De jager W ALTER EBERT vertelt van zijn avontuurlijken tocht naar Abessinië Tien prachtige reuzenzebra's ge vangen, maar niet een bereikte levend de kust De tragedie van een grootsche jacht let voeren van den zeeleeuw in het dl renpark van Basenbeek la Hamborg. In een vorig artikel hebben we verteld van het vertrek van de expeditie van den Hagenbeckjager Walter Ebert. Hij was uitgegaan met de moeilijke opdracht zooge naamde Grevyzebra's te vangen. Deze dieren waren in de diergaar den van Europa nog vrijwel onbe kende verschijningen en het spreekt vanzelf, dat ze dientenge volge waardevolle objecten betee- kenden voor den dierenhandel. Maar van het begin af had de ex peditie van Ebert te kampen met ongekende moeilijkheden. In Addis Abeba verloor hij kostbare weken, aangezien hij moest wachten op de schriftelijke toestemming van den Abessijnschen regent Ras Ta- fari, den lateren Keizer Haile Se- lassie. Een bemiddelaar, die alles traineerde, legde een onmiskenba- ren hartstocht voor daalders en whiskey aan den dag. Maar wan neer de toestemming er eenmaal is, vertrekt Ebert zoo spoedig mo gelijk met zijn karavaan. Met welke ontzettende moeilijkheden hij dan te kampen krijgt, kon hij in de verste verte niet vermoeden Een van Hagenbeck's dierenjagers Schultz in Abessinië met den door hem gevangen giraffe. Het transport van een zoo goedmoedig dier als de giraffe op een overigens zoo goeden straatweg brengt niet veel moeilijkheden met zich. (Vervolg vorig artikel.) MEER dan 20 dagen zijn wij reeds naar 't zuiden getrokken en komen bij Grinnier, de laatste nederzetting, die wij op onzen weg kunnen verwachten. Tusschen de armzalige hutten „resideert" de gouverneur, een Abessiniër. Wij moeten hem onzen verlofpas toonen. Hij sterft bij na van voorkomendheid en gastvriend schap, wanneer hij de onderteekening ziet van Ras Taf ar i. Met al mijn menschen wordt ik te eten gevraagd. Op tafel komt een soort pannekoeken, vervloekt scherp eten. Het smaakt zoo ongeveer als gehakte peper met paprika, met dien verstande ech ter dat men er eenig zoutzuur over spren kelt. Ik bedank daarna den heer gouver neur, alsof hij me een vrij kaartje voor den fcemel heeft gegeven. Maar van binnen brandt nog dagen lang mijn maag als een uitgestookte hoogoven. Tegen leeuwen en tijgers. DAN springen we weer in het zadel en verder gaat het. Wij komen in gras- steppen. Steeds veelvuldiger stooten wij op de sporen van oryxantilopen en gi raf fengazellen. De dieren in deze grijs groene wildernis zullen waarschijnlijk nog nimmer een mensch hebben gezien. Uit de verte staan ze nieuwsgierig te kijken naar onze karavaan. Wanneer ik eens een anti lope van een kudde schiet, blijft de rest verontrust staan. Zij verbazen zich slechts. Met buks en hagel hebben zij nog niet eer dei kennis gemaakt en schijnen te gelooven dat de dieren, die wij schieten alleen maar zijn gaan liggen, omdat ze afgemat waren. Van tijd tot tijd zien wij ook groote kud den zebra's. Maar het zijn niet de zebra's die wij zoeken. Dag na dag kijken wij te vergeefs naar de grevy's uit. Nu is het reeds 45 dagen geleden dat wij uit Addis Abeba opbraken. De tarwe voor de Somalinegers begint reeds bedenkelijk te slinken. Voor den drommel, zijn de reu zenzebra's dan uitgestorven? Maar plotseling op een morgen, houd ik mijn rij gezel onwillekeurig even in. In het zelfde oogenblik is ook Ali opgesprongen. Dat zijn immers waarlijk dat zijn sporen van de reuzenzebra's. Dus is onze expedi tie toch niet tevergeefs geweest. Plotseling ontwaken alle levensgeesten. Ik voel mij frisch als op een schoonen morgen in de Mei. Het liefste zou ik onmiddellijk naar Hagenbeek in Hamburg hebben getelefo neerd. Maar van het naaste poststation scheiden ons enkele honderden kilometers wildernis. De