m NEDERLANDS ENVLOED OP EEN OUDE HANZESTAD m Ontwikkeling met hindernissen VAREN NOODZAKELIJKER DAN LEVEN BEZO i K AAN DE QUAI D'ORSAY Talrijk zijn de handelsbetrekkingen tusschen ons land en het Noord duits che kustgebied. Wij behoeven er slechts aan te her inneren, dat Bremen als Duitsche tabakshaven jaarlijks enorme hoeveelheden van dit product uit onze koloniën omslaat. Reeds in de 12de eeuw had er een regelmatig handelsverkeer tusschen de Nederlanden en Bremen plaats. De Nederlandsche vlag behoort in de haven van Bremen tot de meest geziene en in de 16de en 17de eeuw overvleugelde zij zelis alle andere vlaggen. Is het won der, dat het leven in deze stad sterk door Nederland beïnvloed is Niet voor niets kan men boven een zee- manstehuis in Bremen deze wereldberoemde spreuk lezen: „navigare necesse est, vivere non necesse est". Dat zegt voldoende omtrent de aard van dit volk: het varen is noodzaak, het leven niet. Duidelijker en in minder woorden had het moeilijk gezegd kunnen worden. En om te kunnen blijven varen heeft het volk v.an den „Waterkant" in de loop der jaren tallooze bewonderenswaar dige prestaties geleverd. Bremen's geschiedenis loopt vrijwel paral lel met die van de roemrijke kooplieden- vereeniging der Middeleeuwen, de Hansa, een naam welke zooveel beteekent als offer gemeenschap. Al heel vroeg in de geschie denis doet Bremen als handelsplaats van zich spreken. Omstreeks 1100 onderhoudt zij reeds een regelmatig handelsverkeer met de latere Nederlandsche gewesten, welke re latie ook nu nog ononderbroken is blijven voortbestaan. Van de Hansa was Bremen een der eerste leden; reeds voor 1260 trad zij toe. En al heeft zij naast Hamburg en Lübeck. bij uitstek den naam een Hanzestad te zijn, zij is dat in de loop der eeuwen lang niet altijd geweest. Gedurende een drietal perio den was zij geen lid. De benaming Vrije Hanzestad Bremen dateert vanaf 1815, het jaar van toetreding tot den Duitschen Bond. De moeilijkheden zijn Bremen in de af- geloopen eeuwen niet bespaard gebleven. Maar moeilijkheden zijn er om overwonnen te worden en dit volk heeft getoond dat te kunnen. Deze strijd om de eenmaal verwor ven positie te handhaven vormt in de ge schiedenis der menschelijke wilskracht een der schitterendste bladzijden. Mede daardoor neemt Bremen als haven stad in de geschiedenis van Europa een unieke plaats in. Daarvoor zijn verschillende redenen aan te voeren. Havenplaatsen, zooals Hamburg, Rotterdam en Antwerpen, werden groot door een zeer gunstige ligging, met Bi-emen is het anders gesteld. Hier was de ligging, juist toen de scheepvaart op zee zulk een enorme vlucht nam, zeer ongunstig. Met de kleine schepen der kustvaart ondervond men geen enkel bezwaar, en zoo kon in de late Middeleeuwen Bremen een werkelijk bloeiende handelsstad worden. Toen men er echter toe overging de schepen steeds meer te vergrooten, kon Bremen als havenplaats niet meer voldoen, daar de rivier te ondiep was. Eertijds waren de zeeschepen van een heel wat bescheidener makelij dan tegen woordig. De enorme afmetingen, die zij al lengs gekregen hadden, zouden vroegere generaties voorkomen als iets ongeloofelijks, indien zij ze eens in oogenschouw zouden kunnen nemen. Speciaal met de grootere diepgang had Bremen rekening te houden, wilde zij niet achterop raken. Zelfs de Buiten Wezer, het gedeelte vlak bij de mon ding, bleek te ondiep. Hiermede was men voor het feit gesteld, dat de groote zee schepen, ook de voorhavens van Bremen niet meer konden bereiken. Voor de toekomst