IiöU ANU S STEDENSCHOON
PREFERENTE AANDEELEN
IN PRAAT EN PRENT
Oud Dordrecht I.
Omzetbelasting
3iuiien a/j TfiïjirsfaaalffoJffK ^or-circthi
Tekat ta (tekeningen van LEO K. ZELDENRQST
„Qui bien contemplcra Dordrecht encor Pueelle,
Ses bastiments, ses ports et ses temples si beaux,
i'Ordre de ses Bourgeois sons seS onze draepaux,
En suivant du vieux Mars la martial Modelle.
Et considera ce qu'est compris en elle,
Son terroir fructueux, ses claires douces eaux,
Riches, tant en Poissons qu'en nombre de Basteaux,
Qui sur mille citez la r end ent Ie plus belle:
Qui plus est ses statuts de tant de Droicts ornezj
Qui luy font tant d'un Roy que d'un Ceasar donnexj
Qui plus est ses Pasteurs dont la pieté grande,
Instrüict Les Citoyens sans negliger un jour,
Pour les conjoindre Dieu et a sons sainct-Amour,
Confessera que eest Ia perle de Hollande.
(Gij kent toch Dordrecht, waarde lezer
Neen?
Ik zou bijna zeggen, dat is een onvolko
menheid in Uw overigens zoo volmaakte
opvoeding. Werkelijk, Dordrecht is waard ge
kend en bemind te worden.
Dordrecht, of een weinig familiaarder ge
sproken „Dordt" behoort tot de zeer oude
Hollandsche steden. Wanneer het precies ge
sticht werd is onbekend, doch de Oude
Van 1272 tot 1572 was het in handen vap
de Augustijner Hermiten en diende hen tot
klooster. Talrijke malen werd het gebezigd
als verblijfplaats voor aanzienlijke personen,
onder wie in 1578 de Graaf van Leycester,
in 1613 Keurvorst Frederik, Paltsgraaf op den
Rijn met zijn gemalin, de dochter van den
Koning van Engeland.
Nog beslaat het gcheele Hof een aan
zienlijk terrein. Het midden bestaat uit een
Hollandschc Kroniek vermeldt, dat de oor
sprong der 'stKd reeds dateert uit een tijd,
dat de bewoners van dit, ons „kikkerland"
nog beestenhuiden inplaats van colbertjes
droegen, De vooruitstrevendheid der eerste
bewoners maakte, dat het gehucht na korten
lijd zich verheven zag tot een dorp, dat aan
vankelijk bewoond werd door visschers, land
bouwers en veehoeders en den naam droeg
van Thurendrecht, Oerdrecht, Doerlrecht, la
ter Dordrecht.
Tot de zaken, die Dordrecht aantrekkelijk
Snaken, behooren zeer zeker het bijzonder
groot aantal oude, merkwaardige gebouwen.
In den eersten plaats is hiertoe te rekenen
het Hof, dat wellicht het oudste steenen ge
bouw van de stad is Het werd gesticht door
Dirk III in het jaar 1100. Het zeer uitgestrekte
tomplex dat van de Voorstraat tot aan de
Lindengracht reikte, heeft van zijn oorspron
kelijke gedaante veel verloren.
vierkant plein met drie uitgangen (waarvan die
naar de Voorstraat hierbij is afgebeeld), die
in vroegeren tijd afgesloten konden worden.
De Voorstraathaven is een öude Dordtschc
gracht, waaraan de achtergevels van tal van
al of niet-bouwvallige gevels.
Het is een dier typische vaarwaters, die-
men weliswaar in iedere andere Hollandschc
stad vindt, doch die in elk dier steden toch
een eigen karakter hebben. Al mag de Voor
straathaven wel eens minder frissche geuren
verspreiden, zij is en blijft een schilderachtig"
onderdeel van Dordrecht vormen.
Niet minder pittoresk zijn de oude geveltjes
in de Hoofdstraat, die met hun tweeën wel
iswaar niet de schoonste geveltjes uit deze
stad zijn, want Dordrecht bezit ontelbare
prachtige voorbeelden van oude huizenbouw,
doch niettemin een aardig geheel en smaak
volle afsluiting vormen van de Kromme Elle
boog. (Wordt vervolgd).
door Mr. Dr, E. L. STEENSTRA.
