Oorlogsherinneringen» De drie jongens uil Kungsbacka» De Overweldiging van België* Gevangen gezet. De Postjager. Pluimveeteelt. Voo s Van ANDR R. VA1 Liefi Herinneringen aan de omzwervingen van een oud- oorlogscorrespondent tusscben de strijdende partijen. Het was duidelijk» dat de verschillende Duitsche bevelhebbers in den aanvang van den oorlog niet goed wisten, wat hun te doen stond, wanneer hun pad gekruist werd door een rondzwervenden oorlogs correspondent. De laatste oorlog tusschen i,beschaaf de" Europeesche naties dateer de van 1870 en sindsdien was de pers dienst heel wat veranderd. Normaal vragen oorlogscorrespondenten een officieele toelating in het Hoofdkwar tier, waar ze dan met onderscheiding wor den behandeld en officieele coinmuniqué's krijgen toebedeeld- Is de vijand ergens winner ^e, dan worden de oorlogscorres pondenten met zorg achteraf gehouden, maar hebben de eigen troepen voordeelen behaald, dan worden de journalisten in legïr-auto's naar het terrein van de vic torie geleid en toonen begeleidende of freren hun de markantste punten, welke werden veroverd, alsmede de hoeveelheid materiaal, welke werd buit gemaakt- Zoo gauw de jongste wereldoorlog in een loopgravenstrijd was overgegaan, was het niet mogelijk om het verloop op an dere wijze te volgen dan. als officieel toe gelaten, in het Hoofdkwartier opgesloten oorlogscorrespondent, maar in de eerste maarden viel er voor den reporter als Journalistiek vrijbuiter heel wat te be leven en daarom had ook ik er de voor keur aan gegeven, om liever op eigen ge- "sgc.iheid den oorlog te gaan ervaren dan als gast van de legerleiding. Het gevolg was natuurlijk, dat ik ieder oogenblik werd aangehouden en voor be velvoerende officieren werd geleid- Daar mijn papieren altijd in orde waren, kon men over het algemeen niet anders dan beleefd tegen me wezen, maar toch' was het me eiken keer weer opnieuw duide lijk, dat mijn persoontje den militairen autoriteiten altijd een moeilijkheid ople verde ze wisten waarachtig niet, wat ze met zoo'n losloopenden Nederlandschen dagbladschrijver moesten beginnen- Slechts een enkele maal leidde de verlegenheid er toe, dat men me norsch' en brutaal behandelde. Op den 20en Augustus sleepte ik mijn tweede oorlogsfiets over den berg bij Petit Lanay, om langs ongebaanden weg in het gevechtsgebied Tongeren—Haelen te kunnen komen- Het was een heele Sjouw op dezen gloeiend-beeten dag- Van bet hoogste punt af had ik een prachtig vergezicht en ik constateerde een sterke troepenponcentratie in de buurt van Riemst- Ik daalde in de richting van die gemeente af en kom voorloopig slechts nu en dan een boertje tegen, dat langs denzelfden weg, welken ik gekomen was, zijn vee naar Nederland probeerde over te brengen. Deze menschen waren arme lieden, die over het algemeen slechts een )aar koetjes rijk waren en van dat scha- ttimele bezit reeds de helft of meer aan Je doortrekkende troepen hadden moeten afstaan. Dwars door koren- en bietenvelden raande, bereik ik het dorp Riemst, waar k voor het eerst word aangehouden. De eerste Duitsche posten waren nog al vrien delijk. Ah, ge zijt Hollander! Dan zijn we vrienden! Dat was de normale begroeting, wan neer mijn papieren waren ingezien, waar onder geleidelijk verscheidene aanbevelin gen waren gekomen van troepencomman- dante met wie ik reeds eerder had ken nis gc..,aakt. Ik moest overal vertellen, wat in Ne derland van den oorlog bekend was en kon mijn weg dan weer vervolgen- Plots echter word ik door een officier aangehouden, die me wenkt, dat ik van mijn fiets moet afstapppen en op zijn beurt mijn papieren vordert- Hij is niet erg beleefd en na een vluchtige inzage draagt hij een paar soldaten op om me naar den Kommandantur te brengen- De houding der soldaten is nu ineens heel