Vele Vorstenkinderen ontvingen hier den doop
Een oude traditie weer opgevat
Het Nieuwe Doopvont, waarboven Prinses
Beatrix als eerste gedoopt word
Aanvankelijk heeft het, zooais
men zal weten, in de bedoeling gele
gen, onze jongste vorstentelg uit het
Huis Oranje-Nassau, ten doop te houden in
do Willemskerk, zoo genoemd, omdat eens
•en Willem de vorstelijke gever was van
dit gebouw aan de kerkelijke gemeente van
's-Gravenhage. En niettegenstaande het
feit, dat zoowel Koningin Wilhelmina als
Prinses Juliana hier gedoopt werden, is
het toch begrijpelijk, dat de Groote- of
Sdnt-Jacobskerk, met de lange traditie,
waarop zij bogen kan, tenslotte het pleit
gewonnen heeft. Want een reeks van
vorstenkinderen is hier ten doop gehouden.
Temeer daar in ditzelfde bedehuis de hu
welijksinzegening v-an het Prinselijk Paar
heeft plaats gevonden, kan men dit besluit
begrijpen.
„Saevis tranquillus in undis", de lijf
spreuk van Willem de Zwijger, kan men
boven den koninklijken ingang der kerk
lezen. Die spreuk, toont in de eerste plaats
d» vroege verbondenheid van de kerk met
het Huis van Oranje-Nassau, maar in de
tweede plaats is zij direct van betrekking
op de geschiedenis der Groote Kerk, een
geschiedenis, die bewogen genoeg is ge
weest, en waarin het gebouw getoond
heeft inderdaad „rustig stand te kunnen
houden temidden der woelige baren."
Een historisch overzicht in vogelvlucht
kan daarvan een indruk geven.
DE GESCHIEDENIS VAN
DE GROOTE KERK
OMTRENT de stichting van de Groote
Kerk verkeert men in het onzekere.
Naar alle waarschijnlijkheid moet de
eerste bouw gedateerd worden op het ein
de van de dertiende ofwel het begin van
de veertiende eeuw. Floris V had den abt
van het convent Middelburg het patro-
■njiaatsrecht over de kerk van Monster ge
geven. in ruil voor het zelfde recht over de
kerk van Welle op Noorcr-öeveland. Hier
door verkreeg de kerk van Middelburg het
patronaatsrecht over de parochie „De Ha-
ge", het latere Den Haag. De Groote Kerk
ressorteerde namelijk weer onder die van
Monster, welke haar moederkerk was. De
ze laatste kerk was veel machtiger en heeft
geruimen tijd voor de Groote Kerk de to
tale kosten moeten dragen, want de laat
ste was behoeftig en beschikte over geen
stuk land, waaruit zij inkomsten kon put
ten. Hoe zijn de tijden veranderd, sinds
den tijd, dat 's-Gravenhage een arm vlek
wijl bovendien gedeeltelijke vrijstelling
van lasten werd verleend. Maar dit alles
bleek nog niet voldoende om het gebouw
te herstellen, zoodat een groote loterij ge
organiseerd werd, die eindelijk de benoo-
digde gelden bijeenbracht.
Dit beeld geeft de geheele geschiede
nis der Groote Kerk te aanschouwen. Te
genspoeden in den vorm van teisteringen,
beurtelings door hemelvuur en storm ver
oorzaakt, zijn haar in den loop der eeuwen
niet bespaard gebleven. Maar trots heeft
zij haar fieren, massieven toren overeind
weten te houden, en de reiziger, die nu
overdag de residentie nadert, kent haar
Intérieur van de Groote Kerk te 's-Gravenhage. Gezicht op de preekstoel.
De Gelukkige Moeder met
en Monster een der rijkste plaatsen uit de
omgeving was.
Het eerste bouwwerk moet uit hout op
getrokken geweest zijn en heet volgens de
ovei^evering ingewijd te zijn den Zondag
na den feestdag van St. Michael. Op St.
Laurensdag van het jaar 1402 ging het ge
bouwtje in vlammen op, zoodat Hertog Al-
brecht er een nieuw gebouw voor in de
plaats liet zetten. De toren werd eerst la
ter, in 1423, gebouwd. Erg soliede werk
schijnt men echter niet geleverd te hebben,
want reeds in 1434 verkeerde het gebouw
in zoo'n deerniswaardigen toestand, dat
restauratie geboden was.
Den 2den Mei 1456
begon in de kerk 't
negende kapittel van
de ridders van het
Gulden Vlies, een
orde ingesteld ter
gelegenheid van het
huwelijk van Philips
van Bourgondië met
Isabella van Portu
gal, voltrokken te
Brugge, 10 Januari
1430.
Blikseminslag was
aldus vertellen de
oude kronieken ons
dikwijls oorzaak
van groote schade
Zoo voor het laatst
in 1539, toen een ge
deelte der omillgen-
de huizen zwaar ge
havend werd.
