Het zware vrouwenleven in de veenstreken Wolven in schaapsvel Van hun prilste jeugd af werken meisjes reeds mee. In de veenstreken ziet men de vrouwen even hard werken als de mannen. Het leven biedt de vrouwen weinig afwisseling. klompen. kalf millioen kronen naar de post. Twee mannen begeleidden hem om hem te be schermen. Onderweg gelukte het Kescmethy zijn begeleiders voor een paar seconden af te leiden en hiervan maakte hij gebruik om op een voorbijrijdende tram te sprin gen. Hij verdween voor immer en met hem. het half millioen. Het geheele Europeesche politie-apparaat zocht jarenlang tevergeefs naar hem, totdat in 1927, toen de misdaad volgens Hongaarsch recht reeds was ver jaard, de politiedirectie een brief van Kesc methy uit Argentinië ontving, waarin de schrijver verklaarde, waarom men hem nimmer had kunnen arresteeren. Na zijn vlucht op de tram had hij zich in een paar denstal met behulp van een pruik en een. baard onherkenbaar gemaakt en de rest van den dag in een restaurant doorgebracht Krantenverkoopers riepen toen reeds zijn naam. Beschermd door de duisternis geluk te het hem bij een familielid zijn toevlucht te nemen. Hij bleef daar een half jaar, zon der zijn kamer te verlaten. Hij onderwierp zich aan een zeer streng dieet, dat erop gericht was hem zoo dik mogelijk te ma ken. Hij vermeed elke onnoodige beweging en dwong zich te eten en nog eens te eten- Zijn menu was op wetenschappelijke wijze samengesteld. In dit half jaar had hij zijn gewicht verdrievoudigd. Gang, houding, ge laatsuitdrukking en zijn stem verraadden in niets meer den mageren, hongerigen bu reauklerk. Het was nu niet moeilijk meer met een valsche pas over de grenzen te ko men. In den dikken, zwaarlijvigen reiziger den voortvluchtigen dief te zien, zou zelfs bij den slimsten detective niet opkomen. Phenomenen op dit terrein als Kescme thy zijn gelukkig zeldzaamheden. Een erva ren criminalist laat zich door het wonder baarlijk aanpassingsvermogen van den mis dadiger niet beetnemen. Hij heeft 'n ge- oefenden blik en veel menschenkennis. „Man, zet nu de zotskap af" zal hij zeg gen en de „man van het vak" maakt dan niet veel praatjes meer, maar aeeft toe misdadiger. De metamorphose van den BIJ DE ILLUSTRATIES: Links boven: De vrouwen spannen zich voor ploeg en eg. En er naast: Zij trekken de zware schuiten met turf. Rechts: Jonge meisjes lachen toch graag ondanks de moeilijkheden in hun leven. Geheel links: Zij weven de stof voor hun zware kleeren. In het midden: Zij maken de turfbrei glad met hun breede brengt nauwelijks genoeg voedsel voor haar en de haren op. Zij trekken zelden met haar koeien over den vaak moerassi- gen bodem naar de zomerweiden, zoodat de koeien jaar in jaar uit steeds maar op stal staan. Het versche gras moet worden afgesneden en naar het vee worden ge bracht, maar het gras is waterig en hard en daardoor ie de melk mager en de bo ter schaarsch berekend naar het aantal hongerige kinderen. Wat deze vrouwen tot stand brengen vindt zijns gelijken alleen in landen met een steenachtigen bodem, waar de ruw heid van 't klimaat dezelfde ongunstige le vensvoorwaarden schept. Daar de bodem vaak zóó week is, dat hij geen paard kan dragen, is het vanzelfspre kend, dat de vrouwen zich voor den ploeg en de eg spannen, welke door den man worden bestuurd. Evenzoo trekken zij niet alleen in den zomer de zware boot met hooi, langs de vele, smalle waterwegen van een ver gelegen hooiland naar huis toe, maar in den herfst de nog zwaardere schui ten met turf van de eveneens soms ver af gelegen turfvelden. Voor den kleinen boer in het veenland blijft steeds de vraag bestaan: kan men een paard voederen met het weinige dat een