Diplomatie om het
wandelende meer
Sven Hedin op expeditie
Een geografisch probleem
van Azië is opgehelderd
Links
MEISJES UIT
DARANSJENG
Vacantie in den Winter
Het Lop-Meer is langen tijd een van de
raadselachtigste problemen der geografie
geweest. Kaarten, die in zeer verschillende
tijden geteekend zijn, hebben dit meer op
geheel verschillende plaatsen aangegeven.
Ferdinand von Richthofen, de groote geo
graaf en geoloog, stelde als verklaring
hiervoor de theorie op, dat het meer van
plaats veranderde. Hij had in den jongen
Sven Hedin een toegewijd leerling, die hij
speciaal voor zijn beroep als onderzoe
kingsreiziger heeft opgeleid.
Gedurende den schooltijd gaf Sven He
din reeds herhaaldelijk blijk van groote
doelbewustheid! Toen hij in Berlijn stu
deerde en bij Richthofen college liep, nam
hij zich voor dit probleem eens en voor
al op te lossen.
Eenige jaren later onderzocht hij den
oostkant van de woestijn Takla-makan,
mat het verschil van hoogte der oude kust
lijnen en onderzocht de Tarim en zijn
uitmondingen. Hij stelde vast, dat het Lop-
nor zich inderdaad had verplaatst. Maar
dat was niet voldoende. Sven Hedin ging
nog een stap verder en voorspelde in het
jaar 1905, dat deze gang van zaken zich
zou herhalen. De Tarim verandert in slin
gerende beweging zijn loop, als gevolg
daarvan zal het meer de zuidelijke streek,
waar het zich bevindt, verlaten en naar
zijn vroegere plaats in het Noorden terug-
keeren.
Sven Hedin heeft gelijk gekregen. Hij
was ook zoo gelukkig, de wetenschappe
lijke wereld als eerste te kunnen mede-
deelen, dat zijn voorspelling uitgekomen
was.
Vanzelfsprekend stelde de expeditie zich
nu als doel de uitmondingen te onderzoe
ken, doch zij stuitte hier op groote moei-
ïijkheden.
,,De gouverneur generaal van Sinkiang",
zoo verhaalt Sven Hedi» in zijn rappor
ten, „wilde geen toestemming geven, dat
wij in de omgeving van Lop-Nor gingen
werken. Toen Norin en ik een verzoek
indienden, om daarheen te mogen vertrek
ken, ontvingen wij als antwoord den vol
genden brief:
,Uw brief heb ik ontvangen en zijn in
houd heb ik volkomen begrepen.
Mijne Heeren, U hebt getoond groote
geestdrift te bezitten voor Uw werk, U
hebt geologische onderzoekingen en vele
ontdekkingen gedaan. Ik schat de resulta
ten van Uw werk zeer hoog, en ik begrijp,
dat U de route ten Noorden en ten Zuiden
van Tiensjan wilt gaan, die U in Uw brief
hebt aangegeven en dat deze reis een aan
knooping is voor verschillende van Uw
arbeidsvelden en dat U graag Uw werk
tot een afgerond geheel wilt maken. Dat
is een uitstekend idee en ik zal U daarbij
gaarne met alle middelen, waarover ik be
schik, ter zijde staan.
Doch er bestaan voor een gedeelte van
de door U aangegeven routes moeilijk
heden. Als U het zoo kon inrichten, de
hoofdweg naar Chotan te volgen, vallen
deze moeilijkheden geheel weg. Maar Yü-li,
Tsjarchlik en Tsjertsjen te bezoeken, is
thans niet mogelijk, want langs de grenzen
Ge Sah
is in Lop-nor geweest"
schen van den wind te bekommeren. Hij
deed zijn onderzoekingen in alle rust en
met veel interesse ook, als, evenals bij
Hörner, moeilijke klimatologische omstan
digheden, het hem zwaar maakten. Hij
keerde naar Oeroemtsji terug en maakte
bij den goeverneur-generaal zijn opwach
ting.
Natuurlijk had deze laatste reeds lang
weer bericht ontvangen: „De Sahib is on
danks het verbod te Lop-Nor geweest".
