Zomer aan den Boven-Rijn
Valamo - een sprookjes
wereld in het Ladogameer
Het Russische klooster tusschen de witte
en de roode grens
Kloosters» die voorbestemd zijn
musea te worden
Een uitstapje naar het da! van Ragaz
Op de grens van Europa
In diepe vrede onder de schaduwen der
hooge boomen ligt het klooster-kerkhof. In
lange rijen zijn ze ter ruste gelegd, de mon
niken, die hier geleefd hebben en gestor
ven zijn.
Eén voert de gedachten der menschen
terug to.t het verre verleden; allerlei sagen
en wonderverhalen omkransen zijn naam;
hier ligt, onder een zwaren grafsteen een
Viking, Magnus Eriksson, Koning der Zwe
den. Met vuur en zwaard geeselde hij de
stranden van het groote Ladogameer; in
hoog gestevende Viking-booten trokken de
indringers op de Valamo-rotsen.
Doch het gebed der monniken bracht
redding. Er kwam een storm opzetten, die
drie dagen lang aanhield. De Viking-sche
pen werden van de rotsen geslagen en alle
manschappen kwamen in de golven om,
slechts één, de koning, wist een plank te
grijpen en spoelde aan land.
De monniken namen hem op en hij stierf
eenzaam in het jaar 1371. Het is slechts
een sage en niemand weet het ware.
Nog een Viking heeft hier zijn laatste
rustplaats gevonden: „Sophie" een kleine
stoomboot met een scherpe ijsbrekersboeg,
eens bestemd de Noordskjöld den weg naar
den pool te banen, maar ze kwam slechts
tot het Ladogameer. Op een rotsklip in de
havenbocht is zij vergaan, eer zij tot roem
of eervolle ondergang in de regionen van
het eeuwige ijs kon doordringen.
Van de prachtige glans van deze eens
zeer rijke Russische kloosters is ook thans
nog veel bewaard gebleven. Als door een
wonder ging de bloedige strijd aan deze
vredige plek voorbij. Magr deze glanzende
pracht is langzaam aan het afsterven, en
tot museum gedoemd. Nóg is het levendig,
dit zeldzame tafereel dat nog steeds reizi
gers van alle landen tot zich trekt nóg
leven er eenige honderden monniken, doch
in den bloeitijd waren het er 2000 Maar
zij zijn afgesneden van hun vaderland, van
het groote volk, dat hun de jonge monni
ken moet leveren, van hun Russischen God,
die op gezag van „den rooden Csaar" af
geschaft werd. Het zal niet al te lang meer
duren, tot de laatste monnik te Valamo
gestorven is. Dan staan de geweldige mu
ren van de kloosters, daar verlaten en kij
ken over het Ladogameer.
Hier is werkelijk de grens van Europa,
hier loopt de grens van twee, elkaar volko
men vreemde werelddeelen: hier Noord,
daar Oost. Maar opdat de grens -iet zal
worden overschreden, staan rondom op de
uiterste klippen van het monnikenrijk de
lichtblonde Finsche kanonniers, achter
staalgryze kanonnen en kijken naar het
Zuid-Oosten, waar zware, dreigende wol
ken zich onheilspellend opstapelen en lang
zaam voortdrijven
Dwars over het Ladogameer, een
der grootste binnenzeeën van Euro
pa, loopt een scherpe scheiding;
aan. gene zijde het roode Rusland,
aan deze zijde het witte Finland,
de uiterste voorpost van de cul
tuur van het avondland. Sinds acht
eeuwen behoort het reeds tot Fin
land, maar vaak verschoven zich
hier in het uiterste Noorden de
grenzen, dan eens naar voren, dan
weer naar achteren. Tenslotte stel
de de vrijheidsoorlog van Finland
in 1917/18 de thans - bestaande
grenzen vast. En merkwaardig ge
noeg bleef, als een echt stuk van
het oude Rusland van vóór den
oorlog, aan deze zijde het klooster
Valamo op de gelijknamige eilan
dengroep in het Ladogameer.
Nuv* gooien de
baardige monni
ken de trossen los
en we varen naar
de eilandengroep
aan de Ladoga
kust. Hier is alles
rots, woud en wa
ter, groene eilan
den en klippen,
die als van olie
glanzende zeehon
denruggen even
boven den water
spiegel uitsteken.
