Japan zooals het leeft en werkt
In het Land van de Rijzende Zon
Oost is Oost en West is West en nimmer zullen die twee
elkaar vinden. Zoo ongeveer sekreet de Engelsehe d&efcter
Rudyard Kipling, En met die regels trof hij een geweMig
probleem in de kern, want het is een diepe klove, die gaopt
tusschen de opvattingen, de zeden en gewoonten van de
volkeren op het Westelijk en het Oostelijk Halfrond. Zelfs
Japan, dat men kan beschouwen als de Westersche staat
in het Oosten, blijft voor ons nog „terra incognita". Het
uiterlijk mag op Westerscben leest geschoeid zijn, het in
nerlijk blijft voor ons nog het eeuwige raadsel van het
Oosten.
Zoo eet men in Japan. De ia het Westen gebruikelijke couverts zijn hier onbekend.
Men eet met stokjes.
Japan voert oorlog met China. Wij aan
vaarden het alweer als de gewoonste zaak
van de wereld. Of er gestreden wordt tus
schen Sjanghai en Peiping of er in die sla
gen duizenden hun leven laten, het raakt
ons nauwelijks nog. Het is immers zoover
v, eg, duizenden kilometers. De menschen,
die daar sneuvelen, kennen wij niet; wij
begrijpen hen niet. Japanners of Chinee-
zen, het is om het even, het zijn Ooster
lingen. En toch ligt juist hierin een van
de ernstigste oorzaken, dat Oost en West
elkaar zoo slecht begrijpen.
Waarom voert Japan Oorlog? Het ver
loop der geschiedenis van de laatste eeuw
toont duidelijk de oorzaken. Men weet dat
China omstreeks 1840 door de Westersche
„duivels'' gedwongen werd zijn havens
open te stellen. Het andere groote rijk in
het Oosten, Japan, dat toen op geen stuk
ken den invloed van tegenwoordig had, on
derging in 1853 een dergelijk lot. Toen
landde daar de Amerikaansche commo
dore Perry om een handelsverdrag te la
ten teekenen. Den Japanners werd het mes
op den keel gezet. Tegen de Westerlingen
die hun verzoek eventueel kracht zouden
bijzetten door middel van vuurwapens,
konden zij met pijl en boog weinig uit
richten. Ook andere mogendheden sloten
dergelijke verdragen af met het land van
de Rijzende Zon. Had men toen kunnen
voorzien dat nog geen eeuw later de be
woners van het Japansche eilandenrijk een
volkomen Westerschen staat met Wester
sche begrippen en Westersche opvattingen
zouden vormen en op hun beurt krachtig
zouden optreden tegen dezelfde mogendhe
den, die dit land wakker geschud hadden
uit zijn Oosterschen slaap?
In de optochten rijden praalwagens mee,
die booger zijn dan huizen. Deze wagen
werd gebruikt bij het Kyotofeest, dat
in de provincie Kyoto zeven dagen
achtereen gevierd wordt. Het be
hoort tot de kleurigste en oud
ste feesten.
In den eenen bodem wil het zaad niet
gedijen, elders wel. Zoo is het ook met Chi
na en Japan. Het hemelsche Rijk bleek al
een zeer onvruchtbare bodem voor het
Westersche zaad, Japan daarentegen rea
geerde heel anders Hier ontkiemde het zaad
en groeide op, gelijk de tooverboom van
een goochelaar, in een minimum van tijd
tot maximale grootte.
In de zeventiger jaren werd het feodale
stelsel afgeschaft ;het leger werd totaal ge
reorganiseerd naar Europeesch voorbeeld.
Er werd een vloot gebouwd, telegraaf en
spoorlijnen werden aangelegd. Het behoeft
geen betoog dat deze ontwikkeling aller
minst geschiedde langs lijnen van geleide
lijkheid. Groeistuipjes kwamen meer dan
eens voor en die zijn zelfs in het tegen
woordige Japan geen zeldzaamheid.