doorsnee-oogst op de magere, dikwijls over- zure bodem opbrengt? Steelt men de kin deren het brood niet uit den mond, als men de groote maag van het paard yult, alleen om in de zware arbeidsweken zioh den ar beid wat te verlichten? wol van hun schapen, zij zitten aan de weef stoelen en leeren hun oudste dochters deze goede tak van huisvlijt. Verder breien zij kou sen en naaien kleeren van de grove stof. Want er is geen geld om klee ren te koopen of loon voor een naaister te be talen ende eigenge- weven stof is driemaal zoo sterk. Zoo kennen deze han den nooit de rust na gedanen arbeid. Wat het leven van andere vrouwen reeds geheel vult, namelijk de zorg voor man en kinderen en voor de huishouding, dat doen zij er nog bij. Dat onder deze omstandigheden het huis van een kleinen veenboer niet blinkt van helderheid of zich kan meten met de ver zorgdheid van een groote heerenboerderij, spreekt vanzelf. Wie in het veen en moe ras, op het land, in het hooi en in den stal heen en weer loopt, van den vroegen mor gen tot den laten avond, die vergaat de kracht en de lust voor een liefderijke ver zorging van huis en kleeren, als er ten minste nog tijd voor is. Toch kan men niet zeggen, dat deze vrouwen zich niet voldoende om hun huis houding bekommeren* niet helder en orde- Als een der hunnen van hen wordt weg gerukt, hetzij man of kind, dan is de een zaamheid van het leven, de zwaarte van 't landschap en de dagelijksche nood slechts nog moeilijker te dragen. Het leven met zijn plichten gaat verder, ook als men denkt dat het niet langer te dragen of waardeloos is. Het vee, dc akker, de boerderij het donkere veen zij roe pen luid, zij manen tot den dagelijkschen arbeid. Zoo groeien de nederzettingen voetje voor voetje, de cultiveering van den moerassigen grond in waardevol land schrijdt voort, de velden breiden zich uit, de oude behuizingen verdwijnen door bouwvalligheid en maken plaats voor nieu we. En als ergens met behulp van de Een misdadiger, die zich aanstonds uiter lijk als zoodanig voordoet, zal slechts in zeer zeldzame gevallen eenig „succes" kun nen boeken. Zelfs als inbreker of zakken roller moet hij zich moeite geven iets an ders voor te stellen, dan hij inderdaad is. De omstandigheid, dat hij zich kan meta- morphoseeren en zijn evenmensch omtrent zijn waren aard op een dwaalspoor leiden, is van de grootste beteekenis. Of het nu een masker of wel verkleeding is welke echter niet het innerlijk kunnen verber gen of een verandering van meer ingrij penden aard, steeds moet men den beroeps misdadiger eerst zien te doorgronden en hem in zijn bedriegelijk uiterlijk onschade lijk maken. De beroepsmisdadiger past zich volkomen aan bij de omgeving, waarin hij verkeert, en dit aanpassingsvermogen is 't, dat, de politie de meeste moeilijkheden be zorgt. Er zijn in deze wereld fatsoenlijke en onfatsoenlijke menschen. Waar de fat soenlijke lieden over het algemeen het minst opvallen, moet een beroepsmisdadi ger, onverschillig in welke „branche" hij werkzaam is, uiterlijk geheel een fatsoen lijk, dus gewoon man lijken. Hoe beter hem dit afgaat, hoe gevaarlijker hij is. Het is het oude liedje van den wolf in het schaaps vel. Welke huismoeder heeft nog nooit van de gasfitters gehoord, die onrechtmatig haar meter kwamen lichten? En toch gebeurt 't nog herhaalde i jk, dat deze lieden slachtof fers maken. De pseudo-gasfitter, die tijdelijk zijn zieken collega vervangt, komt vaak in het geheel niets incasseeren, maar neemt alleen het huis op. En als eenige weken later de inbraak heeft plaats gehad, komt men te laat tot de ontdekking, wat voor 'n man die „gasfitter" was. De schijnbaar bra ve en rechtschapen misdadiger is een