Oorlogsherinneringen,
Keukenpiet»
De Overweldiging van België,
Bij de Vlamingen.
De Meibourne-Race in de
spelling Marchant?
Natuurleven.
K'
Herinneringen aan de omzwervingen van een oud-
oorlogscorrespondent tusschen de strijdende partijen.
Nu de strijd om de forten van Luik
geëindigd was, wilde ik de Duitschers
rolgen, die via de schipbrug van Lixbe
Sn de richting Tongeren waren opgetrok
ken.
Wat me scherp opviel, was hef verschil
tn mentaliteit tusschen de Walen en Vla
mingen, zich uitende in de beoordeeling
der Duitschers. De Walen hebben sensi
tieve naturen, ze zijn opgewond-en, luid
ruchtig en branie.achtig, als ze mieenen,
dat alles goed gaat, maar zitten diep in
den put, geraken hopeloos en toonen zich
uiterst beangst, als de klappen vallen.
De Vlaming is evenwichtiger. Ze ge
droegen zich bijna vriendelijk tegenover
de Duitschers, die hun woongebied bin
nendrongen Ze veroordeelden natuur
lijk ten sterkste de neutraliteitsschending
van het land en elke familie was trotsch
op de zonen, die ter verdediging van het
vaderland waren uitgetrokken, maar de
doortrekkende Duitschie soldaten werden
toch mild beoordeeld; men had meelij met
ze. Zij konden het tenslotte toch niet hel
pen, zoo meenden de menschen van het
Vlaamsche land, dat ze gedwongen wer
den om te doen, wat hun meerderen be
valen.
Ware de Duitscbe legerleiding niet van
elk zielkundig inzicht gespeend geweest,
dan hadde ze van deze gezindheid der
burgers voordeel kuunwen trekken, maar
ze bleek er slechts op uit om door me
thoden van bruut geweld de down-stem
ming der burgerbevolking te verzekeren,
welke een militair voordeel beteekent- In
hun militaire leerboeken hebben ze het
belang dezer methode geschetst: een be
volking, waaruit met volstrekte zekerheid
elke verzetsgedachte is uitgeranseld, ver-
eischt slechts een minimum' aan bezettings
troepen.
Tegenover de Vlamingen hebben de
Duitschers hun systeem echter tot hun
schade gevolgd, want de koppigheid en
hardnekkigheid van den Vlaming wordt
gesterkt door onrecht en geweld-
Vooral wanneer er een minder fortuin
lijk of een bloedig verloopen gevecht
was geleverd, had die burgerbevolking,
welke in de buurt huisde, van de reactie
te lijden.
Op den 12en Augustus had het eerste
treffen plaats gevonden tusschen de Duit
schers, die bij Lixbe de Maas waren ge
passeerd en het Belgische Maas-leger, dat
zich van Luik had teruggetrokken. Dat
treffen vond plaats in de buurt van Hae-
len. De Belgen hadden gelegenheid gehad
om zich daar in tel graven en verschei
dene mitraileurnesten in te richten- De
Duitschers, blijkbaar meenende, dat ze
slechts met een achterhoede hadden te
doen van een nog steeds terugtrekkend
leger, dreven hun cavalerie op den vijand
ïf, wat een bekende methode is om de
verwarring levendig te houden in een
vluchtend leger en daarmee de reconcen-
tratie te verhinderen.
De cavallerie.aanval werd afgeslagen
door een moordend mitrailleurvuur- Bij
Ha-eleri hebben de Duitschers ernstige
verliezen geleden.
Tusschen mijn tochten naar Luiken Visé
dooF1 in vorige hoofdstukken beschreven,
ven, toefde ik reeds in de streek van Ton
geren en ik was daar ook in den mid
dag van den 12en Augustus-
Gedurende de eerste dagen van de be
zetting der stad, hadden de Duitschers er
zich behoorlijk gedragen en de verhou
ding met de bevolking was toen goed,
maar na den slag bij Haelen is dit alles
veranderd-
Toen ik me in Tongeren aan de Kom-
mandantur, gevestigd in het raadhuis, ver
voegde, werden daar regelmatig gewon-
Mrs- Canacre had haar op 't denkbeeld
gebracht.
