Op jacht naar Poolvos en Witvos
EEN LAND ZONDER VROUWEN
Elke vroüw heeft in haar leven idealen, die zij vervuld zou willen zien. Een daarvan Is ongetwij
feld een echt poolvossenbont. Als het dan niet van den blauwvos kan zijn, goed dan maar een
wit. Maar weet men dat mannen voor het buitmaken van deze velletjes in het barre Noorden
van de Poolstreken hun leven moeten wagen? In onderstaand artikel ge
ven wij een indruk van dit harde bestaan, dat wonderlijk genoeg den No
ren, die dit bedrijf uitoefenen, lief is geworden, zoo zelfs dat zij dikwijls van
jaar tot jaar hun terugkeer naar het vaderland uitstellen, totdat zij eindelijk
door den dood verrast worden. Dan heeft de Pool deze trouwe zonen voorgoed
tot zich genomen.
verspert het dier
zichzelf den weg.
HET RAADSEL VAN DE „HOOGTE
STRALING."
Rechts
De eenzame hut
van pelsjagers
aan de Noordkust
van Spitsbergen.
Zooals bekend heeft men in het jaar 1912
een nieuwe soort van straling ontdekt, die
van uit het wereldruim op de aarde komt
en van welker eigenschappen en werkin
gen men tot nu toe nog zeer weinig af
weet, buiten het feit, dat de straling zoo
doordringend is, dat zij zelfs 400 meter in
de aarde dringt.
Doch men heeft apparaten geconstrueerd,
met behulp waarvan het mogelijk is vast te
Van de lemming, een diertje dat doet den
ken aan onze veldmuis, leeft de Poolvos.
MEN moet respect hebben voor de
prachtige Vikingengestalten van de
Noorsche pelsjagers. Zij overwin
teren in de Poolkolonies van Noorwegen, te
weten op Spitsbergen, aan de kusten var-
Oost Groenland en op het eiland Jan
Maycn. Men onderschatte het harde leven
van deze mannen vooral niet, want wij
met onze verf ij ne beschaving, met ons mo
dern comfort, met de betrekkelijke luxe,
die elk eenigszins welgesteld mensch zich
in de bewoonde wereld kan veroorloven
kunnen ons eenvoudig niet voorstellen wat
het beteekent een geheelen winter moeder
ziel alleen te zitten in een bar klimaat op
een verlaten post en dat alles ter wille van
de vangst, ter wille van het witte, zoozeer
begeerde bont.
Op afstanden van honderd en meer kilo
meters wonen deze jagers van elkaar ver
wijderd. Het wonder van de radio heeft de
ze menschen althans eenig contact met de
bewoonde wereld geschonken. Van verre
hooVen zij de stem van de gemeenschap,
die zij voor ettelijke maanden hebben ver
laten. Maar toch heelemaal alleen zijn zij
niet; deze menschen hebben hun dieren.
De trekhonden, dat zijn hun beste kamera
den, prachtige dieren met het gebit zoo
sterk en scherp als van een wolf en een
dicht behaarde vacht, die een natuurlijk
pantser vormt tegen de ongelooflijk lage
temperaturen van deze streken. Zonder de
ze trouwe helpers zouden de jagers van de
Noordpool hun uitgestrekte jachtvelden,
waar honderden klemmen staan uitgezet,
niet kunnen bereizen.
Ik was in de gelukkige omstandigheid
dat ik op een trektocht door deze gebieden
verscheidene van de mannen heb leeren
kennen. Nils Hanken en Soelabak, Anton-
sen, Winter, FramnaesHansen en hoe zij
alle nog meer mogen heeten. Over het al
gemeen spreken z»j niet veel over zichzelf.
Eigenlijk is he' in hun oogen al te vanzelf
sprekend wat zij beleven, hun moeilijkhe
den, waartegen wij geneigd zijn als bergen
op te zien, zijn voor hen geen eigenlijke
moeilijkheden meer, het zijn de normale
schakels in de levensketen van elk jaar.
Maar de vreemdeling kijkt hier zijn oogen
uit, aan avontuur kan hij zijn hart ophalen.