anders. Ik Koor van alle kanten nijdige opmerkingen, als ik langs ze word ge leid en ze bezien me met vijandige blik ken. Een van mijn begeleiders rukt me telkens ruw bij den arm, als ik niet vlug genoeg loop of iets naar links of rechts afwijk. In Riemst word ik een boerenhoeve binnengeleid „gestompt" is juister uit gedrukt en weldra sta ik tegenover een groep officieren, die het zich in de pronkkamer zoo gemakkelijk mogelijk heb ben gemaakt- Een deel van de inventaris ligt stuk op den grond en daartusschen liggen vele leegc en volle wijnflesschen- Men kon het den heeren trouwens aan zien, dat ze rijkelijk aan Bacchus hadden geofferd. Ze redeneerden heftig met el kaar, onderwijl een op tafel uitgespreide stafkaart werd bestudeerd- Eindelijk werd er notitie genomen van mijn persoontje- Een van mijn begeleiders deelde mede, dat hij mo op last van den luitenant hij noemde een naam, dien ik niet verstond werd voorgeleid- Wie ben je? bulderde een Haupt mann me toe. Herr Hauptmannik ben Wat moet je hier? Ik vertelde, dat ik een NederlandscK journalist was en vroeg hem om m'n papieren te willen inzien. Papieren? Papieren? Ja, natuurlijk! Jullie hebt allemaal papieren- Die lui, die in Visé op onze mannen hebben ge schoten, komen óók met papieren uit Hol land terug om weer door te gaan met hun gemeene streken Ik schuchferde wat tegen, maar m'n woorden werden onderbroken met een barsch Hier die papieren! Zet hein daar! De Hauptmann wees den soldaten, een kamerdeur aan. De kerels pakten me vast en brachten me in een aangrenzende kleine kamer. Ik vond er tot mijn ver wondering twee soldaten met revolvers in de hand bij een priester en een boer. Zoo gauw de deur weer achter me ge sloten was, wilde ik een praatje begin- nen, maar van mijn bewakers kreeg ik in het geheel geen antwoord en de pries ter zoowel als de boer lieten slechts een angstig ja of neen h'ooren, als ik ze iets vroeg. Twijfelend en wanhopig keken ze dan maar hun bewakers, naar elkaar en naar mij, van wien ze tenslotte ook niet wisten, of ik een vriend of een vijand was. Met veel moeite kwam ik te weten, dat de priester de pastoor van het dorp was en de boer de burgemeester- Ze wer den gevangen gehouden als gijzelaars, be stemd om met hun leven te boeten voor eventueele den Duitschers onwelgevallige daden van de burgerbevolking- Ik stelde me met deze inlichtingen tevreden, begrij pende, dat elk verder voortgezet gesprek een kwelling voor deze menschen moest zijn. Ik zette me in een hoek der kamer op een stoel en begon mijn positie te overdenken, welke ik een beetje penibel en heelemaal niet interessant vond- Ik voelde me daar in die half-duistere kamer tusschen twee mede-gevangenen en twee met revoRers gewapende soldaten zoo'n beetje een levend lijk- Over het onder zoek' van mijn papieren maakte ik me ook een beetje ongerust; ze Kadden me n-.l. ook mijn aanteekeningen afgenomen- Drie lange uren zat ik aldus opgeslo ten, uren, welke in zwijgzaamheid werden doorgebracht, waardoor ze dagen geleken. Eindelijk werd ik gehaald en weer voor den gelegenheidskrijgsraad geleid- lk moest ook alle overige papieren afgeven, welke ik nog in mijn zak had- U bent dus Nederlandsch journa list? De toon klonk gelukkig vriendelijker. En wat kwam u hier doen? Ik zei het ze met een braaf gezicht- Ik kwam de „waarheid" zoeken, vertel de ik, voor de lezers van mijn blad, om dat er zooveel „leugens" circuleerden over wat in België op het oorlogsterrein gaan de was. Zijn dit uw aanteekeningen? Men hield me mijn papieren voor en een beetje timide zei ik: ja! Daar is niks van te ontcijferen! Het was me een ware opluchting- Kunt u dat schrift zélf wel lezen? Ik knikte opgewekt- En toen moest ik een en ander „ver- talen"- lk deed het, me de vrijheid ver oorlovende, welke iedoren