Zij die in duisternis leven. „Tante Pos" in den loop der De blinde gelooft in een schoone wereld Heinrich von Steplian. De Blinden leeren Kir Hoe de zorg voor de blinden groeide Hij is, ondanks zijn hulp» behoevendheid, gelukkig. Langs de straat loopt een man en naast den man een hond. In de oogen van den man, den mensch, heerscht de ondoorgron delijke duisternis der blindheid, in de oogen van het dier het licht van het instinct. Wij zien dit eenmaal, tweemaal, driemaal in de week wij kijken er steeds weer naar, voorzichtig, om den hond niet af te leiden en voelen in ons een knagend verdriet.... Blind. Wij, met onze oogen, die het licht van buiten opvangen en het licht van ons bin nenste uitstralen, wij doen, alsof wij met innig begrijpen het leed der blinden over denken. En wij hebben het altijd mis, zoo als wij het zoo dikwijls mis hebben tegen over oogenschijnlijk misdeelden. Misschien hebt gij in een inrichting de nijvere handen koortsachtig zien bewegen over de groote, dikke bladen van het brailleboek, misschien hebt gij diezelfde handen gezien bij harderen arbeid, bij het vlechten, bij het tuinieren of bij het ma- chineschrijven. De handen. Stel u nu niets voor! De fijne, ragfijne gevoeligheid dezer handen vergoedt niet het gemis van licnt, van kleur en van kleurwisseling in het oog. Want altijd blijft de gevoeligheid vlak, waar het oog diepte onderscheidt, altijd re gistreert de tast in eentonigheid, waar de oogzenuw geprikkeld wordt door afwisse ling en schakeer ing. Hebt gij die'handen ooit in rust gezien? En hebt gij toen niet naar het gezicht van den blinde gekeken? Als gij oogen hebt gehad, welke meer konden zien dan het uiterlijk, hebt gij het geheim van den blin de ontdekt. Sereniteit. Het gezicht van den blinde kan uitdrukking geven aan een sereniteit, welke weinig meer gemeen heeft met het gewone van ons dagelijksche leven, met de realiteit van de wereld om hem heen. Hij ziet niet, hij kan alleen maar vermoeden, hoe het onbekende is. En alles wat ook voor ons onbekend en ongrijpbaar is, komt te staan in een onwerkelijken glans. De blin de wéét misschien, maar hij gelooft, diep in zichzelf, niet aan wat leelijk zou kunnen zijn. Hij gelooft aan de ongereptheid van het leven, omdat hij kan gelooven aan 'ie ongereptheid van zichzelf, die ook werke lijk bestaat; hij gelooft in een wereld, een zichtbare wereld, welke schoon en vlek keloos moet zijn, maar inderdaad niet be staat. Daardoor leven zij in een andere, een betere wereld, welke nader ligt aan het doel van iederen mensch. Deze wereld is, in de aardsche wereld, gedroomd, in de hemelsche wereld een stukje benaderende werkelijkheid. Zij is in elk geval gelukkig. Het geestesleven van den blinde is, hoe beklagenswaardig zijn omstandigheden dikwijls zijn, gelukkig. Maar dit geluk ont heft den zienden mensch niet van de plicht zijn steun te verleenen in de maatschap pelijke carrière van de maatschappelijk misdeelden. Blind. Wij weten niet wat het is. Alleen: wij zijn dikwijls ziende blind.... voor het geluk. Door hun tastzin. Het blinden onderwijs berust vrijwel Uitsluitend op de ontwikkeling van den tastzin, n.1. in de vingertoppen. Valentin Haüy begon hiermede te Parijs in 1784, met aanvankelijk één leerling, spoedig reeds met een vijftigtal. In later jaren moest de blinde lezen met hoogdruk-let- ters, welke hetzelfde waren als welke de zienden gebruikten, doch voelbaar waren. Eerst in 1826 werd het brailleschrift uit gevonden, waardoor het mogelijk werd vlot en gemakkelijk te lezen. Het brailleschrift. De uitvinder van het blindeschrift is Louis Braille, die, op 3-jirigen leeftijd, blind geworden, uit punten een schrijf systeem samen stelde. Het complete alpha- bet bestaat, met punctuatie, uit 54 teekens, samengesteld uit ten hoogste 6 punten. Deze 