de Natuur! m Bloesems en knoppen van Zuid tot Noord. Tessino geeft het voorbeeld en heeft de Lente welkom geheeten door TOM PINNARI. iilft Nieuw leven in heel ten pittoresk molentje in de omgeving van Utrecht, verscholen achter een bloeienden vruchtboom. ZIJN het de hemel en het water,1 berg en dal, die het leven zoo mooi maken, of zijn het de wei den en akkers, boomen en tui nen, de vogels, steden en dorpen en de menschen, die daar leven, welke ons zoo bekoren? Zeker zij zijn het ook. Mé?ar vóór alles is het toch de zon, die we beminnen en zonder welke al het an dere totaal niets is. De zon heeft ook haar lievelingskinderen, bij wie ze graag en langer vertoeft, dan bij de anderen. Lievelingen van de zon, die in den glans, in de warmte van het hemelli chaam vroeg en sterk opgroeien. Met haar vollen glans vervult ze den hemel; met haar stralen omgeeft ze fonkelend en flik kerend alles op de aarde. Nietzsche, die de lucht boven de Alpen zoo vurig bewonder de, heeft daarom dit diepe, heldere blauw, de „lichtafgrond" genoemd. Op het oogenblik nu de zon in haar baan weer de noordelijke helft van de aarde be reikt, is deze Alpenwereld aan den zuid kant weer in vollen bloei. Tessino, dat met zijn lucht, zijn bergen en zeeën tot de uitverkoren lievelingen van de zon behoort, heeft de Lente met gezang en gelui inge haald. Ze weeft over het zachte, geurige Lentekleed van de oevers van het meer van Lugano. Acacia's en palmen, de groote pijnboomen en de reuzen-cactus, strekken «hun looten uit. De sneeuwtoppen zijn ijl ge kleurd zoo tusschen blauw en rose Ook in het heldere kristal-water van het meer van Lugano worden deze kleurscha- keeringen nog eens twee maal zoo mooi te ruggekaatst. Ze hebben aan het meer hun kleuren geschonken. Hier weerspiegelt zij als een geweldig oog, dat blauw straalt, dan weer doet 't ons denken aan de groen- flitsende iris van een dierenoog.En de hemel, de onmetelijke lichtcoulisse, is daar over heen gewelfd, als een donkerblauwe klok van kristal. Schip en schuit onderbreken de groote stilte van het meer-landschap. Lugano ligt als een sieraad aan den oever. De steile af grond van de San Salvatore sluit het meer aan het eene einde af, de kegel van de Monte Bré aan het andere einde. Daar hoo- ger op, naar San Salvatore bevindt zich 't paradijs van Lugano met het kerkje van den Verlosser. En vanaf de twee kilometer lange promenade, die langs den oever van Paradiso naar Cas'cagnola voert, ziet men nog den top van de grootste van de ber gen, de Monte Generosa. Het loofbosch aan de rechter- en linker zijde van de tandradbaan naar deze „Mon te" ademt lentegeuren. Het is een gekabbel en gemurmel van klaterend bergwater en helder bronwater, dat als neerstortende wa tervallen de berghelling afbruist. Op 1700 meter hoogte ziet men de pracht van de zuidelijke Alpenwereld. Een groote berg, ofschoon een dwerg in vergelijking met andere bergtoppen is die Monte Generoso! Aan de groote meren van Tessino heerscht nu overal de Lente. In alle tuinen en plant- soenen ziet men kleine en groote bloemen- kelken waarin de zon haar licht en haar kleuren en de aarde haar sappen en geuren gegoten hebben. Sneeuw van de hooge Alpenketen is schijnbaar op Locarno nedergedaald. Het is echter een geurig, warm vlokkenkleed bloesemsneeuw! Zóó oneindig diep, lich tend, helder en sterk was ook het wit van de heerlijke rozen, die eens, bijna 300 ja ren geleden, de priester Camel uit Oost- Azië naar Europa bracht. De Camelia is de Japansche roos. Een lie veling van de zon, een