Maar dezen keer zag zijne Excellentie er
niet zoo vertoornd uit. Hij zei lachend
„Ja, ik heb weer een bericht gekregen,
maar de menschen praten zoo vreeselijk
veel, zoodat ik daar niet op aan kan."
Dat was heel vriendelijk van Chin.
Sven Hedin heeft de merkwaardige ver
plaatsing van het Lop-Nor beschreven. En
tijdens den wereldoorlog, toen Hedin zijn
zeventigste levensjaar reeds bereikt had,
deed hij, fanatiek als hij was, zijn laatste
reis naar deze woeste plek op aarde en
voltooide het wetenschappelijk werk; on
der andere bracht hij den nieuwen loop
met zijn duizenden kronkelingen in kaart.
van Sinkiang trekken rooversbenden
vanuit Kansoe rond. Ook bij Barkoel, Hami
en aan het Lop-Nor staan de soldaten zoo
dicht bij elkaar als de boomen in het
bosch. Een wetenschappelijke arbeid zou
daar zonder groote storingen niet mogelijk
zijn. Reeds het gezang der vogels en het
ruischen van den wind is voldoende om de
troepen te verschrikken en hen naar de
wapens te doen grijpen. Daarom kan nie
mand de verantwoordelijkheid voor reizi
gers in die omgeving op zich nemen.
Wat de Altai betreft, daar is de toestand
hetzelfde. Daar trekken wilde horden van
Buiten-Mongolië rond. Daarom kunt U die
streken niet bezoeken. Daarentegen zult
U reizende door Bogda-ola, Foekan en Koe-
cheng-tse, niet de geringste moeilijkheden
ondervinden.
Met de beste groeten,
geteekend: Chin".
Het was duidelijk, dat Chin Choe-jen
onze aanwezigheid aan de Lop-Nor niet
wenschte. Als hij spreekt van soldaten, zoo
dicht op elkaar als boomen in een bosch,
dan denkt een Zweed aan reusachtige
legers, maar een bosch in Oost-Turkestan
is heel iets anders dan een bosch in Zwe
den. Hier in Oost-Turkestan staat er alle
twintig meter een boom, soms nog minder.
Het leger volgens de beschrijving van Chin
maakte ons dus niet erg bang, vooral om
dat wij heel goed wisten, dat bij het Lop-
Nor geen soldaten waren. Daar komt men
geen levende ziel tegen vele mijlen in het
rond."
Norin telegrafeerde aan Hedin en ver
klaarde hem de plaats en daarop besloot
Hedin de oplossing van het probleem in-
plaats van daaruit, vanuit het Oosten aan
te pakken. Hörner kreeg de opdracht, te
zamen met den Chinees Shen van Soe-
tsjou naar het Westen te gaan en het nieuw
gevormde meer daar te onderzoeken. Dat
was een moeilijke taak, maar zij werd
schitterend volbracht.
Dr. Niels Ambolt, een van de leden van
de expeditie schrijft: „Ik herinner me nog
zeer goed, hoe Norin en ik den brief lazen,
waarin Sven Hedin ons over de reis van
Hörner vertelde. „Dat is het geweldigste,
dat de expeditie ondernomen heeft."
Norin, die vuur en vlam was, zei, dat dit
de ware Hedin-geest was. De resultaten
van de onderzoekingen van Hörner waren
inderdaad geweldig. Hij trok met kameelen
vanuit het Oosten door de woestijn rechtuit
naar Lop-Nor. Het was niet voldoende, dat
Het Langwieser viaduct in Engadin, de
grootste uit ijzer en beton bestaande spoor
brug ter wereld.
Foto C. Brandt.
de tocht door de woestijn ging. Op vele
plaatsen bestond de bodem uit zoutkris
tallen, die de voetbekleeding van de men
schen en de zolen der dieren kerfden,
's Avonds moesten zij de kameelen vast
binden en hun, ter bescherming van hun
voetzolen, lederen overschoenen aannaaien,
om voortzetting van den tocht mogelijk te
maken. Het spoor van de karavaan was ge
kleurd van het bloed. Veertien dagen wa
ren zij zonder water, maar zij bereikten,
hun doel.
Hörner trok het meer rond en zette het
op kaart, deed zijn geologische onderzoe
kingen en aanvaardde toen den terugtocht.
