Hoe de menschheid zich door de eeuwen
verdedigd heeft - Van aarden wal tot betonmuur
Geweldig voorbeeld van middeleenwsche versterkingen. De Groote Chineesche Muur,
welke gebouwd werd, eeuwen voor onze tijdrekening, toen men in Europa een der
gelijke vorm van verdediging nog niet kende. De Chineesche Muur was vooral be
stemd om invallen van zwervende Nomadenstammen af te slaan.
Het oude vestingssysteem
ondeugdelijk gebleken.
DE wereldoorlog heeft in zooverre een
verrassing gebracht, dat bleek hoe
sterke vestingen naar verhouding
spoedig bezweken voor een aanval. Hoewel
Verdun nooit geheel in handen van den
vijand is gevallen, is toch gebleken dat de
methode van afzonderlijke forten niet meer
paste in het schema van de moderne strate
gie. Onmiddellijk na den wereldoorlog is
men dan ook begonnen met het maken van
gesloten linies langs zwakke grensgebie
den. Zoo ontstonden meer in dan boven
den grond de Maginot- en Siegfriedlinie.
Deze linies liggen ter weerszijden van de
grens tegenover elkaar en het is welhaast
ondenkbaar dat een troepenmacht, hoe
groot ook, het zij van de eene, hetzij van
de andere zijde, kans zal zien ooit over de
ze barrière heen te komen.
Deze ingenieuze, grootendeels gecamou
fleerde vestingwallen doen denken aan den
reusachtigen Chineeschen Muur, die in
vroeger eeuwen de Chineezen over een af
stand van 2450 k.m. langs de grens van hun
Boven:
Gedeelte van de Maginoilinie. Alles ziet er
heel onschuldig uit, maar dit is slechts ca
mouflage.
Daaronder:
Het door de Duitschers in 1871 veroverde
fort Issy IH van de Parijsche
vestingwerken.
Git den „goeden" ouden
tijd. Belegering en ver
dediging van een stads
muur met behulp van
gevechtstorens en kata
pulten, waarmede stee-
nen projectielen in de
vesting werden geslin
gerd.
rijk hebben opgetrokken. Zij werd opge
richt om invallen van Nomaden af te slaan.
Niet zoo geweldig, maar in principe daar
mede toch veel overeenkomst vertoonend
was de Romeinsche „Linies", die zich eens
uitstrekte over een afstand van 250 km, te
weten van het Taunusgebergte tot den Do-
nau.
Als moderne pendanten van den ouden
Chineeschen Muur kan men beschouwen de
Maginot- en Siegfriedlinie, en tenslotte den
Duitschen „Oostwal". Daar over de beide
eerstgenoemde linies nogal het een en an
der geschreven is, bepalen wij ons tot het
geven van enkele bijzonderheden van de
zen
betonnen muur in het Oosten.
DE leiding van deze vestingwerken,
die in koortsachtig tempo uit den
grond gestampt worden, berust bij dr.
Todt, zooals men weet de bouwer van de
des verdrag van Versa ïlles, met het gevolg
dat de fortificaties weer moesten verdwij
nen! Thans is daarvan geen sprake meer
en wordt met man en macht aan de ver
sterkingen gewerkt. De linie ligt op onge
veer 30 km. aohter de grens.
In Silezië en in Pommeren zijn reeds ge
weldige forten gereed gekomen, terwijl de
Oder een natuurlijk onderdeel vormt van
deze Oostelijke linie, die wanneer zij geheel
gereed zal zijn, een der sterkste van Euro
pa belooft te worden.
Uit het feit, dat duizenden en nog eens
duizenden mannen uit hun dagelijkschen
arbeid zijn weggeroepen, blijkt wel reeds
hoe ernstig in Duitschland de versterking
van de Oostelijke grenzen opgevat wordt.
