met een gezicht,
rood van woede. Aan iedere hand had
hij een van de jongens van vrouw Goos-
moet, herkenden me en liepen aanstonds
op me toe om me in de beveiligende
nabijheid van het Roode Kruis te brengen.
Ze gebieden het me meer dan dat ze
het verzoeken; ze begrijpen niet, hoe ik
me in die hel heb durven wagen. Ze
vertellen me, dat ze daar straks nog een
oude vrouw uit haar brandende woning
hebben moeten wegsleepen, omdat ze niet
wilde meegaan en in haar wanhhop slechts
uitriep; „Je veux mourir! Je veux mou-
rir!"' ze wilde nog slechts sterven
De Roode Kruis.verplegers geven me
een glas wijn te drinken, waardoor ik me
aanmerkelijk verkwikt gevoel. Ik begeef
me weer op pad, doch zie geen kans om
nog ergens de brandende stad binnen te
komen. Op een gegeven moment sta ik
voor de puinhoopen van een villa, op een
muur waarvan ik den naam „Rustica" nog
ontdek. Meteen herinner ik me, dat een
der vele schriftelijke verzoeken, welke me
via mijn redactie te Amsterdam» bereik
ten, op de bewoners van deze villa be
trekking moet hebben gehad. Ik was
dringend gevraagd geworden om eens
naar deze menschen, een Nederlandsche
familie Villers-Borret te informeeren.
Terwijl ik er nog sta te kijken, komt
een klein groepje vluchtelingen aan, met
die ellendige pakjes onder de armen,
waarin ze in hun. zenuwachtigen haast
dingen vergaarden, welke de ininsie waar
de hadden. De meesten snikken kramp
achtig en ze sidderden, toen ze me ont
waarden. Ik beauid ze, dat ze voor mij
geen vrees behoeven te hebben en loop
een stukje met ze op, om ze zoo ma-
gelijk nog van dienst te kunnen zijn- Van
de bewoners der villa Rustica wisten ze
me te vertellen, dat mijnheer enkele da
gen geleden als gêvolg van de vele emo
ties door een beroerte was getroffen en
aan de gevolgen overleden; mevrouw,
die zich meermalen als een heldin tus
schen de arme slachtoffers had betoond,
zou vermoedelijk een toevlucht hebben
gezocht in het college St- Hadelin.
De arme vluchtelingen, met wie ik
thans opliep, wisten eigenlijk nog niet,
waarheen ze zouden gaan. Z® meenden,
dat ze in Holland niet zouden worden
toegelaten, temeer niet, omdat ze zonder
middelen waren.
Ik overtuigde ze, dat we er andere
begrippen van naastenliefde op na hielden
en bracht ze buiten de gevaarlijke om
geving en een eind in de richting van
ons Limburgsche Eysden.
Zelf wil ik nog eens bij Dr. Goffin,
den directeur van liet college „St. Ha
delin", op bezoek gaan. jk stuit onder
weg op een ri'oep stom-dronken soldaten,
die mijn papieren van hand tot hand laten
gaan, maar me overigens niet onwelwil
lend gezind blekijL nu ze moesten aan
nemen, dat ik een*Nederïandsch journalist
was. Ze zingen, tieren en zwaaien met
hun armen; de meesten hebben fles-
schen drank bij zich', welke ze voortdu
rend aan den mond brengen. Een groepje
uhlanen vermaakt zich' onschuldiger met
eenige geroofde ftesschen suikergoed t
„spekken" noemden de Vlamingen ze
en ook blijken verschillende oorlogsdap
peren zich onledig te houden met het
rooven van allerlei spullen uit de bran
dende huizen, met geen ander doel dan
om de ze dingen buiten op straat stuk fe
smijten.
Het groote gebouw van het college St.
Hadelin blijkt nog overeind te staan. Zoo
gauw de eerwaarde directeur, Dr. Frits
Goffin, me zag, brak hij in snikken uit
en greep npn hand, die hij lang en
sprakeloos drukt. Zelf had ik evenmin be
hoefte om wat te zeggen. Eindelijk sta
melt de gebroken man:
Hadt u het ooit kunnen denken, dat
ons- dat ons een zóó wreed lot zou
treffen? Wat heeft de arme bevolking
misdaan? Mo» Dieu! Mon Dieu! Hebben
we niet alles gegeven, wat we hadden?