ae- ER zijn gelukkig maar weinig stre ken op het platte land waar het leven van de eenvoudige boerin zoo zwaar en moeizaam is, zoo veel stille onuitgesproken tra giek met zich brengt, als in de veenstreken. Zij, die hier geboren worden zijn reeds als kinderen met den arbeid vertrouwd en groeien op in hun verborgen hoekje. De diepe eenzaamheid, de wereld- verloren afgeslotenheid van de kleine ne derzettingen op den karigen en onvrucht- baren bodem dwingt de vrouwen tot een leven waar de ontspanning na het zware dagelijksche werk ten eenen male ont breekt en dat in geen enkel opzicht is te vergelijken met het leven van andere vrou wen. Zij hebben er geen idee van, dat het boerenleven in andere streken beduidt: wel veel werk maar ook voldoende rust: v/el veel zorg bij de verschillende weers gesteldheden, maar ook veel vreugde bij een rijken oogst, bij het gedijen van het vee en de boerderij en nu en dan eens een kleinen blik in de wereld. In de veenstreken zijn echter nog genoeg vrouwen, die ondanks den geringen af stand van het dorp of de stad, ondanks de tegenwoordige vervoermiddelen als trei nen en autobussen, nog nooit buiten de gsenzen van hun woonplaats kwamen, nooit een trein hebben gezien zelfs geen a ato of autobus. Hun karakter is zwaar als hun arbeid Jiun huid grauw als de bijna steeds betrok- ten lucht. Het stukje grond, dat zij bezitten lijk genoeg zijn, doch men kan haar slechts bewonderen om datgene, wat zij er nog van weten te maken. Helderheid is een kwestie van geld, dat wil zeggen, men moet over voldoende handen kunnen be schikken om te helpen. Men moet de ern stige, vermagerde en vroeg vervallen ge zichten van de veenboerinnen Zondags in de kerk zien, als zij daar zoo stil zitten, om te begrijpen dat deze vrouwen in het ter kerke gaan hun eenige feestelijkheid en ontspanning vinden dat zij de verlan gens der jeugd, die ook in haar eenmaal bloeiden, spoedig begraven hebben, en reeds oud en moe zijn vóór de nieuwe ge neratie van hun kinderen op den leeftijd is gekomen, dat zij in het leven iets hebben bereikt. Een kommervol, sloopend en eenzaam leven geeft de veengrond zijn stille, moe dige vrouwen. Zwaarmoedig en toch zoo mooi is hun land en zelfs de harde heeren diensten der moerasgronden stompen het vrouwenhart niet af. Wel schijnen de vrouwen zoowel als de mannen hier onbewogen, als nauwelijks er gens anders een menschenslag te vinden is. Spreken ligt niet in hun aard, want zij zijn schuw en lachen zelden. Geluk en leed, liefde en zorg voor de hunnen dragen zij stilzwijgend met zich mee. Wie hen niet kent, zou kunnen denken, dat hun hart koud is, maar het is slechts ernstig en diep. Het is overgeleverd aan datgene, wat wij „het noodlot" noemen. tueel probleem geworden; het probleem der gentlemen-inbrekers. De politie grijpt snel en onverbiddellijk in. Een huiszoeking is een kleinigheid; be roepsmisdadigers krijgen bevel des nachti hun door de politie in het oog gehouden woning niet te verlaten, het in bezit heb ben van inbrekers werktuigen is strafbaar, enz. Het natuurlijke en ook verwachte ge volg was, dat het aanpassingsvermogen dei misdadigers zich verhoogde. De zware jon gens zijn er op uit, bij navraag een fatsoen lijk beroep te kunnen opgeven; het wordt een aparte kunst alibi te kunnen bewijzen en het dubbele leven wordt een gestage oefening. Ieder misdadiger weet, dat het in het algemeen met hem gedaan is, wanneei hij wordt betrapt, want nadat hij zijn strai heeft uitgezeten, begint het „schaduwen" door de politie en dit wordt door de mees ten nog meer gevreesd dan de straf zelf. Een kleine inbraak b.v. eischt een geheel systeem van zorgvuldige geraffineerde voor bereiding, want