Zoo ernstig was
de toen aangerichte
schade, dat Keizer
Karei V aan Den
Haag het recht gaf,
om nog gedurende
zes jaren den dub
belen accijns op
wijnen en bieren te
Haar kind. mogen heffen, ter-
statige silhouet als een der karakteristieke
trekken van het Haagsche stadsbeeld.
Niet alleen tengevolge van de natuur
krachten heeft het gebouw te lijden gehad,
ook door toedoen van de menschen is veel
aan het intérieur veranderd. Zoo deed
Maarten van Rossum in 1528 een inval in
de kerk en plunderde haar voor een ge
deelte, maar gelukkig bleef deze ramp bin
nen de perken, doordat de stad de plunde
ring afkocht voor 20.000 gulden.
Een feit van belang in de ontwikkeling
der kerk was eveneens de Hervorming.
Het kerkgebouw kwam toen al spoedig in
handen van de Protestanten. Omtrent het
jaartal heeft men geen zekerheid, maar al
gemeen wordt 1574 aangenomen. Al wat
op eenigerlei wijze aan de R.K. godsdienst
kon herinneren, werd verwijderd, niet al
tijd op een even kiesche wijze. Zoo werden
wimpels, kelken en ornamenten weggeno
men en in het openbaar verkocht. De od-
brengst werd gebruikt voor de restauratie
van toren en glazen.
Aan het interieur is trouwens in den
loop der tijden meer veranderd. Zoo koch
ten eertijds vele adellijke families een
graf in de kerk en lieten de wapenschilden
der overledenen tegen de wanden aan
brengen. De Fransche revolutie maakte
daaraan een einde en liet deze schilden
verwijderen.
Merkwaardig is, dat bij de diverse afme
tingen van het gebouw het getal .zes een
domineerende rol speelt, zoozeer, dat men
het nauwelijks aan een toevallige samen
loop van omstandigheden kan toeschrijven.
Blijkbaar is zes het grondgetal voor den
bouwer geweest.
In de eerste plaats is de basis van den
toren zeshoekig, hetgeen voor torenbouw,
althans de Nederlandsche, een zeldzaam
heid is. Verder wordt het koor ondersteund
door zes kolommen het zijn eveneens zes
evenwijdige rijen kolommen, die het
schip scheiden van de zijgangen of kapel
len. Ook onder vele andere vormen doet
het getal zes zich nog voor.
Het hooge koor is vermoedelijk het oud
ste deel der kerk. Een dwarsschip of tran
sept ontbreekt. Eerst in de vijftiende eeuw
werd het schip aangebouwd.
De toren is 90 meter hoog, het muur
werk, waarop de spits rust ruim 52 meter.
De eigenaardige ajour bewerkte spits da
teert van 1863. Deze spits wordt niet tot
de fraaiste gerekend, die wij in Nederland
hebben. Meer dan eens zijn dan ook stem
men opgegaan om het ijzeren gevaarte te
verwijderen, en den toren in zijn oorspron
kelijke gedaante te herstellen.
Het orgel, dat in het oude gebouw aan
wezig was, werd in 1578 grondig nagezien
door den Delftschen orgelbouwer Jan van
Amerongen. Herstellingen verrichtte daar
na nog Aelbrecht Kiespenning. In 1629
werd het evenwel vervangen door een ge
heel nieuw instrument, dat in 1719 aan
merkelijk werd vergroot.
WAAR VORSTEN-TELGEN
WERDEN GEDOOPT
HET eerst wordt in de geschiedenis ge
noemd het feit dat de abt van Eg-
mond een dochter van graaf Albrecht
van Beyeren in de Groote of St. Jacobs-
kerk ten doop hield. Hierna volgt nog een
lange rij van vorstelijke personen. 1 Juli
1626 wordt daar gedoopt de prins van
Oranje, de latere Willem II, zoon van Fre-
derik Hendrik. Ook Willem IV en Willem
V worden hier ten doop gehouden, evenals
drie kinderen uit het huwelijk van den
laatsten stadhouder.
Een dezer drie kinderen was de latere
Koning Wiliem 1. Bij diens doopplechtig
heid was de kerk schitterend versierd.
Pompeus waren in niet mindere mate de
statiekarossen, waarin het vorstelijk gezel
schap zich van het Huis ten Bosch naar de
Groenmarkt begaf. Een geweldige men-
schenmassa omstuwde de koetsen, maar
het dichtst stond de menigte opeengedron
gen in de onmiddellijke omgeving van de
kerk. Het was een grootsch en aangrij
pend moment, toen de gelukkige Willem V
aan het hoofd van het gezelschap de kerk
betrad. Zelf hield hij zijn zoon ten doop.
Ds. Johan Munnikemolen, een zeer be
kend theoloog uit die dagen, heeft dé toe
spraak gehouden, terwijl zijn collega Pie-
ter Nieuwland de eigenlijke doopplechtig
heid verrichtte.