Met een drie-ploegenstelsel hoopt men een
gedeelte van de verloren jaren terug te
winnen. Het is een strijd tegen het uur
werk, een afmattende strijd, die ongetwij
feld veel van de krachten van het Duitsche
volk zal vergen. Men behoeft slechts te
bedenken hoeveel jaren noodig zijn ge
weest om de geperfectionneerde Maginotli-
nie in het leven te roepen, de Duitsche
„Oostwal" is nog veel gigantischer van op
zet. Eenig idee van de sterkte dezer uitge
strekte fortificaties kan men krijgen, wan
neer men in de gelegenheid is eens een
kijkje te nemen in de omstreken van het
Oost Pruisische Koningsbergen. Met kwis
tige hand liggen de verdedigingswerken
tusschen de meren gestrooid.maar on
zichtbaar en verbonden door onderaardsche
gangen en telefooninstallaties.
Waar gaat het naar toe?
Wanneer men hoort van dergelijke dui
zelingwekkende cijfers, wanneer men een
indruk krijgt uit de feiten hoe tot de tan
den elke staat bezig is zich te bewapenen,
dan vraagt men zich af: „waar gaat het
naar toe?" Als geharnaste ridders kunnen
de landen door een kleine ontsporing van
het militair-diplomatieke apparaat tegen
over elkaar komen te staan om het vceese-
lijkste tournooi uit te strijden, dat ooit op
deze aarde is gehouden. Zelfs de verschrik
kingen van den wereldoorlog zullen nog
slechts gering zijn, vergeleken bij hetgeen
ons wellicht in de naaste toekomst staat te
wachten. Geharnaste ridders, die tegen el
kaar ten strijde trekken. Maar hoe mee-
doogenloos zal dit massale gevecht worden.
Van een strijd man-tegen-man kan geen
sprake meer zijn. De machine zal het hoog
ste woord spreken. Hopen wij dat deze
stem nog geruimen tijd zal zwijgen.
Siegfriedlinie. Het is begrijpelijk dat de
Duitsche regeering in een gespannen tijd
als den onzen in allerijl deze fortificaties in
het leven heeft geroepen. Want hier lag en
ligt ten deele nog de zwakke zijde van het
groot Duitsche Rijk. Over een afstand van
1000 km., van nature onbeschermd, lag het
land open. Deze stand van zaken vormde
uit den aard der zaak een onmiddellijke be
dreiging voor het slechts op 150 k.m. van
deze grens gelegen Berlijn. Een dergelijke
afstand beteekent in een modernen oorlog
veel minder dan enkele tientallen jaren ge
leden.
De eerste versterkingen in dit gebied da
teeren uit 1925 en 1926. Een en ander was
echter in strijd met de regelen van het vre-
Op vele plaatsen zijn de Middeleeuwsche
versterkingen nog goed bewaard gebleven.
ZOOLANG de menschen gedwongen
waren hun vaderland te beschermen
tegen de invallen van vijandelijke
stammen, zoolang hebben zij er ook naar
gestreefd hun grensprovincies danig te ver
sterken en hun woning half en half te ver
anderen in vestingen. Maar evenals de wa
pens in den loop der eeuwen een evolutie
ondergingen, zoo was ook de vestingbouw in
den vorm van de palissadeering en van de
schanswallen onzer verre voorvaderen, via
de indrukwekkende Middeleeuwsche burch
ten op hooge rotsen onderhevig aan veran
dering en verbetering.
REEDS zeer vroeg heeft men ingezien
dat met de beperkte verdedigingsmid
delen, waarover men toen dus in
de eerste eeuwen van onze jaartelling de
beschikking had, zooveel mogelijk profijt
getrokken moest worden van de gunstige
terreinsomstandigheden. Burchten en kas-
teelen werden derhalve nooit gebouwd
midden in laagvlakten, maar op zooveel
mógelijk hooge ontoegankelijke rotsen.