sporen van de grevy's heb ben mij gelukkiger gemaakt dan wanneer ik een goudader gevonden had. Ik roep het Ali steeds weer toe. „Ze zyn het!" En hij knikt zijn hoofd. „Ja, master, maar we hebben ze nog niet." Den volgenden dag trekken we er allen op uit om een plaats te vinden, waar de zebra's komen drinken. Wij vinden een klein riviertje, aan welks oevers de zebra- sporen inderdaad duidelijker zijn. Vangvallen aan de drinkplaats. WEINIGE meters van de plaats, waar de dieren gewoon zijn te drinken, beginnen we terstond de eerste vanggroeven te graven. Die zijn ongeveer drie meter lang en diep en anderhalve me ter breed. De bodem is kalkhoudend en daardoor rijkelijk hard. Mijn Somalinegers beschikken over allerlei voortreffelijke eigenschappen, maar goede gravers zijn het in geen geval. Eindelijk zijn wij zoover dat wij de kul len kunnen bedekken met een dak van twijgen en bladeren. Nu moeten we nog enkele maanden geduld hebben, opdat onze Hans werd het gedoopt, heeft me later nog vele goede diensten bewezen. Het werd een trouwen en dapperen kameraad in de vele catastrophen, die op den terugweg rijkelijk ons deel werden. Maar voorloopig was ik bitter teleurgesteld door Hans. De dagen verliepen in eentonigheid, patrouilleeren en niets vinden. Op een middag stormen ein delijk weer twee Somalinegers op me af, enthousiast springend, alsof ze op dit oogenblik Afrika hadden ontdekt. „Werke lijk master, 'ditmaal zijn het zebra's: U kunt het gelooven." Maar ik twijfel. De twee uur rijden naar de groeve lijken mij een eeuw te duren. Bij kuil acht stijgen we af. Maar ditmaal heeft de kerel gelijk. Ik ben op slag de gelukkigste man, die er te vinden is tus schen Alexandrië en Kaapstad. We hebben een grevymerrie gevangen, een prachtig exemplaar. De reis begint dus nu eindelijk loonend te worden. Wanneer de zebra reeds halverwege uit de kuil is gehaald, leggen wij haar met list een halster om, dat voorzien wordt van eeh lang, dubbel geslagen touw. Ik schat dat daar op vier pooten een goede twintig mille staat te stampen. Wanneer het dier heelemaal uit de kuil is, wordt het touw enkele malen om een boom geslagen. Als een hofhond gaat de zebra te keer. Onder het gestamp der hoeven dreunt de steppengrond. Wij werpen het dier gras voor en de honger wint het van de wildheid. Na ruim twee uur begint de zebra te bedaren en te vre ten. Tien schoone gevangenen. MIJN oorspronkelijke groote bezorgd heid dat de dieren in gevangen schap zouden weigeren te eten en aan allerlei ziekten ten gronde zouden gaan, blijkt gelukkig ongegrond. In de at mosfeer van de steppe gedijen ze prachtig en ze hebben een eetlust als een Zuidpool- onderzoeker, die na een afwezigheid van twee jaar voor het eerst weer spinazie te eten krijgt. Voor -mij bestaat er slechts nog een groote zorg, namelijk dat ik de grevy's veilig naar Europa overbreng. Meer dan een half jaar zijn we reeds in Afrika. Het Een pythonslang is gevangen en wordt nu met man en macht in de kist gebracht, waarin hy vervoerd moet worden naar de kust. Is het reeds een moeilijk en gevaar lijk karwei het dier te vangen, het in de kist brengen heeft reeds menig ongeluk met zich gebracht. sporen kunnen verwaaien, want wanneer de zebra's die ruiken, kunnen we de zaak wel opgeven. In de eerstvolgende dagen leggen wij tien van dergelijke kuilen aan. Eiken morgen zend ik twee Somali's uit om te patrouilleeren langs de vangkuilen, die op een afstand van ten minste drie tot vier uur rijden gelegen zijn. De jongens gaan er per sé slechts met z'n tweëen op uit want als Mohammedanen zijn ze bang ergens in het bosch booze geesten te zullen ontmoeten. En om in geval van nood met deze geesten te kunnen duellee- len, geef ik hun altijd twee karabijnen me de. Maar des avonds moeten zij dit mooie