vertaler is toe bedeeld- De stemming verbeterde merk baar. Ze begonnen me te vragen, welk nieuws er in Nederland over den oorlog bekend was en ik vertelde ze dat- Zij van hun kant deden me allerlei gruwelverhalen over het optreden der Belgische burger bevolking, niet in Riemst natuurlijk, maar élders! Ik moest die verhalen maar eens klaar en duidelijk overbrengen aan mijn lezers, zoo raadden ze me- Tenslotte begonnen ze weer te dazen. Ik had ze verteld, dat ook Japan aan Duitschland den oorlog had verklaard, maar ze verzekerden luidruchtig, dat ze voor niemand en niets bang waren- „Alleen voor Montenegro!'" interrum peerde een der officieren den Hauptmann onder daverende instemming van zijn ka meraden. En toen kreeg ik een reprimande- Ik moest mijn Nederlandschen lezers maar vertellen, dat ze het niet moesten wa gen om over de grens te komen en ook ik zelf moest voortaan in Nederland blij ven. Voor mijn eigen bestwil en behoud. - Mag ik dan een pasje hebben vroeg ik voor Maastricht? Anders word ilc onderweg wéér aangehouden! Dat kunt ge krijgen! was het ant woord. En dezelfde bevelvoerder, die me eenige oogenblikketi tevoren nog bezworen had, dat ik vooral aan niemand mocht zeg gen en in mijn blad niet mocht publi- ceeren, welke tropen ik in Riemst had aangetroffen, stempelde mijn Schein met den Duitschen Adelaar, waaronder de woorden „Königl. Preusicher 8, reserve inf. regt. II battaillon". Het was wél vertrouwelijk! Ik mocht den weg naar Maastricht niet per fiets gaan en liet deze daarom ach ter in een café op den hoek van den Tongerschen weg. Een paar dagen later reeds hebben de Duitschers de banden afgenomen en mee gevoerd. Den anderen dag zat ik natuurlijk niet in Maastricht- Ik had Luik nog eens wil len weerzien na de vermeestering der forten. De toestand was er niet prettiger op j geworden voor de burgerij. Het brandt hier en daar, vooral in de wijk Outre- Meuse. pe bevolking wordt voortdurend met allerlei bedreigingen vrees aange jaagd en ze beziet dan ook eiken vreem deling op schuwe wijze. Overal tref ik vluchtelingen aan, welke uit het Zuiden zijn gekomen en ook Nederlanders, die naar het veilige moe derland uitwijken. De Luikenaars zelf mogen niet weg. Regelmatig verschijnen nieuwe procla maties op de muren; een er van bevat de mededeeling, dat de provincie Luik een oorlogsbelasting van 50 millioen francs moet opbrengen. Een ander houdt het verbod In om des namiddags na 6 uur nog op 9traat te vertoeven; deuren moe ten geopend blijven, vensters verlicht enz- Met fusillatie en brandstichting wordt ge dreigd, wanneer er ergens nog wapenen worden gevonden, terwijl ook nog wejld aangekondigd, dat inf alle woningen huis zoeking zal worden gehouden- De meeste winkels zijn gesloten, om dat de Duitschers de voorraden hebben opgeëischt; de étapppendienst is nog on voldoende verzekerd en daairvan lijdt in de eerste plaats de burgerij. Een proclamatie roept de arbeiders op om de veroverde forten te helpen ver sterken, opdat ze eventueel straks weer tegen het Belgische leger kunnen wor den gebruikt! Straten en pleinen, waar zich militaire bureaux bevinden, zijn door troepen af gezet; niemand mag passeeren- Van oorlogs- en ander nieuws is de stad geheel verstoken; de bladen mogen niet verschijnen en ook de Duitsche veld post werkt zóó primitief, dat haast geen Duitsche kranten in Luik komen en zeker geen nummers van de jongste dagen. Op de muren van lokalen, waar Duitsche militairen zijn ondergebracht, leest men met groote krijtletters: Bitte! Zeitungen! Md. (Wordt vervolgd.) ZIJN begrafenisredl Pander-Pech en Zondagsjager, 'k Sta hier bij je hoopje asch- 'k Wi1 op de/e plaats eens zeggen Wie en wat en hoe je was- >k Weet je bent wel jong gestorven, Maar toch ook weer veel te oud- Want geloot me