De Lente ho u zijn f Voorjaars-symptomen in park en tuin De regen als spelbreker Echte voorjaars verschijnselen x Schoonmaak, Verhuizing Examens I heusch! pothakken! wij volop van de heerlijke zon kunnen ge nieten. Velen mijner kennissen hebben een ver- huismanie, vooral dit jaar. Gisteren liep ik even bij een mij bekende familie aan en vond den heer des huizes druk bezig met het openmaken van allerlei oude kisten en doozen en het inspecteeren van den in houd. Ik hoorde er van op, dat zij gingen verhuizen, want zij wonen al jaren in dit mooie, groote huis, maar mijn vriend ver telde mij, dat ze kleiner gingen wonen, om dat dat veel voordeeliger uitkwam. „Je hebt er geen idee van", zei hij, „wat het zeggen wil, van een grootere naar een klei nere woning te verhuizen. En wat zich in den loop der jaren alzoo opgestapeld heeft. Maar ik gooi al het overtollige weg ja Ik keek om mij heen. Aan den muur hing een oud portret. Daarop stond een dame in haar kleeding van het begin der vorige eeuw. Mijn vriend volgde mijn blik en zei: ding hak ik kapot. Ik heb het nu tweemaal meegesleept toen wij verhuisd zijn en nu heb ik er genoeg vant" Ik keek eens naar het portret. Eigenlijk een mooi gezicht, door kleine krulletjes omzoomd. En met prachtige sieraden! „Is dat je grootmoeder?" vroeg ik. Doch hij schudde onwillig het hoofd. „Niet eens! Dan zou ik het ding toch niet kapot hak ken! Neen, het is een oudtante en stel je voor, een, die al lang dood was, voordat ik geboren werd. Het portret is van het eene familielid naar het andere verhuisd neen, ik heb er genoeg van, ik doe het weg!" Eigenlijk kon ik mijn vriend niet anders dan gelijk geven. Dat ging werkelijk te ver. Dat had trouwens niets meer niet pië teit uit te staan. En toch! „Weet je", zei ik, „ik zou, als ik jou was, het ding niet ka- Later heb je er misschien spijt van. En wie weet, misschien is het later wel aardig om eens na te gaan, hoe je fa milie in de vorige eeuw gekleed was. De zuster van je grootvader, zei je ik zou van den muur afhalen en verkleinen". „Verkleinen?" vroeg mijn vriend ver baasd. Wy hebben het portret van den muur gehaald, de foto uit de lijst genomen en de groote, witte passe-partout er af gehaald zoodat wij alleen de foto overhielden, die in de fotodoos, bij de vele andere terecht kwam. Op deze wijze zal de oudtante dus aiomira 'unninfli meemaken, zonder dat zij iemand ergert. En wat hebben onze schoolgaande kin deren nu tenslotte aan het voorjaar? Kun nen zij naar hartelust van de vernieuwing der natuur genieten? Ach, deze weken voor het overgaan naar een volgende klas zijn voor onze jeugd dikwijls heel moeilijk, Inplaats van buiten te kunnen genieten van 't zonnetje, zitten zij op hun kamertje te blokken, omdat er den volgende dag „proef werk op school is voor algebra, of voor Latijn." Moeder is met haar gedachten bij haai dochtertje, dat nu het heeft juist tien geslagen al bezig is met haar moeilijke sommen. Als de leeraar nu maar niet het proefwerk al te zwaar heeft gemaakt. Zij ziet in gedachten het radelooze gezicht van haar kind al Den vader gaat het niet veel beter. Als hij tusschen zijn werk op kantoor even op zijn horloge kijkt en ziet, dat het half twaalf is, dan bedenkt hij met schrik, dat zijn jongen het proefwerk reeds gemaakt heeft en het eenige wat hij kan hopen is, dat er niet al te veel fouten in zitten. Als vader 's avonds van zijn werk thuis komt, dan zit er niets anders op, dan dat hij zijn zoon bij het huiswerk