speelgoed braaf weer inleveren. Zij hebben overigens nooit een geest bevochten of het kamp binnen gesleept. De verschrikkelijke ontdekking. NA enkele dagen komt een der negers aanrijden en zegt dat we goede vangst hebben gehad. Een dier ge vangen. Onmiddellijk ryd ik naar de aan gegeven plaats. Maar in de kuil staat niet een reuzenzebra, maar een mager, geheel verwilderd paard. De hemel mag weten hoe dit arme dier in een woestenij, waar nim mer een sterveling gezien wordt, terecht is gekomen. Het is voor mij een bittere te leurstelling. Heb ik duizenden kilometers van Hamburg hierheen moeten afleggen omeen paard te vangen? Ik moet be kennen dat ik in staat zou zijn geweest het paard op staanden voet te worgen. Maar .men kan het 't dier niet kwalijk nemen: I bij mbn kuilen stond ook geen bord: alleen ypo* reuïenzebra'i toegankelijk. Dil. paard, Rechts: De tijger wordt in den val gevangen. komt nu eerst recht het gevoel van troos- telooze eenzaamheid. Wij zijn een verlaten groepje menschen, de bewakers van de die ren, die onzen kostbaren schat uitmaken. Het is geen verrassing meer, wanneer plot seling op een nacht de regen begint te val len. Met korte tusschenpoozen stort de hemel heele oceanen water uit over de wordt tijd aan den weg terug te denken en in Hamburg zal men niet weten hoe het met ons gesteld is. Ik spreek er over met Ali, maar wanneer hij hoort dat ik onmid dellijk terug wil gaan, wordt hij, zwart als hij is, bleek. Maar master, dat kan niet, het is nu reeds April, Mei. De regentijd. Tegen krokodillen is niets bestand en hij houdt de handen voor het gezicht. „Dan maken we vlotten om de rivieren over te steken", ant woord ik. Maar Ali zegt: „Meer krokodil len dan wij patronen hebben. Dan speelt hij zijn laatste troef uit: de krokodillen kun nen de grevy's aanvallen. Ik weet dat hij gelijk heeft, maar de voorraden zijn nage noeg opgeteerd. Wij moeten terug, in Ham burg zal men naar een berichtje uitzien. De regentij afwachten, beteekent nog ten minste drie maanden in dit verschrik kelijke land te moeten blijven. Ik overleg met me zelf wat me te doen staat en het is een zwaar besluit voor me, wanneer ik Ali vraag: „Als we werkelijk hier moeten blijven, wil jij dan met twee man naar Ad dis Abeba gaan, post en geld halen, voed sel koopen en een telegram naar Hamburg verzenden?" Ali knikt. Hij is toch een dappere kerel. Ali meent dat hij den afstand kan afleg gen heen en terug in veertig geforceerde dagmarschen. Ik ben van meening dat het optimisme van dezen Ethiopischen zoon wat te veel vitaminen heeft ontvangen en reken dat hij niet eerder dan over twee maanden terug zal zijn. Met een twijfelend hart laat ik hem gaan. Er zijn zooveel roo- vers en wilde dieren onderweg, dat ik hem een heele lexicon goede raadgevingen heb Sieegegeven. Ovef ons, achterblij venden Een door de expeditie, die onder leiding stond van Ebert, opgestelde apenval. steppen en al wat begaanbaar was, veran dert op slag in een weeken modderpoel. Het zijn alleen de grevy's, die nog in staat zijn mijn humeur een beetje op peil te hou den. Reeds hadden wij Ali en zijn mannen opgegeven, en waren besloten het kamp op te breken, toen uit den regennacht plotse ling twee mannen opdoken. Aan de linnen flarden, om het voorhoofd van Machmoed een der dragers, ontdekte ik bloed. Het is gelukkig niet erg. Schampschot van een kogel. Ali vertelt dat zij door roovers zijn overvallen. Hij heeft een enorme hoeveel heid post meegebracht, maar het geld is weg. Verloren zegt Ali en hij betuigt zijn spijt in honderd en een bewoordingen, dat het weg is. Hoewel het erg spijtig is, probeer ik hem te kalmeeren en neem de zaak van den vroolijken kant op. Ik klop hem op den schouder en deel hem slechts als mijn mee- ning mede dat het het beste