Een twintigtal jaren later ontving deze
gewijde ruimte wederom een plechtigen
stoet, ditmaal voor het doopen van den
zoon van koning Willem 1. De plechtigheid
verschilde alleen in dit opzicht van de vo
rige, dat een nog grooter aantal vorstelijke
personen en autoriteiten door hun aanwe
zigheid het' feest luister bijzette. Voor een
goed deel kwamen de kosten der uitbundi
ge feesten in de stad voor rekening van het
Hof.
Met dit vorstenkind wordt de traditie on
derbroken, want de volgende telg uit het
Huis van Oranje Nassau aanschouwde in
het buitenland het levenslicht. Willem III,
de eerste zoon uit het huwelijk van koning
Willem II en zijn
gemalin van Rus-
sischen bloede,
Anna Paulowna,
werd in Brussel,
de stad van zijn
geboorte, ten
doop gehouden,
in de Nederduit-
sche Protestant-
sehe kerk, door
Ds. Krieger.
Nog eenmaal ziet
de Groote Kerk te
's-Gravenhage 'n
Oranjetelg binnen
haar muren ten
doop houden', dat
was Prins Alexan-
der, de jongere
broeder van Ko
ning Willem III.
Sindsdien heb
ben de doopplech-
tigheden van ons
vorstenhuis plaats
gehad in de Wil
lemskerk, waar,
zooals gezegd Ko
ningin Wilhelmi
na en Prinses Ju
liana den doop
Ontvingen.
Nu Prinses Bea
trix in de Groote
Kerk gedoopt zal
worden, is hier
mede een oude
traditie weer op
genomen, Overzicht van de
Het is een niet te loochenen feit, dat de
wetenschap ondanks al haar vorderingen op
geen gebied ook thans nog voor grooter
raadselen staat dan op dat van het stralen-
onderzoek. Want de op dit gebied verkre
gen resultaten, te beginnen met het werk
van Röntgen en Hertz en het radiumonder-
zoek van Madame Curie, zijn eerst enkele
tientallen jaren oud, hetgeen voor een zoo
uitgebreid terrein van onderzoek uiterst
weinig beteekent.
De wetenschap verstaat onder aardstra-
len zeer in het algemeen een straling, die
afkomstig is van de radio-actieve stoffen
in de aardoppervlakte. Deze straling is,
wat karaker en sterkte betreft, nauwkeurig
bekend en meetbaar. Schadelijke uitwer
king der stralen op levende organismen
zijn tot nog toe niet geconstateerd. In hoe
veelheid zijn zij millioenen, zoo niet mil-
liarden malen geringer dan de stralen, wel
ke volgens den huidigen stand der weten
schap biologisch werkzaam zijn. In tegen
stelling met de radioactieve straling wor
den de „aardstralen", die de wichelroede-
De St. Jacobstoren der Groote Kerk.
looper met de wichelroede tracht op te
sporen, beschreven als een onbekende
kracht, die gemeten kan worden aan de
afwijking van de roede of door een be
paalde gewaarwording op zekere plekken
van de aarde. De eigenschappen van deze
stralen zijn dikwijls nauwkeurig beschre
ven. Zij moeten loodrecht naar boven wer
ken en zoo doordringend zijn, dat zij over
al merkbaar zijn. Nu worden echter da
sterkste stralen die de wetenschap ként,
door een aardlaag ven slechts een meter
dikte geneutraliseerd.
Er is geen golvenstraling bekend, die op
de aardstralen van den roedelooper gelijkt
en evenmin is er nog een natuurkundig in
strument gevonden, dat de aardstralen aan
wijst of meet en dus den roedelooper zou
kunnen vervangen.
Het vermogen, de stralen aan te toonen,
blijft daarom aan enkele weinige personen,
die daarvoor bijzonder gevoelig zijn, voor
behouden. Stemmen deze personen in hun
verklaringen nu zoodanig overeen, dat men
daaruit werkelijk de aanwezigheid van
deze stralen zou mogen afleiden? Op deze
vraag moet het antwoord helaas ontken
nend luiden. De eerlijkheid en goede trouw
van de erkende roedeloopers staat buiten
twijfel. Een echte afwijking van de wi
chelroede is dan ook een onmiskenbare
aanwijzing voor de aanwezigheid van aard
stralen. Doch het komt veel vaker voor,
dat de afwijking veroorzaakt wordt niet
onder invloed van de ondergrondsche stra
ling, doch door krachten uit het onderbe
wustzijn van den roedelooper. Daarom is
de wichelroede waarschijnlijk niet het mid
del om het raadsel van de aardstralen tot
oplossing te brengen.
Zoolang echter geen betere methode is
gevonden, verdienen de proeven met de
wichelroede ongetwijfeld de aandacht.
Groote Kerk, gezien vanaf het orgel.