„U bederft hem, mrs- Wignall," had zij
gezegd- „Mannen slaan altijd aan het
brommen en mopperen, als je alles voor
ze doet- Luister naar mijn woorden, mrs.
Wignall: geef je man wat te doen, maak
het hem niet zoo erg gemakkelijk- Dan
scheidt hij wpt uit met mopperen."
„Maar GeoFge is niet gewoon om mee
te helpen," antwoordde mrs- Wignall op
deze huweÜjksfiSisofie.
„Voed hem op, mrs- Wignall, voed hem
op. Dan leert hij al doende. Volg nu
eens mijn raad- Laat de theeboel staan,
en ga naar bed. Je hebt rust noodig.
Je 2iet er slecht uit-"
„O, dat is onmogelijk!" protesteerde
mrs. Wignall, maar toen haar vriendin ver
trokken was, dacht ze er nog eens over
na- Ja, zeker, mrs. Canacre had gelijk.
Genrge was verwend- Hij dacht, dat het
niets beteekende het huishouden te moe
ten doen, dog in, dag uit, en dat alleen
de man het recht heeft vermoeid te zijn
van den arbeid en zich dus op zijn wen
ken te laten bedienen- En heusch, zé voel
de zich vermoeid, en niet zoo heel erg
lekker.
den binnengevoerd, welke van het slag
veld bij Haelen kwamen. Al deze man
nen. waren slechts eenige uren uit Ton
geren verwijderd' geweest; hun opmarsch
was n.1. des morgens vanuit die stad
begonnen.
De begeleidende soldaten traden nu
aanstonds ruw tegen de burgers op. Op
nieuwsgierigen, die voor het raadhuis
kwamen kijken, werd geschoten; de men
schen werden hun woningen ingejaagd en
gelast werd, dat overal de ramen en deu
ren geopend moesten worden.
Dat schrikbewind bleef zóó eenige da
gen voortduren. Er zijn toen meerdere
burgers gedood en aan c i weg, welke
naaF Maastricht leidt, zijn een 12-tal wo
ningen verbrand; van de winkels werden
de ruiten vernield, waarop de voorraden
werden geroofd.
Ik heb een. poosje in de omgeving ver
toefd en van de terugkeerende militairen
bijzonderheden verzameld over den uitslag
van het gevecht bij Haelen. Toen begaf
ik me maar weer op weg naar de grens
om vandaar die bijzonderheden door te
kunnen sturen naar de krant-
Even buiten Tongeren kwam ik een af-
deeling Roode Kruis-wagens tegen, welke
alle met gewonden waren geladen; caval-
lerie begeleidde den stoet- Ik werd aan
gehouden en mij werd beduid, dat ik te
rug moest naar Tongeren, daar gemeend
werd, dat de Belgen in de richting van
deze stad zouden pogen op te rukken.
In de stad terug zijnde, probeerde ik
om een fiets machtig te worden.
Madame zoo vraag ik in een fiet-
senzaak hebt ge een oude velo voor
me te koop?
En prompt kreeg ik ten antwoord:
Aan de Duitschers verkoop ik geen velo-
Ik probeer ze duidelijk te maken, dat
ik geen Duitscher ben, en toon ze zelfs
mijn papieren, maar de vrouw blijft on
verzettelijk- Als ik een Hollander was,
zei ze, zou ik geen velo durven rijden,
want dat is streng verboden aan de bur
gers- Als de Duitschers hier komen
om de veto's op te eisehen, moet ik buk
ken voor het geweld, maar ik verkoop
geen velo aan ze!
