Oorlogsherinneringen, Keukenpiet» De Overweldiging van België, Bij de Vlamingen. De Meibourne-Race in de spelling Marchant? Natuurleven. K' Herinneringen aan de omzwervingen van een oud- oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen. Nu de strijd om de forten van Luik geëindigd was, wilde ik de Duitschers rolgen, die via de schipbrug van Lixbe Sn de richting Tongeren waren opgetrok ken. Wat me scherp opviel, was hef verschil tn mentaliteit tusschen de Walen en Vla mingen, zich uitende in de beoordeeling der Duitschers. De Walen hebben sensi tieve naturen, ze zijn opgewond-en, luid ruchtig en branie.achtig, als ze mieenen, dat alles goed gaat, maar zitten diep in den put, geraken hopeloos en toonen zich uiterst beangst, als de klappen vallen. De Vlaming is evenwichtiger. Ze ge droegen zich bijna vriendelijk tegenover de Duitschers, die hun woongebied bin nendrongen Ze veroordeelden natuur lijk ten sterkste de neutraliteitsschending van het land en elke familie was trotsch op de zonen, die ter verdediging van het vaderland waren uitgetrokken, maar de doortrekkende Duitschie soldaten werden toch mild beoordeeld; men had meelij met ze. Zij konden het tenslotte toch niet hel pen, zoo meenden de menschen van het Vlaamsche land, dat ze gedwongen wer den om te doen, wat hun meerderen be valen. Ware de Duitscbe legerleiding niet van elk zielkundig inzicht gespeend geweest, dan hadde ze van deze gezindheid der burgers voordeel kuunwen trekken, maar ze bleek er slechts op uit om door me thoden van bruut geweld de down-stem ming der burgerbevolking te verzekeren, welke een militair voordeel beteekent- In hun militaire leerboeken hebben ze het belang dezer methode geschetst: een be volking, waaruit met volstrekte zekerheid elke verzetsgedachte is uitgeranseld, ver- eischt slechts een minimum' aan bezettings troepen. Tegenover de Vlamingen hebben de Duitschers hun systeem echter tot hun schade gevolgd, want de koppigheid en hardnekkigheid van den Vlaming wordt gesterkt door onrecht en geweld- Vooral wanneer er een minder fortuin lijk of een bloedig verloopen gevecht was geleverd, had die burgerbevolking, welke in de buurt huisde, van de reactie te lijden. Op den 12en Augustus had het eerste treffen plaats gevonden tusschen de Duit schers, die bij Lixbe de Maas waren ge passeerd en het Belgische Maas-leger, dat zich van Luik had teruggetrokken. Dat treffen vond plaats in de buurt van Hae- len. De Belgen hadden gelegenheid gehad om zich daar in tel graven en verschei dene mitraileurnesten in te richten- De Duitschers, blijkbaar meenende, dat ze slechts met een achterhoede hadden te doen van een nog steeds terugtrekkend leger, dreven hun cavalerie op den vijand ïf, wat een bekende methode is om de verwarring levendig te houden in een vluchtend leger en daarmee de reconcen- tratie te verhinderen. De cavallerie.aanval werd afgeslagen door een moordend mitrailleurvuur- Bij Ha-eleri hebben de Duitschers ernstige verliezen geleden. Tusschen mijn tochten naar Luiken Visé dooF1 in vorige hoofdstukken beschreven, ven, toefde ik reeds in de streek van Ton geren en ik was daar ook in den mid dag van den 12en Augustus- Gedurende de eerste dagen van de be zetting der stad, hadden de Duitschers er zich behoorlijk gedragen en de verhou ding met de bevolking was toen goed, maar na den slag bij Haelen is dit alles veranderd- Toen ik me in Tongeren aan de Kom- mandantur, gevestigd in het raadhuis, ver voegde, werden daar regelmatig gewon- Mrs- Canacre had haar op 't denkbeeld gebracht. „U bederft hem, mrs- Wignall," had zij gezegd- „Mannen slaan altijd aan het brommen en mopperen, als je alles voor ze doet- Luister naar mijn woorden, mrs. Wignall: geef je man wat te doen, maak het hem niet zoo erg