HOLLANDS STEDENSCHOON Namaak kantiief in zijn schadu staan IN PRAAT EN PRENT In het oorlogsgebied van den Negus Utrecht, Namaak büjft Namaak! j)orator*r> Tekst en teekeningen van LEO K. ZELDENRUST Ieder rechtgeaard Nederlander is trotsch •p Utrecht. En terecht; niet alleen, dat deze stad een der oudsten en belangwekkendsten van het land is als centrum van handel de Utrechtsche Jaarbeurs en verkeer, doch zij mag zich tevens in het bezit verheugen van tal van schoone voortbrengselen van oude kunst, waaronder de Dom een voorname plaats inneemt. Met den bouw van de Utrechtsche- of Sint- Maartens Dom werd begonnen door Bisschop Balderik, omstreeks het jaar 940, doch ver brandde in 1017, waarna zij door een nieuwen vervangen werd in de jaren 1017-1023. Ook deze tweede Domkerk, die gebouwd werd door bisschop Adelbold is verdwenen. Haar plaats werd ingenomen door een derde, die thans nog bestaat en wier bouw, begonnen in de tweede helft der dertiende eeuw, werd voortgezet toi ui het begin der 16e eeuw. Langzamerhand vestigden zich, vooral aan de Rijntak, die beneden den burcht Noord waarts afvloeide, onder de bescherming vap deze sterkte, een bevolking, die in het begin der 12e eeuw reeds zeer talrijk was. Waar schijnlijk kreeg zij omstreeks 1122 stadsrecht, met vergunning tot het bouwen van muren om hunne woonplaats. Het een zoowel als het ander oefende een zeer gunstige invloed uit op de ontwikkeling der stad. Ook de bijzonder gunstige ligging werkte mede om haar snel in bloei te doen toenemen. Utrecht zou geen stad zijn, als zij niet bestond uit straten, stegen en pleinen. Die moesten natuurlijk aangelegd worden. Deze aanleg gebeurde omstreeks de 14e eeuw, ge woonlijk door de burgers op eigen initiatief. Toch bestonden er verordenigen in verband hiermede, waar zij zich aan te onderwerpen Anno 1674 woei-er te Utrecht een briesje, waarbij het geheele sch'p der kerk instortte. Pas omstreeks 1690 werd het transept weer gedicht, was het puin opgeruimd en waren de bouwvallige bogen afgebroken. Sindsdien zijn de kerk en de toren ge scheiden gebleven. De toren, die de respec tabele hoogte van in M. bedroeg, meet thans nog „slechts" 103 M. en is de hoogste toren In Nederland. Deze toren werd gebouwd in dé jaren 1321-1382. Jammer genoeg is de Dom langen tijd ontzettend verwaarloos. Vrijwel al het meubilair is in den loop der jaren zoo ver knoeid en van zijn plaats gebracht, dat van het oorspronkelijke niets meer te vinden is. Den Iaatsten tijd is echter weer het een en ander gerestaureerd, vooral wat betreft hej uitwendige, waardoor dit bouwwerk wat toon baarder is geworden. Heel wat jaartjes ouder dan deze grijze Dom is de stad zelve, die uit den tijd der Romeinen dateert en den naam Trajectum ad Rhenum droeg. Even mooi als haar naam, was en is de landstreek waarin zij gelegen is, iets, waarover on: e grootmama's en grootpapa's het al eens •waren: „Het onleggende Land is seer vrucht- baer en plaisant, alwaer allerlei Koren-landen vette Weyden ende ook goede Venen ende Plantagie, meest met vruchtrijcke Bomen, t' samen so overvloedige lijf-neeringe bij-bren gende, dat van alles overigh is". De oorsprong van Utrecht is te danken aan de burcht Trecht. Trect, Drecht, Tricht! is passage, door, zoowel als over een rivier, De burcht Trecht was een Frankische stekte, die later de zetel werd van den bisschop en tinnen zijne muren de Collegiale Salvators en St. Maartenskerken besloot. hadden:: „Degenen, die voortaan eenige nieu^ we doorgaande stegen wilde maken, zouden het recht hebben de bewoners naast de steeg geerfd, te verbieden openslaande vensters of uitgangen ter zijde in dezelve te stellen ten ware met toestemming van hem, die de steeg deed maken of van zijne nakomelingen". Ook mocht niemand nieuwe straten of ste gen