In een andere fietsenzaak lukt het me
evenmin de menschen waren reeds te
zeer verstoord geraakt-
Bij een caféhouder eindelijk, tik ik
voor 22 francs een oud karretje op den
kop.
Met de fiets schoot ik in ieder geval
beter op dan loopende en ik wil trach
ten om over Luik heen naar de Neder-
landsche grens te komen, teneinde aldus
de Belgische troepen te vermijden. Ik
dwaal over allerlei binnenwegen en beland
tenslotte in een plaatsje tegenover Jupille
gelegen, waar ik door een uhlanenpa-
troulle word aangehouden. Reeds vanuit
de verte wordt m© beduid, dat ik moet
afstappen. Twee mannen springen woest
van hun paarden en zonder er naar te
luisteren, wie en wat Üc ben, snijden ze
met hun messen mijn fietsbanden in ree
pen. Heftig gest*culeerd en dreigende
springen ze dan weer te paard en snel
len voort.
Ik sleep mijn armzalig karretje nog een
stuk verder, maar word dan door een
.tweedie patrouille aangehouden, welke nog
minder complimentjes maakt; ®en paar
kerels trappen al de spaken van de wie
len kapot- Nu moest ik- wel loopende mijn
weg naar de grens zoeken. Ik bereikte
deze bij Oud-Vroenhov'en, waar me een
nieuw avontuur wachtte- Ik werd er n.1.
aangehouden door de Nederlandscbe
grenswacht, omdat men mijn Nederlatidscli
paspoort niet vertrouwde. Dat paspoort
Toen mr. Wignall om half zeven thuis
kwam, was hij, bij hooge uitzondering,
eens heel goed gemutst-
Maar het huis leek hem zoo vol van
leegte. Geen van de geuren, die getuig
den van het middagmaaldrongen tot hem
door. Hij trad, met een vaag voorgevoel
van onheil, de eetkamer binnen. De thee
boel stond er nog- Mr. Wigh'all's ge
weten begon hem luid aan te klagen- Hij
was lastig en onhebbelijk geweest den
laatsten tijd Zou er... onrustig zag hij
uit naar een briefje. Wat schreef, m
zoo'n geval, toch een roman-heldin?
„Doe geen pogingen mij te volgen. Het
zou nutteloos zijn. Onze wegen scheiden
zich-'»
Maar er was géén briefje.
Daar hoorde hij flauw zijn naam roepen-
„Ze is boven in bed!" riep hij uit, en
snelde de trap op.
„Arme meid, wat scheelt je 1" Hij om
armde haar, en was een en al teederheid-
„Ik voelde me niet goed," antwoordde
mrs. Wignall, „maar 't gaat nu weer veel
beter, Qeorge- Ik zal maar opstaan."
„Geen denken aan," besliste Wignall-
„Ik laat dr. Glyn komen."
„Maar jongen, je diner. Je zult hon
ger hebben."
„Mijn diner komt er niet op aan* We
hebben nu alleen aan jou te denken, be
grepen!"
was, naar het gebruik van die dagen,
in het Fransch gesteld; er -Vvas geen
Nederlandsch woord op te lezen. Ik werd
naar het wachtlokaal geleid en alles wat
Oud-Vroenhoven: aan boeren, burgers en
buitenlui herbergde, had zich daarbij in
optocht achter me ge. :.aard- Toen ik
eenmaal bij1 de luitenant van de wacht
was beland, was het misverstand gauw
opgehelderd; maar niettemin bevatte de
„Limburger Koerier" dien dag het be
richt, dat de M-correspondent van „De
Tijd" door de Nederlandsche autoriteiten
was gevangen genomen, toen hij poogde
om, vanuit België komende, de Neder
landsche grens te overschrijden, een be
richt, hetwelk door de overige bladen
werd overgenomen en verbreid-
Nog een ander voorbeeld van het op
treden der Duitschers tegenover de Vla
mingen, d-w.z. de Vlaamsch sprekende Bel
gische Limburgers.