gemakkelijk- Dan scheidt hij wpt uit met mopperen." „Maar GeoFge is niet gewoon om mee te helpen," antwoordde mrs- Wignall op deze huweÜjksfiSisofie. „Voed hem op, mrs- Wignall, voed hem op. Dan leert hij al doende. Volg nu eens mijn raad- Laat de theeboel staan, en ga naar bed. Je hebt rust noodig. Je 2iet er slecht uit-" „O, dat is onmogelijk!" protesteerde mrs. Wignall, maar toen haar vriendin ver trokken was, dacht ze er nog eens over na- Ja, zeker, mrs. Canacre had gelijk. Genrge was verwend- Hij dacht, dat het niets beteekende het huishouden te moe ten doen, dog in, dag uit, en dat alleen de man het recht heeft vermoeid te zijn van den arbeid en zich dus op zijn wen ken te laten bedienen- En heusch, zé voel de zich vermoeid, en niet zoo heel erg lekker. den binnengevoerd, welke van het slag veld bij Haelen kwamen. Al deze man nen. waren slechts eenige uren uit Ton geren verwijderd' geweest; hun opmarsch was n.1. des morgens vanuit die stad begonnen. De begeleidende soldaten traden nu aanstonds ruw tegen de burgers op. Op nieuwsgierigen, die voor het raadhuis kwamen kijken, werd geschoten; de men schen werden hun woningen ingejaagd en gelast werd, dat overal de ramen en deu ren geopend moesten worden. Dat schrikbewind bleef zóó eenige da gen voortduren. Er zijn toen meerdere burgers gedood en aan c i weg, welke naaF Maastricht leidt, zijn een 12-tal wo ningen verbrand; van de winkels werden de ruiten vernield, waarop de voorraden werden geroofd. Ik heb een. poosje in de omgeving ver toefd en van de terugkeerende militairen bijzonderheden verzameld over den uitslag van het gevecht bij Haelen. Toen begaf ik me maar weer op weg naar de grens om vandaar die bijzonderheden door te kunnen sturen naar de krant- Even buiten Tongeren kwam ik een af- deeling Roode Kruis-wagens tegen, welke alle met gewonden waren geladen; caval- lerie begeleidde den stoet- Ik werd aan gehouden en mij werd beduid, dat ik te rug moest naar Tongeren, daar gemeend werd, dat de Belgen in de richting van deze stad zouden pogen op te rukken. In de stad terug zijnde, probeerde ik om een fiets machtig te worden. Madame zoo vraag ik in een fiet- senzaak hebt ge een oude velo voor me te koop? En prompt kreeg ik ten antwoord: Aan de Duitschers verkoop ik geen velo- Ik probeer ze duidelijk te maken, dat ik geen Duitscher ben, en toon ze zelfs mijn papieren, maar de vrouw blijft on verzettelijk- Als ik een Hollander was, zei ze, zou ik geen velo durven rijden, want dat is streng verboden aan de bur gers- Als de Duitschers hier komen om de veto's op te eisehen, moet ik buk ken voor het geweld, maar ik verkoop geen velo aan ze! In een andere fietsenzaak lukt het me evenmin de menschen waren reeds te zeer verstoord geraakt- Bij een caféhouder eindelijk, tik ik voor 22 francs een oud karretje op den kop. Met de fiets schoot ik in ieder geval beter op dan loopende en ik wil trach ten om over Luik heen naar de Neder- landsche grens te komen, teneinde aldus de Belgische troepen te vermijden. Ik dwaal over allerlei binnenwegen en beland tenslotte in een plaatsje tegenover Jupille gelegen, waar ik door een uhlanenpa- troulle word aangehouden. Reeds vanuit de verte wordt m© beduid, dat ik moet afstappen. Twee mannen springen woest van hun paarden en zonder er naar te luisteren, wie en wat Üc ben, snijden ze met hun messen mijn fietsbanden in ree pen. Heftig gest*culeerd en dreigende springen ze dan weer te paard en snel len voort. Ik sleep mijn armzalig karretje nog een stuk verder, maar word dan door een .tweedie patrouille aangehouden, welke nog minder complimentjes maakt; ®en paar kerels trappen al de spaken van de wie len kapot- Nu moest ik- wel loopende mijn weg naar de grens zoeken. Ik bereikte deze bij Oud-Vroenhov'en, waar