Sclu'iiui AlJiillilï.ci'iiiA via
ilc IJ jkI i«i -I ciiI i'jiIc
Het is algemeen bekend, dat de lucht
bescherming een taak is, die op de geheele
bevolking rust en dat die bescherming niet
op de overheid kan worden afgeschoven,
al neemt dat niet weg, dat de overheid, met
al de haar ten dienste staande middelen,
ook zal trachten de bevolking in haar taak
in de luchtbescherming zooveel mogelijk
voor te lichten en behulpzaam te zijn.
Maar al te dikwijls wordt de luchtbescher
ming door de burgerij bekeken als een uit
sluitende overheidsbemoeiing en vergeet
men, dat luchtbescherming vooral ZELF
BESCHERMING is en dat ieder burger
VERPLICHT is voor zichzelf en zijn gezin te
zorgen. Zeer zeker zal de Staat en/of de
gemeentelijke overheid in vele gevallen de
burgers, die b.v. om financieele redenen niet
de gewenschte voorzorgs- en beschermings
maatregelen kunnen nemen, trachten te
helpen, doch ieder moet goed begrijpen,
dat de bescherming van zichzelf en het
gezin tegen gevaren uit de lucht, hoofd
zakelijk bij de burgerij zelf berust.
Luchtbescherming is passief, dat wil zeggen,
dat de luchtbescherming niet actief optreedt
of aan een strijd deelneemt. Vandaar dat
de luchtbescherming ook geen militair ap
paraat is en bij de burgerij thuis behoort.
De overheid zorgt voor de openbare dien
sten en de bescherming van al datgene wat
daarmede verband houdt, de burger zelf
zorgt voor bescherming in zijn gezin en
zijn huis.
Een zeer belangrijke factor bij luchtaanval
len is de alarmeering. Deze alarmeering is
daarom van een zoo groot belang, omdat
de tijd, die verloopt tusschen de alarmee
ring bij een luchtaanval en het verschijnen
van de vijandelijke vliegtuigen boven het
gealarmeerde gedeelte, zóó kort is, dat men
nauwelijks den tijd zal hebben alle maat
regelen, die men behoort te nemen, tijdig
uit te voeren.
Als men rekent, dat b.v. een vliegtuig, bij
een snelheid van 400 km per uur en dat
is nog niet eens een maximum snelheid
binnen 25 minuten over geheel ons land is
gevlogen, dan kan men een indruk krijgen
hoe snel de vijandelijke vliegtuigen hun
doel, dat zij in ons land willen bestoken,
zullen benaderen en dat dus een DIRECT
EN ZEKER WERKEND ALARMEERINGS-
SYSTEEM een allereerste vereischte is.
Ons land heeft als alarmeeringssysteem de
sirenes en de RADIO-CENTRALES, en de
burgerij kan zich daarmee gelukkig prijzen.
Weinig landen in Europa zijn zoover, dat
zij op een goed functionneerend distributie
apparaat van radio-centrales kunnen
wijzen; wij daarentegen hebben in Holland
een subliem werkend RADIO-CENTRALE-
apparaat, dat als ZELFBESCHERMINGS
APPARAAT DE GEHEELE BEVOLKING ON
SCHATBARE DIENSTEN ZAL KUNNEN BE
WIJZEN IN TIJDEN VAN LUCHTGEVAAR
VOOR ONS LAND.
Reeds tal van gemeentelijke overheden zijn
dan ook dankbaar gebruik gaan maken van
de groote mogelijkheden, die de RADIO
CENTRALE haar in tijd van oorlog kan
bieden en gelukkig begint men het groote
nut van de RADIO-CENTRALE als ALAR
MEERINGSSYSTEEM voor de BURGERIJ hoe
langer hoe meer in te zien.
