DE GROOTE DAG DE GROOTE OLYMPISCHE DAG PRIJSVRAAG No. 10 11 JUNI A S. 11 JUNI A S. e ra JULIANA VAN STOLBERGLAAN 22, DEN HAAG. Oplossing Prijsvraag No. 8: „In den Radio-Doolhof" De Radio-Centrale No. 11. RAMPIT DE ZEEMAN. „S.O.S. S.O.S. HJ.e.r. K.X.G. V.e.r.La.t.e.n. m.a.c.h.i.n.e. z.i.n.k.e.n „Zie je wel, ik heb het jo gezegd. Die lui houden zich niet langer boven water", zegt Rampit. „'k Zal ze seinen, dat we nog 8 mij' van ze ver wijderd zijn „H.i.e.r. Z.e.e.m.e.e.r.m.i.r-. K.X.G. w.ij. z.ij.n. b.i.n.n.e.n e.e.n u.u.r. b.ij. U „Dat geeft geen zier meer, Prutser, ze kunnen toch niet meer ontvangen, want hun radiotoestel ligt natuurlijk ook in zee Maar we zullen aan dek gaan. We kunnen ieder oogenblik de plaats van de ramp bereiken. Als het maar niet zoo donker was!" „Zeg Rampit!", roept de Kapitein van de brug, „ga jij met Bikkel eens in het kraaiennest. Van daaruit zul je met het zoeklicht wel meer kunnen zien dan wij hier." Maar of ze den stralenbundel van het zoeklicht al over het water lieten spelen, van links naar rechts, veraf of dichtbij, het bleef vergeefsche moeite, van een vliegtuig was geen spoor te ont dekken Tot eindelijk de kleine Pummeltje, die vóór op den boeg zat uit te kijken, alarm maakte. „Zeg, Rampit", riep hij opeens, ,,'k geloof dot ik roepen hoor!" Allen spitsten ze de ooren, zou het werkelijk?? „Ahoidrong het heel zwakjes tot de beman ning van de Zeemeermin door. „Gevonden", klonk het als uit één mond. „We zullen iets meer naar bakboord moeten aanhouden, zou ik denken, kapitein!", riep Ram pit van z'n hoogen observatiepost. „Ik zal m'n lampje eens in die richting laten schijnen." En een heldere lichtbundel doorboorde den donke ren nacht, op zoek naar de schipbreukelingen „Wacht 's effen, Rampit, kijk daar eens voor je uit, daar drijft iets." Rampit liet er z'n zoeklicht op schijnen... „Dat zijn ze Bikkel!... Ahoi, ahoi't Is een bootNou kijk 's aan, ze heb ben er een mast op ook." Allemaal snelden ze naar de reeling. De Zeemeermin was het scheepje nu dicht gena derd. Het bleek een rubber vouwboot te zijn, waarin zeven totaal verkleumde menschen zaten opgepropt. Ze mochten van geluk spreken, dat er geen hooge zee stond, want dan waren ze allang vergaan. Nu was het een kleine moeite voor de opvaren den van de Zeemeermin, ze alle zeven heelhuids aan boord te krijgen. Bij Kokkie in de kombuis werden ze gauw van warm eten en drinken voorzien en daar kwamen ze dan ook spoedig weer op hun verhaal na den bangen nacht in het open bootje op zee. (Wordt vervolgd.) Wat onze lezers met bovenstaande puzzle moeten doen, behoeven wij wel niet te zeggen. Een rebus hebt U zeker allemaal wel eens opgelost. De verrassing van een rebus ligt echter altijd juist in de gevonden oplossing. Wat hebben al deze teekeningetjes en figuurtjes U te vertellen? Doet U mee? Dan kunt U zelf hierop het antwoord geven. Zij, die meenen de goede oplossing te hebben gevonden, kunnen deze oplossing liefst op briefkaart geschreven inzenden aan de Redactie van het blad: Drie oplossingen, die door de Redactie als de beste worden aangemerkt, zullen worden beloond met een waardebon van f2.50. Bij meerdere goede oplossingen beslist het lot. De waardebon kan tegen genoemd bedrag worden ingewisseld bij de Radio-Centrale. N.B. Over den uitslag kan niet worden gecorrespondeerd. WAAROP ALLE TAKKEN VAN SPORT ELKAAR IN HET OLYMPISCH STADION TE AMSTERDAM ZULLEN ONTMOETEN MET HAN HOLLANDER VOOR DE MICROFOON OM ZIJN ENTHOUSIAST VER SLAG TE GEVEN WILT U OOK LUISTEREN? LAAT U DAN HEDEN AAN SLUITEN BIJ Centrale Radio-Ontvangst kan in tijden van oorlog aan alle aangeslotenen zekerheid bieden van tijdige