Eerst ra een goed
uur verwijdt zich
de op een fjord
gelijkende - wa
terweg tot een
meer. Als een on
afzienbare water
vlakte ligt het
Ladogameer voor
ons; het is breed
en onverwacht
groot het i,
eigenlijk 'n zee.
Wij kunnen al
spoedig de kust
niet meer zien,
tot ver voor ons
de eilanden opdui
ken, op het groot-
denrijk is hun toevlucht, handig gekozen
voor tijden van nood. Want steeds verande
ren hier de grenzen. Germanen en Slaven,
Russen en Zweden vechten met elkaar om
de grenzen en om de macht. Een ieder ver
dedigt met ijver, als het niet anders kan
ook te vuur en te zwaard zijn geloof; hier
Rome, daar Byzantium. Eindelijk is er in
de beide laatste eeuwen schijnbaar vrede.
De Russische dubbele adelaar heerscht
Westwaarts, en het Byzantijnsche kruis
staat nog steeds boven de kerk van Vala
mo. Tenslotte een sprookjesachtige opbloei
voor den oorlog.
Tweeduizend monniken telt het klooster.
Onafzienbaar zijn de pelgrimscharen, en ze
brengen rijkdom, veel geld, zilver, goud,
edelsteenen. De Csaren hebben er hun
eigen vertrekken en zijn de monniken zeer
toegedaan.
Dan komt de groote oorlog met zijn om
wentelingen, waarvan de golven tot hier
toe overslaan. Rondom het Ladogameer
vecht wit tegen rood een bitteren kamp.
Weer een afscheiding, dwars door het meer
loopt.nu de grens en.. Valamo blyft on
gestoord aan deze zijde.
Klots klots met halve kracht glij
den wij nu langs begroeide steile oevers,
voorbij een smalle bocht; boven em groe
nende boschzoom komen kloostergebouwen
in zicht, waartusschen hoog uitstekende
groene en blauwe koepels van de Preobras-
jenskakerk, op welker hooge klokketoren
het Grieksche kruis met de- dwarsbalken
goudglanzend tegen het diepe blauw van
den hemel afsteekt.
In de laatste zonnestralen is alles door
een rosse gloed overgoten, een ongeloof-
lyk kleurenspel van groen blauw wit
goud rood: het morgenland in een
Noordelyk koel landschap.
De zomernachten zijn hier zeldzaam
licht, bijna even licht als de dagen. In de
eerste morgenuren gaat de zon reeds weer
als een roode vuurbol op, haar stralen zet
ten het gouden kruis op den toren in felle
schittering. Wij gaan naar de vroege gods
dienstoefening. De krakende leeren schoe
nen der monniken klepperen op de steenen
plavuizen van het voorportaal. Diep en
vreemd klinkt de stem van den voorganger
door het geweldige, goudbeschilderde koe
pelgebouw.
„Gospodin, gospodin, pomeluja!" In me-
lodisch-diep oud-slavisch vullen de stem
men de ruimte, beurtzang uit de beide zij-
De Finsche stad aan den Noordrand van
het Ladogameer heet Sortavala. Hier heeft
men den tijd, zeer veel tijd, en eer het
ïtoomschip naar Valamo vertrekt, verloopt
,tr nog een goede halve dag. Dan wandelt
men door de breede straten, waarna men
ïp de markt terecht komt, een groote rui-
jne vlakte, waar de boeren met hun twee
wielige karretjes en magere paardjes staan,
lie nooit geheel aan het voorbijsnorren der
luto's hebben kunnen wennen.
Dan krijgt men opeens lange, eigenaar-
lige gestalten in lange, zwarte kleeren ge-
/iuld, niet een lange baard en hooge ronde
kappen op het hoofd, in het oog.
Als uit een voorbijën tijd zijn deze man
nen monniken van het Russische kloos
ter midden in het Ladogameer, die voor
ten of andere boodschap overgevaren zijn.
Men ziet ze later op de stoomboot weer
terug.
„Sergei" heet hij, „Sergei", ja, we gaan
haar Rusland, het laatste stukje van het
Dude Csarenrijk. En monniken varen ons
pver, aan het roer staat er een in lange
poeren, waaronder de hooge lederen laar-
een zichtbaar zijn. Zijn oogen staren onaf
gebroken recht vooruit, hij bekommert zich
ïiet om de blikken der nieuwsgierige toe
risten.
ste waarvan men al spoedig de allés over-
heerschende hoofdkerk van Valamo kan
waarnemen.