Het zijn geen crediteursbelan-
gen, maar aandeelen in een
/.aak. Toch zijn pref. aand. van
ander karakter dan gewone aan
deden. Voor belegging .tegen va
luta-risico's zijn ze meestal on
geschikt.
1 Wet is meermalen opgevallen, dat men zich
Omtrent het karakter van preferente aandeelen
geen juiste voorstelling maakt. We kunnen
dit begrijpen, als we constateeren, dat eener-
kijds ds naam pref. aandeelen herinnert aan
gewone aandeelen, terwijl anderzijds de uit-
Jseering van een va,:g stcld halfjaarlijks of
jaarlijks bedrag herinnert aan obligaties. Het
at m.ea ia dezen tijd van valuta-vrees
l>!i
niet goed weet, hoe men met pref. aandeelen
moet handelen: moet men ze beschouwen als
in wezen gelijk aan gewojje aandeelen of
hebben ze het karakter van schuldbrieven. We
zullen hieronder het een en ander daaromtrent
opmerken.
Het is juist als men den naam der pref.
aandeelen uitlegt gelijk het er staat: het zijn
aandeelen, m.a.w. een stuk van de zaak, waar-,
bij men een belang krijgt. Als obligatiehouder
is men crediteur, krijgt men een vordering
op de vennootschap, welke jaarlijks een vast
gestelde rente oplevert en die aan periodieke
aflossing onderhevig kan zijn. Zulks is met
pref. aandeelen in het algemeen gesproken
niet het geval. Ecu houder van een dergelijk
fonds is geen schuldeischer, maar aandeel
houder. M.a.w. hij is wat betreft de revenuen
op zijn aandeelen afhankelijk van den gang
van zaken in het bedrijf. Hierop is een uit
zondering, waarover wij straks nog spreken.
Het pref. aandeelehkapilaal is wat betreft
soliditeit afhankelijk van den bedrijfsgang.
Loopt de zaak fout, dan gaan de crediteuren
bij de liquidatie in de opvordering van hun
kapitaal voor de pref. aandeelhouders. Obli
gaties krijgen dikwijls een zakelijke zeker
heid, b.v. een hypotheek als onderpand voor
een vordering, hiervan is bij pref. aandeelen
als zijnde een stük der zaak natuurlijk geen
sprake.
Resumeer end e kunnen wij dus vaststellen,
dat het karakter vdn pref. aandeelen veel ver
schilt van dat van obligaties. Toch zijn er
wel punten van overeenkomst in de praktijk
te constateeren. Meestal wordt er op pref.
aandeelen jaarlijks 'een vast dividend uitge
keerd, dat bij goede maatschappijen weinig
aan schommeling onderhevig is. Deze perma
nentie in de dividenduitkeering wordt overigens
nog bevorderd door het recht aan sommige
soorten pref. aandeelen toegekend, dat het
dividend accumuleert, als in zeker jaar niet
voldoende winst gemaakt is, die uitkeering
van het pref. dividend toelaat. Zoo kan het
gebeuren, dat enkele jaren aaneen geen uit
keering plaats vindt. Het recht op het gepas
seerde dividend vervalt bij dit soort aandeelen
dan niet (cumulatief pref. aand.) maar blijft
gereserveerd voor de volgende jaren, waarin
den achterstand eerst moet worden ingehaald,
Deze gelijkmatigheid in de uitkeering van
dividend herinnert aan de rentebetaling bij
•obligaties. Verder gaat de vergelijking echter
niet op. Bij pref. aandeelen is geen aflossing
vastgesteld, en ze komen bij liquidatie der
vennootschap achter de crediteuren.
Beter kan men de pref. aandeelen verge
lijken bij gewone aandeelen. Beide zijn het
deelen van een zaak en als zoodanig „zaak-
waarde". Ze ontvangen beide, indien mogelijk,
dividend en dragen als zoodanig de risico's
van het bedrijf. Toch zijn er groote verschillen
tusschen beide soorten te constateeren.
Bij liquidatie der zaak is het pref. kapitaal
voor het gewone aandeelenkapitaal. Is er dus
na betaling der pref. en concurrente credi
teuren nog een saldo in den boedel over,
dan krijgen eerst de houders van pref. aand.
tot het beloop van het nominaal bedrag hunner
aandeelen uitbetaald en als er achterstand in
dividend is (ten minste als het cumulatief is)
dan gaat ook, voor de gewone aandeelhou
ders iets krijgen, eerst dit divdiend van het
overblijvend saldo af.