6 punten worden zoodanig gecombineerd, dat 5 series tot stand komen, elke serie op zich met één enkelen grondvorm. Ook bij het muziek-onderwijs wordt het braille schrift gebruikt. Het schrijven is natuurlijk een groote moeilijkheid. Het geschiedt met een stom pe naald, welke de brailleteekens in het papier drukt. Men gebruikt hierbij een toestel, waarin voor elke letter een ope ning is aangebracht, waaronder zich de zes punten bevinden. Typen als waren zij niet blind, Bij gevorderd onderwijs wordt echter cok gebruik gemaakt van normale schrijf machines. Het machinesohrij ven wordt on derwezen in het tienvingersysteera, .waar bij vanzelfsprekend veel oefening nöodig is. Maar het is wel merkwaardig, hoe veel energie de blinden bezitten. Zij leeren yan- Geheel alleen op stap zelfsprekend moeilijker, niet omdat hun geestelijke vermogens minder ontwikkeld zouden zijn integendeel! maar om dat de leermiddelen onpraktischer zijn. Daardoor wordt er meer van hun energie en geduld geëischt, hetgeen hun karakter vormt. 2X2 4.... Rekenen! Hoeveel hoofdbrekéns heeft dit onderwijsvak den blindenonderwijzer en blinden zelf niet gekost. Zeker, men kon de schrijfmethode volgen en de rekensom men prikken. Dit werk is evenwel zoo in spannend, dat er van het rekenen zelf wei nig terecht komt. Het heeft lang geduurd voor men een afdoende oplossing vond. Het Graafsche rekenbord, dat sinds 1932 ook in Amerika gebruikt wordt, heeft de moeilijkheden overwonnen. Het bestaat uit uniforme vijf hoekige staafjes, welke elk door standver- Ziel van den blinden orgelman, die langa verlaten atraten gaat en klaagt een rammelende dreun van levensweemoed, die geen mensch verstaat; En ziel van den jongen, die half-idioot in blindemans oogen ziet en die in jouw keeltje voelt kroppen de treurnis van blindemans lied. (Anton van Duinkerken). andering de tien cijfers kunnen voorstel len, terwijl de blinde met de prikpen zijn gedachten en berekeningen in negatieve punten vastlegt. Ik voel den Donau Het aardrijkskunde-onderwijs geschiedt tastbaar, d.w.z. door middel van reliëfkaar ten. Deze kaarten worden vervaardigd van hout of karton, ook wel gegoten van gips of metaal. De plaatsen worden door pun ten aangeduid, de bergen door onregelma tige oneffenheden. Kleine of mulle uitdie pingen zijn door de vingertoppen moeilijk te voelen; daarom worden de rivieren en kanalen door relieflijnen aangeduid. Muziek. De vakken, welke wij hierboven in het kort noemden, moeten bijna allen hoofde lijk worden onderwezen. Teekenen wordt niet gegeven, omdat het onderwijzen daar van zonder nut is en bovendien te moeilijk. Wel echter wordt de muziek beoefend en meer dan onder de zienden. De muziektekst moeten de blinden geheel van buiten leeren, stuk na stuk, en Op het instrument inoefenen. Dat hiervoor meer geduld en oefening noodig is dan voor het piano-onderwijs van uw dochtertje, is dui delijk. Op de bindeninstituten bestaan har monie- en symphonie-orkesten, welke niet behoeven onder te doen voor dilettanten ensembles uit de ziende wereld. De toekomst dezer misdeelden. Naast het gewone schoolonderwijs, wordt in de hoogere klassen vak-onderwijs gege ven; vooral het vervaardigen van borstel werk en matten. De meisjes beoefenen ook de fraaie handwerken en verder eenige huiselijke bezigheden, waarin zij evenwel nooit veel vaardigheid kunnen bezitten, hetgeen begrijpelijk is. De begaafden onder de blinden leeren vreemde talen, worden opgeleid tot mu ziekleeraar, pianostemmer of organist. Ver der zijn er, die spraakleer aar, typist, dicta- phonist, marconist, masseur of telephoon- celbediende worden. Dit onderwijs duurt tot ongeveer het twintigste jaar. Het doel, dat hierbij wordt nagestreefd, is, de blinden uit hulpeloos heid tot zelfstandigheid te brengen, waar dit mogelijk is en