i .1
HET BOEK,
DE VRIEND DER MENSCHEN
WINTERSPORT
IN DE BEKGEN
Een boek met gouden bladeren.
De vooruitgang van de
„Zwarte Kunst".
Ondervindingen
met boeken, bibliotheken en
bibliothecarissen.
De mensch vereert het boek, maar
hij springt er ook wel eens wonderlijk
mee om. Hij maakte vele zeldzame
exemplaren en haalde allerlei grap
pen uit met en door boeken. Men
maakt de grootste boeken, ware reu
zen en men doet alle mogelijke
hadden blijkbaar de spannende lectuur
„verslonden". In ieder geval was het een
absoluut nieuwe manier om den omzet van
het boek op zeer ongewone wijze te ver-
grooten.
Dat het ernst wordt met den winter of
liever gezegd, dat onze skiloopers er ernst
mee gaan maken, is ook in ons land te mer
ken. We vinden er de bewijzen van in het
journaal in den bioscoop, waar de „droog-
training" in de duinen heeft plaats gemaakt
voor afdalingen in een kunstmatig skiland
schap van gevlochten stroomatten. Een on
miskenbaar teeken, dat ook in ons land de
skisport meer en meer aanhangers vindt en
dat dezen winter weer duizenden jonge en
jeugdig gebléven Nederlanders naar de be
sneeuwde bergen zullen trekken, om in een
paar weken van heerlijke wintervacantie
weer gezondheid en veerkracht op te doen
voor een heel jaar van werken. Want wie
het eenmaal ondervonden heeft, weet wel,
dat zoo'n paar weken in de zuivere winter
lucht van het hooggebergte dikwijls meer
verkwikken dan een lange zomervacantie.
Dus trekt jong en oud nu weer met de
„latten" naar de bergen op. Wie het ge
ploeter in de duinen wel eens heeft mee
gemaakt, stelt zich misschien voor, dat 't in
de bergen nog wel honderd maal erger zal
zijn. En dat het toch maar een twijfelachtig
vermaak is: telkens zoo'n lange, moeizame
klauterpartij naar den top, met de ski's over
den schouder of achter zich aan gesleept,
het dal te hebben bereikt. Maar de insiders
om in enkele minuten weer in suizende vaart
weten wel beter, tenminste zij, die naar
Davos gaan en dat is ongetwijfeld ieder, die
er eenmaal een winter heeft doorgebracht.
De reden van deze aantrekkingskracht van
de „parel van het Engadin" is geen geheim,
want zelfs de fanatiekste skilooper geeft
toch de voorkeur aan de snelle afdaling
boven de moeizame klauterpartij naar den
top. En dit laatste nu is in Davos niet meer
noodig, want de zweefspoortjes en de skilift
brengen den verlangenden skiër snel en ge
makkelijk naar de hoogste toppen, naar de
ideale skivelden van het Parsenn- en
Strelagebied. Het eerste strekt zich uit tot
het 2660 meter hooge Weissfluhjoch, dat
tevens het eindstation van de kabelspoor is.
Van hier uit, evenals van de lager gelegen
Parsenn-Hütte voeren tal van goed gemar
keerde routes naar het dal. Hier vinden
zelfs de verwende skiërs uit Scandinavë nog
afdalingen, die hun nooit vervelen. Doch
ook voor den middelmatigen skilooper, voor
den beginneling en vooral ook voor de tai-
Ipoze bezoekers van de beroemde skischool
van Davos, welke onder leiding van Jack
Ettinger staat, zijn hier afdalingen te kust
en te keur.
Hoe het stormloopt bij de Parsennlijn
weet ieder, die er wel eens mopperend heeft
staan wachten, tot hij aan de beurt zou zijn,
om naar het skiparadijs vervoerd te wor
den. Dat kan thans niet meer voorkomen,
want de dienst is gereorganiseerd en zoo
danig uitgebreid, dat dezen winter het
dubbele aantal passagiers vervoerd kan wor
den. Er is een twaalfminutendienst inge
voerd, 2oodat thans 700 passagiers ui het
uur zonder de minste moeite de besneeuwde
toppen kunnen bereiken. Een belangrijke
ontlasting voor deze drukke lijn geeft echter
ook de pas geopende skilift, die het 1800
meter lange traject van den Schatzalp naar
de Strelapas overbrugt en die 500 personen
per uur kan verwerken. Door deze beide
verkeersmiddelen kunnen thans 1200 ski
loopers per uur naar de rondom het dal
gelegen sneeuwtoppen worden vervoerd.