van de stad zag het er dientengevolge som ber uit. Want aan bevaring van den Beneden Wezer het gedeelte tusschen Bremen en de voorhaven met zeeschepen van eenig formaat, viel heelemaal niet meer te denken In 1881 kwam het plan op papier gereed, maar werd toen op zijn beurt aanleiding tot oneemgheid, omdat het naar men zeide, niet tot het beoogde doel zou leiden. Hier aan was het te wijten, dat de uitvoe ring van de noodige werken weer geruimen tijd op zich liet wachten, want de Duitsche regeering was niet voornemens onder deze omstandigheden ook maar de geringste steun of subsidie te verleenen. Eindelijk in '84 werd besloten, dat Bremen een haven zou krijgen toegankelijk voor schepen met een diepgang van ten hoogste 5 m., terwijl de Wezer in die dagen zelf nog maar een gemiddelde vaardiepte van 2,75 m. had. Drie jaar later werd een begin gemaakt met het uitbaggeren van de Beneden Wezer. Na verloop van twee jaar was men erin geslaagd de diepte te brengen op 4 m. Ein delijk, in 1892, was het mogelijk, dat sche pen met een diepgang van 5 m. tot in de havens van Bremen de rivier opvoeren. Het gestelde doel was bereikt, maar de tijd stond niet stil en de Oceaanstoomers namen der gelijke afmetingen aan, dat het onmogelijk was de rivier daarvoor bevaarbaar te blijven houden. De grootste diepte, die men thans heeft bereikt is 7 m. en daar zal het voor- loopig wel bij blijven. Daarna moest men alle aandacht wijden aan het uitdiepen van de Buiten Wezer om deze Oceaanreuzen ten minste toegang te verleenen tot Bremer haven. De Vrijhaven heeft een lengte van 2000 m. en de respectable breedte van 120 m. Op de kaden zijn tallooze bewegelijke kranen op gesteld, die hydraulisch aangedreven wor den. Zij heffen de goederen uit de laad ruimen der zeestoomers, om deze voor de loodsen op te stapelen, waarin zij worden opgeslagen of direct worden overgeladen voor doorvoer, in kleinere schepen of spoor wegwagons. De verbinding met het achter land wordt in hoofdzaak onderhouden door 1' f.akhuiyn lantyi, de UUyeb cmde, IcfuldcuuMi^e itadiw-aag., thani ydet viui den. ÏS.xetneA. ïu:uluj.-0>7ilo' (2, onder de toenmalige omstandigheden. Hier bij kwam nog tot overmaat van ramp, dat de rivier daar ter plaatse tallooze bochten en stroomversnellingen vormde, zoodat ook hierdoor scheepvaart van grooteren omvang ernstig belemmerd werd. En zoo zien we, dat de haven vooral sedert het begin der 16de eeuw regelmatig verlegd moest worden. Reeds in die eeuw was het voor de grootere schepen al niet meer mogelijk de stad Bremen te bereiken. Men beschikte toentertijd nog niet zooals over de technische hulpmiddelen, die in staat zouden stellen de rivier weer bevaarbaar te maken. Een stad als Vegesack dankt aan dergelijke omstandigheden haar ontstaan. Maar er rezen ook andere bezwai'en. Zoo bijv. de talrijke tol gelden, die langs de Wezer geheven werden. Daaraan kwam een einde door het zgn. tolverbond van 1823. Iedere streek nam nu r op zich, zorg te dragen voor dat gedeelte van de rivier, dat door haar gebied stroomde. Toch bleef men met moei lijkheden kampen. De zusterstad Bre merhaven, die het eigenlijke havenwerk overgenomen had, be schikte niet over groote opslagplaatsen, kanto ren, een beurs enz. Dat alles bleef te Bremen gevestigd en door de groote afstand en het daaruit voortvloeiend tijdverlies, werd de stad Bremen opnieuw belemmerd in zijn mogelijkheid om zoo scherp mogelijk te con- curreeren. Deze toe stand duurde voort tot 1875 ten koste van groote geldoffers. Eerst in dat