hen zooveel zelfvertrou wen en levensmoed b\j te brengen, dat zij een nuttige en waardige plaats in de maat schappij kunnen inneemn. In de Maatschappij. Daar er voor de blinden in het gewone bedrijfsleven slechts zelden een plaats is te veroveren, zijn in grootere plaatsen eeni ge werkinrichtingen opgericht, waar de blinden kunnen komen werken. Hun ar beid bestaat voornamelijk uit vlechtwerk en borstelmaken. Deze inrichtingen wor den in vele gevallen gesteund door de ge meente, zoodat aan de blinden een loon kan worden uitgekeerd, waarvan hij kan bestaan. Dergelijke blinden- denwerkinrichingen bevinden zich in ons land te Amsterdam drie; een te Nijme gen, te Maastricht, Rotterdam, Den Haag Utrecht en Arnhem. In Oost-Indië, waar veel blinden zijn, be staat slechts één blindenwerkinrich- ting, n.1. te Ban- doeng. De inboorlin gen maken van deze inrichting, waar te vens een tehuis aan verbonden is, vrijwel geen gebruik. De blinden en Vadertje Staat. In Nederland be staat geen leerplicht voor de blinden; daardoor gebeurt het nog al eens, dat er veel te laat een aan vang wordt gemaakt met het onderwijs. De staat trekt zich trouwens al heel wei nig van de blinden aan. Alleen werden de Blindensoholen in 1924 met het Buiten gewoon Lager On derwijs gelijkgesteld en kregen de leera ren salaris uitbe taald. Verder doet de staat niets; in de verder hooge kosten moet door particuliere bijdragen worden voor zien. In België, Duitschland, Engeland, Ame rika en Japan wordt, mede door het feit, dat de staat bijzondere verplichtingen heeft ten opzichte van de oorlogsblinden, het blindenonderwijs sterk bevorderd. Het vol gen van gymnasiaal en hooger onderwijs wordt dikwijls door den staat mogelijk ge maakt. Zoo bestaat er te Marburg een Blin- den-universiteit. Zooals wij reeds terloops opmerkten, hebben eeuwen voorbij moeten gaan, alvo rens er eenige verbetering kwam in het lot der blinden. Het woord „blinde" was syno niem met „bedelaar" en eerst op het eind der 18e eeuw en in het begin der 19e be gonnen er door het voorgaan van eenige ontwikkelde blinden onderwijs- en werkin richtingen voor blinden te komen en ge- lukte het het publiek ervan te overtuigen dat ook blinden geschikt gemaakt kunne* worden voor de maatschappij. De eerste stap tot oplossing van het blin» Naar aanleiding van het 60-jatig bestaan der Wereldpostvereeniging. De Wereldpostvereeniging, gegrondvest door Heinrich von Stephan, directeur-gene raal van de Duitsche Rijkspost, zal deze maand haar 60-jarig bestaan vieren. Naar aanleiding van dit gedenkwaardig feit ge ven. wij in onderstaand artikel een beknopt overzicht van het postwezen in den loop der eeuwen. Van een postdienst, zooals wij bedoelen een inrichting, die zich tégen bepaald tarief belast met geregeld vervoer van brie ven en andere stukken ten behoeve van het publiek was feitelijk eerst sprake in de 15e eeuw, toen het belangrijk handels verkeer van Duitschland naar Italië en vandaar over zèe, verschillende handels steden noopte zulke diensten te organisee- ren. Hiernaast bestonden diensten voor kleinere afstanden, ook door gilden onder nomen. De goed georganiseerde koerierdiensten, welke wij kennen in het Oud-Perzisch Rijk, de cursus publicus van het Romeinscli Kei zerrijk, de koeriersdiensten in het Kahlie- fenrijk sinds de tweede helft der 7e eeuw en in het Rijk van Karei den Groote, de Keizerlijke Chineesche post tot dezen tijd ai deze diensten, waren alleen voor mededeelingen van de regeering aan haar ambtenaren. Zekere Francesco de Tassis, een Italiaansch edelman, kwam op het denkbeeld een centrale post in het Habs- burgsche Rijk op te richten. Hij verwierf in 1516 van Keizer Maximiliaan het monopo lie, onder deze voorwaarden, dat hij alle voorkomende poststukken van het keizer lijk Hof zou vervoeren, met