Valamo merkwaardige groep klippen-
eilanden, die een afgesloten rijk vormen.
Eens de heilige plaats voor de ontelbare
pelgrimscharen uit het onmetelijke rijk van
het moederland Rusland. In den loop van
zijn duizendjarige geschiedenis echter maar
al te vaak meegesleept in de maalstroom
van veranderde tijden.
Vikingschepen van de Noordelijke Ger
manen kwamen langs de Newa naar bo
ven, de Slavische volkeren drongen tot
hiertoe door.
Twee Russische monniken, Herman en
Sergei prediken het Grieksche Christen
dom rondom het meer, het eenzame eilan-
Boven:
Valamo ligt niet ver van den poolcirkel.
Desondanks groeit in de weinige zomer
maanden het gras er zóó hoog, dat het goed
hooi oplevert.
BIJ DE
ILLUSTRATIES:
Links boven:
Het Grieksch-orthodoxe
klooster Valamo,
laatste herinnering
den Csarentijd.
meest ontoegankelijke rotsspelonken, waar
de woeste Tamina doorheen bruist.
Aan touwen werd de badgast van boven
af in de bergkloof neergelaten, want een
andere toegang was er niet. Ondanks dit
bezwaar werd de bron reeds in de Middel
eeuwen door keizers en vorsten tot herstel
van gezondheid bezocht, zóó groot was toen
reeds de roep, die er van dit geneeskrach
tige water uitging. De laatste 300 jaar gaat
het kuren er heel wat gemakkelijker: men
baadde in een daartoe gebouwde inrich
ting, Bad Pfafers, aan het einde van de
kloof, waar men het bronwater zonder noe
menswaardig temperatuurverlies heen leid
de. In 1840 werd deze leiding doorgetrok
ken tot het plaatsje Ragaz in het Rijndal,
dat zich na dien tijd snel tot een badplaats
van wereldnaam ontwikkelde.
Hoe kostbaar dit heete bronwater ook is,
Ragaz behoeft er niet zuinig mee te zijn.
Want onafgebroken stroomt de bron, dage
lijks tusschen de 4 en 14 millioen liter van
het genezingbrengende water leverend.
Men baadt daarom in stroomend bronwa
ter, hetzij in een afgesloten badkamertje
of in het gemeenschappelijke zwembad,
waar het water toch altijd nog een tempe
ratuur van 3234 gr. C. heeft, zonder dat
het kunstmatig verwarmd wordt. Het stroo-
mende bronwater oefent een natuurlijke
massage op het lichaam uit, waarbij de ge-
heele ruimte tevens met waterdamp is ge
vuld. De natuurlijke radium-emanatie, die
hierbij verkregen wordt, oefent een wel
dadige uitwerking op de huidporiën en de
ademhalingsorganen uit.
De bad- en drinkkuur levert uitstekende
resultaten bij alle stofwisselings- en circu-
latieziekten, doch ook voor rheumatische
aandoeningen en verlammingen, ischias, ze
nuwaandoeningen, nier- en darmkwalen,
ouderdoms- en zwaktetoestanden. Voortref
felijke geneeskundige behandeling gaat aan
de badkuur gepaard.
Doch ook voor gezonden is Ragaz een
aantrekkelijk vacantieoord, want het beste
geneesmiddel voor gezonden en zieken, le
vensvreugde, is hier niet vergeten. Terrei
nen voor golf en tennissport zijn aanwezig,
in het Giessenmeer kan men zwemmen en
baden, terwijl het prachtige natuurstrand
van dit meer ruimschoots gelegenheid geeft
voor het nemen van zonnebaden. Verder
biedt Ragaz aan verstrooiing en attracties
in den vorm van concerten, dans en spel,
alles wat van een moderne badplaats ver
wacht kan worden. Wie meer van de stilte
houdt, kan zich vermeien met forellenvis-
schen in een van de vele bergbeekjes. Wien
de bergen lokken, kan in alle richtingen
tochten maken.
Gelegen aan een knooppunt van groote
verkeerswegen en natuurlijke waterwegen
in het Rijndal, is Ragaz voor den buiten-
landschen toerist gemakkelijk te bereiken
en vormt het een prachtig gelegen uit
gangspunt voor grootere en kleinere toch*
ten door geheel Oost-Zwitserland.
De Tamina-bron bij Ragaz.