de kleinste fout kan het einde der „carrière" beteekenen. Vóórdat men een straf had uitgezeten, had men er alleen aan te denken geen sporen na te la ten, terwijl nu de rompslomp der voorbe reiding veel meer hoofdbrekens kost, dan het inbraakje zelf. Het is een geheel andere situatie geworden. De meeste misdadigers- van-formaat, of het nu hoteldieven, huwe lijks-zwendelaars, juweelendieven of val sche munters zijn, waren uitstekende come- dianten, die hun rol tot het einde toe wis ten te spelen. Een tooneelspelerstalent moet iedere afzetter bezitten, al was het alleen maar om trouwhartig te kunnen zeggen: „Ach ja, meneer de commissaris, ik ben maar van 't platteland en nou kon ik die Jansen toch niet heelemaal alleen dat voorschot laten betalen." Een autodief moet met de onverschilligheid van een geboren grooten heer in den vreemden wagen stap pen en vakkundig over vette bougies kun nen spreken als de wagen niet aanstonds val aanslaan en een paar nieuwsgierigen blijven staan handigheden, welke hem natuurlijk niet het minste van nut zijn, als hij op heeterdaad wordt betrapt. Tot welke graad van volmaaktheid dit aanpassingsvermogen kan stijgen, bewijst een der bekendste gevallen uit de crimi- neele geschiedenis, dat zich rond 1900 in Budapest afspeelde. Een daar gevestigde bank zond den be diende Kescmethy met een bedrag van een En aan den anderen kant verwoest men niet vroegtijdig de levenskracht van de vrouw, als men haar hulp en haar krach ten voor de familie, de huishouding en het werk op het land in zoo groote mate op- eischt? De moeders lossen dit zware probleem stilzwijgend zelf op. Zij nemen iederen last op zich. In het voorjaar en den zomer hel pen zij turfsteken, daarna bij het in orde rnaken van de akkers, bij het hooien, bij het oogsten. Zij maaien en binden schoven in één rij met de mannen. Zij bakken het zwarte brood, zij staan van het voorjaar tot in den herfst 's mor gens om 4 uur op, mel ken, voederen en dren ken het vee, verzorgen de kinderen, wasschen en koken, spitten en planten. Later gaan ze naar het natte veld en trekken de bieten uit, rooien de aardappelen, spannen zich voor den ploeg om de stoppelvel den om te ploegen. Het warme zware zo mer werk van 't hooien is bijna een feest in verhouding tot allen anderen moeizamen en zwaren arbeid. In den winter was schen en spinnep zij de vrouw iets wordt bereikt dan is het hier. Natuurlijk zijn deze kleine boerenvrou wen zich dit alles niet bewust. Sinds drie honderd jaar vechten mannen en vrouwen met den moerassigen grond, zonder dat iemand ter wereld zich om hen bekom merd heeft, of het moet zijn dat de enke len hunner die omdat zij geen werk kon den vinden, naar Amerika zijn gegaan, van daaruit schrijven en soms van hetgeen zij verdienen een klein bedragje kunnen over maken. Als deze „Amerikanen" het vaderland bezoeken, dan is er een sensatie in het le ven van deze vrouwen. Maar verder werken zij door, zonder dat zij eens zelf zullen zien, dat hun kracht zich toch omzet in het winnen van het land, het vergrooten van haar kleine boer derij voor haar nageslacht. Dat is echter de tragiek: De vanzelfspre kendheid waarmede zij zich generatie na generatie voor de heerendiensten van het veen opofferen, zonder dat zij daarvoor zichtbaar beloond worden of een noemens waardig resultaat zien. Zij worden geboren, zij werken, zij stre ven, zij brengen vrouwenoffers zonder te vragen zonder te weten, hoe belangrijk, hoe veelomvattend, hoe beteekenisvol voor den landbouw dit alles is als alles, wat zij doen voor de hunnen en voor den op bouw en den vooruitgang van het geheele volk.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1936 | | pagina 8