Ais een bouwsel uit een blokkendoos ziet
men van daarboven het dal van Davos met
zijn prachtige hotels eri blinkende ijsvlakten
in' de diepte liggen. Ook daar viert de win
tervreugde hoogtij en het is moeilijk te zeg
gen, wie er meer genieten: zij, die in duize
lingwekkende vaart van de besneeuwde
toppen in het dal komen neerglijden of de
kunstenaars op de smalle ijzers, die op de
spiegelgladde ijsvlakten hun sierlijke figu
ren cirkelen.
Skiërs voor de Parsenn-Hütte.
een derde deel van het boek uit hebben
gelezen, als wij onze oogen even opslaan.
Maar dan bereiken wij de bedenkelijke
plaats, waar de zijden kilometerteller het
boek precies in twee helften verdeelt, en
zelfs de optimist weet nu, dat er reeds scha
duwen op komen dagen.
Op dat oogenblik zijn wij er diep van
onder den indruk; nu bemerken wij tot
onze schrik, dat wij bezig zijn een vriend
te verliezen en zijn er op bedacht op alles
goed acht te geven, eer hij van ons zal heen
gaan. En evenals iemand op jaren bezorgd
is voor de rest van de dagen, die hij nog te
leven heeft, zoo beginnen wij met nieuwe
aandacht het tweede gedeelte van het boek
te lezen; wij deelen die helft zelfs nog eens
in tweeën, doch hoe meer wij het eind
naderen, hoe kleiner die laatste helft wordt.
Zoo slaan wij met een zekeren onwil de
volgende bladzijden om en het onafwend
bare komt hoe langer hoe
nader.
Om het uur uit te stellen
leggen wij het boek eenige
dagen weg. Maar het ge
lukkige gevoel om het ver
trek van den vriend nog
eenigen tijd uit te stellen,
ebt spoedig weg in de
kwellende wensch, aan
dezen onzekeren toestand
een einde te maken. Met
een zekere vertrouwdheid
naderen wij onzen vriend
weer, die vol hoffelijkheid
met den afloop van zijn
geschiedenis gewacht heeft,
tot wij het gewenscht von
den verder te lezen.
En terwijl- de laatste
woorden, deels gejaagd,
deels druppelsgewijze door
onze oogen tot onze herse
nen doordringen, overvalt
ons een grenzenlooze droef
heid, die veroorzaakt wordt
dü 5r het verlies van een
ons geliefd wezen. Een
groote leegte breidt zich
over ons uit, ons gevoel
wortd verward, omdat hel
naar een fantoom haakte,
dat reeds lang in de verre
koelte van den aether ver
vlogen is.
In vroeger tijden was het
boek niet slechts zeer kost
baar, boeken waren toen
tertijd ook buitengewoon
zeldzaam. Thans hebben
zelfs de armsten hun boe
ken. Dat is een van de
grootste vooruitgangen in
de menschelijke geschiede
nis.
Behalve om hun inhoud
zijn er ook verschillende
boeken, die door hun anti
quarische waarde zeer
kostbaar zijn en er zijn er
onder, in enkele groote bi
bliotheken, die hun gewicht
aan goud waard zijn.
Een zeer kostbaar boek is
dat, hetwelk de Brazilianen
den Paus ten geschenke
gaven. Het boek bestaat uit
gouden bladen, die met
juweelen bezet zijn, terwijl
de band uit een kostbaar
mozaïek van edelsteenen
bestaat, dat de landkaart
van Brazilië voorstelt.
Standaardwerken bevatten soms vele dee
len. Het record hiervan slaat wel een Chi-
neesch literair-wetenschappelijk standaard--
werk, dat „Toesjoe-tsji^eng" heet. Het bevat
5020 deelen, waarvan 20 alleen al noodig
zijn als inhoudsopgave. Op 852.588 blad
zijden zijn 153 millioen letterteekens gedrukt.
Onder auspiciën van den keizer van China
werd het in de 18e eeuw gedrukt in een
oplage van 100 exemplaren. De Keizerlijke
prinsen, de ministers en andere hoogwaar-
dieheidsbekleeders werden er mede bedacht.
Tijdens de Taipingrevolutie werden vele
exemplaren geschonden. In 1883 kwam het
Britsche museum voor den prijs van 35.000
roebel in bet bezit van een volledig exem
plaar.