wonderkind van de sneeuw. Haar schoonheid is haast boven- aardsch en daaróm mist zij ook de reuk van de aarde. Slechts wanneer men langen tijd de heerlijke glans van het zuivere wit der Camelia heeft bewonderd, en het land schap, waarin ze hier in welige schoonheid groeit, heelemaal in zich heeft opgenomen, lijkt het of er hier iets is neergedaald van de teedere hemelsche sfeer; deze schoon heid vermag geen aardsche kunstenaar te scheppen. EEN STUKJE LEVEN UIT TESSINO. Tot de streken, waar het leven der vrou wen is blijven stilstaan, behoort Tessino. Wie ronddoolt in dit stukje Italië om en bij het Lago Maggiore, zal vrouwen tegemoet komen, die in een vorige wereld schijnen thuis te behooren. Zij zijn letterlijk, van 't hoofd tot de voeten, gehuld in gewaden, die in lange, wijde plooien vallen, waarvan 't bovenste gedeelte aan de voorzijde is dicht geknoopt, die hoog aan den hals sluiten met een smal biesje en die lange, nauwe mou wen hebben. Om haar hoofd is een zwarte sjaal gedrapeerd, die in den nek is toege- knoopt. De schoenen, waarin haar kleine voeten gestoken zijn, zijn meestal het werk van haar eigen handen. Dat schoeisel is van donker gekleurd laken gemaakt en heeft zolen, die uit verschillende lagen bestaan, die met behulp van touw of koord op el kaar zijn geregen. De oudere vrouwen blijven het liefst bij het vuur in haar woonkeuken zitten, waar mamm i zij ijverig breien of naaien bij het verrich ten van de huishoudelijke bezigheden. Ve len van haar klemmen nog het oude spin rokken onder den arm om schapenwol uit te pluizen. Zelf besponnen linnen is in Tes sino zeer zeldzaam geworden en alleen nog te vinden in bestoven kisten en koffers. Bij het keukenvuur zitten de oudjes dan urenlang te praten over oude tijden, over veertig, vijftig jaar geleden, toen.Toen de vrouwen met inspanning van al haar krach ten de zwaarste lasten bergop en bergaf Van links onder naar rechts boven, ach tereenvolgens: De groote weg over den Monte Bró Lugano-Castagnola. San Salvatore in de lente. Een blik op het Luganomeer. Ook Nederland heeft zéér schilderachtige plekjes: de Langebroekwetering. De Eiffeltoren te Parijs in lentetooL Hechts onder: Een voorjaarsbeeld: Bloemenverkoopen op «traai- droegen, terwijl de mannen naar verre lan den trokken om er als metselaars of met een ander handwerk het geld te verdienen, dat voor levensonderhoud noodig was, als zij tenminste niet in een dolce far niente hun leven sleten aan den huiselijken haard. Het hooi van de bergweiden moest in draagkorven naar het dal worden gebracht en voor de bergbewoners moesten voedings middelen naar boven worden getranspor teerd. Zoo'n klimpartij van een uur of drie werd beloond met vijftig Zwitsersche cen times. In het voorjaar verzorgden de vrouwen den akker, dan werd gespit; dan spanden zij zichzelf voor den ploeg, welk werk tot het meest afwisselende gerekend werd. On der den arbeid werd druk gepraat en ge lachen, als het nieuwe jaar met goede ver wachtingen voor de toekomst had ingezet. Vroolijk en ondeugend fonkelden de don kere oogen, die bijna schuil gingen onder den bonten hoofddoek. Boven, op de alpenweiden, werd de koe mest naar buiten gebracht en over het land uitgespreid; na gedanen arbeid gingen alle vrouwen naar „de kastanjefuif". Als de padrone een bijzonder gulle bui had, trakteerde hij bij die gelegenheid op room en vurige Hostrano, en om de feest vreugde te verhoogen, speelde hij een vroo- lijke mazurka op het plein vóór de alpen hut. In verschillende streken van Tessino