aanlegger die smaller waren dan 18 voeten. De ei. maar van een nieuwe straat kon deze naar willekeur sluiten of ontsluiten. In later tijd moest men toestemming hebben van de Overheid om tot sluiting van een straat te kunnen overgaan. Vaak rezen hier over ernstige geschillen. Een van de vele Utrechtsche schilderachtige steegjes is de St. Jacobiekerksteeg, die achter de St. Jacoble-kerk om loopt. Haar eenige verdienste is, dat zij een verbim&ng vormt tusschen de Wijde Waterstraat en de Varkens- markt, een verbinding, die niet eens nood zakelijk is, want voor de kerk langs kan men ook van de eerstgenoemde straat naar de tweede komen. Interessant is de St. Jacobiekerk, die tot de oudsten in Utrecht behoort en volgens oude kronieken in 1173 reeds bestond. Uit de volkrijkheid der stad volgde de be hoefte aan tal van parochiekerken, waarvan de Jacobiekerk er een was. Van de kerk, die omstreeks 1148 op deze plek stond, is niets bewaard gebleven. De aanleiding tot den boi w van de tegenwoordige ligt in het duister. Deze duistere zaak verschafte de Utrechtenaren niet veel genoegen, verlangend als zij steeds wa ren om licht in alles te brengen. Dat licht wilden zij ook brengen in hunne stad, door straatverlichting, waarover ik in een volgend artik«i iets hoop te vertellen. Vrouwen in Abessynië Een der merkwaardigste vrouwenfiguren fes Abessynië i-; mder twijfel d« reeds historisch geworden persoonlijkheid vrm. keizerin Tatu- zon, gemalin van keizer Memelik II. Tot de hooge waardigheid van keizerin kwam zij eerst na een leven vol strijd en fan tastische avonturea. Als keizerin leefde zij teruggetrokken van de buitenwereld met h&ar hofstaat in eigen „Elfin". Haar huishouding was geheel gescheiden van die van haar ge maal, zij bezat eigen land, egien soldaten, ka nonnen en een vreemdelingenhotel in de stad Addis Abeba. Op velerlei gebied toonde zij een uiterst practische en zakelijke vrouw te zijn, ofschoon zij bijna nooit haar slot verliet en slechts weinig menschen er zich op beroe men konden, haar gezien te hebben. Men beweert, dat zij van alles op de hoogte was, levendig deelnam aan alle regeerningsaangele- genheden en dat de Negus steeds in alles haar raad vroeg. In latere jaren gold haar belangstelling in de eerste plaats kerkelijke aangelegenheden. Zij liet een eigen kerk in Addis Abeba bou wen en een andpre in de nabijgelegen bede vaartplaats Antotio oprichten. De missionaris sen uit Europa was zij vijandig gezind, daarom was het hun in Addis Abeba niet geoorloofd, het geestelijk kleed te dragen. In haar krin geen was Taitu meer gevreesd dan bemind, want bij haar in ongenade te vallen, stond ge lijk met een doodvonnis. Voor Europeesche bezoekers is zij steeds onzichtbaar gebleven; zij maakte er ook geen geheim van, dat zij de Europeesche machten vijandig gezind was. Als uiting van haaf vijandige gevoelens ten opzichte van vreemdelingen wordt de vol gende verklaring haar in den mond gelegd: „Italië lijkt op een luipaard die paraat ligt, zich onverwachts op z'n. prooi te storten; En geland een kruipende slang, die langzaam maar onveerbiddelijk voortsluipt; Duitschland is als een jakhals, die blaft, omdat hij niets anders kan doen; Rusland komt goed weg en wordt met een grootmoedigen leeuw verge leken". Over den levensloop van keizerin Taitu, voordat zij gemalin van Memelik II was, ver telt 'n kroniekschrijver (Dr. C. R. Kreusch- ner) de volgende interessante data: Taitu werd in 1S54 te Boetoeh in de familie Ubie uit voorname ouders geboren. Keizer Theodorus, die zich voor het meisje interes seerde, dat toen nog kind was, kon haar niet trouwen en gaf haar aan een van zijn veld- heeren die.n hij echter kort daarop in de ge vangenis wierp, tot vrouw. Na den dood vap keizer Theodorus trad Taitu in het huwelijk met