HOLLAND S STEDENSCHOON Het dubbel leven van een Tsaar. IN PRAAT EN PRENT m Oud-Haarleei. iw Een historisch onopgelost probleem p4- Tekst en teekeningen van LEO K. ZELDENRUST Grijze tempel, trotsch van ritmen, Die tot eerbied plegtig wekt. Die van buiten als van binnen Oog en geest ten hemel trekt. Kostbaar pronkstuk blijf in wezen, Wat verander' of verdwijn'1 Tempel God ter eer gerezen, Waar de menschen, menschen zijn. Tollens. Het begin van de Oude St. Bavo te Haarlem Het spijt mij het te moeten verklaren, doch dat is zoek. Neerland's schoonste kerk gebouw is gelijk een vondeling, wiens ge boortedatum niemand weet." Wel was er van r tot tijd iemand, die meende een stich tingsjaar te kunnen bepalen, steeds waren er anderen, die het hiermede niet eens wa ren. Tenslotte werd de knoop doorgehakt. Men verklaarde eenvoudig: „Stichtingsdatum onbekend". Een weetgierig mensch kan in den regel nog ontdekken, dat de tegenwoordige kerk op de plek staat, waar zich in de 12de eeuw een kleiner bedehuis bevond, dat in 1370 waarschijnlijk door brand beschadigd werd. Hierna zou wellicht om dit kleine gebouwtje de thans bestaande St. Bavo zijn gebouwd. voor den commanda» wichtig voorwerp. naar een bruiloft, b Q'er schutterij een ge- st deze commandant raferns, had hij zich tengevolge de oefeningen der schutterij niet verslapen of iets dergelijks, en konden dien doorgaan, dan werd aan de vier zijdea van den tweeden omloop der toren een wit vlag getje uitgehang\««, In het inwendige der kerk vinden we het wereldberoemde orgel met zijn prachtig beeld, bouwwerk van Xaverij, een zeer fraai koperen koorhek in Gothischen stijl en met beeld houwwerk versierde preekstoel, terwijl de aan den buitenkant tegen de kerk aangebouwde kleine huisjes niet minder bekend zijn dan de St. Bavo zelf, het schilderachtig aspect van deze kathedraal verhoogend. (Nadruk verboden.) van den toren. Ook deze mislukking werd verwijderd. Toen probeerde men het maar weer met een houten, die met lood bekleed werd en sedert 1516 fier Sinte.Bavo's dak siert. Het is niet onwaarschijnlijk, dat U zich af vraagt, wie was Sint-Bavo? Sint.Bavo was een afstammeling. Geen ge wone afstammeling, doch een uit een oud Bra- bantsch geslacht van Alvin of Allovin. Hij leefde langen tijd als een kluizenaar, ver richtte vele werken van barmhartigheid, totdat zijn levenslichtje in het jaar 653 uitging. Zijn stoffelijk overschot werd later in de Sint Bavo in een zilveren kist bewaard, doch na den beeldenstorm naar Keulen overgebracht. De plattegrond der kerk heeft gelijk aan alle Roomsch Katholieks kerken, den Latijn- schen kruisvorm. Symbolisch stelt de Kathe draal den gekruisigden Christus voor. Het koor vormt hierbij het hoofdeinde van het kruis, de transepten, de dwarsbalk. Ook de verschillende uitgangen der kerk zijn symbolen. Zij symbolisceren de handen en voeten, terwijl het uitgebouwde portaal aan het Klokhuispleiij, uit het midden ligt en het terzijde neigende hoofd van den Hei land symboliseert na het uitspreken der oorden: ,,Het is volbracht". Het interieur der kerk is zeer fraai. Langs f de Noorder. en Zuiderbeuk vindt men de mooie1 oude Gothische lusters, waarvan er een hier bij afgebeeld is. In ouderdom wedijveren met deze kaarsenhouders de aardige lantarens, die hier en daar zijn opgehangen en vroeger' dienst deden, wanneer in geval van brand in de stad, het personeel van de lcerkspuit bij avond of des nachts in de kerk aanwezig moest zijn. Ook bij begrafenissen deden deze lantaarns des avonds dienst. Van ouden