Canne is een Belgisch dorpje aan de
Nederlandsche grens bij* Maastricht- De
bewoners zijn de meest goedmoedige men
schen, die men - zich bedenken kan- Ze
hadden een braven, eenvoudigen burge
meester, die dagenlang zijn best deed om
zijn gemeentenaren maar gerust te stel
len. „Laat alles maar aan mij over!" was-
ie gewoon te zeggen. „Ik noodig de
Duitschers, als ze komen, op een glaasje
en je zult zien: dan is er best op te
schieten met die menschen!"
Zoo had hij ook inderdaad gedaan.
Meerdere dagen achtereen had hij aan de
officieren van de doortrekkende, tijdelijk te
Canne rustende troepen, zijn beste wijnen
geschonken.
Dinsdag, den 18 Augustus, te ongeveer
11 uur 's avonnds, kwam een groot aan
tal bagagewagens, den „trein" vormende
van een infanterie.brigade, door 't dorp
gereden, toen van een der soldaten, die
in den laatsten wagen waren gezeten, plot
seling de revolver afging- Dat was voor
alle manschappen dadelijk het sein om
uit de wagens te springen en in het wil
de weg een hevig geweervuur te openen,
zonder dat nochtans, en gelukkig, iemand
werd geraakt-
Enkele dronken manschappen trokken
op de woning van den burgemeester af
en zoodra had zijn vrouw de deur niet
voor de lieden geopend, of de ongeluk
kige werd een kogel dwars door het
hoofd gejaagd- Als een herinnering aan
deze gruweldaad bewaar ik nog de huls
en de patroon, die in den gangmuur vvas
gedrongen.
De soldaten hebben de gevallen bur
gemeestersvrouw nog ernstig mishandeld;
de gangmuren wanen met haar bloed be
spat en besmeurd. De woestelingen dron
gen hoi Jjuio -v-c^gr binnen en vonden er
den heer Derricks, advocaat en lid van
de Provinciale Staten, wien een bajonet
in de borst werd gestoken. Ook hij was
direct dood. Zijn echtgenoote vluchtte in
den kelder en brak daarbij een been-
De heer Derricks hoorde eigenlijk thuis
te Roelanche, dóch' was voor de veilig
heid met vrouw en zeven kinderen naar
Canne gevlucht, waar hij bij burgemees
ter Poswick een gastvrij onthaal had ge
vonden.
Toen ik 's anderen daags in de wo
ning kwam, vertoonden de gordijnen de
sporen van pogingen tot brandstichting.
Alle kasten waren leeggehaald en het
glaswerk lag in scherven op den grond
tusschen de brokken van een crucifix en
van heiligenbeelden. De plafonds waren
geheel doorschoten.
Een drama als zich hier had afgespeeld,
was helaas niets bijzonders in die eerste
oorlogsmaanden. Ik vermeld het alleen als
een zeldzaam staaltje van brutaliteit, om
dat de bedoelde burgemeesterswoning nog
geen 5 Meter van de Nederlandsche grens
was gelegen, aan een weg n.1., welke voor
de helft Nederlandsch en voor de andere
helft Belgisch grondgebied is-
Toen de dronken Duitsche soldaten m
het wilde weg vuurden, moesten de sol
daten van de Nederlandsche grenswacht
vluchten achter een tuinmuur, welke in
korten tijd tal van kogelgaten bevatte. De
wilde tooneelen hielden geruimen tijd aan,
want nog lang bleven de Duitschers zich
„Kun jij dan koken en het huishouden
doen?" vroeg zij-
„Maar natuurlijk- Laat dat maar óan
mij over."
Hij kuste haar hartelijk-
Biefstukken zijn mijn specialiteit.
„Denk er dan aan, dat je de biefstuk
eerst klopt," waarschuwde zij-
Even later stegen heftige geluiden uit
de keuken tot haar op-
„Hij ranselt de biestuk," zuchtte zij.