Daarentegen zijn de meeste pref. aandeelen
gebonden aan een maximum winstuuitkeering.
Betreft het 60/0 pref. aand., dan is het onmo
gelijk, hoe hoog de winst ook zij, om meer
dan 6% dividend jaarlijks te erlangen. Slechts
een bepaalde groep pref. aandeelen, de z.g.
winstdeelende pref. aand. hebben recht op
een grootere uitkeering. Meestal is dit recht
aldus geregeld, dat'dë winstd. pref. aand. een
super-dividend ontvangen als op de gewone
aandeelen hoven een bepaald percentage wordt
uitgekeerd. Daarom kunnen de pref. winstd.
nog het béste met de gewone aandeelen
vergeleken worderi. De andere groepen zijn
meer gewone aandeelen met gelimiteerde
rechten.
In het bovenstaande hebben wij de voor
naamste kenmerken van preferente aandeelen
opgenoemd en het lijkt ons voldoende, om
daaruit te kunnen opmaken, hoe men met;
deze soort stukken moet handelen, als men
zich wil dekken voor valuta-risico's.
In dit verband moeten wij concludeeren,
dat pref. aandeelen zonder recht op overwinst
bij eventueele devaluatie geen bijzondere voor
deden met zich zullen brengen. Gewone aan
deelen zullen vermoedelijk doordat de waarde
der zaak in geld uitgedrukt stijgt, hoogere
noteeringen bereiken, temeer daar men zich
rekenschap geeft van de mogelijkheid, dat
de bedrijfsgang dan aanzienlijk beter zal zijn.
Preferente aandeelen zijn aan een vaste winst-
uilkeering gebonden en kunnen dus ook niet
profiteeren van een grootere declaratie van
dividend op de gewone aandeelen. Als zoo
danig deelen zij dus het lot van vaste rente
dragende stukken. Valuta-winst kan niet wor
den gemaakt, zoodat zij ter beurze, in dagen
van vrees voor den gulden, meer Verkocht
dan gekocht worden. Merkwaardig is dan
ook in vorige weken geweest, dat tegenover
de koersstijging van diverse gewone aandee
len een koersdaling van pref. aandeelen stond.
Iets anders is het met pref. winstdeelende
aandeelen. Deze hebben, gelijk wij hiervoor
hebben uiteengezet, het recht op een aandeel
in de overwinst. Wordt dus tengevolgge van
devaluatie een hooge winst door de vennoot
schap gemaakt, dan profiteeren daarvan, naast
de gewone aandeelhouders, ook de bezitters
van pref. winstd. aandeelen.
Als zoodanig zouden deze soort aandee
len in dagen van valuta-vrees tot op zekere
hoogte wel in aanmerking komen voor beleg
ging. Erg aantrekkelijk voor dit doel zijn ze
overigens niet, omdat het percentage in dc
overwinst meestal vrij miniem is.
Bekijkt men den koersstaud van pref. aan
deelen ter beurze, dan ziet men opmerke
lijke koersverschillen. Hier volgt een staatje
met de voornaamste aan onze beurs genoo-
teerde pref. aandeelen:
winstd. pref. aand. v. d. Bergh's Fabr. A 1030/0
n s, idem B 981/2%
j, Calvé, Delft 97%
n h f, Holl. Margarine 6pCt. 890/0
n s, Jurgens C. 94*^%
m s, Jurgens B. 93%
n s> Jurgens A. 95tyi%
t» j, de Gruyter ,1200/0
3, Unilever 7 pCt. 104%
3, Zeepfabrieken A 951/30/0
Gelijk men uit dit lijstje kan constateeren,
zijn er verschillende soorten pref. aandeelen
aan onze beurs genoteerd van het Unilever-
concern. En al behooren ze alle tot betzelfde1
moederconcern, desalniettemin is er in tien
koersstand groot verschil. Deze koersverschil,
len komen vooral voort uit het feit. dar de
beurs de soliditeit van de ééne onaennaat-
schappij hooger aanslaat dan de andere. De
aand. de Gruyter, het bekende winkelbedrijf in
Nederland, staan op een bijzonder hoogen
koers. De oorzaak hiervan is, dat de gang van
zaken bij dit concern schitterend is, zoodat de
uitkeering van het dividend op de perf. aand-
zeer goed verzekerd is te achten, terwijl de
kans op super-dividend blijkens de ervaringen
van vorige jaren, hier geen fictie kan worden
genoemd.