Wanneer dit niet mogelijk was en men
toch een burcht in een vlakte moest bou
wen, dan werd deze kunstmatig ontoegan
kelijk gemaakt door het graven van breede
grachten. Deze grachten dienden als na
tuurlijke bescherming van de zware muren
en poorten. Het water was vroeger voor
een oorlogvoerende stam reeds een vrij
wel onoverkomelijke hinderpaal en dat is
in onzen tijd eigenlijk nog precies zoo. Deze
Middeleeuwsche vestingen bleven stand
houden, zoolang de vuurwapens nog niet
waren uitgevonden, en tot dat gewichtige
oogenblik in de krijgsgeschiedenis waren
dergelijke burchten practisch onneembaar.
Lr v/as werkelijk een overweldigende meer
derheid van de aanvallers voor noodig om
met stormrammen en ladders over de dicht
gegooide grachten te komen en zoo een
versterkte stad in te nemen.
Het meeste lezen wij dan ook in de oude
kronieken van steden, die zich moesten
overgeven, daartoe genoopt door honger en
uitputting, of er was verraad in het spel.
Maar de burchten zelf waren nauwelijks te
De volkeren hebben elkaar nooit erg vertrouwd, al hnn goede en idealistische bedoelin
gen ten spijt. Het „hebt uw naaste lief gelijk u zelve" blijft helaas al te veel theorie-
Het eene volk staat in den grond van de zaak wantrouwend tegenover het andere. Men
kan nooit weten wat de een of andere nabuurstaat in zijn schild voert. Daarom hebben
in den loop der eenwen alle volkeren van het oude werelddeel Europa hun grenzen ver
sterkt, omdat zij zich dan alleen veilig wisten. Slechts door de versterkingen over en
weer, werd tnsschen de staten eenige zekerheid geschapen, omdat de eene zeer wel be
greep dat een inval onmiddellijk beantwoord zon worden. In den loop der eenwen zijn
deze versterkingen uitgebouwd en geperiectionneerd en er ligt een heele afstand tus
schen de aarden wallen der middeleeuwen en de moderne betonnen mnren als Sieg-
tried- en Maginot-linie uit onze dagen. In ons artikei werpen wij eenig licht op de
geweldige ontwikkeling, die daar tusschen ligt.
nemen.
Vuurwapens brengen revolutie teweeg.
TOEN het vuurwapen uitgevonden
werd, beteekende dat een revolutie
in de krijgskunde. Daartegen waren
de dikke muren niet bestand en versterkte
sleden waren van strategisch standpunt be
keken practisch waardeloos.
De latere vestingbouwers zagen af van
hooge muurtorens en tinnen, zij versterk
ten de wallen en legden het accent meer op
de artillerie, die gemakkelijk een overzich
telijk voorland kon beheerschen.
Ook van den ringmuur zag men al spoe
dig af en zorgde er door een ingenieuze op
stelling van de versterkingswerken voor
dat de afzonderlijke bastions elkaar flan
keerden en elkaar wederzijds konden steu
nen.
Toen men eenmaal zoover gekomen was,
behoefde nog slechts een schrede gedaan te
worden om te komen tot de geweldige for
tificaties, die in den wereldoorlog gebruikt
werden.
Vele eeuwen achtereen kan men in den
vestingbouw alleen maar è#h evolutie waar
nemen; op dezelfde basis werkte men door
en perfectionneerde alle onderdeelen, tot
zij voor geen vervolmaking meer vatbaar
waren. De in den wereldoorlog dienstdoen
de fortificaties muntten reeds uit door zeer
sterke voorwerken, forten, die een groot
gebied, waarin de vijandelijke linies bin
nengedrongen werden, geheel beheersch-
ten. Maar hoe krachtiger het aanvalswa
pen werd, des te dieper werd de partij, die
zich verdedigde, gedwongen in de aarde
haar heil te zoeken.
Menno van Coehoorn, veldheer
en vestingbouwer.