Geen vrouwen en toch
ALTIJD weer staat men verbaasd over
den haast pijnlijk zuiveren, zindelij-
lijken staat, waarin zoo'n jagershut
verkeert.
Alles is weliswaar uiterst primitief en
alleen afgestemd op de bedoeling dat het
instrument of wat het ook mag zijn, nut
tig is, maar properheid is een eisch van de
eerste rangorde en toch zal men hier ner
gens een vrouw ontdekken. Alles is zoo
keurig onderhouden, alles glimt als een
De groote, bijzonder taaie Groenlandhon
den zijn de beste kameraden van den pels
jager uit het hooge Noorden.
dan toe gedane pogingen, om den berg te
bedwingen, gescheidden aan de zijde van
den rakiot-gletscher, doch zulks beteekent
een groote, uiterst gevaarlijke omweg over
den gletscher van circa 20 km.; evenwel
scheen deze route de gemakkelijkste, want
op de andere zijde, over den Diamiraiglet-
scher, staat een berg van niet minder dan
3700 m. hoogte. De rots- en ijsflank van de
zen berg, welke in 1895 werd aangevallen
door den Engelschman Mummery, die nim
mer meer terugkeerde, werd altijd voor on
bedwingbaar gehouden, tot in het vorig
jaar met behulp van een Junkertoestel tij
dens een rondvlucht om den berg kon wor
den vastgesteld, dat de weg over dezen
flank slechts 4 a 5 km. bedraagt.
De bergbeklimmers zullen ditmaal dus de
sporen van Mummery volgen en deze route,
waarvan men nog zoo goed als niets weet,
verkennnen. Of zij tot den bovensten rand
van het gletscherbekken zullen geraken,
van waaruit de afstand naar den spits nog
slechts ongeveer één km. bedraagt, staat,
volgens Paul Bauer, nog te bezien, wijl de
ze route zoo uiterst gevaarlijk is.
Gelijktijdig met deze berichten komt ove
rigens een ander bericht uit het Himalay-
gebergte, volgens hetwelk het een berg
beklimmer is gelukt in zeven dagen den
7300 m. hoogen Tent Peak in het gebied van
den Kandsjinsjinga te beklimmen!
TER NAVOLGING.
In Wiesbaden is een commissie gevormd,
welke zich uitsluitend bezig houdt met hei
nemen van maatregelen ter beveiliging van
de rust in de badplaats! Aangezien de op
lossing van het lawaai-probleem voor elke
badplaats een der belangrijkste vraagstuk
ken van den modernen tijd is, gaat men
over de studie hiervan niet licht heen. Hel
lawaai, dat veroorzaakt wordt door omni
bussen, vrachtwagens, motorrijtuigen en
-rijwielen, dient in de groote steden en ze
ker in de badplaatsen te worden beperkt
tot het minimum. Gezien het feit, dat een
groot deel van de stad Wiesbaden wordt
bewoond door zieken en herstellenden en
het verkeer van de groote stad op geener
lei wijze in overeenstemming te brengen is
met de behoeften der badgasten, zal men
bij de te nemen maatregelen geen compro
mis kunnen sluiten. De Bad- en Verkeers
vereeniging wil geen middel onbeproefd la
ten, om mede te werken aan een alleszins
bevredigende oplossing van dit belangrijke
vraagstuk.
spiegel, dat menige voorbeeldige huisvrouw
hier nog wat zou kunnen leeren. De man
nen staan allen op het standpunt, on
verschillig of het nu Denen, Zweden of No-
ien zijn dat vrouwen het in dit barre
gebied niat kunnen uithouden. Zelfs de
vrouwen van Eskimo's, die heel wat ge
wend zijn, kunnen het hier niet harden.
Een uitzondering komt echter den regel be
vestigen.
Op Spitsbergen wonen van tijd tot tijd
enkele mannen met hun vrouwen, maar
men moet daar onmiddellijk aan toevoe
gen dat deze vrouwen veel van hun vrou
welijkheid hebben verloren.
