GOTHISCHE KATHEDRALEN IN FRANKRIJK „DeDochters der Kruistochten De oude Kathedralen hebben een ziel B B zegt Paul Clemen GIOVANNI VERGA EEN EEUW GELEDEN GEBOREN. De Domkerk in Straatsburg, waardoor Goethe eens zoo in vervoering geraakte. (Foto D.P.V.) Zijaanzicht vm do iadf-uj'Scï**#. Toen het feit in Italië werd herdacht, dat de groote schrijver Giovanni Verga voor honderd jaar werd geboren, heeft de Ttaliaansche regeering het langen tijd door den kunstenaar te Catania bewoonde huis verklaard tot nationaal monument, zoodat hier naar alle waarschijnlijkheid binnen kort een Verga-museum in ondergebracht zal worden. Hierdoor is ook van officieele zijde nog eens onderstreept van welk een blijvende waarde het werk van dezen lit terator voor de menschheid is. Zijn kunst was xüet van dien aard, om het groote pu- Bisschopsfiguur aan het rechter zijportaal van de Kathedraal van Reims. (Ontleend aan Hürle- mann: „Gothische Ka thedralen in Frank- reich." (Atlantis Verlag). bliek stormenderhand te veroveren, waar mede echter niet gezegd is dat hij tijdens zijn leven onbekend zou zijn gebleven. Zijn tooneelstuk „Cavallerie Rusticana" heeft van den eersten avond af geestdrift in den schouwburgzaal gewekt, evenals zijn ro mans, die wij als romantisch zouden kun nen bestempelen en waarmede Verga eerst naam maakte: „Storia di una Capinera" (geschiedenis van een mug) en „Eva". Deze twee boeken mochten zich spoedig in een algemeene bekendheid verheugen. Maar toen Verga zich in hoogere sferen verhief, en wel met „I Malavoglia" (1881) en „Maestro don Gesualdo" (1888), toen hij namelijk éérst de echte Verga werd, die zich uit het stadium van zijn „Cavalleria Rusticana" had ontwikkeld en bestemd was voor blij venden roem, toen volgde de groo te schare lezers hem niet. Kunstenaars en litteratoren evenwel spraken onmiddellijk hun groote waardeering en bewondering uit voor deze hoogst merkwaardige kunst. Dat men zich echter eerst in zijn levens avond grondig met hem ging bemoeien, dat is voornamelijk te danken aan den tijd, waarin Verga's werken, door hun geheel anderen aard, een zoo aparte plaats inna men. In 1840 werd hij te Catania geboren en aangezien de historische roman toen in en buiten Italië zeer gezien was, wilde hij als debutant ook zijn bijdrage leveren aan deze historisch-patriottische litteratuur, welke roman getiteld was „I Carbonari della Montagna". Met deze eerste proeve had hij, wegens het al te veel gebruikte onderwerp, anderdeels door zijn onvermijdelijke, kunstzinnige onbedrevenheid, heel weinig succes. Hierna echter, kwam hij bij tus- schenpoozen geruimen tijd in Florence en Milaan, waar hij contact kreeg met de lit teraire wereld van zijn tijd, onder meer met den dramaturg Giuseppe Giacosa (1847 1906), wiens „Partita a scacchi" en „Con té Rosso" bekend waren, en romanschrij vers, die thans buiten Italië wel geheel vergeten zijn. Namen als Federigo de Ro- berto, Luigi Capuana, Salvatore Farina en Emillio de Marchi hebben hun glans wel haast verloren. Verga verandert echter, on der hun invloed, gaandeweg. In 1866 publi ceerde hij zijn vertelling „Una peccatrice" (een zondares), waarin de invloed van den historischen roman geheel overwonnen blijkt, maar die van Dumas fils en de Fran- sche romantici voelbaar wordt. Hoewel Verga Siciliaan van geboorte was, bezat hij toch niet de typische Zuide lijke trekken, als zin voor het overdreven* en mededeelzaamheid. Veeleer was hij al tijd zeer gereserveerd en tegenover onbe kenden eerder koel en afgemeten. Reclam* haatte hij uit het diepst van zijn hart Nimmer heeft men hem na een storm- achtigen bijval in den schouwburg op het tooneel zien verschijnen, nooit heeft hij getracht een recensent er toe over te halen een artikel over zijn werk te schrijven. De periode, waarin hij publiceerde ligt tus- schen 1848 en de eerste jaren van de twin tigste eeuw en behandelt steeds de Sicili- aansche volksziel. Hij was een door en door persoonlijk schrijver, die weinig of niets van anderen heeft overgenomen. Voor hem ging het om stijl, om een grooten stijl. Van zijn werk „I Malavoglia" zegt hij zelf: „Deze vertelling