datum zijn mede de verschil lende offerkisten, die men in de kerk aan treft. De afgebeelde diende tot offerkist voor weezen en dateert uit het jaar 1728. Mochten deze kisten zich in de gunst van het kerk bestuur verheugen, minder gesteld was het op de viervoetige vrienden onzer voorvaderen, de honden, die in vroegere jaren met hun baas ter kerke kwamen. Duurde de preek wat lang, dan was het begrijpelijk, dat de lieve diertjes hun fatsoen niet hielden en tegen het gesproken woord in verzet kwamen door het aanheffen van een ,,seer klaghelyck ge- huyl". Hiertegen had men echter een probaat mid del. De hondenslager of hondenmepper, vaak verpersoonlijkt door den voorzanger, sloeg met veel ambitie en weinig tact den hond, die zich misdragen had, de kerk uit. Natuur lijk niet steeds met instemming des hon den-baas. Omstreeks 1S39 mochten in de St. Bavo nog honden medegebracht worden, hetgeen uit de volgende ordonnantie blijkt: Voorts so sal hij (de hondenslager) naar ouder gewoonte met al zijne naarstigheid die VS, 1 J Wi door Prof. Dr. GUSTAV MEYLER. Met het plaatssn van den toren had men blijkbaar geen haast, deze verrees eerst in hond uit de kerk slaen, byzonder die groote lsjI: het jaar 1502. Veel vreugde beleefden de Haarlemmers hier aanvankelijk niet van. De eerste toren, die de bekroning moest uitmaken, was van hout. Doch daar deze niet voldeed, werd met algemeene stemmen be sloten tot afbraak. Nummertje twee was van beter materiaal, namelijk van hardsteen. Op zekeren dag hoorde de loodgieter een krak en zag tot zijn niet geringe schrik, dat de boel begon te verzakken door het gewicht misbaer maken van bassen, ende die uit de kerk slaen, hebbende een zweep met een of twee bellen daaraen, altijd bij hem heb bende, maar die honden van mijnheer van Brederode, winden of speljoelen, die aen een snoer zijn of van andere goede edel- mannen om te zien, byzonder of zij geen misbaer en doen, zal hij toelaten, maer 'ander rekelt of bafteven zal hij er uitslaan." De toren van de St. Bavo was indertijd (Slot.) Een fantasie van Tolstoi of een geschiedkundig feit? Onder de niet-Russische lezers zullen wel de meeste geneigd zijn geweest om, hoe ge loofwaardig Tolstoi ook in allen deele was, het verhaal omtrent de gedaanteverwisseling van zijn held voor fantasie te houden, voor een voortborduren op 'n oude volkslegende. Ten onrechte 1 Althans wanneer wij mogen aan nemen, wat indertijd een Russisch schrijver in een zóó ernstig tijdschrift als.de „Con- temporary Review" (jrg. 1912) meedeelde over de door Tolstoi verzamelde gegevens. De schrijver van het zeer gedocumenteerde ar tikel verzekerde met nadruk, dat al wat de beroemde man in zijnN>ovenaangehaalde voor rede verhaalt op historische gegeven herust. Hij is er wet niet in geslaagd, het afdoend Ibewijs te leveren, dat keizer Alexander I en de oude kluizenaar Feodor Kousmitch inder daad een en dezelfde persoon waren, maar wèl heeft hij heel wat feiten bijeengebracht, die het onwaarschijnlijke in hooge mate waar schijnlijk maken. In navolging van den be roemden historicus Schilder, zijn er ook thans nog tal van gezaghebbende mannen in Rus land voor wie de identiteit der beide perso nen onomstootelijk vaststaat. De schrijver in de „Contemporary Review" heeft de feiten aldus samengevat: In 1837, twaalf jaren nadat de dood van Alexander I officieel was vsatgesteld, ver scheen aan de zoom van een der Siberi sche wouden een oude, onbekende kluizenaar, die zich Feodor Kousmitch noemde. Gedu rende de zeven-en-twintig jaren