me een nieuw avontuur wachtte- Ik werd er n.1. aangehouden door de Nederlandscbe grenswacht, omdat men mijn Nederlatidscli paspoort niet vertrouwde. Dat paspoort Toen mr. Wignall om half zeven thuis kwam, was hij, bij hooge uitzondering, eens heel goed gemutst- Maar het huis leek hem zoo vol van leegte. Geen van de geuren, die getuig den van het middagmaaldrongen tot hem door. Hij trad, met een vaag voorgevoel van onheil, de eetkamer binnen. De thee boel stond er nog- Mr. Wigh'all's ge weten begon hem luid aan te klagen- Hij was lastig en onhebbelijk geweest den laatsten tijd Zou er... onrustig zag hij uit naar een briefje. Wat schreef, m zoo'n geval, toch een roman-heldin? „Doe geen pogingen mij te volgen. Het zou nutteloos zijn. Onze wegen scheiden zich-'» Maar er was géén briefje. Daar hoorde hij flauw zijn naam roepen- „Ze is boven in bed!" riep hij uit, en snelde de trap op. „Arme meid, wat scheelt je 1" Hij om armde haar, en was een en al teederheid- „Ik voelde me niet goed," antwoordde mrs. Wignall, „maar 't gaat nu weer veel beter, Qeorge- Ik zal maar opstaan." „Geen denken aan," besliste Wignall- „Ik laat dr. Glyn komen." „Maar jongen, je diner. Je zult hon ger hebben." „Mijn diner komt er niet op aan* We hebben nu alleen aan jou te denken, be grepen!" was, naar het gebruik van die dagen, in het Fransch gesteld; er -Vvas geen Nederlandsch woord op te lezen. Ik werd naar het wachtlokaal geleid en alles wat Oud-Vroenhoven: aan boeren, burgers en buitenlui herbergde, had zich daarbij in optocht achter me ge. :.aard- Toen ik eenmaal bij1 de luitenant van de wacht was beland, was het misverstand gauw opgehelderd; maar niettemin bevatte de „Limburger Koerier" dien dag het be richt, dat de M-correspondent van „De Tijd" door de Nederlandsche autoriteiten was gevangen genomen, toen hij poogde om, vanuit België komende, de Neder landsche grens te overschrijden, een be richt, hetwelk door de overige bladen werd overgenomen en verbreid- Nog een ander voorbeeld van het op treden der Duitschers tegenover de Vla mingen, d-w.z. de Vlaamsch sprekende Bel gische Limburgers. Canne is een Belgisch dorpje aan de Nederlandsche grens bij* Maastricht- De bewoners zijn de meest goedmoedige men schen, die men - zich bedenken kan- Ze hadden een braven, eenvoudigen burge meester, die dagenlang zijn best deed om zijn gemeentenaren maar gerust te stel len. „Laat alles maar aan mij over!" was- ie gewoon te zeggen. „Ik noodig de Duitschers, als ze komen, op een glaasje en je zult zien: dan is er best op te schieten met die menschen!" Zoo had hij ook inderdaad gedaan. Meerdere dagen achtereen had hij aan de officieren van de doortrekkende, tijdelijk te Canne rustende troepen, zijn beste wijnen geschonken. Dinsdag, den 18 Augustus, te ongeveer 11 uur 's avonnds, kwam een groot aan tal bagagewagens, den „trein" vormende van een infanterie.brigade, door 't dorp gereden, toen van een der soldaten, die in den laatsten wagen waren gezeten, plot seling de revolver afging- Dat was voor alle manschappen dadelijk het sein om uit de wagens te springen en in het wil de weg een hevig geweervuur te openen, zonder dat nochtans, en gelukkig, iemand werd geraakt- Enkele dronken manschappen trokken op de woning van den burgemeester af en zoodra had zijn vrouw de deur niet voor de lieden geopend, of de ongeluk kige werd een kogel dwars door het hoofd gejaagd- Als een herinnering aan deze gruweldaad bewaar ik nog de huls en de patroon, die in den gangmuur vvas gedrongen. De soldaten hebben de gevallen bur gemeestersvrouw nog ernstig mishandeld; de gangmuren wanen met haar bloed be spat en besmeurd. De woestelingen dron gen hoi Jjuio -v-c^gr binnen en vonden er den heer Derricks, advocaat en lid van de Provinciale Staten, wien