je geboorte Die was reed0 een groote fout- Eerstens waren bei je ouders Bij hun huw'Jijk nog te jong- Eigenwijs en onervaren Waagden zij deêz bokkesprong „Trouwen", ja, gaat heel gemakkelijk, „Kind'ren krijgen" valt niet rnee. Maar ze wereldwijs te maken, Gaat zoo licht niet gusjes nee Pander-Post-Pech-Zondagsjager 'k Maak jou hiervan geen verwijt, Want de allergrootste bokken Schoot je pa en jij een geit- Weet je wat de fout was, jongen Jij was veel te vroeg verwend, ln je prachtig vliegtuigpakje Leek je me een heele vent- Maar je gansche constitutie Deugde niet geloof dat vast- Door de schuld van bei je ouders, Was je erfelijk belast. En je beide ronde beentjes Waren ook al veel te zwak- Becnen die de weelde dragen, Zeggen zoo maar niet „krak"-„krak". Met je onbezonnen streken, Waagde jij er ieder aan- ln de toekomst joeg jij sukkel, Onze vliegers naar de maan- En de vliegersreputatie, Waar wij zoo op zijn gesteld, Werd door jou niet hoog gehouden, Bracht jij naar de vuilnisbelt- Alles bij elkaar genomen, Heb ik dus maar zóó gedacht Beter dat je „gecremeerd" bent En nu, jongen slaap maar zacht- VI- Crt. Ha-vee-Wee. BIJKOOPEN. Het najaar is de aangewezen tijd voor het aankoopen van hoenders- De hanec en hennen van het voorjaar zijn nu zóó ver gekomen in kleur, teekening, bouw en in ontwikkeling der kopversierselen, dat men later zelden voor onverwachte verschijnselen staat, waardoor een als pri ma beoordeeld jong dier tot een tweede of derde rangs exemplaar afdaalt- Aankoop van nutdieren blijft bovendien altijd een zaak van vertrouwen, omdat hier de innerlijke eigenschappen pas latei- tot openbaring komen en men nog ge duldig af te wachten heeft, of bijvoor beeld tte kinderen van den beroemdere haan A, gepaard met de eveneens hoog- vermaarde hennen, X, Y en Z, al of nief aan de hooggespannen verwachtingen zul len beantwoorden. Voor leek en beginneling willen we hier wijzen op eenige belangrijke eischen, waaï een waardevol ex-emplaar aan moet vol doen. In de eerste plaats de leeftijd, dus bij voorkeur jong, tenzij men voor den fok- toom te completeeren, meer uitziet naaij hennen, die hun eersten leg, reeds vol< bracht hebben. Hoe den leeftijd te be- oordeelen? Zijn de dieren voorzien van een vaste voetring met jaarcijfer, dan wijst natuurlijk de ring den juistcn leeftijd aan- Maar bij ongeringde heeft men nauwkeu rig uit te kijken. Voor den kenner gaat het gemakkelijk, die ziet met een enkelen oogopslag, wat hij voor heeft- Allereerst lette men op de pooien, die glanzend en gaaf moeien wezen met vast en dicht op elkaar liggende schubben/ Zoodra deze schubben niet vast aanslui ten, maar eenigszins opgeheven van el kaar staan, is het exemplaar of reedg overjarig, of, wat erger is, aangetast door de kalkbeenmijt- Het komt voor, dat zelfs halfjaariijksche dieren dit vieze euvel ge ërfd hebben van hun pleegmoeder of verkregen van een besmet verblijf, waar de dieren hun eerste levensweken hebben doorgemaakt- Jonge hennen met die fout behept, staan in waarde bij reeds oudere dieren met gave beenen ten achter. Dit is een zoo belangrijk punt, dat wij er nog op willen wijzen, dat de besmetten de mijt zich het allereerst vertoont aan het elieboogsgewricht en juist daar waar de vier teenen hun sprerding beginnen. Verder lette men op de oogen. Deze moeten tintelen en vurig van uitdrukking zijn, volkomen cirkelrond en liefst wat uitpuilend. Spleetvormige oogleden, dus meer amandelvormig van model, deugen niet. Ze zullen honderd tegen één voch tig, schuinachtig zijn in de hoeken- Kam enlellen, zoowel van haan als hennen, behooren volkomen vrij te zijn van witte bcpcec'ering en kankerachtige verwondin gen, al schijnen deze geheeld- Aangezicht frisch rood, zonder geelachtige tint- Bij de opening van den snavel moeten