Nu en dan hoorde zij ook een woord,
dat wij liever niet weergeven.
„Hij ranselt er naast," dacht zij- „Daar
zal de biefstuk pret in hebben."
Eindelijk scheen aan het stuk vleesch
de volle straf toegemeten te zijn. Het
werd betrekkelijk stil daar beneden. Niet
mrs. Wignall's ooren, doch Kaar neus, kon
den thans de gebeurtenissen volgen. De
braadlucht zette zich" reeds spoedig tot
een doordringende brandlucht uit-
„Als de braadpan dat4* maar uithoudt,"
mompelde ze ongerust.
Een reeks kleine ontploffingen vertelde
haar vervolgens, dat Wignall last Kad met
het gas. Uit een rauw gekrijsch" leidde
zjij af, dat hij trapte op de kat, en uit
een akelig gekraak en gekras, dat hij op
haar melkschoteltje trapte.
Na een kwartier kwam hij met de bief
stukken boven, en vroeg, of ze niet prach
tig „gedaan" waren. Zii wilde hem niet
1 in het huis, waar de lijken van hun twee
slachtoffers lagen, te goed' doen aan ge
roofde wijnen..
In dit geval hebben de schuldigen zich
niet met succes achter de franc-tireurs-
fabel kunnen verschuilen; er waren teveel
onverdachte getuigen. Het schijnt, dat een
protest van de Nederlandsche autoriteiten
tot een serieus onderzoek heeft geleid-
Wolff heeft later bericht, dat de schul
digen in Aken zijn terechtgesteld-
Als reactie op de ergerlijke uitspattin
gen van vele troependeelen, begonnen
sommige bevelvoerders in dezen tijd trou
wens krachtiger maatregelen te nemen om
de tucht te handhaven. Toen op den 24en
Augustus onder de gemeente Hoei ver
scheidene burgers overhoop waren gescho
ten en de Rue de Jardin was platgebrand,
vaardigde de bevelvoerende officier de vol-
gende dagorder uit:
Verleden nacht is er een fusillade
geweest H©t is niet bewezen, dat in
woners der stad nog wapens thuis
hadden. Het is evenmin bewezen, dat
de bevolking aan het schieten deel
genomen heeft; integendeel, naar het
schijnt, zijn de soldaten onder den
invloed van den alcohol geweest en
zijn begonnen te vuren in den on-
begrijpelijken schrik van een vijande
lijken aanval.
"Het gedrag der soldaten gedurende
idfen nacht maakt ©en schandelijken in
druk, op weinige uitzonderingen na-
Wanneer officieren of onderofficie
ren huizen in brand staken zonder
toelating of bevel van den comman
dant, of hier van den oudsten offi
cier, of wanneer zij door him hou
ding de troepen aanmoedigen om te
branden of te rooven, is dat een
hoogst betreurenswaardig feit.
Ik verwacht, dat overal een streng
onderzoek ingesteld zal worden no
pens het gedrag tegenover het leven
en den eigendom der burgerlijke be
volking- Ik verbied te vuren in de
stad zonder een bevel van een offi
cier.
Het ongelukkig gedrag der troepen
heeft als gevolg gehad, dat een on
derofficier en een soldaat zwaar ge-
kw©st werden door Duitsche munitie.
E>e Commandant,
Von Bassewitz, majoor-
Md. (Wordt vervolgd-)
't Is een klein verschrompeld boertje
Dal UvUuOiU«-.ii vvu' 1 HIJ Jlaat,
Hij is melkleveranciertje
Van bijzonder klein formaat-
Hij kijkt helder uit zijn oogjes
En hij weet zijn „weetje" wel-
Als hij melk af moet meten,
Dan verliest bij nooit zijn tel.