Links:
Vanuit het kloostei
heeft men een wijden
blik over het Ladoga
meer, van welks groot
te men zich ternauwer
nood een voorstelling
kan maken.
Rechts:
Terwijl in het roode
Rusland kerken e
kloosters worden ver
nield, staan de monni
ken van Valamo onder
bescherming der Fin
sche regeering. Zij zijn
voorbeeldig* landbou
beuken, achter de met goud overladen deu
ren neemt het over en plant het door de
gewelven voort.
Voor de bidstoelen staan de hooge,
vreemdsoortige gestalten en slaan waardig
zware bladen om. Met onaardsche blikken
staren de beelden van ernstige Heiligen ons
aan.
In het koor zingen drie, vier diepe stem
men, als een orgel klinkt het door de mach
tige cathedraal.
In diepe bastonen klinkt het aanzwellen
de en wegstervende gezang als in extase,
door de vredevolle stilte, waarin men hier,
slechts bezield door gedachten aan een
„hciogere, wergld^ leeft-
Zomer aan den Boven-Rijn! Wie denkt
dan niet aan gletschers en trotsche berg
toppen, aan eeuwig ijs en verblindend wit
te sneeuwkruinen, aan sappig groene berg
weiden, aan uren van eindeloos genieten,
aan dagenlange tochten door lange berg
ketens, langs zacht glooiende hellingen en
dan weer langs dreigende, hoekig afgesne
den rotsgevaarten, langs diepe afgronden
en geheimzinnige spelonken, tot plotseling
weer een lieflijk groen dal voor ons open
ligt, de vriendelijke, bonte huisjes nietig
en klein gedoken in het malsche groen der
bloeiende weiden. Voor menigeen hebben
dergelijke herinneringen een eenigszins
bitteren bijsmaak, want het zijn maar al te
vaak herinneringen aan den tijd van jeugd,
kracht en gezondheid, toen geen moeite ons
te. veel was, om al deze heerlijkheden met
eigen oogen te gaan aanschouwen. Ouder
geworden, moet men den korten vacantie-
tijd meer en meer gaan besteden aan het
hei-winnen van verloren kracht en gezond
heid. Hoeveel liever zou men niet, evenals
vroeger, de bergen intrekken, inplaats van
rust te zoeken in een „vervelende bad
plaats."
Hij kan naar de bergen gaan, naar een
badplaats, waar hij vindt wat zijn kwaal
vereischt en waar het bovendien niet ver
velend is, waar hij zijn kuurtijd met plei-
zier doorbrengt en naast een overvloedig
natuurschoon nog velerlei afwisseling
vindt. Zoo'n ideaal kuuroord, dat schoon
heid, nut en genoegen in gelukkige harmo
nie in zich vereenigt, is Bad Ragaz, in het
hart van Zwitserland.
Ja, het loont de moeite, zich met eigen
xogen te gaan overtuigen van de schoon
heid van het landschap, waarin Ragaz ge
legen is. Het ligt aan den bovenloop van
den Rijn, waar de jonge stroom, bruisend
van overmoed en levenslust, door het bree
de dal tusschen machtige bergen zich naar
het Noorden spoedt. De meeste Alpentoe
risten weten weinig van de schoonheid
van de groote dalen, waarvan zy slechts
een vluchtigen indruk meenemen, als zy
er in auto of trein doorrazen, op weg naar
hooger gelegen streken. Wie hier zyn va-
cantie doorbrengt, is verrukt en verwon
derd over de volheid van natuurschoon,
dat hij hier vindt. In het vruchtbare dal
liggen de goudgele akkers met het rijpe
graan tusschen hooge boomenrijen, terwijl
in beschutte hoeken en op de naar de zon
toegekeerde hellingen van de bergen mais
en wijngaard welig gedijen. Trotsche
burchtruïnes overschouwen somber het
lachende landschap, droom en van de tij
den, dat hun bewoners het dal beheersch-
ten, den sleutel bewakend van den han
delsweg van Italië naar Duitschland.
In deze omgeving is het „Heilbad" geen
instelling van dezen tijd. Reeds 900 jaar
geleden ontdekte een jager de geneeskrach
tige uitwerking van de heete bronnen en
sinds 700 jaar worden zij reeds ten bate
van de lijdende menschheid gebruikt. Nu
was vroeger zoo'n kuur een heele onder
neming. De bronnen ontspringen namelijk
in een grot, diep verborgen in een van de