welke voor waarden de handige Francesco gaarne in stemde. In Engeland, bestond sinds 1619 een staatspost, doch deze werd meestal ver pacht, waarnaast stadsposten werden inge steld, welke meestentijds in particuliere handen waren. De misbruiken, welke er evenwel mee werden gemaakt, tijdens de verpachting der staatspost, noopte de re geering een vaste staatspost, door ambtena ren en beambten bediend, in te stellen. Dit geschiedde in 1710 onder den naam van „General Post Office". Vele particuliere posten sloten zich hierbij aan.» 1 Het vervoer liep bijna uitsluitend over groote wegen en hoofdwegen genoten dan ook het voorrecht hun stukken spoedig in bezit te zien. Hoewel Engeland op het ge bied van het postwezen een der pntwikkeld- H. v. Stephan. ste landen was, werd het postverkeer in de Engelsche kolonies van Noord-Amerika toch eerst in de 18e eeuw ingevoerd. Ne derland was eveneens een vooruitstrevend land op dit gebied. Het organiseerde goed- onderhouden postdiensten in de voornaam ste provincies des lands. Naast de romanti sche trekschuit wordt de Hollandsche pos tillon door vele oude dichters bezongen. De postillons reden niet hard,' doch veilig. Op alle kleine plaatsen vond men aanleg plaatsen, waarnaast herbergen tevens ook een uitkomst waren voor den koetsier om even uit te blazen. In 1747 bracht de instelling van een Al gemeen Hollandsch Postmonopolie, hetwelk door de Provinciale Staten werd ingesteld en aan den stadhouder opgedragen, een groote verbetering in het Nederlandsch postwezen. Hieruit ontstond in den Fran- schen tijd ook een Nederlandsche staats post, welke sinds 1806 is gecentraliseerd. In de 17e eeuw voerde de Fransche regee ring een pöstdienst in, welke, evenals in Engeland, bij den aanvang van zijn bestaan, aan verschillende ondernemingen werd ver pacht. De Franschen maakten hieraan een einde; het monopolie werd alleen nog voor brieven gehandhaafd, terwijl Napoleon tii- dens het Consulaat voor 'n grondige ver betering zorgdroeg. Een interessante periode in de geschiede nis van het Nederl.-Indisch postwezen is die der „overland-mail" van 1837, in welke de brieven onder groote moeilijkheden en kosten van Alexandrië over land naar Suez werden vervoerd, welke dienst aanleiding gaf tot de oudste postzegels ter wereld en met welke route de vervoertijd van 6 maanden rondom de Kaap tot 60 dagen werd teruggebracht, Franklin bracht in Amerika een goeden postdienst tot stand. De rijdende postbode zorgde éénmaal per week voor het postverkeer tusschen Bos ton, New York en Philadelphia. Met de uitbreiding van het postwezen en de ver beteringen, welke het op den duur behoef de, gevoelden de Europeesche regeeringen ook meer het gemis van een goede postwet, die alle aangesloten landen zou vrijwaren voor ongeregeldheden, welke er zich nog maar al te vaak voordeden, b.v. door het achterhouden van brieven met waardevol- len inhoud, niet betalen van portikosten, enz. Op voorstel van Pruisen werd op 6 April 1850 het Duitsch-Oostenrijksch Post verdrag gesloten, hetwelk spoedig alle Duitsche staten omvatte. Nederland kreeg in 1850 onder Ministerie Thorbecke zijn eerste Postwet. Frankeering door postze gels werd het eerst in Engeland ingevoerd, n.1. in 1840. Dit voorbeeld werd in eenige jaren door vrijwel alle Europeesche landen en ook door de Ver. Staten overgenomen. Nederland volgt hierin In 1852. In 1874 ont stond de Wereldpostvereeniging, welke in stelling tot doel heeft: vrijheid van transi to, geen doorvoerrechten, vaste tarieven voor brieven, kaarten enz.; betaling der kosten van transito door het land van af zending, enz. enz. Deze vereeniging heeft in de afgeloopen jaren en vooral in de eer ste tientallen jaren van haar bestaan veel bijgedragen tot de ontwikkeling van het internationaal postverkeer, hetwelk