Hebben we hun bevelen niet stipt ge
hoorzaamd? Hebben we niet meer ge
daan, dan ze eischten?
Hun gewonden, hebben we ze niet
liefdevol verpleegd? Ja, die stakkers zijn
vol dank iegens me. Maar mon Dieu!
waaróm dan toch dit alles?!
We hebben niets meer in huis voor
sens i« d'r nekvel. D eblagen schreeuw
den als vèrkens.
Buur! riep ze uit- Buuri wat is
er gebeurd? Wat Wat
Wat er is? antwoordde Willems.
Wat er is?? Dat jou jongens voor galg
en rad opgroeien! Begrijp je dat? Voor
'galg en rad, zeg ik je. Gauwdieven wor
den hei! In mijn tuin heb ik ze gesnapt,
toen ze appelen aan het gappen waren.
Hoor je? Appelen aan het gappen, jawel!
Ach buur smeekte vrouw Goos
sens laat de jongens asjeblieft los.
Ze zullen het nooit meer doen. Ik zweer
je.. Met November gaane we weg, buur.
Ja, met November gaane je weg!
Met November gaane je weg! Gaane je
weg! Is liet geen eeuwige zonde van zoo'n
gedoente-..? Met November gaane je
weg... Maar wacht, je zult nog. meer
van me hooren!
En 's avonds was.ie er weer.
Zijn de jongens naar bed? grom
de ie. Hij probeerde stuursch te blijven.
Vrouw Goossens knikte. Spreken kon
zfi niet.
>-1 Kijk ris zei Willems hier is
een zak, zie je, ntet appelen. Voor de
jongens
Maar G.Gerrit.,» ben je dan
ntet kwaad, dat zie.»»»
Kwaad? Ben je besuikerd, meid?
kwaad op die Jongens? Toen ik
zóó was, als zij, heb ik óók appelen ge
graaid, waar ik ze krijgen konNee,
meid, ik was b 1 ijzie je, b 1 ij
Blij?
Ja, natuurlijk, blij, dat ik nou ein
delijk eens een smoes had om bij je te
komen en te zeggendat-
Wat boer Willems te zeggen had, laten
we te raden. Maar toen Willems een
paar uur later werd tfitgeleid door de
weduwe Goossens, toen liep-je eerst op
het bord toe, waarop de a.s. verkooping
stond aangekondigd. -Eén voor één ver
wijderde hij de punaises, toen 't papier.
En den anderen morgen 't was Zon-
dag ging hij vrouw Goossens aanha
len „voor de kerk". Nou, toen wist dien
dag heel het dorp het groote nieuws.
ZIJ KREEG HAAR HELFT.
Mister Atchison uit New York trad der
tig jaar geleden in het huwelijk met miss
Elisabeth Stanford uit Philadelphia. Hij
bezat 1000 dollar en zij kreeg van papa
een bruidschat van eveneens 1000 dollar
mee. Samen richtten zij een zaak op, die
zóó hevig floreerde, dat zij er rijk bij
werden. Maar nooit liet de vrouw na.
haar man eraan te herinneren, dat zij aarf
de stichting precies evenveel had bijge.
dragen als hij ©n dat haar dus van alles
nauwkeurig de helft toekwam. Het werd
tenslotte een bezoeking, zóó dikwijls als
zij het hem verweet en toen hij was ge*
storven, bleek, dat hij zijn weduwe letter
lijk van alles haar helft had nagelaten.
De helft van zijn tegoed op de bank
niet alleen, doch nauwkeurig beschreven
ook de helft van zijn onroerende goe
deren. Hij had het stuk voor stuk in zijn
testament laten beschrijven. Iedere stoel
moest doormidden worden gehakt en
zelfs de piano in tweeën worden ge
zaagd. Ook de vogelkooi werd doormid
den gebroken en slechts door een over
haaste vlucht kon Pietje voorkomen, dat
hij hetzelfde lot onderging.
VOOR DEN LAATSTEN KEER.
„Nou, ik zal je dan nog vijf gulden
leenen; maar als ik ze de volgende week
niet terugheb, is het de laatste keer ge
weest."
„Leen me d'r nou dan tien, alsjeblieft."
KINDERMOND.
Wat tees je daar, Hansje?
Ik weet het niet, mammie!
Maar je leest toch hardop?
Ja mammie, maar ik luister niet.