jaar, toen de waterbouw- kundige Franzius de leiding in handen kreeg, namen de zaken een keer, al zou het nog geruimen tijd du ren eer de verbeterin gen werden aange bracht. In de eerste plaats werd een plan. ontworpen tot kanali satie van de beneden loop van de Wezer. de spoorwegen, die een wijd vertakt spoornet tot vlak bij de havens hebben. Vandaar uit kan elk punt van het havengebied bereikt worden. Bovendien bevinden zich in de onmiddel lijke nabijheid van de havens uitgestrekte terreinen bestemd voor fabrieksbouw, waar door dus terstond tot bewerking" van het materiaal kan worden overgegaan en men hooge kosten van vervoer zooveel mogelijk uitspaart. Voor al deze werken bedragen de onkos ten telken male millioenen en nog steeds is uitbreiding en verbetering aan de orde van den dag. De waterwerken door Franzius uitgevoerd, zijn zoodanig, dat de rivier zich thans uit eigen kracht op het gestelde dieptepeil houdt. Het gebruik van lichtboeien maakt de bevaring ook. bij nacht mogelijk. Tot op zekere hoogte kan men dit werk vergelijken met het tot stand komen van den Nieuwen Waterweg en het Noordzeekanaal. De geschiedenis van Amsterdam vertoont zelfs een merkwaardige overeenkomst, in- zooverre, dat zij eerst met de zee verbon den was door middel van de Zuiderzee, welke vaart onmogelijk werd door het Pampus en de toenemende diepgang der schépen. Het probleem werd opgelost door het graven van het Groot Noord Hol- landsch Kanaal; het graven van het Noord zeekanaal behoorde in die dagen tot de technische onmogelijkheden. Later was men wel in staat de duinen te doorgraven. Ook hier dus moeilijkheden van technischen aard en een ligging uit de kust. Tusschen het landschap van Bremen en het Nederlandsche bestaat ook treffende over eenkomst. De helft van het gebied ligt nl. onder den zeespiegel. Dientengevolge zijn Wezer en Geeste over een belangrijke lengte bedijkt. De rivieren Wumme en Ochtum zijn bovendien voorzien van sluizen, stoom gemalen en kanalen. Het land zelf bestaat voor een gedeelte .uit zandrijke geestgron den, zooais ons land achter de duinen, ver- der treft 'ineii er vruchtbare kleigronden aan,' waardoor deze streek bekend is om zijn veeteelt.' Weinig steden zullen op zoo'n roemrijk verleden kunnen terugzien als Bremen. Thans maakt zij zich op om een tentoon stelling te houden in het komende voorjaar, onder den naam „Bremen Schlüssel der Welt". Deze tentoonstelling, welke gedu rende de maand Juni geopend zal zijn, zal voor het eei-st een beeld -trachten te geven van Handel en Scheepvaart. Bijzondere aandacht zal daarbij worden gewijd aan de Duitsche handelsbelangen overzee. Natuur lijk zullen de relaties, die Duitschland momenteel met de verdere wereld onder houdt, geaccentueerd worden. Deze betrek kingen zijn nog altijd levendig, wij behoeven Hel iteenen ïlatanti&eeZd uaoA. hel itadhuti. Het MijheidMyinltoal vjm &lemen uit het yxWi 1404. maar te herinneren aan den bloeienden handel in katoen, koffie, zuidvruchten, enz. Met Holland bestond reeds sinds de Mid deleeuwen een drukke handel. Ook thans is dat over en weer nog zoo. Regelmatig doen de schepen uit Bremen de Holland- sche havens aan. Omgekeerd is de Neder landsche vlag in de havens van Bremen een der meest geziene. Van letterlijk alle reede- i'ijen die te Bremen gevestigd zijn, zooals Norddeutsche Lloyd, de Hansa-, de Nep- tunus, de Argo-reederij en de Atlas-Levant- lijn loopen de schepetx op hun doorreis de Hollandsche havens binnen. Dit alles duidt op een goede verstandhouding, die nu