Scherp hiertegenaf steekt de koers der 6»/o
qum. pref. winstdeelende jrandeelen der Holl.
Vereen, tot Expl. van Margarinefabrieken, ad
890/0. Deze aandeelen worden klaarblijkelijk
door de beurs in soliditeit lager aangeslagen
dan de andere waarden van het margarine-
concern. Het jaarlijksch winstsaldo der Holl.
Margarine is blijkens de jongste V. W.
rekeningen tamelijk geslonken. Allereerst ko
men de 51/2 cump. pref. aandeelen, welke
eveneens ter beurze genoteerd worden, voor
winstuitkeering in aanmerking. De marge tus.
schen het bedrag noodig voor dividendbe
taling op de 60/0 pref. aandeelen en het daar
voor overblijvend winstsaldo is niet al te
groot, waarmee de beurs in de koersvorming
terdege rekening houdt. Merkwaardig is ook
het koersverschil tussch de pref. waarden
Anton Jurgens. De aand. A noteeren ge
woonlijk hooger dan de pref. aand. B» en C.,
omdat deze bij eventueele liquidatie voorrang
hebben, evenals bij de dividendbetaling. De
B's en C's zijn echter winstdeelend, maar de
beurs slaat de practische waarde van dit recht
klaarblijkelijk niet hoog aan.
Op pref. aandeelen kan men in den regel,
naar verhouding, hooge rendementen maken,
gelijk uit bovenstaand staatje blijkt. Dit wordt
veroorzaakt door het „zwevend" karakter de
zer waarden.
In mijn vorig artikel heb ik een gedeelte
der wet op de Personeele Belasting behan
deld. Hoewel ik eigenlijk dat onderwerp zou
moeten vervolgen, vond ik het beter om eerst
iets te vertellen omtrent de Omzetbelasting.
Ik ben er van overtuigd, dat dit jaar zeer veel
zakenmenschen in verband met deze belasting
een verliespost hebben moeten boeken. Wat
is daarvan de reden? Dit nu zal ik nader
toelichten.
De wet op de omzetbelasting is in het le
ven geroepen in Octr. 1933 (S. 546) en moest
in werking treden per 1 Januari 1934. Waar
om? Omdat het in verband met den toestand
van 's Rijks financiën noodzakelijk was een
belasting te heffen wegens leveringen van ver
schillende soorten Roerende Goederen. Art. 1
dezer wet zegt daaromtrent het volgende:
Onder goederen worden verstaan koopwaren
en andere goederen, die uit hun aard als roe
rende zaken worden aangemerkt;
Een boer fokt vee (koeien, varkens etc.) en
zal trachten om dat vee te gaan verkoopen
aan een slager (f d© «la*** zal,
nadat die goederen (<r©c) bewerkt rgn, dio
goederen (vleesch etc.) wederom asui de <r©.
bruikers (consuniervtesO v«*oopen.
't Is U natuurlijk beke»id, dat 'u ^-*^er
4 0/0 omzetbeJ. aan zijc, cliënten berekent,
Over het geheel e jaar berekend vormt dio
extra heffrrig van 40/0 een tamelijk groot be
drag. De door zijn cliënten betaalde O.B.
moet de slager echter afdragen aan het Rijk.
Op welke wijze? Hij ontvangt iedere maand
van de Inspectie der Inv. Acc. een invul-
formulier. Hij moet dan opgeven, hoe groot do
inkoop van runderen, kalveren, varkens etc.
in die maand is geweest. De slager moet
alzoo opgeven het aantal koeien, kalveren,
die hij van een boer heeft gekocht met do
prijzen daarbij.
Verder kan het voorkomen, dat hij tevens
nog vleesch van grossiers betrekt. Ook dio
inkoopen moet hij opgeven.
Welnu, over het. totaalbedrag van die in
koopen zal hij nu omzetbelasting moeten be
talen, per aanslag te voldoen bij den ontvan
ger te zijner plaatse. Een slager behoeft
dus niet aan zijn cliënten gezegelde no
ta's af te geven, d.w.z. hij behoeft uiet voor
de verschuldigde omzetbel. omzetzegels ta
koopen en die op de nota's te plakken.