De trappers van de Pool spreken er niet
veel over hoe zij het klaar spelen zonder
vrouwen. Maar het is zeker dat het een pro
bleem is en blijft. Alleen zeer sterke vrou
wen kunnen dezen tijd zonder schade door
komen, want de gevaren van den duiste
ren Arktischen winter zijn vele. Daarom
moet de jager alleen maar met zijn vele
moeilijkheden in het reine zien te komen
en dat doet hy op bewonderenswaardige
wijze.
Hij is zoo'n beetje z'n eigen factotum. Er
bestaan eigenlijk geen dingen, die hij niet
kan.
Niet alleen moet hij handig kunnen om
gaan met werktuigen en jachtapparaten,
maar ook moet hij kunnen koken, brood
bakken, naaien en wasschen. Hij is werke
lijk een manusje van alles of zooals de No
ren het zelf noemen een „altmuligman."
De geheimzinnige band, die ja
ger en Pool bindt.
WAAROM nemen deze kerels eigen
lijk al deze moeilijkheden voor hun
rekening? Maar vergeet niet, dat
de winst, die zij na een winter hard wer
ken maken, zoet is en in staat om het gele
den leed spoedig te doen vergeten en te
verzachten. Maar dat is toch geen afdoende
verklaring voor den waren hartstocht,
waarmede deze menschen hun beroep uit
oefenen. Ik heb daar eens naar gevraagd.
Het was jager Winter, dien wij, nadat hij
zoo juist teruggekeerd was van de basis in
het Zuiden met een aanzienlijke voorraad
proviand en nieuws, waarvan deze men
schen over het algemeen verstoken blij
ven opzochten in zijn verblijf, dat gele
gen is tusschen de fjorden van Oost Groen
land. Winters woorden komen slechts traag
over zijn lippen; men kan alleen daaraan
merken dat hij den geregelden omgang met
menschen reeds jaren heeft moeten ontbe
ren. „Ja, zeker, dit jaar was de vangst goed:
honderdertig witte en vijftien blauwe."
De blauwe zijn het zeldzaamste, maar
daarom ook veel kostbaarder.
Links:
Boven: Een prach
tige jachtbuit.
Witvossen wor
den voor het zoo
genaamde „na.
bleeken" nog ge-
ruimen tijd uit.
gehangen.
Onder:
Een vossenval
wordt in gereed
heid gebracht. Bij
het binnengaan
stellen, dat één kubieke centimeter van
het aardoppervlak in elke minuut eenmaal
door zulk een straal, zoowel over dag als
bij nacht, wordt getroffen, en dat de
menschen in 24 uur ongeveer 25 millioen
van zulke treffers te verduren heeft. Er
zijn geleerden, die den ouderdom van het
schepsel terugbrengen op deze vreemdsoor
tige stralen. Dat zij invloed uitoefenen op
het aardsche leven, behoeft niet meer te
worden bestreden.
De moderne onderzoekingsapparaten,
waarvan wij hierboven spraken, heeft men
thans in het laboratorium der Technische
Hoogeschool te Berlijn zoodanig verbeterd,
dat zij de stralen hoorbaar maken. Zij be
staan uit drie zoogenaamde meetbuizen
van 1 meter lengte en 5 cm. doorsnede, wel
ke buizen loodrecht tegenover elkaar zijn
geplaatst. Radio-actieve stralen, welke over
al door vele voorwerpen in het wereldruim
worden uitgezonden, treffen op grond van
hun bijzondere eigenschappen slechts een
of twee der meetbuizen, terwijl de kosmi
sche ultrastraal alle drie der telbuizen
doorloopt, daar zij voornamelijk loodrecht
optreedt. Zij brengt aan den bodem van de
onderste telbuis een electrischen impuls te
weeg, die versterkt wordt en over een auto
matisch telapparaat loopt, dat de optreden
de stralen nauwkeurig telt. Wanneer men
dan nog een luidspreker aan het vernuf
tige apparaat sluit, hoort men iederen keer,
wanneer een straal in aantocht is, een luid
gekraak.
NIEUWE EXPEDITIE NAAR DE NANGA
PARBAT.
Op één blauwvos kan de jager rekenen,
dat hij ongeveer tien tot vijftien witte Pool
vossen vangt.