keel en tong blijken vrij te zijn van slijm en dus blank van kleur, zonder stippels of puistjes. Veel heeft het voor, de eventueel aan te koopen dieren vrij te zien loopen en bewegen. Men zegt wel; koop geen kat in den zak, maar men zou evengoed moe ten zeggen: koop geen kip in de mand- Op de markt kan nten nu eenmaal niet anders en het zou onrechtvaardig we zen te beweren, dat alle marktkippen minderwaardig zouden zijn. Verder geve men acht op den been stand, geen O- of X-béenen, noch bij ha nen, noch bij hennen- Ook moet de rug lijn zijn al naar het ras, afloopend, op gaande, lang of kort- Maar een bult- en vischrug kan nooit deugen- Het borstbeen meet goed bevleesd zijn en de buik be hoort soepel en week aan te voelen, niet gespannen. Als laatste punt van onderzoek komt de neus aan de beurt, of liever gezegd de neusgaten. Als men er met den duim op drukt mag geen vocht voor den dag komen. Ook ruike men aan den geopen- jden snavel, waarbij een walgelijke reuk i wijst op storingen in de ademhhalings- j organen en vooral in de longen. Noodig is het verblijf voor de nieuw- koopjes in de puntjes gereed te hebben en ze daar bij aankomst liefst op zacht- voer te onthalen en later pas met wat graan te beginnen, echter weinig te ge- lijk, om kropvulling te voorkomen. Een zeer verkeerde behandeling, ook bij de verzending, kan vaak onverdiend den verkooper in een verkeerd daglicht stellen. Dat w^rdt maar al te gauw ge daan en men vergeet, dat elke haan of hen min of meer reageert op elke ver plaatsing, al komen ze in nog beteren toestand dan ze al waren- Dat leggende hennen in zoo'n geval tijdelijk stil ga;"* staan is overbekend. Sven, Olaf en Herik heetten de drie jongens, de drieling van de wed- Christa Boos. Heel Kungsbacka kende hen; men lachte en weende met hen en groeide met hen op, want ook de oudsten waren met hen weer jong geworden En op een dag waren zij groot genoeg geworden om uit te vliegen en dus trok ken zij de wijde wereld in- Kungsbacka was erg stil geworden; er was haast geen vroolijkheid meer en de weduwe Christa Boos leefde hare dagen naar het uiter lijk op geheel andere wijze als toen haar drie jongens nog thuis waren, maar met haar geest was zij bij hen, die naar drie verschillende hemelstreken van haar heen gegaan waren. Jaren vergingen, maar haar zonen kwa men niet terug- Slechts af en toe kwam er een brief niet zeldzame postzegels er op, velken- de oude brievenbesteller met Spoed bezorgde. Nu eens was de brief van Sven, dan van Olaf en dan weer van Henrik- En altijd stonden in die brieven de beste groeten aan haar eti ook ook aan Selma Wickson en gewoonlijk Zaten er tevens eenige bankpapiertjes in: pesos of dollars, Turksche ponden oi guldens uit de Nederlandsche koloniën. Verder niets. Geen der broeders had ooit een der anderen ontmoet-.. Totdat op zekeren dag Sven met den „ondergrondsche" van Brooklyn naar New- York reed en in den wagen op zijn ge mak de krant las- Maar daar gaat ie mand voor hem in het licht staan- „Hé, vriend, zie je niet, dat ik aan het lezen ben??'" De aangesprokene keert zich om en heeft een scherp antwoord op de lippen Twee paar oogen ontmoeten elkaar- Lip pen ontspannen zich, mooie witte tanden worden bij beiden zichtbaar en met een hartelijken lach klinkt 't: „Olaf!, Sven-" Zij omarmen elkaar en praten dan sa men alsof zij elkander gisteren nog ge zien hadden, en drie dagen later is Olaf al weer weg- De weduwe Boos ontvangt een briefkaart met een menigte wolken krabbers er op, en de woorden: „Groe ten aan u en aan Selma- Sven en Olaf!" En weder gaat er een heele tijd voor- bij In Melbourne slaat een two-seater de Gecrgestraat in. Een schel getoeter, ge knars van de rem - -en een man wordt omver gestooten. Vloekend springt Hen- rik uit de auto en helpt den