Dit verzoek is wel eens door particulieren
gedaan met de opmerking, dat zij dan zeker
wisten, dat de slager ook de O.B. moest
betalen. Dit nu is een verkeerde opvatting van
de consumenten. Men kan gerust zijn. Hoe
wel het voor een slager ook niet prettig is>
om zijn cliënten, en vooral in deze slecht©
tijden, extra 4% omzetbel. in rekening to
moeten brengen, is hij daartoe verplicht. Deed
hij dat niet, dan moet hij die omzetbelasting
zelf betalen. Eenerzijds zou dit voor hem een
schadepost beteekenen, en anderzijds is dit
niet de bedoeling van de wet.
De wet zegt daaromtrent het volgende:
Het is de uitdrukkelijke bedoeling dat de be«
lasting op den verbruiker van de goe
deren, dus op den klant van den winkelieï
zal drukken. Men kan deze belasting du!
beter een verbruiksbelasting noemen. In iede*
geval geen bedrijfsbelasting, zoodat zij niel
terugvalt op den producent. Het heffen van
belasting aan de bron, dus bij de overdracht
door den fabrikant brengt zeer zeker b©«
zwaren mede, maar de wetgever heeft gctrach(
déze zooveel mogelijk weg te nemen of t©
ondervangen.
Men heeft nu Fabrikanten, Groothandelaren^
Kleinhandelaren, Verbruikers (consumenten).
De fabrikant wordt dus de O.B. in reke
ning gebracht, hij moet op zijn beurt weder
om de belasting verhalen op zijn afnemer!
(groothandel of kleinhandel). De kleinhan
delaar moet op zijn beurt de verkoopprijs
verhoogen met het bedrag, hem door zijn
leverancier extra in rekening gebracht vool
de omzetbelasting. In de praktijk kwam meg
bij de toepassing dezer wet vanzelfsprekend
dikwijls voor moeilijkheden te staan. De wei
heeft bepalingen getroffen, waardoor herhaal»
de (dubbele) heffing kan worden voorkomett
Ook is er voor gezorgd, dat onzen export;
handel geene moeilijkheden worden in deé
weg gelegd.
Fabrikant: dengene, die hier te lande goede
ren teelt, voortbrengt, vervaardigt, bereidt, of
bewerkt of een of meer dezer handelingen
in zijn beroep doet verrichten. Als bewerken
wordt echter niet beschouwd het verpakken,
het sorteeren of behandelen van goederen,
waardoor de aard der goederen niet ver
andert;.
Groothandelaar: dengene, die er zijn beroep
van maakt om goederen te koopen en deze
goederen, zon-ler ze verder te verwerken
of te b e weraen, te verkoopen aan hen, die
er hun beroep van maken goederen te koopen
met het doel deze al dan niet verwerkt of be
werkt wederom te verkoopen.
Kleinhandelaar: dengene, die er zijn beroep
van maakt om goederen te koopen met het
doe! derc zooder meer wederom te gaan ver
koopen aan hen (consumenten) die de goe
deren anders dan voor wederverkoop aan
schaffen.
Ter illustratie dieoe her voieaod voorbeeld:
De wet vordert de belasting aan de bron,
dus van den fabrikant. Er zijn fabrikanten,
die hun producten aan de groothandel afleve
ren, doch er zijn ook fabrikanten, die re. ht-
streeks aan particulieren leveren (denk bijv.
aan de slagers, banketbakkers en ook klei
nere fabrikanten). Het bedrag der o.b. \v -rdt
voor hen door den inspecteur der accijrum
vastgesteld. In het algemeen bedraagt de o.b.
4% van den verkoopprijs. Er zijn echter goe
deren, waarvoor geen 4 doch !oo/0 moet svor-
den betaald, n.1. voor die goederen, waa >or
men. eerst een afzonderlijke bel. (weeldever-
tcringsbelasting) wilde heffen. Hieronder .al
len bijv. siervoorwerpen, aardewerk, porcc-
lein etc. Ook zijn er goederen, die van boven,
genoemde beiasring zijn vrijgesteld, waarvooï
dus geen o.b '»etaald behoeft te worden,
o.a. awJapp«len, brood, dagbladen, eieren,
geneesmiddelen voor zoover op recept ver
strekt etc., etc.