Dedlar Tackle Georghis, die echter spoe dig voor een hoogere waardigheidsbekleeder de plaats moest ruimen. Ook dit huwelijk mis lukte, toen Taitu haar echtgenoot tot een op stand tegen den toenmaligen keizer Johannes aanhitste. De opstandige hoofdman werd m de gevangenis geworpen en zijn vrouw voor straf met een gewoon soldaat in het huwelijk verbonden. Haar volgende echtgenoot was een hooge officier. Niet lang daarna was de gemalin van Me melik gestorven. De eerzuchtige Taitu stelde nu alles in het werk om keizerin te worden. Na velerlei barbaarsche incidenten volgde het kerkelijk huwelijk van het paar. Hoe men ook over haar leven denken mag, vast staat, dat deze merkwaardige vrouw een j sterk karakter bezat en begaafd was met een scherp, natuurlijk verstand. Op keizer Memelik oefende zij een groot en invloed uit, hij vreesde! wel eens voor haar tenperamentvollen wil! Iets „algemeens" over het leven en de po-I sitie van de vrouw in Abessynië is moeilijk te zeggen, daar dit verschillend is naar ge lang de gewoonten der onderscheiden volks stammen. Vier volksstammen leven in dit reuzenrijk, do Abessyniërs, de Harmari's, de Galla's ep de Somolistammen. De beide laatste zijn de landbouwdrijvende, boerenbevolking en leven j deels in de omgeving der steden, deels in de onherbergzaamste bergstreken. Zij handhaven hun natuurlijke zeden van prae-historische een voud, gelijk die in vele streken van het Afri- kaansche continent nog in zwang zijn. De Abessyniërs zijn het meest intelligentste ras. De Harriri's zijn oen overblijfsel van het eens zoo machtige Adelrijk. Zij hebben uit hun glanstijd alleen de taal en de kleeding gered. Zij leven voornamelijk in de steden (Harrar en Addis Abeba). Het zijn handel drijvende menschen. Hun vrouwentype is niet leelijk; een mengeling van Turksch, Arabisch en Egyptisch bloed. Schilderachtig is de klee ding van de Harrari-vrouwen. Zij dragen een donkerblauw gewaad, dat in breede golvende plooien om het lichaam geworpen wordt en met hardrood omzoomd. Daarbij hoort eea gekleurde hoofddoek, d e tot over de schou ders rekt en gestreepte broek in alle kleuren die onder de kleeren te voorschijn komt. Over de gewone, verschillende soorten van huwelijksgemeenschappen, geeft de Afr.kavor- scher van Kulmer, in zijn dagboek over Abes synië de volgende verklaringen: Het voor naamste is hier het kerkelijk huwelijk, dat meestal slechts aan de grooten van het rijk voorbehouden blijft. Dit huwelijk kan niet ontbonden worden. De Abessyniërs prefereeren echter in de meeste gevallen een anderen wettigen huwelijksvorm, welke hen toestaat zich te laten scheiden zij het met de ver plichting, voor vrouw en kinderen te -moeten zorgen. De derde vorm en deze komt het meeste voor wordt slechts met den vader van de bruid behandeld. De jonge echtgenoote ontvangt dan van haar echtgenoot een geld' bedrag voor haar huishoudelijke benoodigd- heden en haar kleeding; deze laatste bestaat uit eenige versierselen en de gewone lande lijke dracht: katoenen overalls, „schama" ge naamd. Dc<e echtverbintenis kan met weder- zijdsch goedvinden zonder verdere formali teiten ontbonden worden. Bij de Gallastammen in het binnenland moe ten nog heel eigenaardige huwelijksgebruiken bestaan. Het is gewoonte dat de huwelijkscan- didaat zijn bruid bij de ouders wegrooven moet. Dit geschiedt ofwel als een echte ont voering, ofwel de bruidegom laat het meisje door een vriend weghalen, ofwel het is meer een symbool; in dit geval komt de jonge echtgenoot zelf, om zich „schijnbaar" met geweld van de bruid meester te maken. De echtelijke ceremonie bestaat hierin, dat het meisje bloed van een pasgeslachte koe uit de holle hand van den man moet drinken. De Galla is z-eer gesteld op de eer van zijn familie De vrouwen onderscheiden zich van de