levens, die den vromen grijsaard nog gegund waren, is hij nooit te bewegen geweest zijn waren naam te noemen en hij heeft steeds zorgvuldig elk spoor van zijn verleden verborgen gehouden. Maar het. wis al voldoende om zijn hooge, lichtelijk gebogen gestalte te zien, hem in het gerimpelde gelaat te schouwen, waarin een eigenaardige mengeling van liefdevolle zachtheid en gebiedende hoogheid lag uit gedrukt, om tot de overtuiging te komen, dat die geheimzinnige vreemdeling eenmaal tot de machtigen der aarde moest hebben be hoord. Er was geen twijfeling mogelijk, of Feodor Koütsmitch, die een man van veel zijdige kennis en beschaving bleek te zijn en onder zijn langen witten baard en zijn ruige pij een echt vorstelijke houding verborg, was vroeger een grand seigneir" geweest 'en zóó gewoon te heerschen, dat er, trots zijn nederige vroomheid, in het minst zijner woor den de koele hoogheid lag van den man, die zich oneindig verheven acht boven zijn om geving. De roep van den geheimzinnigen kluizenaar was weldra door heel het land verspreid en ofschoon de grijsaard zich afkeerig betoonde van nuttelooze bezoeken, kwamen er toch velen, gedreven door nieuwsgierigheid of be langstelling, en zij allen verklaarden hl hem den overleden tsaar Alexander I te herken nen. Zijn voorkomen en manieren lietett daar. omtrent niet den minsten twijfel. Zelfs de hartstochtelijkste bestrijders van de „legende" hebben moeten toegeven, dat er een treffende gelijkenis beslond tusschen Feodor Kous mitch en Alexander I, en dat beiden zekere typische eigenaardig heden gemeen hadden, o.a. dat zij bij voor keur met afgemeten pas en de handen op den rug op en neer liepen, wanneer zij in gedachten verzonken waren. Bij die spre kende gelijkenis voegden zich nog tal van andere punten van overeenkomst, en verschil lende uitlatingen bewezen, dat de oude Feodor Kousmitch in eik se val ia zeer nauwe be trekking had gesiaan tot de eerste persoon aan het hof. De Siberische koopman ICromof, die den grijsaard gedurende zijn laatste levensjaren heeft verzorgd, heeft herhaaldelijk bezoekers, die heel het voorkomen hadden tot de keizerlijke familie te behooren, eerbie dig voor den armen kluizenaar zien knielen. Op zekeren dag kwam de oude generaal, die in zijn jeugd aan den veldtocht van 1812 had al gevoelen wij, dat er in de omstandig- heden van het overlijden een zeker myste rieus element is. en dat vele punten in het drama onopgehelderd zijn gebleven. Het staat vast, dat Alexander besloten was afstand te doen van de regeering en dat hij reeds door andere midelen getracht had, zich te bevrijden van een last, die hem ondragelijk was geworden. Daarbij komt nog zijn hou ding in het aangezicht van den dood, zijn hardnekkig stilzwijgen gedurende de laatste dagen, zijn besliste weigering om de voor schriften der geneesheeren op te volgen en bovenal de vreemde houding zijner omgeving; ten opzichte van zijn stoffelijk overschot, na den officieelen datum van zijn overlijden. Dat alles laat vrij spel aan de verbeelding. Tolstoi baseert zijn meening op de goede gronden, dat er tal van leden van de keizerlijk»» familie zijn geweest, die onvoorwaardelijk aan de hypothese omtrent de gedaanteverwisse ling van Alexander I hebben geloofd en er openlijk voor zijn uitgekomen. Er zijn er echter ook geweest, die haar zonder eenig voorbehoud hebben verworpen, o.a. groot vorst Nikolaas Mokailovitch, die in 1907 een heel werk heeft uitgegeven ter bestrijding van wat hij een „historische legende" noemde J Het was speciaal