Hij kan rekenen noch schrijven,
Maar toch is hij bij de hand-
Voor geen cent is hij „te nemen"
Door de allerslimste klant
Hij is altijd op zijn hoede
Voor een moog'lijk concurrent
Weef van zaken mee te spreken
Als de meest ervaren vent-
Zeg meneer zoo vraagt liet boertje
En hij fluistert vriend'ljjk zacht,
'k Ben als zakenman bedachtzaam
En op alles voorbedacht-
'k Heb zooveel al hooren „roenke"
Maar geen tijd dat ik het lees- -
Wat is er toch aan het handje
Met die „Mellekboererees"?
Ha-vee-Wee.
HET „GROOTE WATER''.
Temidden van statige, rechtstammige
dennen, lag het „Groofe Water" als een
wondervijver, temidden van de uitgestrekte
bosschen en heidevelden van de Veluwe.
Rondom stonden met hel.lichtende bast
ontmoedigen, maar kon. zich toch niet weer
houden te vragen: „Heb jij de biefstuk
ken gebraden of hebben de biefstukken
jou gebraden?"
Zijn gezicht was vol zwarte vlekken, zijn
neus glom vettig, zijn broek vertoonde
sporen van aanraking met de pan, en een
van zijn hemdsmouwen was gedecoreerd
m©t gesmolten vet-
„Zie je wel, 't gaat uitstekend," zei
hij voldaan, boog zich over haar heen,
en kuste haar.
„Hoe kom je aan die zwarte vlek op
je gezicht?" vroeg hij met ongekunstelde
verbazing, toen hij zich weer oprichtte.
En hij haalde een schoon© zakdoek uit
de kast, doopte die in de lampetkan, ver
zuimde haar uit te wringen, en begon het
gelaat zijner echtgenoote te reinigen. Ze
gilde: „Idioot- Je laat mijn huid vol koud
water loopen!"
Daarna schijnt ze gesluimerd te hebben,
want de eerste geluiden, die weer tot haar
bewustzijn doordrongen, getuigden ervan,
dat Wignall nu aan het „omwasschen"
toe was- Het waren onrustbarende gelui
den. 1
„Ons arm© servies," kreunde zij-
Daar klonk zijn stem van beneden af:
„Ben je goed, lieveling?'
»Ja> i>j
,,Best! Alleen die ellendige borden...
je kunt z© ni©t aanraken of ze vallen-
de mooie berken en weerspiegelden hun
beeld in het onbewogen, kristalheldere
water.
Ook groeiden er de wachters van de
heide, de bronskleurige jeneverbessen en
ook deze schouwden met ernstigen blik
naar hun trotscbe gestalte, die de vlek-
looze spiegel hun liet zien.
Daarboven welfden op de kaarsrechte
stammen, de kruinen van de oeroude den
nen, waarin het lied van den wind nooit
zweeg en die bij het scheiden van den
dag het gulden licht van de lengende
zonnestralen zoolang gevangen hielden,
totdat de zon in haar bed van wolken,
dons te ruste was gegaan. Langs den
wateroever bogen zich de waaiers van de
adelaarsvarens en golfde als een mollige
deken zich het zachte boschmos over de
zware wortels van de woudreuzen.
Als de zon, na een verkwikkende dauw-
nacht, de Oosterkim in vuur en vlam zetta
en haai* stralen zich baan braken door
den kleurigen wolleen muur, dan bouwde
een onzichtbare hand kolommen van blauw
albast tusschen de koperstammen der
dennen
En om de grootschheid der natuur nog
te verhoogen, schreed dan uit de lage
vluchtdennen het edelhert naar den wa
terkant, boog den sierlijken kop en dronk
het frissche nat.
Ook gebeurde het wel, dat plotseling
de stilte om het Groote Water ruw ver.
stoord werd en een kudde wilde zwijnen
door het eikenhout naar buiten brak en
knorrend en krijtend zich te water begaf
om een bad te nemen.
Het wilde konijntje, dat in het sappige
gras, dat op vochtige plaatsen weelde,
rig groeide, zat te eten, hief dan hef
staartje op en rende met groote spron
gen weg, bevreesd voor die wilde bende.