er in den tijd, dat dit lichaam nog in talrijke particuliere ondernemingen was verdeeld, zeer verward en hopeloos uitzag. Heinrich von Stephan is het geweest, die aan de oprichting dezer vereeniging den kraohtigen stoot heeft gegeven, waardoor hij een der pioniers is geworden van het modern postverkeer. Het -werk van de we reldpostvereeniging is in de afgeloopen 60 jaren zeer belangrijk geweest en zeker in de laatste jaren, bij de ontwikkeling van het luchtpostverkeer, waarin Nederland met zijn postdienst op Indie zoo'n voorname plaats inneemt. Tastbaar onderwijs met een ongevaarlijke slang. denvraagstuk is wel gedaan door twee blin den, die door hun capaciteiten groot opzien baarden in de beschaafde wereld, n.1. R. Weissenburg (geb. 1756 te Mannheim) en Maria Theresia von Paradies (geb. 1759 te Weenen). Vooral de laatste kon door haar uitstekend zingen en orgelspel het ziende publiek er op wijzen, dat ook blinden maat-1 schappelijk geschikt kunnen worden. Buitengewoon groote verdiensten voor het blindenonderwijs heeft zich verworven Valentin Haüy (17451822), wiens naam wij reeds noemden. Reeds lang was deze, man getroffen door het groote aantal blin de bedelaars te Parijs en de ruwheden, waaraan die blinden waren blootgesteld. Door zijn kennismaking met Maria von Pa-' radies, die hem ook op hoogte bracht vai^ het werk van den blinden Weissenburg, begon hij in 1784 met het geven van onder wijs aan blinden. Met één leerling begon nen, behaalde hij daarmede, onder toepas sing van zelf gevonden methoden, zooveel succes, dat hij door een liefdadige vereeni ging in staat werd gesteld twaalf leerlin gen op te nemen, welk aantal al spoedig »ot vijftig steeg. Hij zette zijn dagschool om in een inter naat, hetwelk „Instituut" werd genoemd. Op Kerstmis van het jaar 1786 stelde Haüy een 24-tal van zyn beste leerlingen aan den Koning voor en het Hof van Ver- sailles en allen stonden verbaasd, over hei geen deze leerlingen presteerden. Helaas, de Revolutie maakte een eind aan tut prachtig werk van Haüy, terwijl hij la. ;r door Napoleon werd ontslagen als direc teur van het „Instituut". Op uitnoodiging van Keizer Alexander I ging hij in 1808 naar Rusland met het doel ook daar een instituut te stichten. Haüy reisde naar Rusland over Berlijn en stelde een leerling, die hij had medegeno men, aan Koning Frederik III voor, die door de kennis van dien leerling zoo geroerd was, dat hij ook plan vatte een blinden- inriohting te stichten. Enkele jaren later kwam dit instituut tot stand en het was de later zoo beroemd geworden dr. Zeune, die als directeur aan Keizer Alexander's Instituut werd aangesteld. Wat Haüy voor de Fransche blinden was. dat was Johann W. Klein voor de Oosten- rjjksche miscjeelden. Klein begon, evenals Haüy, met één leerling, doch al spoedig kwamen zich meer blinden bij zijn inrich ting aanmelden. De stichting van het Blin deninstituut te Weenen was spoedig een feit geworden en het schitterend voc/becld van Parijs en Weenen werd niet lang daar na door verscheidene andere landen ge volgd. Gaandeweg toonde men meer belangstel ling voor het droevig lot der blinden. Nederland bleef hierin niet achter. In 1808 stichtte de hier bestaande Vrijmetse laarsloges het Instituut tot Onderwijs van Blinden te Amsterdam, welk instituut twee jaar later in een internaat werd omgezet. In 1859 kreeg Grave het thans bekende „St. Henricusgesticht" voor blinde jongens en mannen, terwijl in 1882 het gesticht „De Wijnberg" voor blinde meisjes en vrouwen, eveneens te Grave, werd opgericht. Benne- kom heeft sinds 1880 zijn „Prins Alexander- stichting" voor blinde kinderen beneden 6 jaar. Deze stichting werd in 1911 overge bracht naar Huis ter Heide te Zeist. H p. R

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1934 | | pagina 8