andere Abessynische vrouwen door hun terughoudend heid. Ontmoet men haar op straat, dan zullen zij zich verbergen of met afgewend gezicht voorbijgaan. Het huiselijk leven van den Abessyniër uit het volk is zeer primitief en er is in geen eeuwen eenige verandering in gekomen. Bij zijn zigeunerachtig ongedurig leven heeft de Abessyniër aan een geregld huiselijk leven' geen onvoorwaardelijke behoefte. garen voor een enkele „schama" (overallj te vervaardigen. Haar haren maakt de Abessynische vrouw ongeveer iedere drie maanden op, d.w.z. z§ vlecht ze dan in dunne vlechten tot er onge- veer twintig naast elkaar leggen. Dit kunst werk wordt dan met oude boter ingevet, di« in den loop van den tijd groenachtig schijn^ door de zon zacht wordt, over het gezicht Waar hij zich een tffdlang wenst" at ©p te houden, bouwt hij zelf met hulp van zijn vrien den een primitieve hut: „toekoeh*' genaamd. De huismeubels zijn gauw gemaakt. De heer des huizes slaapt op een „alga", een metj leer overtrokken houten takelage. Als huis- j raad kan genoemd worden: de Abessynischej handmolens voor het malen van graan, een vijzel, uit een boomstam om de „herberi" fijn te stampen („herberi" is roode Spaansche peper), eenige aarden watervaten „gomgo", verder een gewelfde ronde aarden plaat, op drie steenen rustend om brood te bakken, een kleine aarden pot, waaraan de „Woat"- saus bereid wordt, een paar geitenvellen, die als meelzakken dienen. Dé zwaarste arbeid in huis wordt door de vrouw verricht. Zij moet vaak uren ver op haar gebogen rug in „gombo" water halen, eten klaarmaken, met een handspinnewiel spin nen en korven vlechten. Als vrouw neemt de Abessyniër de eerste de beste, die hij aantreft; bevalt deze hem niet, dan jaagt hij haar weg en zoekt een andere. Het spinnen van katoen draden vooral wanneer deze dun en fijn zijn, eischt veel oefening en handigheid. Naast haar. gewone huiselijke werkzaamheden heeft de vrouw ongeveer drie maanden noodig om het* loopt en hot kleed zoo vol vlekken maakt, dut ze er met de primitieve methoden absoluut niet meer uit te krijgen zijn. Met het vuile waschgoed gaan de vrouwen naar de rivier, leggen met boter geprepareerde koeienhuidea in kleine kuilen in den grond, schudden hier water in, leggen er het waschgoed in en be ginnen er met de voeten op te trappen. Het gebruik van zeep komt zelden voor. De opvoeding van de kinderen is geen probleemzij groeien in het wild op. Tot voor korten tijd was het geen gewoonte de meisjes naar een of andere school te sturen. Nadat de jongens eenige klassen doorloopen 1 hebben, krijgen zij als teeken van hun vol doende studie een zweep, waarvan hij ten opzichte van de jongeren ruimschoots gebruik maakt. De jonge echtgenoot van den Somalistaoj ontvangt bij het huwelijk een bijzonder soort zweep als teeken van zijn macht over de vrouw. Bij groote festiviteiten, waarbij ook de Europeanen uitgenoodigd zijn, is het geen ge woonte, dat de huisvrouwen daaraan deel nemen. De vrouwen van de voorname perso nen brengen haar dagen met. haar slavinnen in haar kamers door, leiden een gemakkelijk leven in dolce far niente. Iets namakenl 'n Bewijs van gebrek^ aan eigen kunnen en... een hulde aan het artikel, dat men wilde imiteeren! Honderden malen heeft. men getracht Persil na te maken,! even vele malen werd het een mislukking. Persil is niet na te maken, Persil is niet te evenaren, Persil is niet te verbeteren. „Even goed als Persil" en „beter dan Persil" zijn slechts beweringen, die niet met de waarheid overeen-; komen. Persil is het zelfwerkend wasch-' middel, dat voor miliioenen vrou wen een dagelijksche hulp in haar huishouden is! •E.i0stermanp 8.€? :s Hgndet-M'J U-V-.^Airistgr.dqm-Fa brieken te -iutp'h.a

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1935 | | pagina 5