ook te land nog wordt verstevigd, doordat een directe vliegdienst is ingesteld tusschen Amsterdam en Brémen. De te houden tentoonstelling zal daarvan zeker een getuigenis zijn en dan zal men tevens zien hoe groot de invloed van Hol land op de ontwikkeling van Bremen is ge weest. Zoo bijv. de binnenhuis-architectuui toont duidelijk Hollandsche invloeden, en te sterker komen die invloeden tot hun recht, omdat Bi'emen ook in dit opzicht een cen- trum van beteekenis is. Om maar iets te noemen het binnenwerk van het Duitsche paviljoen op de wereldtentoonstelling te Parijs was voor een groot gedeelte het werk varx een Bremer architect, die zich vooral o het gebied van scheepsinrichting naam had gemaakt. Van dit alles een duidelijk en overzichtelijk beeld te geven, stelt de aan staande tentoonstelling zich ten doel. Da !_ui*c!it van Franfcrijk's Buiisnianasche poiitjs!? Tusschen de Pont Royal en de Pont de Passy ligt aan de linkeroever van de Seine de Quai d'Ox-say, welke naam veel gebruikt wordt ter aanduiding van het Fransche ministerie van Buitenlandsche Zaken. In de onmiddellijke nabijheid daarvan bevindt zich het Palais Bourbon. Ieder gebouw aan deze kade ademt een klassieke voornaamheid. Ofschoon het ministerie van Buitenland sche Zaken het eenige instituut in Frankrijk is, dat terug kan zien op een oudere traditie dan de wetten van 1789, is toch het gebouw zelf van jongere datum. Ten tijde van het tweede keizerrijk werd het bouwwerk gezet door den architect Lacornée; het is opge- trokken in de stijl, waarvöor Napoleon III altijd een uitgesproken voorkeur had. De zalen zijn typeerend voor de.wijze van in richting van een Fransch staatsgebouw groote salons, pronkerige ontvangzalen, pompeuze.vertrekken. Maar achter deze zoo schitterend aandoende zalen liggen verbor gen de koude, donkere en slecht geventi leerde werkkamers, waar lagere zoowel als hoogere ambtenaren zetelen. En terwijl hier. waar de werkelijke diplomatie afgehandeld wordt, de heele inlichting overal even kaal is, wordt men in de ontvangsalón overwel digd door de wandversieringen, de dure gobelins en de glans van de reusachtige kristallen kronen. Daar is ook ondergebracht de enorme bibliotheek van het ministerie, ruim 70.ÜU0 boekdeelen, waaronder tallooze speciale boekwerken en gravures. Ontelbai-e histo rische documenten van onbetaalbare waarde zijn hier ondergebracht. De briefwisseling van de Franschi konin gen uit de Renaissancetijd met Pausen en keizers, acten uit de revolutietijd, de com plete verordeningen van Napoleon, diploma tieke verdragen van het eerste Keizerrijk en alle acten der latere periodes. Het bekendste in de Quai d'Orsay is wel de zgn. Salon d'Horloge, een vertrek, waarin de beroemde wandklok van Lodewijk XIV is ondergebracht. Daar kwamen voor hel eerst de diplomaten der Entente-mogei.d- heden uit de Wereldoorlog te zaïnen. Hier onderhandelden Clemenceau, Wilson en Lloyd Geor-ge. Hier had ook de eerste zit ting van den Volkenbond plaats. In dit ver trek w'erd het bekende Briand-Kellog^ Pact onderteeker.d. Als herinnering aan den grootsten diplo maat van Frankrijk, Talleyrand, staat aan de Quai-d'Orsay'hét bed," waarin hij gestor ven is. In zijn tijd stond het gebouw er nog niet. Talleyi-and was een soort reizend minihster Van Buitenlandsche Zaken. Nu eens had hij zijn hoofdkwartier in Parijs, het volgend oogenblik echter in Pressburg. Weenen of Erfurt. Een Hik in. een deA. talAijke. hauenhehkent.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1938 | | pagina 4