EEN der roemruchtste figuren uit de
krijsgeschiedenis van West Europa
is ongetwijfeld Menno baron van
Coehoorn. Hij werd geboren op de Lettiga
State bij Leeuwarden uit een Zweedsch ge-
Gedeelte van de Siegfriedlinie. De moderne
gevechtslinies zijn voor het grootste deel in
den grond gebouwd. Op onze afbeelding
ziet men de aspergeversperring met tank
vallen.
slacht, dat ten tijde van Koning Christiaan
II naar Nederland was gekomen. Afgunst
verhinderde, dat hij zich onder zijn tijdge-
nooten niet nog meer roem verwierf. Hij
was de gunsteling van de Oranjes, achter
eenvolgens van Hendrik Casimir en stad
houder Willem III. Maar niet alleen binnen
de grenzen erkende men zijn greotheid,
ook daarbuiten. Zoo is bekend, dat hij, na
de uitstekend door hem geleide belegerin
gen van Kaiserwerth en Bonn door den
Keurvorst van Brandenburg werd aange
zocht om in zijn dienst te komen. Maar van
Coehoorn weigerde. Kort tevoren had hij
zich reeds onderscheiden bij den veldtocht
van 1667, bij Maastricht en voorts in de
slagen bij Seneffe, Kassei en St. Denis. Bij
het beleg van Grave kwam hij met eenige
belangrijke uitvindingen voor den dag, n.1.
zijn grachtsovergang over rijshout en de
draagbare mortieren, naar hem nog be
kend staande Coehoorn-mortieren. Dit wa
pen is uit brons gegoten, een zoogenaamde
gladde voorlaadmotier, die onder een hoek
van 45 gr. gemonteerd was op een houten
onderstel, dat door vier man gedragen kon
worden.
De schotsverheid maximaal 200 me
ter werd geregeld door de sterkte van
de lading.
Als merkwaardigheid kan nog vermeld
worden, dat deze Coehoornmortier in groot
formaat bij het beleg van Antwerpen in
1832 nog gebruikt werd.
Het is hier niet de plaats om uitvoerig de
wapenfeiten van Van Coehoorn na te gaan,
het zijn er te veel en zij doen hier niet ter
zake. Wel moeten wij wijzen op de verster
kingen, die hij te Namen heeft aangelegd,
waar hij trouwens ook enkele malen gele
genheid kreeg zijn veldheersgaven te too-
nen.
Willem III benoemde
hem tot ingenieur-ge
neraal der fortificatiën.
Hij bevestigde zijn roem
nog door het publicee-
ren van „Nieuwe Ves
tingbouwdat ook in
het Fransch-Duitsch
werd vertaald.
Veel heeft van Coe
hoorn gedaan voor het
vestingwezen. De nieu
we ideëen, die hij in
toepassing bracht, zijn
blijven doorwerken tot
op dezen tijd. Hij bracht
het gebastioneerde stel
sel tot groote volmaakt
heid. Zooveel mogelijk
vermeed hij kostbaar
metselwerk. Natuurlijk
is zijn systeem in den
loop der tijden verou
derd, maar veel in den
tegenwoordigen forten-
bouw herinnert nog aan
zijn ideeën. Hij stak zijn
tijdgenoot Vauban in
roem naar de kroon. Te
betreuren blijft het dat
van Coehoorn, toch een
man van internationale
vermaardheid, in zijn
eigen land niet geheel
de vrije hand werd ge
laten, zoodat hij zijn
gaven niet ten volle
heeft kunnen ontploo
ien als de Franschman
Vauban.
Wat in van Coehoorn
tenslotte zoo gewaar
deerd moet worden is
den breeden kijk, die
hij op alles had. Hy zag
het vraagstuk van de
landsverdediging groot
en uit het bovenstaan
de is reeds gebleken dat
hij alles behalve een
droge kamergeleerde
was. Zijn grootheid be
rustte op het combinee
ren van theorie en prac-
tijk. Het is in zekeren
zin een hulde, dat zijn
beginselen zoo lang toe
gepast werden.