Weer ging het over deze ontzettende uit
gestrektheid, doch nu was de tocht nog
moeilijker. Bij het gebrek aan water en
brandstof was er nu ook nog gebrek aan
voedsel gekomen. Ondanks ziekte en zware
ontberingen voerde Hörner zijn opdracht
met goed gevolg uit, dank zij het ijverige,
doelbewuste willen en een goed getraind
lichaam, dank zij de kundige hulp van den
Chineeschen geodeet Parker C. Chen, dank
zij zijn offervaardige en hulpvaardige be
dienden.
Doch Hörner en zijn metgezellen vol
brachten deze voorstudie ea den terugweg
niet alleen op gelukkige wijze, doch de
onderzoekingen geschiedden zoo onopval
lend en in alle stilte, dat geen enkele sol
daat door hen werd opgeschrikt.
Herders ontdekten echter spoedig de spo
ren van de karavaan en de goeverneur-
generaal van Oeroemtsji kreeg bericht: „De
Sahib is ondanks het verbod toch te Lop-
Nor geweest."
Toen Norin den eerstvolgenden keer te
Oeroemtsji kwam en den hoogen heer be
zocht, vroeg Chin hem opgewonden: „Mijn
heer, ondanks_mijn verbod hebt U het toch
gewaagd, naar Lop-Nor te reizen".
„Neen, dat is absoluut niet waar", weer
sprak Norin hem. Ja, hij was zoo verstandig
geweest, met bijna vrouwelijke intuitie zijn
pas in alle steden, die hij doorgetrokken
was, met een dagstempel te laten afstem
pelen, en fcon daardoor zwart op wit be
wijzen, dat hij in den bepaalden tijd zich in
geheel andere streken bevond. Chin onder- i
zocht het document nauwkeurig, werd ver
legen en vroeg duizendmaal excuus het
lag nu duidelijk voor de hand, dat het op
een misverstand berustte. „Ja, de men
schen praten zoo verschrikkelijk veel", zei
Norin.
De gouverneur-generaal kwam echter in
het geheel niet op de gedachte, dat iemand
vanuit het Oosten naar het Lop-meer zou
kunnen komen.' Maar Norin wist heel goed,
wie er aan het 'Lop-meer geweest was.
Door een brief was hij er ook nog mede in
kennis gesteld, dat daar nog van allerlei
onderzoekingen gedaan moesten worden.
En Norin was niet alleen een verstandig
mensch, hij was, als hij wilde, zelfs sluw,
Vergenoegd en met een onbezwaard gewe
ten leidde hij zijn kameelenkaravaan nu
recht naar Lop-Nor, zonder zich om de
soldaten, het gezang der vogels of het rui-
Ofschoon het vacantie nemen in den
winter reeds kort na den oorlog „modern"
begon te worden, is het er toch eigenlijk
pas goed in gekomen sedert in de laatste
jaren de spoorwegverbindingen zooveel
zijn verbeterd en het reizen ons zoo ge
makkelijk mogelijk wordt gemaakt en
vooral ook sinds het mondaine leven zich
meer en meer van de gróote steden der
met mist en regen geplaagde lage landen
verplaatst heeft naar de klare, zondoor-
Bovendien is het voor de meeste men
schen beter twee maal In het jaar een
korte vacantie te nemen en die in ver
schillend klimaat door te brengen dan
eenmaal in het jaar een langere vacantie
met daartegenover een veel te lange en
ononderbroken periode van werken.
Een korte onderbreking van den dage-
lijkschen kringloop van plichten en zorgen
kan ons op zichzelf reeds zooveel goed
doen. Hoeveel te meer zal dit dan niet het
geval zijn, als men zoo'n week van ont
spanning doorbrengt in de zuivere berg
lucht temidden van stralenden zonne
schijn, waar gezonde sport hoogtij viert,
waar blijheid en levenslust heerschen en
waar in het zoo gansch andere klimaat de
jongeren hun spieren stalen, de ouderen
zich als verjongd gevoelen. Wie kent niet
het gevoel van blijde verwachting, van
zalige ontspanning, dat over ons komt,
als de trein zich in beweging zet, als wij
het land van grijzen mist en miezerigen
regen achter ons gaan laten, om in snelle
vaart naar de heerlijke bergregionen te
worden gebracht, waar zich de stralend
blauwe hemelkoepel welft boven een we
reld van blanke sneeuw en lachende zon
neschijn.