Maar met dat al is Japan een labyrinth
gebleven voor ons Westerlingen. De menta
liteit van den Japanner, ook al hlggp djamy
over een Westersch vernisje gestreken zijn,
is niet de onze. Een dergelijk verschil komt
tot uitdrukking in de bouwkunst. Men
heeft in het land van de Rijzende Zon
vroeger veel van hout gebouwd. De mees
te van deze bouwwerken zijn in den loop
der eeuwen een prooi van de vlammen ge
worden. En toch, wanneer men als toerist
in Japan vertoeft, treft men overal oude
houten gebouwen aan. Menig verzamelaar
van curiositeiten is daar reeds de dupe van
geworden. Immers, wanneer iets uit de
oudheid verminkt is, pleegt de Japanner
dit te repareeren. Ook na de reparatie geldt
het stuk in zijn geheel als .antiek". Zoo
zijn er vele tempels, die volgens de Japan
sche reisgidsen nog dateeren uit de Mid
deleeuwen, maar in werkelijkheid slechts
de remplaganten zijn uit een vorige eeuw
Een beeld als de Venus van Milo zou in het
Oosten reeds lang van een paar nieuwe ar
men voorzien zijn. Zie, hier heeft men
een van de typische mentaliteitsverschillen
Het voorbeeld zou door tallooze andere te
vermeerderen zijn.
De marskramers van het Oosten
Japan werd gemoderniseerd. Een der ge
volgen was 'n betere verzorging van zieken
en ouden van dagen. Het sterftecijfer daal
de, bovendien vertoonde de geboortecurve
een snelle stijging. Gevolg: binnen enkele
tientallen jaren, overbevolking. Expansie
was gebiedende noodzaak. Daaruit kwam
de eerste oorlog met China voort in 1894.
werd Japansch. Enkele jaren la
ter zegevierden de Japanners over de Rus-
Oosten; Port Arthur viel.
En van de laatste jaren dateert de koloni
satie in Mandsjoerije en de hernieuwde
belangstelling voor gedeelten van het He
melsche Rijk: de strijd op leven en dood
is nog in vollen gang.
Overbevolking beteekent: een teveel aan
arbeidskrachten en dus goedkoope arbeids
krachten. De Japansche artikelen kunnen
derhalve verkocht woi'den tegen een ab
normaal billijken prijs De import in vreem
de landen van deze artikelen o.a. in Ne-
derlandsch Oost Indië brengt Japansche
penetratie met zich mede. De vlag met de
Rijzende Zon wordt meer en meer gezien
in de Indische wateren en elders en daar
om heeft men de Japanners niet ten on
rechte gekarakteriseerd als de .marskra
mers van het Verre Oosten". Het is een oud
,de vlag gaat voor den handel
uit", maar 't spreekwoord heeft nog steeds
niets van zijn waarde ingeboet. Men zal
goed doen de Japansche industrie, die al
les meedoogenloos torpedeert, wat maar
even boven het water uitsteekt, in het oog
te houden.
De Japanner is onpersoonlijk.
De bekende Amerikaansche sterrenkun
dige Percival Lowel heeft van den Japan-
schen geest gezegd, dat deze onpersoonlijk
is. Het individu treedt absoluut op den ach
tergrond voor de collectieve begrippen van
staat en natie. De Japansche taal kent,
merkwaardig genoeg niet het gebruik van
persoonlijke voornaamwoorden, terwijl de
verjaardag in het leven van den Japanner
geen rol speelt. In deze onpersoonlijkheid
kan men een verklaring vinden over de
alles overheerschende vereering van het
voorgeslacht en de natie.
Het geestelijk leven der Ja
panners.
Het oudste fundament van het Japan
sche geestelijke leven is het Sjintoisme, de
vereering van natuurgeesten en die van de
voorvaderen. Alle voorwerpen in de na
tuur zijn volgens de Japanners doortrok
ken van den een of anderen geest. De doo-
den, de geesten derhalve van de gestorve
nen, onderhielden met de geesten der na
tuur nauwe relaties. En wanneer die sa
menhang tusschen mensch en natuur zoo
hecht is, baart het geen verwondering, dat
ook in het tegenwoordige Japansche leven
nog vele verhalen in omloop zijn over na
tuurwonderen in het menschelijk leven.
Lafcadio Hearn, die in Japan is gaan le
ven als een Japanner, heeft in zijn werken
heel wat daarover verteld. Voor den Sjin-
togeloovige nemen onder de natuurgeesten
de eigenlijke goden de eerste plaats in,
maar zij blijven met de natuur onverbre
kelijk verbonden. Zoo bestaat er ook een
Japansche legende, waarin verhaald wordt
dat de keizerlijke familie afstamt van de
Zonnegodin Amaterasu. Deze godin nu
heeft haar zoon via het rijk der natuurgees
ten laten afdalen naar de menschelijke
aarde en volgens de overlevering sticht in
660 v. Chr. de eerste heerscher der Aarde
z-ijn gezin en zijn rijk, begrippen, die voor
de Japanners nog ten nauwste samenhan-
«Sfc Wtmilê ytMl dat de Japjoeer
zich nooit als persoonlijkheid kan doen gel
den; hij is een onverbrekelijk onderdeel
uit het geheel. Het zijn de voorvaderen, die
hem inspireeren tot daden, hij is slechts
hun werktuig. Hoe slecht het den Japan
ner ook mag gaan tijdens zijn leven, hij
is er heilig van overtuigd dat hij na zijn
dood voor zijn gezin een goddelijk wezen
zal zijn. Met het vooruitzicht op die zalig
heid verdraagt hij elke pijn, elke smaad.