werden mooie en kleurige kleederdrachten gedragen, die gedeeltelijk tot op den hui- digen dag bewaard zijn gebleven en op feestdagen uit de kast worden gehaald. Schilderachtig vooral is de kleederdracht van Maggia en Berzascatales met het hoo ge schortje en het alleraardigste mutsje. Daarbij behooren de zoccoli, een soort hou ten klompjes, zooals die nog heden in Tes sino gedragen worden, met twee leeren klepjes over den voet en met linten, die als sluiting worden vastgestrikt. Op het feest der camelia's in Locarno en bij het feest van den druivenoogst te Castagnola bij Lugano kan men deze oude kleeder drachten naar hartelust bewonderen. Dan klepperen de zoccoli lustig over de oude Piazza Grande en door de nauwe straatjes. Ook de vrouwen uit onze dagen dragen nog vrachten, al zijn die niet zoo zwaar als vroeger. De moderne lastdraagsters doen het langzaam-aan, op haar gemak, want zij zijn zoo verstandig, het werk on der elkaar te verdeelen, zoodat iedereen den tijd ervoor heeft. De mannen werken meestal in de buurt van hun dorp, de le vensmiddelen levert de koopman in de plaats zelf, waar ook een bakker woont. Ko ren wordt thans nog alleen verbouwd in het dal, waar de machines hun werk kun nen verrichten. Toch komt het nog wel voor, dat in de afgelegen dorpen in de ber gen de vrouwen het koren moeten dor- schen. Het berghooi en ook een deel van het hout laten de mannen aan dikke, stevige metalen kabels afdalen. Maar nog altijd blijft er hout, stroo en mest over om naar beneden te worden gedragen en in de dor pen, waar geen vreemdelingen komen, fun- geeren de vrouwen uit Tessino graag als draagsters van al deze ingrediënten. Zij zijn sinds haar prille jeugd getraind in dit werk en doen het dus liever dan den zwaren veldarbeid, die de boerin in vroe ger jaren te verzorgen had. 20 BEENBREUKEN IN 18 JAAR TIJDS. Een slachtoffer van het te groote kalk- gehalte zijner beenderen is de 20-jarige stuurman Johnston uit Weymouth in Enge land. Sedert zijn 2de jaar heeft Jonhston elk jaar een been gebroken, net zoo als andere menschen elk jaar een erge ver koudheid onder de leden plegen te hebben. De langste, beenbreukperiode duurde pre cies 18 maanden, toen Johnston 5 jaar oud was. Toen kreeg hij, omdat hij een appel gestolen had, een flinke oorveeg, hij viel en het gevolg daarvan was dat hij naar het ziekenhuis moest. Nauwelijks was hij daar uit ontslagen, of hij viel van de trap en brak het andere beerit „Alstublieft, daar hebt u mijn man!" Een eigenaardige scène speelde zich af in het Presburgsche belastingkantoor. Daar verscheen een dame, die haar verlamde echtvriend meegebracht had, en met een stem, die verstikt van tranen was, zei: „Nu U ons. door de hooge belastingen het bestaan onmogelijk hebt gemaakt, breng ik u mijn man om hem te verzorgen." Waarop zij verdween. De ambtenaren zetten toen een collecte op touw en lieten den man in het armenhuis brengen. Bijeenkomst van zuigelingen. Een massa-bijeen komst van zuigelin gen vindt elk jaar in de beroemde Char les Dickens Church in Southwork plaats Op Motherin g-Sun- i day, de doopzondag, gaan alle moeders, die in de laatste twee jaar hun kind in de- 1 ze kerk hebben laten i doopen, den dienst bijwonen. De kinde ren worden dan op den arm of in de kinderwagen meege bracht. Dit gebruik van de „baby-dienst" stamt uit de 18de eeuw. Helaas schijnt de siem van den geestelijke meeste! verloren te gaan Ij>i door de geluiden, die de zuigelingen mt-

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1936 | | pagina 8