Natuurlijk maakt het nog verschil waar
heen men gaat. Niet elke reis naar de ber
gen is op zichzelf reeds een genot. Doch
er zijn bij zoo'n reis altijd gedeelten van
het traject, die, hoe snel wij er ook dooi
ijlen, een dieperen indruk op ons maken
den menige plaats, waar wij eenige weken
doorbrengen. Wie bijvoorbeeld naar Arosa
gaat, het prachtig gelegen, meest luxueuse
wintersportcentrum van het Engadin, zal
zich onmogelijk aan de machtige betoo-
vering van dien rit door spelonken en over
wouden, langs woest romantische rotsfor
maties en wild stroomende bergwateren
kunnen onttrekken.
Deze rit heeft menigeen de schoonste er
varing van zijn vacantie genoemd en dat
wil wat zeggen, als men weet, wat hem
daarboven in het Plessurdal aan den voet
van den Aroser Weisshorn nog alles te
wachten stond. Want dat is waarlijk niet
gering. Wie nooit dit juichende, stralende
leven van sport en rm en levensblijheid,
dat van December tot einde Maart in Aross
heerscht, heeft meegemaakt, kan er zich
geen voorstelling vormen van de aaneen
schakeling van sportgebeurtenissen en fes
tiviteiten, die men hier meemaakt. Ski
wedstrijden en bobsleighraces, paarden
rennen en skijöring wisselen onophoude
lijk af met schaatswedstrijden op de vele
spiegelende vlakten, die Arosa rijk is. Daai
zijn de grootste sterren op de smalle ijzers
te bewonderen, wier sierlijke en kunstige
verrichtingen u in ademlooze bewondering
doen toeschouwen. Daar zijn ijshockeywed-
strijden, waarbij het publiek dikwijls in
nog heviger spanning verkeert dan bij
voetbalmatches. Dan zijn er de hardrijders
uit alle deelen van de wereld, die zich hier
met elkaar komen meten, terwijl de oude
ren zich kunnen verlustigen aan het cur-
lingspel, dat meer behendigheid dan kracht
vereischt. Wie van dansen houdt, behoeft
geen oogenblik stil te zitten, want zelfs
overdag als de strijkjes in de tallooze
hotels zwijgen, klinken de vroolijke klan
ken van onsterfelijke walsen over het ijs.
Misschien zullen sommigen vinden, dat
hier van het goede te veel wordt geboden,
doch hen zouden wij willen herinneren
aan de uitgestrekte bosschen, aan de onaf
zienbare sneeuwvlakten, waar men volop
gelegenheid heeft, zich aan het drukke.
gloeide atmosfeer van het hooggebergte.
Daarbij komt, dat men en dit geldt
vooral voor ons land met zijn druilerige
kwakkelwinters 'langzamerhand is gaan
inzien, dat men den zomer heel goed aan
zee en strand kan doorbrengen, doch dat, als
er gereisd moet worden, uit een oogpunt
van gezondheid niets verkieslijker is dan
een paar weken wintersport in de bergen.
gewoel van het sportcentrum te onttrek
ken. Aan den anderen kant dient men
echter niet te vergeten, dat niets zoo ver
kwikkend kan zijn dan zich eens volko
men gewonnen te geven aan deze gezonde,
stralende levensvreugde. De meesten moe
ten immers in zoo'n korte wintervacantia
herinneringen opdoen, waar zij een heel
jaar op moeten teren.
BIJ DE ILLUSTRATIES:
Rechts:
De kameelen van prinses Narda en van
een koopman in een Noord-Chineesche
stad. De kameelen zijn niet alleen rijdieren,
doch zij worden ook gebruikt om zware
lasten te dragen.
Daarboven:
Een Taoistenklooster in de Bogdobergen.
Midden:
De oude ruïnestad bij Torfan, waar onder
zoekers van Le Coq en Grünred belang
rijke vondsten deden.