een bajonet in de borst werd gestoken. Ook hij was direct dood. Zijn echtgenoote vluchtte in den kelder en brak daarbij een been- De heer Derricks hoorde eigenlijk thuis te Roelanche, dóch' was voor de veilig heid met vrouw en zeven kinderen naar Canne gevlucht, waar hij bij burgemees ter Poswick een gastvrij onthaal had ge vonden. Toen ik 's anderen daags in de wo ning kwam, vertoonden de gordijnen de sporen van pogingen tot brandstichting. Alle kasten waren leeggehaald en het glaswerk lag in scherven op den grond tusschen de brokken van een crucifix en van heiligenbeelden. De plafonds waren geheel doorschoten. Een drama als zich hier had afgespeeld, was helaas niets bijzonders in die eerste oorlogsmaanden. Ik vermeld het alleen als een zeldzaam staaltje van brutaliteit, om dat de bedoelde burgemeesterswoning nog geen 5 Meter van de Nederlandsche grens was gelegen, aan een weg n.1., welke voor de helft Nederlandsch en voor de andere helft Belgisch grondgebied is- Toen de dronken Duitsche soldaten m het wilde weg vuurden, moesten de sol daten van de Nederlandsche grenswacht vluchten achter een tuinmuur, welke in korten tijd tal van kogelgaten bevatte. De wilde tooneelen hielden geruimen tijd aan, want nog lang bleven de Duitschers zich „Kun jij dan koken en het huishouden doen?" vroeg zij- „Maar natuurlijk- Laat dat maar óan mij over." Hij kuste haar hartelijk- Biefstukken zijn mijn specialiteit. „Denk er dan aan, dat je de biefstuk eerst klopt," waarschuwde zij- Even later stegen heftige geluiden uit de keuken tot haar op- „Hij ranselt de biestuk," zuchtte zij. Nu en dan hoorde zij ook een woord, dat wij liever niet weergeven. „Hij ranselt er naast," dacht zij- „Daar zal de biefstuk pret in hebben." Eindelijk scheen aan het stuk vleesch de volle straf toegemeten te zijn. Het werd betrekkelijk stil daar beneden. Niet mrs. Wignall's ooren, doch Kaar neus, kon den thans de gebeurtenissen volgen. De braadlucht zette zich" reeds spoedig tot een doordringende brandlucht uit- „Als de braadpan dat4* maar uithoudt," mompelde ze ongerust. Een reeks kleine ontploffingen vertelde haar vervolgens, dat Wignall last Kad met het gas. Uit een rauw gekrijsch" leidde zjij af, dat hij trapte op de kat, en uit een akelig gekraak en gekras, dat hij op haar melkschoteltje trapte. Na een kwartier kwam hij met de bief stukken boven, en vroeg, of ze niet prach tig „gedaan" waren. Zii wilde hem niet 1 in het huis, waar de lijken van hun twee slachtoffers lagen, te goed' doen aan ge roofde wijnen.. In dit geval hebben de schuldigen zich niet met succes achter de franc-tireurs- fabel kunnen verschuilen; er waren teveel onverdachte getuigen. Het schijnt, dat een protest van de Nederlandsche autoriteiten tot een serieus onderzoek heeft geleid- Wolff heeft later bericht, dat de schul digen in Aken zijn terechtgesteld- Als reactie op de ergerlijke uitspattin gen van vele troependeelen, begonnen sommige bevelvoerders in dezen tijd trou wens krachtiger maatregelen te nemen om de tucht te handhaven. Toen op den 24en Augustus onder de gemeente Hoei ver scheidene burgers overhoop waren gescho ten en de Rue de Jardin was platgebrand, vaardigde de bevelvoerende officier de vol- gende dagorder uit: Verleden nacht is er een fusillade geweest H©t is niet bewezen, dat in woners der stad nog wapens thuis hadden. Het is evenmin bewezen, dat de bevolking aan het schieten deel genomen heeft; integendeel, naar het schijnt, zijn de soldaten onder den invloed van den alcohol geweest en zijn begonnen te vuren in den on- begrijpelijken schrik van een vijande lijken aanval. "Het gedrag der soldaten gedurende idfen nacht maakt ©en schandelijken in druk, op weinige uitzonderingen na- Wanneer officieren of onderofficie ren huizen in