Kii«li<i-
Alt«»iiii«Vü
Dit is trouwens geen wonder, want als men
deze kwestie eens goed bekijkt, dan zal
ieder direct begrijpen, dat de RADIO-
CENTRALE-ONTVANGST juist het eenige
betrouwbare systeem is om de bevolking te
verzekeren van een steeds functionneerend
apparaat voot waarschuwings- en berich
tendienst.
Wat er zal gaan gebeuren, als Nederland
bij een conflict betrokken wordt, kunnen wij
thans niet overzien, wij bedoelen op RADIO-
gebied, maar vrij zeker zullen de Neder-
landsche zenders onder militaire controle
komen. Dat er alarmeeringsberichten be
treffende luchtaanvallen door de zenders
uitgezonden zullen worden, is uitgesloten;
ten eerste zou men dan steeds de gehétele
bevolking moeten alarmeeren en er bij uit
eenzetten, dat de aanval b.v. alleen o^
noordelijk of zuidelijk gebied is gericht.
Maar dan zou toch steeds ieder luisteren
naar deze berichten, wat een noodelooze
angststemming teweeg zou brengen en de
ongerustheid onder de burgerij nog zou
doen toenemen. Juist in tijden van groot ge
vaar moet men alles doen om paniek en
angststemming te voorkomen.
De alarmeering zal dus zooveel mogelijk
plaatselijk moeten geschieden en zullen de
grenswachtposten, die vijandelijke vlieg
tuigen de grens zien naderen, allereerst aan
den Centralen Luchtwachtpost het bericht
doorgeven van de nadering der vijandelijke
vliegtuigen, d.w.z. het tijdstip waarop en de
plaats waar zij de grens passeeren en de
richting waarin zij zich bewegen.
Nu kan de Centrale Luchtwachtdienst reeds
direct alle hoofden van Luchtbescherming
waarschuwen, hetgeen dan ook prompt zal
gebeuren. De hoofden van den gemeente
lijken Luchtbeschermingsdienst kunnen dan
reeds hun voorbereidende maatregelen
treffen, door b.v. den hoofden der verschil
lende diensten of de piket-commandanten
een waarschuwingssein te laten geven, zoo
iets als: „Weest op uw hoede".
Na den eersten grensluchtwachtpost te zijn
gepasseerd, staat er, meer binnenwaarts
gelegen, opnieuw 'n linie luchtwachtposten,
de 2e linie dus, die bij het naderen van
vijandelijke vliegtuigen, op haar beurt, een
bericht radio-telefonisch doorgeeft aan den
Centralen Luchtwachtdienst, meldende:
plaats van waarneming, tijdstip, richting en
aantal der vliegtuigen.
Met dit tweede bericht in handen kan vrij
wel direct door ieder hoofd Luchtbescher
mingsdienst worden uitgemaakt, of er direct
gevaar voor zijn gemeente bestaat, door
dat de richting, die de vliegtuigen kiezen,
te bepalen is door een denkbeeldige lijn te
trekken tusschen de plaats van grensover
schrijding en de plaats waar de vijandelijke
vliegtuigen de tweede luchtwachtlinie pas
seerden.
Nu zullen dus de hoofden van Luchtbescher
mingsdienst uitmaken, dat er voor hun ge
meente luchtgevaar bestaat en zullen zij dus
ALARM maken voor de geheele bevolking.
Dit zal geschieden eeut door het attentie-
sein der SIRENES en in die gemeenten, die
reeds in samenwerking met de RADIO
CENTRALE haar alarmeeringssysteem heb
ben uitgewerkt, ook door middel van mede-
deelingen door de microfoon van de
RADIO-CENTRALE. Onnoodig te zeggeiy
dat de burgerij van deze gemeenten ontzag
lijk veel meer in het voordeel is dan zij, die
uitsluitend op sirenes moeten afgoan.