helpt. Hij zit over de boeken gebogen en werkt zich weer in een bijna vergeten vak in. Wan neer heeft hij het laatst een onregelmatig Latijnsch werkwoord vervoegd? Wanneer zich met Pythagoras bezig gehouden? En nu moet hij opeens zijn jongen duidelijk uitleggen, wat deze op school niet begre pen heeft. Een moeilijke opgave.... Maar de ouders doen het graag. Terwijl moeder 's middags de wasch nakijkt, zegt Rietje gedichten op en vertelt ondertus- 6chen uitvoerig van den derden Punischen oorlog. Moeder staat er zelf verbaasd van, hoeveel zij op deze wijze weer leert. De kinderen zijn vlijtig, zij geven zich moeite En waarschijnlijk schaadt het hun ooh heelemaal niet, dat zij eens een paar we ken flink moeten „blokken" Later, na 't proefwerk dat weten de ouders nu reeds kunnen hun kinderen in de voorjaars zon op hun lauweren rusten, dan kunnen zij nog met volle teugen van de lente ge nieten. BIJ DE ILLUSTRATIES: Links: Met de lente komen de reigers in het land. Links onder: Voorjaar in de bollen velden. Rechts: De Engelsche jeugd viert het jaarlijks te- rugkeerend voorjaars feest. Rechts boven: Een landelijk tafereeltje in de Betuwe. Rechts onder: Voorjaar bij den Eif- feltoren te Parijs. Nauwelijks zijn de stralen van het voor jaarszonnetje een beetje warm, of het we- pelt in park en bosch van de kinderwa gens. Het is haast niet te gelooven, zoo- reel kinderwagens als er opeens zijn en iooveel kinderen er ook nog naast de wa- ïens loopen. Waarschijnlijk komt dat, om- Jat het voorjaarszonnetje de moeders met laar kinderen naar buiten lokt, nadat zij J^durende den winter zooveel in huis heb- >en gezeten. Trouwens het grootste deel van de kin deren, die men nu ziet, zijn echte „winter- kinderen", die eenige maanden geleden het Vevenslicht aanschouwden en nu in de fris- ïche lucht worden gebracht, om daar als Voorjaarsbloemen te gedijen, hoewel er pok andere kinderen bij zijn, niet meer zoo heel klein, die in een sportwagentje zitten en zich vergenoegd door het lente-zonnetje laten koesteren. Na de doodsche verlatenheid van den Winter is het nu een ongekend vertier langs de paden, die nog vochtig zijn van de laatste sneeuw en van den stroomenden tegen der laatste dagen. In vele van de kinderwagens ziet men, als men er langs loopt, in het geheel niets; pas, als men Eich vooroverbuigt, ziet men heel onderin leen klein rose „ietsje", dat meestal slaapt of anders met groote droomerige oogen ligt te kijken. En soms ziet men een klein armpje in het roze, blauw of wit naar bo ven steken, waarvan het handje verge noegd in de lucht grijpt en hoort men diep uit den wagen allerlei kraaigeluidjes klinken. Vaak probeeren de voorjaarskinderen ook de eerste schreden op het levenspad te zetten. Voor dat doel worden zij stevig on der de armpjes vastgebonden en tollen zij als dronkedropjes over den weg. Het is 'n schattig gezicht, die kleine hummels in hun lichte kleertjes zo« druk bezig te zien. Ja, de voorjaarszon lacht, en de kinderwagens zijn present. Zij zijn het zekerste voorjaars symptoom. Als wij echter verder om ons heen kij ken, dan zien wij niet alleen kleine kinde ren, maar overal ook jonge dieren. In de hertenkamp maken de jonge hertjes de raarste bokkesprongen, op een feest van jonge dieren, maar ook in de stad kennen wij er vele. Want zijn er niet in vele huizen poesen met haar jongen, of hebben wij niet een hond, die vol trots op haar kinderen past en het goed vindt, dat wij de mooie jongen bekijken, als wij ze maar