Dat verklaart ook waarom de Japansche
soldaten in den strijd tegen China zulk een
moed aan den dag leggen. De dood kan hun
immers slechts eer brengen en de verhef
fing naar een bovenaardsch bestaan!
Japansche vrouwen aan het winkelen.
Rechts: Jong Japan in oud Japansche
dracht. Bij de jaarwisseling, die in
Februari plaats vindt, worden
overal optochten gehouden.
Een tweede grondpijler, waarop de Ja
pansche staat rust, is de leer van Confucius.
Zooals men weet heeft deze Chineesche
filosoof door zijn scholen en leerstellingen
in China een aparte volksgroep in het le
ven weten te roepen van intellectueelen,
die tevens tot taak hadden het leven der
menschen te maken tot een harmonieuzen
schakel tusschen het aardsche en het he
melsche leven. Hij wist het sociale gevoel
bij de menschen wakker te roepen en daar
van een scheppende kracht te maken voor
het leven, Confucius heeft een aantal men
schen doordrongen van hun plicht leiding
te geven aan de massa. Daaraan is te dan
ken dat de Chineesche staat twintig eeuwen
lang een onaantastbaar geheel was. Hetzelf
de kan men zeggen van Japan, waar dit
besef van een groep, die leiding moest ge
ven, een krachtige, zij het inwendige staats
organisatie in het leven riep.
Een derde strooming richt zich oft het
geestelijk leven en de geestelijke behoef
ten van den enkeling: het Boeddhisme. Dit
geloof kwam door China en via Korea in
Japan. In de duizend jaren, die verloopen
zijn tusschen het eerste optreden van Gau-
tema Boeddha en het oogenblik, dat deze
strooming Japan bereikt is zijn karakter
danig veranderd. Boeddha heeft zich abso
luut gericht op den enkeling. Hij predik
te, dat door zijn „leer'" de menschen zich
geheel uit het vergankelijke leven kon
den opheffen naar het Nirwana. Geen band
zou deze stervelingen nog met de Aarde
binden.
De daden waartoe Confucius aanzette,
werden door deze vrij vage theorie, door
dit negativisme, te niet gedaan. Maar om
streeks het optreden van Christus begon de
leer gaandeweg een anderen vorm aan te
nemen ;zij vond voornamelijk haar aan
hangers onder de zwaar met zonde bela
den zielen, die niet rechtstreeks den weg
naar het Nirwana kunnen gaan, maar on
der de menschen zoeken naar steun. Zoo
was een der eerste pioniers van het Boedd
hisme in Japan een zekere Gyogi, die
onder regelmatig aanroepen van Boeddha,
het land door trok, wouden neervelde,
bruggen bouwde, dijken aanlegde, wegen
en havens aanlegde, de armen hielp de zie
ken genezing bracht en tenslotte werkte
aan den bouw van den grooten tempel.
Het gevolg van een duizendjarige ont
wikkeling van het Boeddhisme was dat er
een groot aantal secten, scholen, opvattin
gen en richtingen in het leven geroepen
werden. Het Boeddhisme werd de volksre
ligie van Japan en is zoo goed en kwaad als
dat ging samengesmolten met het Confu
cianisme en het Sjintoisme. De sporen van
dezt «f20öderjjyk« rejjgi«s vindt men voot-
Oud« JajMMMsche hout*aed«p# een voorstellend.
al terug in de ontwikkeling van de kunst:
in tempels, plastieken enz.
Zoowel Sjintoist als Boeddhist beschou
wen het aardsch bestaan als een overgangs
stadium voor de menschen en kennen daar
aan in ieder geval niet het karakter van
de eenige waarheid. De Sjintoist ziet den
mensch als den organischen schakel tus
schen voorvaderen en nakomelingen, de
Boeddhist ziet den mensch als een verza
meling krachten, die er op wachten te ont
kiemen. Maar de verwantschap is duide
lijk: een persoonlijkheid bestaat niet.
Het Zenisme.