tegen de conclusies van grootvorst Nikolaas, dat de schrijver in de ..Contemporary Review" te velde trok, en men moet toegeven, dat de meeste argumen ten, waarop die conclusies steunden, niet be paald steekhoudend zijn. Grootvorst Niko laas legt er o.a. nadruk op, dat tusschen het tijdstip van het officieele overlijden van den tsaar en de verschijning in Siberië van Feodor Kousmitch niemand ooit eenig spoor van het bestaan van Alexander heeft kun nen ontdekken. Dat beteekent natuurlijk niets. Het is immers zeer goed mogelijk, dat de ex.keizer zich gedurende die twaalf jaren m een of ander klooster heeft schuilgehouder en zich eerst toen rijp achtte voor de vrij willige ballingschap in Siberië. Even weinig bewijskracht bezit een ander argument van grootvorst Nikolaas, waaraan hij bijzondere waarde scheen te hechten, n.L dat de deskundigen hebben uitgemaakt, dat er een belangrijk verschil bestaat tusschen het handschrift van Alexander I en dat op de enveloppe van een brief dien de oude kluizenaar aan zijn weldoener en vriend den koopman Kromof heeft achtergelaten. De er. varing heeft wel geleerd, dat men met der deelgenomen, in de hut van den kluizenaar; hij wierp zich zwijgend aan de voeten van den grijsaard, en toen hij het waagde de oogen tot dezen op te heffen, werd hij door een zoo hevige ontroering aangegrepen, dat hij bewusteloos neerviel, waarop Feodor Kous mitch de deur opende en tot de personen, die zijn bezoeker vergezelden5 zeidc: „Draagt hem voorzichtig naar buiten I En wan neer hij weer bijgekomen is, zegt hem dan, dat hij geen ruchtbaarheid geeft aan hetgeen hij gezien en gehoord heeft I" Het is deze bezoeker, die kort voor zijn dood, de episode aan den geschiedschrijver Schilder heeft ver teld. Dit alles schijnt zeer overtuigend. Het ge detailleerde verhaal in het Engelsche tijdschrift van de laatste levensdagen van den keizer te Taganrog, dat in menig opzicht herinnert aan hetgeen ons bekend is omtrent de laatste dagen van Lodewijk XVII in den Pemple, verzwakt echter dien indruk sterk. De tegen standers der „legende" kunnen er het bewijs uit putten voor de stelling, dat, wie de ge heimzinnige kluizenaar ook moge geweest zijn, Alexander werkelijk gestorven is op het offi cieel vastgestelde tijdstip. Het voornaamste bewijs is wel de verklaring van zijn lijf arts, dr. Wylie, dat hij tot de laatste oogen- blikken aan het sterfbed is geweest en dat de keizer gestorven is met de hand zijner eemalin teeder in de ziine eeklemd. Met dat gelijke verklaringen van schriftkundigen nie» voorzichtig genoeg kan zijn. Het is boven dien vanzelfsprekend, dat er een groot ver schil bestaat tusschen het schrift van een ruin* tachtigjarigen grijsaard en dat van denzelfdea man toen hij nog in de volle kracht des levens was. Daarbij komt nog dat, wanneer Feodor Kousmitch en Alexander I werkelijk dezelfde persoon zijn geweest, de grijsaard er wel in de eerste plaats voor gezorgd zal hebben, dat zijn geheim niet door zijn schrift te verraden. Of ooit het absoluutbewijs van de waar heid der „legende" zal geleverd worden, valt te betwijfelen. Er is echter één zwakke kans: de mysterieuse grijsaard heeft op zijn sterfbed een stuk papier nagelaten, waarop met bevende hand drie of vier regels zijn gekrabbeld, welke tot dusver niemand heeft vermogen te ontcijferen. Wie den sleutel vau deze kabbalistische letterteelcens bezit, ont dekt waarschijnlijk tevens het geheim var den Siberischen kluizenaar

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1935 | | pagina 4