brand staken zonder toelating of bevel van den comman dant, of hier van den oudsten offi cier, of wanneer zij door him hou ding de troepen aanmoedigen om te branden of te rooven, is dat een hoogst betreurenswaardig feit. Ik verwacht, dat overal een streng onderzoek ingesteld zal worden no pens het gedrag tegenover het leven en den eigendom der burgerlijke be volking- Ik verbied te vuren in de stad zonder een bevel van een offi cier. Het ongelukkig gedrag der troepen heeft als gevolg gehad, dat een on derofficier en een soldaat zwaar ge- kw©st werden door Duitsche munitie. E>e Commandant, Von Bassewitz, majoor- Md. (Wordt vervolgd-) 't Is een klein verschrompeld boertje Dal UvUuOiU«-.ii vvu' 1 HIJ Jlaat, Hij is melkleveranciertje Van bijzonder klein formaat- Hij kijkt helder uit zijn oogjes En hij weet zijn „weetje" wel- Als hij melk af moet meten, Dan verliest bij nooit zijn tel. Hij kan rekenen noch schrijven, Maar toch is hij bij de hand- Voor geen cent is hij „te nemen" Door de allerslimste klant Hij is altijd op zijn hoede Voor een moog'lijk concurrent Weef van zaken mee te spreken Als de meest ervaren vent- Zeg meneer zoo vraagt liet boertje En hij fluistert vriend'ljjk zacht, 'k Ben als zakenman bedachtzaam En op alles voorbedacht- 'k Heb zooveel al hooren „roenke" Maar geen tijd dat ik het lees- - Wat is er toch aan het handje Met die „Mellekboererees"? Ha-vee-Wee. HET „GROOTE WATER''. Temidden van statige, rechtstammige dennen, lag het „Groofe Water" als een wondervijver, temidden van de uitgestrekte bosschen en heidevelden van de Veluwe. Rondom stonden met hel.lichtende bast ontmoedigen, maar kon. zich toch niet weer houden te vragen: „Heb jij de biefstuk ken gebraden of hebben de biefstukken jou gebraden?" Zijn gezicht was vol zwarte vlekken, zijn neus glom vettig, zijn broek vertoonde sporen van aanraking met de pan, en een van zijn hemdsmouwen was gedecoreerd m©t gesmolten vet- „Zie je wel, 't gaat uitstekend," zei hij voldaan, boog zich over haar heen, en kuste haar. „Hoe kom je aan die zwarte vlek op je gezicht?" vroeg hij met ongekunstelde verbazing, toen hij zich weer oprichtte. En hij haalde een schoon© zakdoek uit de kast, doopte die in de lampetkan, ver zuimde haar uit te wringen, en begon het gelaat zijner echtgenoote te reinigen. Ze gilde: „Idioot- Je laat mijn huid vol koud water loopen!" Daarna schijnt ze gesluimerd te hebben, want de eerste geluiden, die weer tot haar bewustzijn doordrongen, getuigden ervan, dat Wignall nu aan het „omwasschen" toe was- Het waren onrustbarende gelui den. 1 „Ons arm© servies," kreunde zij- Daar klonk zijn stem van beneden af: „Ben je goed, lieveling?' »Ja> i>j ,,Best! Alleen die ellendige borden... je kunt z© ni©t aanraken of ze vallen- de mooie berken en weerspiegelden hun beeld in het onbewogen, kristalheldere water. Ook groeiden er de wachters van de heide, de bronskleurige jeneverbessen en ook deze schouwden met ernstigen blik naar hun trotscbe gestalte, die de vlek- looze spiegel hun liet zien. Daarboven welfden op de kaarsrechte stammen, de kruinen van de oeroude den nen, waarin het lied van den wind nooit zweeg en die bij het scheiden van den dag het gulden licht van de lengende zonnestralen zoolang gevangen hielden, totdat de zon in haar bed van wolken, dons te ruste was gegaan. Langs den wateroever bogen zich de waaiers van de adelaarsvarens en golfde als een mollige deken zich het zachte boschmos over de zware wortels van de woudreuzen. Als de zon, na een verkwikkende dauw- nacht, de Oosterkim in vuur en vlam zetta en haai* stralen zich baan braken door den kleurigen wolleen muur, dan bouwde een onzichtbare hand kolommen van blauw albast tusschen de koperstammen der dennen En om de grootschheid der natuur nog te