man op, die gelukkig niet gekwest schijnt, want hij tracht al uit zichzelf op te krabbelen- „Mensch, heb geen ooren?" vraagt Hendrik. j De beide mannen staan tegenover al kander en nemen elkaar op- Twee paar oogen ontmoeien elkander en lippen ont sluiten zich en blinkende tanden werden zichtbaaren dan schieten beide man nen in een hartelijken lach- Olaf en Hen- rik drukken elkaar krachtig de handen- En wederom ontvangt vele weken later de weduwe Christa Boos een „ansicht", waarop een haven te zien is en een hemel, die prachtig blauw is- Door den hemel heen zijn de volgende woorden geschre ven: „Heb Olaf overreden; geen letsel- De beste groeten voor u en voor Selma- Olaf en Henrik-" En weer gaan er maanden voorbij Christa Boos wil nog eens haar drie jongens zien; het heimwee naar hen wordt haar te machtig. Zoo machtig als slechts het heimwee van een liefhebbende moe der zijn kan. Selma Wickson is intusschen een volwassen meisje geworden, en zóó mooi, dat men haar „de schoonheid van Kungsbacka" noemt- Én dat wil wat zeg gen in een Zweedsch stadje, waar alle meisjes mooi zijn- Ook zij heeft een sterk verlangen de drie kameraden harer jeugd weer te zien, want het ziedende heden is zwakker dan het droomende verleden- Maar weduuwe Boos is geen middel be kend, waarmee zij de drie jongens naar Kungsbacka zou kunnen lokken. Toen Selma op een dag weer bij haar zat en zij beiden nog eens de kaarten van alle landen des Heeren doorkeken, kwam de oude vrouw op een denkbeeld- Den vol genden dag zette zij zich aan tafel en schreef aan ieder van haar zonen een briefkaart van den volgenden inhoud; „Kom naar Kungsbacka, lieve Olaf (Sven, Henrik); Selma is liet mooiste meisje geworden, zoekt een man en denkt slechts aan jou- Je moeder CHRISTA-" En alle drie de briefkaarten toonen den ietwat verzakten kerktoren van Kungsbac ka en gaan drie verschillende windrich tingen uit. En weer gaat er een tijd voorbij Op een avond, als Selma weer bij de vveduMe Christa Boos zit, wordt de deur geopend en drie mannen met gebruinde gezichten en lachende blauwe oogen tre den het vertrek binnen.- Olaf; Sven en Henrik- Zij plaatsen 2ich één voor één voor hun moeder en ieder drukt haar zulk een kus op den mond, dat zij bij na stikt- En dan gaan zij voor Selma staan en doen hetzelfde met haar- En dan zeggen ze alle drie weer, als op commando: „Ja, waarlijk! Zij is werkelijk het mooiste meisje van Kungsbacka geworden- Ik geloof misschien wel van de heele wrereld-" En dan monsleren zij elkaar en gaan heen, ieder zijn tioen weg- Zonder een woord De weduwe Boos ziet in, dat zij etsi domheid begaan heeft- En zij had het toch zoo goed bedoeld! Weer verloopen er eenige weken- Op een dag zijn ze alle drie weg- Efl de weduwe Boos vindt een briefje, waar in staat: „Wij reizen af! Sven; Brooklyn, Kiufl Place 50- Henrik: Marseille, Rue de la Victorie 132- Claf: Istamboel, Qua» Mustafa IS- Wien Selma liefheeft, dien moet zij halen-" Toen Selma 's avonds bij de weduwe Christa Boos ku'am, vond zij deze met tranen in de oogen- Zij las het briefje en ging heen. Den volgenden dag kom! zij met drie briefkaarten en een handkof fer, waarin al haar spaarpenningen ge borgen zijn. „lk ga op reis, moeder Boos." „Waarheen?" „Naar je zonen!" „Naar welken?" „Naar alle drie," lacht Selma Wickson, want zij is een meisje, zoo moedig als er geen tweede in heel Kungsbacka is- En zij stormt de wereld in- Dat was gisteren. En nu wacht weduwe Boos met een bezM'aard hart op de dingen die komen zullen» Ovt FO' STI Dc voor Inli van Nove Jaeger Gemol Interlo Ei Flanell Gemoll Interlot Wolier Buitei Japon fen, I Overt Wollen Wol m mi Zijden»] Wij schoei Wolle Leuke Zi Nu Wij bre Gestikte Ir U zoudt •fzonderlf

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1934 | | pagina 2