Sinds de uitvinding van „Da Zwarte
Kunst", zooals de boekdrukkunst om zijn
zwarte letters wel genoemd wordt, hebben
ongeveer 25 millioen boeken de wereld ver
overd. Vraagt men nu, welk daarvan het
oudste is, dan zal de geleerde wereld onge
twijfeld eenstemmig de „Diamanten Soetra"
noemen. Deze bevond zich in Turkestan
onder 1130 manuscriptenbundels in den
keider der „Duizend Boeddha's", zorgvuldig
in linnen genaaid. Voorin staat, dat het
boek op 11 Mei 868 vóór Christus door
Wang Chiech gedrukt werd en wel met
houten drukplaten. De bladen zijn keurig
aan elkaar gelijmd en het geheel is vijl
meter lang.
Doch er zijn ook boeken van later daum,
die het vermeiden waard zijn.
Zoo ontdekte een studente in de botanie
te Cambridge, die ijverig allerlei boeken
over botanie opsloeg, tusschen twee aan
elkaar geplakte bladzijden in een natuur
wetenschappelijk werk een testament, dal
haar als vindster ten goede kwam. Het was
het testament van een groot-industrieel en
een vriend der botanie, Beverley genaamd,
die het testament zelf in het boek had ge-
piakt, voordat hij het exemplaar daarna
aan de bibliotheek te Cambridge schonk
Beverley had zich gedurende de laatste
jaren van zijn leven uitsluitend met het
moeite om daarnaast het record voor
het kleinste boek te halen, terwijl
van de banden waarin het boek ge
stoken wordt, de een al mooier en
kostbaarder is dan de andere. Zeld
zame boeken hebben hun eigen ge
schiedenis. Daarom is het niet te
verwonderen, dat zij steeds weer
liefhebbers vinden.
Het nieuwe boek ligt voor ons op de tafel.
Het is mooi van uiterlijk, keurig gebonden,
zijn rug in gouden vierkanten verdeeld, het
schutblad is van het mooiste blauw, dat
men zich kan indenken. Er ligt eeen zijden
bladwijzer naast, een kilometerteller als
het ware. Van het eerste oogenblik af hou
den wij van het boek, zijn uiterlijk trok
ons aan, nog voor wij den kostbaren inhoud
kenden.
Na de eerste bladzijden te hebben ge
lezen, besloten wij het boek niet achter
elkaar te verslinden, doch met welgevallen
bladzijde na bladzijde, regel voor regel te
genieten.
Terwijl wij als door een magische hand
voorwaarts gedreven worden en wij vol
spanning bereid zijn ieder oogenblik weer
een blad om te slaan om onze nieuws
gierigheid te bevredigen, doorploegen wij
moeizaam en grondig den woordenakker,
stil en aandachtig en volgen de woorden
~«et onze oogen. En ondanks al onze goede
-mens blül$t al spoedig, dat wil reeds
verzamelen van plan
ten bezig gehouden
en een omvangrijk
boek hierover ge
schreven. Daar hij er
van overtuigd was,
dat het boek slechts
weinig menschen zou
interesseeren, kwam
hij op het idee om
een belangrijke
schenking te geven
aan den vinder van
het testament.
Tot slot vermelden
wij nog de groote
sensatie, welke plaats
vond op een Parij-
sche boekenmarkt.
Daar werd het werk
van den dichter Ra-
cine aangeboden, dat
men letterlijk kon
eten. Alle bladen
waren namelijk in plaats van uit papier van
een soort wafel gemaakt, de band was, al
was het misschien niet bepaald een delica
tesse, uit koekdeeg en in ieder geval eetbaar.
BIJ DE ILLUSTRATIES
Links boven
De grootste bijbel van de wereld. Een
meubelmaker uit Los Angcles heeft kans
gezien dit boek in twee jaar te maken.
Links onder
Kostbare boeken uit de 17e eeuw in de
Nationale bibliotheek te Warschau; zeker
heidshalve heeft men ze aan de ketting
gelegd.
Een reusachtige atlas van den grooten
keurvorst.
Rechts boven
Bijbel uit Hamersleben, 1170. De bübel
behoort tot de Domschatten van HaLberstadl.
Een handvol dwergboeken, waaronder een
bijbel, een boek van Dante, Shakespeare,
Kant enz. De boeken zijn zóó klein, dat men
een heel drama van Shakespeare, de heele
Hel van Dante in zijn vestzakje kan steken,