verhoogen, schreed dan uit de lage vluchtdennen het edelhert naar den wa terkant, boog den sierlijken kop en dronk het frissche nat. Ook gebeurde het wel, dat plotseling de stilte om het Groote Water ruw ver. stoord werd en een kudde wilde zwijnen door het eikenhout naar buiten brak en knorrend en krijtend zich te water begaf om een bad te nemen. Het wilde konijntje, dat in het sappige gras, dat op vochtige plaatsen weelde, rig groeide, zat te eten, hief dan hef staartje op en rende met groote spron gen weg, bevreesd voor die wilde bende. De haas drukte zich' plat op den bo dem en durfde eerst op te kijken als het lawaai bedaard was. Dan kwamen er de wilde duiven met de halve maan in den glanzenden hals, de kleine boschtortels met den mooien kleurigen staart, de vlaamsche gaaien met hun roese gevederte en de blauwe vaan, tjes in de vleugels, een paar eksters, wit-zwart met groenen weerschijn, ja zelfs de vos sloop bedachtzaam nader om zijn dorst te lèsschen en om tevens eens te kijken of er ook rets te jagen viel. Daar, op dezen ver van de menschen verwijderde plek, ontmoette ik voor het eerst van mijn leven den goud- of bloed- vink en nog herinner ik mij als de dag van gisteren hoe deze ontmoeting mij in vervoering bracht. Plotseling zaten zij vlak voor mij in <_>*-nj- «_•- «io u/wovt 3unu\.i\jv ITC utjiai van het mannetje door het teere loover van de lente. In een jeneverbessenstruik vond ik eenigen tijd later hun nest en ik zag de jongen groeien en uitvliegen. Zij geleken op 't vrouwtje, dat de roods borst van den vader miste, doch welke chocoladekleurig was. Daar zag ik hoe trouw een goudvinkenpaartje is, hoe on. afscheidelijk zij waren, steeds elkander volgend, altijd bij elkaar. Ik hoorde daar de melancholieke loktoon van het man netje en zijn zachten welluidende 'tng. Toen de zomer ten einde He i op de akkers de boekweit rijpte, d: ikke! zijn werk had gedaan en de garen te drogen lagen op het stoppelveld, vertrok ken zij met hun kinderen daarheen er. daar vond ik ze terug met vele soort-. genooten. Doch toen de herfst zijn in. trede deed en heide en bosch zich stakerc in het feestkleed van lila, goud en bruin, keerden zij nog eenmaal naai' de plaat$ terug waar het Groote Water te droo- men lag in de maagdelijke stilte van hef Leuvenumsche bosch. Toen trokken zij weg, evenals vele arrdere, naar 't warme Zuiden. Het „Groote Water" is er al jaren niet meer, de plaats is ternauwernood terug te vinden; menschenhandeu hebben doen verdwijnen een stukje natuur, dat men zelden ergens anders mooier zal ontmoe, ten. Ze zijn zoo glad, weet je!" Ze bleef lang in bed liggen den vol genden morgen. Wignall zorgde voor hef ontbijt- De gebakken eieren knersten ais grint onder de wielen van een boerenkar* Toen hij, een uur later dan gewoonlijk* erop uitging, stond zij op- Zij voelde zich' geheel verfrischt, en besloot allereerst hei tooneel van verwoesting in oogenschouw te nemen. Het overtrof haar stoutste verwachtin gen. De kat had braaf meegedaan. Een deerlijk mishandelde biefstuk lag midden in de keuken. Stukken brood waren over alle hoeken verspreid. De stukken van het servies, die hot omwasschen overleefd had den, waren opgestapeld in den gootsteen, en glommen nog van de zeep- Alle braad pannen waren gemobiliseerd, en in den strijd zwaar gewond geworden Laat in den middag kwam mrs- Cana cre haar vriendin opzoeken. Zij vond haar; doodelijk afgemat in een ordelijke keuken- „O kind, volg mijn raad toch op," zei- de mrs. Canacre. „Je ziet er gewoonweg, uit als als een lijk. Ga een dag in bed, en laat George voor den boel op draaien-" Mrs. Wignall keek haat met haar matte oogen aan. „Dat is juist wat ik gedaan heb," zucht te zij.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1934 | | pagina 2