alarmeering bij luchtaanvallen. Vele menschen houden er een hobby (liefhebberij) op na welke zij van vader op zoon hebben over geërfd, onderen beginnen zelfs op lateren leef tijd nog aan een hobby. Een der meest verbreide liefhebberijen is wel het posfzegelverzamelen. Wij weten nog hoe wij in onze jeugd fel waren op eiken postzegel welken wij maar te pakken konden krijgen. Of ze weinig of veel waarde vertegenwoordigden kwam er niet op aan; hebben was de kunst. Postzegels werden geruild in den trein, op straat, voor school en ook wel onder schooltijd, op ge vaar af dat dit strafwerk zou opleveren. Gewich tige onderhandelingen werden gevoerd, over por tret- of landschapszegels, overdrukken en wat dies meer zij. 's Woensdags- of Zaterdagsmiddags gingen wij naar Amsterdam naar de postzegelmarkt op den N.Z. Voorburgwal, waar druk handel gedreven werd tusschen mannen met baarden en schooljon gens zonder idem. Ruilboekjes werden tevoor schijn gehaald, loupes, en wanneer men meende iets bijzonders in zoo'n boekje gezien te hebben, dan probeerde men met een nietszeggend ge zicht, dat bijzondere exemplaar tegen zoo laag mogelijken prijs in honden te krijgen. De onkunde speelde altijd een groote rol, maar in den post zegelscharrel wel het meest. Een der frappantste staaltjes welke wij medemaak- ten is wel het volgende: Op een kantoor werkten eenige jongste bedienden en onder koffietijd moest er wel eens een onder handen genomen worden, want er werd altijd kattekwaad uitge voerd (tenminste naar het oordeel van de oudere kontoorbedienden). Meestal werd de straf voltrokken door middel van de stempels en stempelkussen. Een afdruk van het stempel „drukwerk" op je (papieren) boord was wel de zwaarste straf welke op die manier ten uitvoer gebracht kon worden en wanneer dit dan eens handtastelijke protesten ten gevolge had, niettegenstaande de wetenschap, dat je toch altijd het loodje moest leggen, dan kwam steeds de uit spraak van den chef: vanmiddag op den zolder dan krijgen we wel. Die zolder was dan de martelkamer, waarheen je gedreven werd wanneer de tijd voor de vol trekking van je vonnis aangebroken was. Daar het geheele hoogere personeel steeds be reid was mede te werken, was er voor de kleinere jongens geen ontkomen aan en dan begon de pret. Nadat men zijn broodjes had opgegeten, werd men door eenige sterke armen mede naar boven genomen en onder handen genomen. Dit ging dan als volgt: Een kuip met vuil water, afkomstig van oude flesschen (het ging hier om een wijn- kooperskontoor) was de eerste phase. Men maakte een weinig ruimte, door de vuile (ledige) flesschen wat opzij te duwen en dan pakten 2 sterke mannen het jochie beet, keerden net om met zijn hoofd naar beneden en lieten het zakken tusschen de ledige flesschen en het vieze water. Er werd tot 10 geteld en dan werd men weer opgeheschen, om wat lucht te happen. Daarna werd deze duik eenige malen herhaald, totdat men er genoeg van had. Een andermaal werd het slachtoffer tusschen 2 bedienden opge nomen en horizontaal gejonast op een zoodanige manier, dat precies de afstand werd gemeten welken men moest afleggen tusschen de vrije lucht en een deur, zoodat men telkens op millimeter afstand met zijn hoofd tegen de deur werd ge schommeld. De angst dat men zich in den afstond zou vergissen was voldoende om een geweldig gebrul te uiten, hetgeen natuurlijk een en onder ten zeerste opluisterde. Op zekeren middag had schrijver dezes wederom straf verdiend (dit was o zoo gemakkelijk te verdienen, want men zond je met een boodschap uit, b.v. eenige kwitanties innen jn het Noorden van de stad en eenige in het Zuiden. Als je dan niet