Uit deze religies is tenslotte een vierde
strooming geboren: het Zenisme, dat wel
voortgekomen is uit het Boeddhisme, maar
juist het tegenovergestelde nastreeft De
Zenisten willen zich drenken in de gees
telijke ideëen, die hen aanwakkeren te
strijden voor het vaderland. Hieraan is het
aardsche element in geenen deele vreemd;
hun streven is sterk imperialistisch.
De Zenist tracht zich vrij te maken van
zijn persoonlijke gemoedsberoeringen. De
eigen wil moet volkomen ondergeschikt ge
maakt worden aan de een of andere zaak,
waaraan hij zich met hart en ziel moet
geven.
Hieruit zal duidelijk worden, waarom de
Japanners in dezen oorlog met China van
geen recapitulatie weten. Zij zullen niet
rusten voor de taak, die zij zich gesteld
hebben volbracht is: dat is het noodwen
dige uitvloeisel van hun mentaliteit!
HOOGSTE SNELHEID EN GROOTSTE
TRAAGHEID.
Behalve de ontwikkeling van snelle vlieg
tuigen, heeft de luchtvaarttechniek ook het
andere uiterste steeds onder oogen gehou
den, een zoo groot mogelijke traagheid.
Men neemt proeven om loodrecht op te
stijgen en evenzoo te dalen. Immers op de
ze wijze kan men op groote hoogte nauw
keurig zijn plaats van landing bepalen, ter-
Vrouw en kind in de Samuraidracht der
oude Japanners.
wijl de landingsplaats zelf ook betrekkelijk
klein kan zijn, kleiner althans dan de groo
te vliegvelden, die men tegenwoordig nog
noodig heeft. Bovendien wordt, wanneer
men onder het vliegen de snelheid tot een
minimum kan terugbrengen, het vliegen
bij laaghangende wolken minder gevaar
lijk. Zooals men ziet, dit zijn reeds belang
rijke voordeelen, die ook de leek kan con-
stateeren. De mogelijkheden van het vlieg
tuig en niet in de laatste plaats de veilig
heid, die het biedt, zouden daarmede ten
zeerste gebaat zijn. Zeer vele proeven zijn
noodig geweest eer men tot eenig resultaat
kon komen. Zoo is het de verdienste van
de Duitsche technici, dat zij erin geslaagd
zijn inderdaad een vliegtuig van het lang
zame type te construeeren.
In tegenstelling met het zoogenaamde
molenwiekvliegtuig gaat het hier niet om
een toestel dat opgehouden wordt door een
propeller maar door twee propellers, die
terzijde van den romp zijn aangebracht.
Dit toestel kan zich loodrecht van den
grond verheffen. Het molenwiekvliegtuig,
of autogiro daarentegen heeft nog een, zij
het zeer kleine baan noodig voor den start.
Dit nieuwe toestel kan bovendien niet al
leen blijven staan in de lucht, maar ook te
rugvliegen. Dat het molenwiektoestel groo-
tere afstanden kan afleggen, is alleen toe
te schrijven aan het feit, dat het in den
grond der zaak niets anders is dan een nor
maal vliegtuig, waarbij de boven den romp
aangebrachte molenwiek een groote mate
van traagheid bij starten en landen moge
lijk maakt. Het nieuwe type intusschen
levert ideale prestaties wat betreft lood
recht opstijgen en dalen. Hoewel het type
reeds een nagenoeg volmaakten staat heeft
bereikt, zijn de uitvinders nog steeds doen
de het te verbeteren. Men heeft daarmede
om een voorbeeld te noemen, al stijgende
en dalende 'n afstand afgelegd van 230 k.m.
hetgeen 'n wereldrecord beteekent, dat nim
mer door een vliegtuig van het gangbare
type geëvenaard kan worden.
Er zijn nog slechts enkele maanden ver
streken sinds de eerste openbare proef
vluchten van het nieuwe toestel. De hoog
ste horizontale snelheid bedraagt 200 k.m.,
terwijl de uursnelheid bij windstilte terug
gebracht kan worden tot 40 k.m.; bij tegen
wind kan het in de lucht blijven stilstaan.
Dit resultaat is voornamelijk te danken aan
de nieuwe vinding, dat tijdens de vlucht
het draagvlak vergroot kan worden door
uitslaande kleppen aan vleugels en staart.
Wij twijfelen er niet aan, of ter zijner
tijd, wanneer dit type officieel wordt uit
gebracht, zal men ook voor de toestellen,
die tot dusverre alleen ingesteld waren op
groote snelheid, profijt trekken van deze
nieuwe vinding. Het gaat met den vorm
der vliegtuigen als met het leven, nooit
stilstand: zichzelf gelijk blijven, staat ge
lijk met relatieven achteruitgang.