„Was het dan niet eenzaam dat heele
afgeloopen jaar op het Hoesbustation?"
Misschien zou hij na drie lange overwinte
ringen wel meer lust hebben weer naar
zijn geboorteland terug te gaan.
Eerst antwoordde hij op die vraag hee
lemaal niet, spuwde daarna veelbeteeke-
nend op den grond en nam een teug van
de whiskey, die de expeditiekotter voor
had meegebracht. „Nee.ik blijf hier nog
een jaar." Daarmee was deze zaak afgehan
deld.
Eigenlijk begrijpen wij deze houding
maar half. Ten slotte zou deze Pooljager
van zijn spaarduiten een betrekkelijk rus
tig leven in zijn vaderland kunnen hebben,
hij zou zich een klein huisje kunnen koo-
Dat is de glorie van elke vrouw, hetzij een
witte, hetzij een blauwvos.
pen, maar blijkbaar verlangt hij in geen
enkel opzicht daarnaar. Rekent men de
kosten van een overwintering op rond dui
zend kronen, terwijl de vangst het vorige
jaar, dat niet bijzonder rijk was, vijftien
duizend kronen heeft opgebracht, dan ziet
men uit deze nuchtere cijfers, dat het loon
naar den arbeid is.
Er moet nog een andere reden zijn, waar
om deze mannen hier zoo graag blijven,
iets dat niets te maken heeft met deze ver
lokkende winsten. Het is zoo dat men een
voudig niet anders kan. Ik denk aan Sven
Olsen van Biskayerhoek aan de Noordkaap
van Spitsbergen, den Noordelijksten jager
van de Poolstreken. Hij was het klassieke
voorbeeld van den echten jager uit deze
streken, die steêvast, wanneer des zomers
het schip aankwam, antwoordde, dat hij
nog een jaar bleef. Zoo werden het ten
slotte tien jaar en nog een paar meer. En
op een goeden dag in den zomer vond men
hem dood in zijn hut. Om zijn gezicht lag
een trek van tevredenheid, alsof hij rustig
sliep. En hij moest reeds maanden geleden
gestorven zijn. Het Poolgebied had dezen
trouwen zoon voorgoed tot zich genomen.
Natuurlijk heeft men voor dit verschijn
sel een verklaring. Maar alleen hij, die zelf
de Poolstreken bezocht heeft kan dat be
grijpen. De toerist, die met een luxe pas
sagiersschip, dat even bij Spitsbergen den
neus in drijvend ijs steekt, een proefje van
den Pool heeft gehad, kan dat evenmin.
Want dezen menschen staat al het comfort
ten dienste van een groote stad, maar de
jagers van de Pool hebben een hard leven
van ontberingen. Zij kennen als geen ander
de onverbiddelijke hardheid van den kris
tal-kouden winter in deze streken.
Ondanks de vele tegenslagen en ondanks
de talrijke menschenlevens, die daarbij te
betreuren vielen, heeft de Duitsche Hima-
layastichting ook dit jaar weer een expe
ditie naar de Nanga Parbat voorbereid,
welke zich thans reeds bevindt in het kamp
op den Diamirai-gletscher op 4000 meter
hoogte, onmiddellijk aan den flank van den
berg. Vier der meest ervaren bergbeklim
mers werden ditmaal voor den tocht uitge
kozen, o.a. Peter Aufschnaiter, de leider,
die reeds van 19291931 met Paul Bauer
een Himalayatocht ondernam, zoodat hij
zoowel over een behoorlijke dosis ervaring
als over de noodige talenkennis beschikt.
Een andere deelnemer genoot de voorkeur
van het instituut, wijl hij behoort tot een
der bedwingers van den beruchten Eiger
noordwand. Ook de beide andere deelne
mers, van wie één student in de medicij
nen is, hebben zich reeds naam verworven
in de wereld der bergbeklimmers.
De weg, waarlangs men een hernieuw
den aanval op den machtigen berg wil
doen, verschilt, zooals Paul Bauer tijdens
een persinterview verklaarde, aanmerkelijk
van de tot dan toe gekozen routes. Alle tot