Sirenes kunnen niet spreken, niet voorlich
ten, niet behulpzaam zijn bij de zoo hard
noodige voorlichting der bevolking; zij
loeien en gillen slechts en zijn uitsluitend het
attentiesein voor den luchtaanval. Dan komt
voor de burgerij de groote vraag:
WAT MOETEN WIJ NU BEGINNEN
80 pet. van de bevolking zal hierop het
antwoord schuldig blijven, omdat zij het
niet weten, het ook niet zullen weten, want
zij hebben zich zelden of nooit om lucht
bescherming bekommerd. Maar als er ge
vaar in werkelijkheid gaat dreigen, ja, dan
verandert de zaak, dan gaan ze er wel
voor voelen, heel erg veel zelfs, en zullen
zij maar al te graag worden ingelicht en
luisteren naar hetgeen men hun zal zeggen.
Maar wie zal het Hun dan moeten zeggen,
want dan zullen zij, die onverschilligen, I
honderden, zelfs bij duizenden tegelijk w
len vernemen, wat men moet doen c
dan loeien de sirenes.... en verder zulle
zij, die ONWETEND ZIJN, onvoorbereid c
gevaren moeten afwachten in ANGST El
RADELOOZE SPANNING.
Diegenen, die aangesloten zijn bij c
NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOC
LUCHTBESCHERMING, zullen echter voo
bereid zijn en wèl weten wat zij moete
doen; voor die personen telt wel het gi
vaar, maar niet de onwetendheid en d
angst. Zij weten wat hen bedreigt en zulle
kalm hun maatregelen kunnen nemen.
Moeten nu die 80 pet. onwetenden ma<
onwetend blijven? Neen toch! Ook 2
hebben recht op hulp en voorlichting. D
kunnen hun bij een aanval, op dat momer
nog alleen maar verschaft worden door d
RADIO-CENTRALE, die, ingeschakeld in h<
alarmsysteem bij den Luchtbescherming
dienst, hun zal kunnen zeggen wat zij hel
ben te doen, wat te wachten staat en hi
zoo mogelijk een geruststellend woord toi
voegen, waar juist zij, die onwetend mi
het dreigend gevaar zijn, zoo'n groote b<
hoefte aan zullen hebben.
In een volgend artikel komen wij hier nc
eens nader op terug, doch reeds thai
raden wij ieder aan: vraagt eens inlichtii
gen bij de RADIO-CENTRALE, en als mc
penai
No. ló. DE NACHT TUSSCHEN HEMEL EN
AARDE.
„Dat is me wat, jongens", zei de kapitein, toen
ze bemerkten, dat het kabelspoortje voor- noch
achteruit kon. „Hoe komen we naar beneden?..."
„Uitstappen, kapitein!" zei Rampit droogjes en
meteen keek hij eens naar buiten, waar wel drie
honderd meter onder hen de stad Rio zich uit
strekte.
„Maar Prutser, man, waarom hebben we jou met
K'ï zender toch eigenlijk meegenomen? Kan je dan
eelemaal geen verbinding tot stand brengen?"
„Laat me met rust!" snauwde Prutser boos. „Het
lijkt waarachtig wel, of alle kabels hier in dit
vermaledijde land breken! Nu is er ook nog een
loodkabeltje in m'n toestel kapot, 't Zal nog wel
eventjes duren, hoor!"
Intusschen werd het al aardig duister. Langzaam
zakte de zon achter het Suikerbrood weg en
donkere schaduw viel over de stads- en
complexen beneden.
De Broziliaansche bestuurder zat intusschen
gemoedereerd uit z'n cabine te kijken en het
strootje na het andere te dampen, zonder
maar een hand uit te steken om uit de
te komen. „Ze merken het beneden wel", was
eenige antwoord
Maar het werd later en later; hulp kwam «cht
niet opdagen.
Eindelijk, na uren zwoegen, kreeg Prutser j
kortegolfzender weer in orde. En nu was t
gróótste leed geleden. Binnen een paar minut
nad hij contact met het radio-station en van da
uit werd hulp ontboden voor de gestrande kob-
spoorreizigers.
„We komen zoo snel mogelijk te hulp", was
heuglijke nieuws, dat Prutser z'n vrienden dec