niet te na ko men? Doch in de stad is er nog een geheel an der symptoom dat op het voorjaar wijst, nl. de voorjaarsmode. Mannen zoowel als vrouwen kunnen met den besten wil van de wereld niet wach ten tot het Mei is om een nieuwen hoed te koopen. De oude ziet er zoo uit, dat zij nu reeds met een voorjaarshoed pronken. Zoo had een van mijn kennissen een pracht van een voorjaarshoed gekocht, een nieu we kleur, een mooie, groene hoed. Eenige dagen achtereen had de zon warm en lok kend geschenen, zoodat hij er niet meer aan dacht, dat „Maart zijn staart" nog wel eens zou kunnen roeren, maar hij zou gen wilden: „ja, ja, als men ook niet tot Mei kan wachten!" Hij kwam doornat thuis, hing regenjas en hoed aan den kapstok, waaronder zich binnen enkele minuten een plasje water vormde, na een kwartier een beekje, na een half uurtje een vijver, waarin men kon varen. Hijzelf had zich verkleed en zat ril lend van de koude voor den haard. Bij een nader onderzoek den volgenden dag moest hij vaststellen, dat zijn hoed be dorven was. Het model was er uit, de prachtige, scherpe gleuf was tot een wol lige ronding uitgezet en het lint was ge heel gekreukeld. Het prachtige groen was verkleurd en droefgeestig keek een donke re matgroene hoed van den kapstok naar beneden. Buiten was het intusschen stralend len teweer geworden. De zon stond hoog aan de blauwe hemel, waarom had hij giste ren zijn ouden hoed niet opgezet, hij had toch gezien, dat de lucht betrokken was, toen hij uitging? En zoo kon hij uit deze ervaring met zijn nieuwen hoed weer de leering trekken: „dat een zwaluw nog geen lente maakt." Een groene hoed, zelfs als hij nieuw is, kan de regen niet bannen. Toch hebben wij de voorjaarsregen noo- dig, al brommen wij er ook nog zoo op. Want wat zou de boer zonder dezen zach- ten, milden regen moeten beginnen. Ais er gezaaid is, en er valt dan zoo'n heerlijke voorjaarsregen, is het alsof men het zaad kan hooren groeien. Iedere druppel loopt langs de stammen der boomen naar bene den en verdwijnt in den bodem voed sel en kracht gevend aan de wortels waardoor de boomen in staat zijn uit te botten. Daarom moeten wij blij zijn met den voorjaarsregen, hij brengt geluk, om dat wij zijn scheppende kracht kunnen be speuren. En wij weten, dat er nog genoeg dagen spoedig ontnuchterd worden. Nog geen halve week droeg hij zijn nieuwen hoed, of hij werd op 'n wandeling door een ge duchte stortbui overvallen. Hij bevond zich midden in den stroomenden regen en het eerste wat hij deed, was zijn hoed afnemen en deze onder zijn jas tegen den regen be schermen. Natuurlijk ging zijn regenjas nu niet dicht, want hij kon den hoed niet te stijf tegen zich aandrukken, omdat deze dan zijn model zou verliezen. Het gevolg was, dat hij op zijn borst een eigenaardige bult had, zoodat hij er als een anatomisch wonder uitzag en dan ook als zoodanig de aandacht van alle voorbijgangers trok. Zijn haar werd kletsnat en het water liep met straaltjes tusschen zijn boord naar binnen, wat hem op zijn hoed en het weer deed schelden. Toen hij zoo een kwartier geloo- pen had, was zijn weerstand volkomen ge broken, hij haalde zijn hoed, die ondanks de goede zorgen toch uit het model was ge raakt, te voorschijn, zette hem op en liep met een verbeten gezicht naar huis. De menschen, die hem passeerden en zijn nieu wen hoed zagea, drukten hun oude nog een tikje dieper in de oogen, alsof zij zeg-

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1937 | | pagina 4