om 12 uur terug was, don had je de lijn ge trokken en was straf noodzakelijk om hef af te leeren). De voltrekking van het vonnis was bepaald op half één en je had je maar te melden. Er werd echter door het slachtoffer dit keer niet veel voor gevoeld en hij besloot om zich te verschuilen en wel in het achterste gedeelte van den bovensten zolder van het zeer oude pond. De zaak was reeds sedert 1733 in dat pand gevestigd en er waren veel kisten met ouden rommel op die ver dieping weggeborgen. Hoe ben je als jongen van 15 jaar. Je wilt van alles onderzoeken en zoo ge beurde het op dien dag dat eenige kisten werden opengebroken en wie schetst de verbazing van het jochie, dat ontdekte dat vele kisten vol waren met oude brieven waarop de postzegels van 1849 af nog op de brieven zaten. Deze brieven woren nl. tevens de enveloppe, zoodat aan den eenen kant het odres en aan den anderen kont de mede- deelingen geschreven waren. Het jochie verzamelde eenige tientallen postze gels, die hij zoo te hooi en te gras van de brie ven zag afvallen. Vol bewondering monsterde hij z'n pas verworven buit. Er waren er bij, met een waarde van ƒ1.tot f5. Opeens kwam hij echter weer tot de werkelijk heid terug en voelde zich plotseling maar erg be nauwd op dien rommelzolder. Den heelen middag daar blijven kon toch ook niet. Hij trok daarom de stoute schoenen aan en pro beerde een zoo onverschillig mogelijk gezicht te trekken, alsof hij nergens van af wist. Het benepen hartje, dat bonsde, hoorde alleen hij zelf. Toen, met een brjnie-achtig_gebaar, de deur van het kantoor openHij duizelde een oogenblik. Maar vóór nog iemand iets kon zeggen, haalde hij een handvol van de prachtige postzegels te voorschijn en legde die neer op het bureau van den oudsten bediende, die een verwoed post zegelverzamelaar was. Sprakeloos van verbazing keek die noar de mooie zegels. „Hoe kom je daar aan 11", was de eerste uitroep. En in minder dan geen tijd stonden olie onrfpr»" «*r omheen. Vol kleuren en geuien, met een fantastisch tintje, werd toen het eldorado op den bewusten zolder opgedischt. „Zeg jongeman, je hebt je straf nog niet gehad!' bedacht zich opeens er een. „Moor je kunt die afkoopen, als je voor ons ook zegels gaat holen!" Dat was een idee, waarmee de onderen luidruch tig instemden, toen opeens Daar ging de deur open, en wat zelden of nooit gebeurde, kwam de directeur in hoogst eigen persoon binnen. Enkelen snelden noar hun plaats, anderen keken elkaar verwezen van schrik aan. „Wat is hier aan de hand?!", klonk streng en kort zijn vroag. Hoe het allemaal gebeurde weet niemand zich meer juist te herinneren. Het jochie zag zich ech ter opeens geplaatst in de privé-kamer van „den boos", een vertrek waarvan je als doodgewone bediende nooit meer dan den drempel te zien kreeg. En door moest hij alles opbiechten. Het relaas werd met den grootsten ernst en stilte aange hoord. Toen hij klaar was, was het een oogenblik doodstil in het vertrek, alleen het eentonig getik van de klok werd gehoord, 'n Benauwende stilte voor den zondaar. „Haaa, ha, ha, ha die is goed! Verdraaid han dig bekeken, 'n Goeie mop! 'n Reuzenmanier om je strof te ontloopen. Zeg eens kwajongen, spaar jij postzegels? Laat eens kijken, wat heb je door van mijn zolder gegapt. Weet je wel, dat je daar onrechtmatig aan bent gekomen?! (Toch ver draaid aardig)." Het jochie voelde zich alsof hij het in Keulen hoorde donderen. Wat?... De directeur lachte?! Of was hij nou eigenlijk kwaad?! Wat er allemaal nog gesproken was, weet hij zich niet meer te herinneren. Wél, dot hij met een

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1939 | | pagina 6