De haas drukte zich' plat op den bo
dem en durfde eerst op te kijken als
het lawaai bedaard was.
Dan kwamen er de wilde duiven met
de halve maan in den glanzenden hals,
de kleine boschtortels met den mooien
kleurigen staart, de vlaamsche gaaien met
hun roese gevederte en de blauwe vaan,
tjes in de vleugels, een paar eksters,
wit-zwart met groenen weerschijn, ja zelfs
de vos sloop bedachtzaam nader om zijn
dorst te lèsschen en om tevens eens
te kijken of er ook rets te jagen viel.
Daar, op dezen ver van de menschen
verwijderde plek, ontmoette ik voor het
eerst van mijn leven den goud- of bloed-
vink en nog herinner ik mij als de dag
van gisteren hoe deze ontmoeting mij in
vervoering bracht.
Plotseling zaten zij vlak voor mij in
<_>*-nj- «_•- «io u/wovt 3unu\.i\jv ITC utjiai
van het mannetje door het teere loover
van de lente. In een jeneverbessenstruik
vond ik eenigen tijd later hun nest en
ik zag de jongen groeien en uitvliegen.
Zij geleken op 't vrouwtje, dat de roods
borst van den vader miste, doch welke
chocoladekleurig was. Daar zag ik hoe
trouw een goudvinkenpaartje is, hoe on.
afscheidelijk zij waren, steeds elkander
volgend, altijd bij elkaar. Ik hoorde daar
de melancholieke loktoon van het man
netje en zijn zachten welluidende 'tng.
Toen de zomer ten einde He i op
de akkers de boekweit rijpte, d: ikke!
zijn werk had gedaan en de garen te
drogen lagen op het stoppelveld, vertrok
ken zij met hun kinderen daarheen er.
daar vond ik ze terug met vele soort-.
genooten. Doch toen de herfst zijn in.
trede deed en heide en bosch zich stakerc
in het feestkleed van lila, goud en bruin,
keerden zij nog eenmaal naai' de plaat$
terug waar het Groote Water te droo-
men lag in de maagdelijke stilte van hef
Leuvenumsche bosch. Toen trokken zij
weg, evenals vele arrdere, naar 't warme
Zuiden.
Het „Groote Water" is er al jaren niet
meer, de plaats is ternauwernood terug
te vinden; menschenhandeu hebben doen
verdwijnen een stukje natuur, dat men
zelden ergens anders mooier zal ontmoe,
ten.
Ze zijn zoo glad, weet je!"
Ze bleef lang in bed liggen den vol
genden morgen. Wignall zorgde voor hef
ontbijt- De gebakken eieren knersten ais
grint onder de wielen van een boerenkar*
Toen hij, een uur later dan gewoonlijk*
erop uitging, stond zij op- Zij voelde zich'
geheel verfrischt, en besloot allereerst hei
tooneel van verwoesting in oogenschouw
te nemen.
Het overtrof haar stoutste verwachtin
gen. De kat had braaf meegedaan. Een
deerlijk mishandelde biefstuk lag midden
in de keuken. Stukken brood waren over
alle hoeken verspreid. De stukken van het
servies, die hot omwasschen overleefd had
den, waren opgestapeld in den gootsteen,
en glommen nog van de zeep- Alle braad
pannen waren gemobiliseerd, en in den
strijd zwaar gewond geworden
Laat in den middag kwam mrs- Cana
cre haar vriendin opzoeken. Zij vond haar;
doodelijk afgemat in een ordelijke keuken-
„O kind, volg mijn raad toch op," zei-
de mrs. Canacre. „Je ziet er gewoonweg,
uit als als een lijk. Ga een dag in
bed, en laat George voor den boel op
draaien-"
Mrs. Wignall keek haat met haar matte
oogen aan.
„Dat is juist wat ik gedaan heb," zucht
te zij.