zal zijn, vol gens de jongste ervaringen, hem niet te benoemen tot president van de Bank van Engeland. Den volgenden dag reeds breken wij op. Ali mompelt weer duistere dingen van krokodillen en zoo meer. Ons eerste doel is nu Ginnier. De gouverneur daar moet ons twee honderd daalders verschaf fen op de een of andere wijze. Een lijdensweg. In karavaantred gaat het langzaam voor uit. Nu wordt het in alle opzichten moeilij. ker door den regen, maar ook doordat wij een grooten buit meevoeren, tien grevyze- bra's, acht oryxantilopen, en zes giraffega- zeilen. Wij komen in het dal van de rivier Webe Schebeli, anders een onschuldig stroompje, maar nu, tegen het einde van den regentijd een wilde, bruisende stroom. En het krioelt er in van de krokodillen. Ik ken deze beesten, die nooit over een tekort aan eetlust hebben te klagen. Moeizaam zijn we dagenlang in de weer om boom stammen te vinden, waarvan we een vlot construeeren. Alles is tot in de finesses ge regeld. Ali zal met een touw om zijn mid del de rivier overzwemmen. Dan zal het vlot overvaren met onze bagage; de grevy's moeten overzwemmen; het vlot is te klein om hen te dragen. Ali staat gereed met het touw om zijn middel. Wij brengen onze karabijnen in den aanslag en openen een wild vuur op de rivier. Enkele van ons trommelen met lee- ge conservenblikken. Da krokodillen be ginnen te begrijpen dat het hier onbehaag lijk begint te worden en trekken verder stroomafwaarts. Ali is een goed zwemmer, maar het hart zit me haast in de keel, wan neer hij onderweg is. Gelukkig komt hij veilig aan den overkant. Daarna volgen de antilopen, de gazelles, de bagage, en dan., de eerste grevyzebra. Zij komt veilig aan de andere zijde, ook de tweede, maar dan de derde, die drijft af. Het touw is gebro ken, de zebra is reddeloos verloren, straks zal het dier in den afgrond verdwijnen. Het liefste zou ik me zelf in den stroom werpen, maar het zou zinloos zijn. Een tragedie is bezegeld. Drie kostbare, drie nauwelijks te betalen zebra's kost me de Webe Schebeli. Nooit heb ik in mijn leven iets zoo gehaat als krokodillen in den Abessijnschen re gentijd. Ali wil me troosten: „Zeven gre vy's master, toch ook nog een heele schat." Maar daar kan ik hem slechts op antwoor den: „Had ik ze eerst maar veilig en wel in Hamburg. Al had ik ze eerst maar in Harrar." In voel me ontzettend ontmoedigd. Weei ik wat ons nog te wachten staat? Nu komen v/eer dagenlange marschen, en breede, bruisende rivieren. De Somalinegers mel den zich een voor een ziek. Met m'n tropi sche geneesmiddelen houd ik ze zoo goed mogelijk op de been. Elke kilometer voor uit is een kwelling. Op een dag hadden wij veertien uur noodig om den weg tegen een berg op te komen. Maar het noodlot schijnt mijn zebra's ook boven het hoofd te han gen. Het zijn steppedieren en niet gewend om marschen te maken in de bergen. Twee vallen en breken hun hoeven af; ik moet hen laten doodschieten. Dan volgt een zes de zebra, gebeten door een slang. Zoo gaat de eene reuzenzebra na den andere. En in Hamburg denken ze, op ipond van Ali's telegram nog steeds dat ik een reuzen vangst heb. Enkele dagen daarna gaan op nieuw twee zebra's aan een darmziekte te gronde. Nu Is al mijn hoop gevestigd op het laatste dier. Het is eenige troost, dat het tenminste het mooiste exemplaar is. Twee kilometer voor Harrar sterft ook dit laatste exemplaar. Dat is het einde van een expeditie, waarbij ons leven enkele malen op het spel stond. Maar we brachten geen reuzenzebra mee naar huis. Een merkwaardige verschijning Is in eiken dierentuin de zeeleeuw. De mannetjes kun nen tot zeven meter lang worden. Zeeleeu wen leven in de Zuidzee en komen voor op nauwelijks bewoonde eilanden

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1940 | | pagina 8