is een oprechte ea hartstochtelijke studie van het probleem, hoe in een armelijke omgeving een ernstig, onrustig verlangen naar welstand vermoe delijk kiemen en opschieten moet en welke verwarring in een tot dusverre naar ver houding gelukkig gezin het nog onduidelij ke snakken naar het onbekende zou ver oorzaken, het bewust worden van de ge dachte dat het iemand niet goed gaat,- of dat hij het beter zou kunnen hebben." Uitgaande van dit standpunt construeert Verga een roman van zoo meesleepende originaliteit, dat men dit werk met geen ander kan vergelijken. Heel het leven van Verga, die gewoekerd heeft met de hem geschonken talenten, was een voortdurend scheppen en her scheppen. Wat zijn tooneelarbeid betrof, van de „Cavalleria" wilde niemand gelooven, dat zij het doen zou, te beginnen met zijn vriend Boito, eindigend met Cesare Rossi, die met de toentertijd nog onbekende Ele- nore Duse daarin optreden moest. Alleen Eugenio Torelli Viollier, de stichter van de Corriere della Sera en Giusseppa Giacosa voorspelden het succes en zij kregen gelijk. Alles wel beschouwd had Verga hetzelf de karakter als van een ander groot Itali aan: Giuseppe Verdi. Verschillende punten zijn van treffende overeenkomst: zijn onbegrensde welbe spraaktheid, zijn gloeiende vaderlandslief de, en slotte zijn wijze., van sterven. Fooraanzicht van de machtige Kathedraal van Reims. (Soherl). ONZE Kathedralen.' De menigte staat stil voor deze ge bouwen, niet in staat de pracht van leze architectonische onmetelijkheden te verstaan, maar gevoelt er niettemin be wondering voor, gedreven door een na tuurlijk instinct. O, de stomme bewonde ring van deze menigte.' Ik zou hen willen ;oeroepen, dat het geen begoocheling is. Maar men kan de schoonheid ervan nu ienmaal niet zoo gemakkelijk verstaan. De middelen, die U tot een nader begrip tunnen leiden, staan rondom U. De Ka thedraal is de synthese van een land. Ik :eg het altijd weer: rotsen, wouden, tui len, de zon van het Noorden, dat alles is n hun gigantisch lichaam vervat; ons hee- le Frankrijk is belichaamd in onze kathe dralen, zooals Griekenland het was in het Parthenon. Zal het genie van het Fransche ras evenzoo vergaan als die fantomen en verwoeste bouwwerken, die thans buiten een ieders belangstelling liggen? Is zij reeds mythisch of historisch, de tijd, dat de kathedralen met hun streef pijlers door de ruimte roeiend, alle zeilen geheschen, als voor de eeuwigheid, gelijk het schip van Frankrijk op haar apsis de vleugels van een knielenden groep engelen ontplooide? Voor ik zelf uit dit leven zal zijn getre den, wil ik tenminste mijn bewondering voor hen hebben uitgesproken; ik wil deze kerken mijn schuld in dank betalen, om dat ik dezen gebouwen zoo veel geluk te danken heb. Ik wil deze steenen roemen, welke door eerzuchtige en kundige kunste naars zoo teeder werden samengevoegd tot meesterwerken. De kroonlijsten, liefelijk gevormd als vrouwenlippen, deze plaatsen van schoone schaduwen, in welker kracht de teederheid sluimert, deze slanke krach tige ribben, die naar de welving toe op springen, waar zij zich dan licht als over de kelk van een bloem heen neigen, deze rosetten van glas, waarvan de pracht ont leend schijnt te zijn aan den ondergaanden zon of het morgenrood. Om de taal der kathedralen te verstaan is het voldoende om voor de gevoelige taal van haar lijnen ontvankelijk te zijn, plas tisch geworden door de schaduwen, ver sterkt door de trapsgewijze opbouw van de enkelvoudige of rijk versierde streef pij Iers. Om deze teeder gevormde, samenhangende lijnen te verstaan, moet men het geluk hebben verliefd te zijn. Het is onmogelijk om zich aan de magische kracht van dit wonder te onttrekken en welk een kracht en rust zou de nieuwe wereld daar niet uit kunnen putten? Ik zou er aan wil len medewerken dat men deze grootsche kunst leert verstaan, medewerken boven dien om datgene te redden, wat nog onaan getast is gebleven, en daardoor de leering van een thans misverstaan verleden voor een latere generatie te bewaren. Maar ik zou niet alles kunnen zeggen. Ziet zelf. En voor alles, zie er naar met bescheidenheid en een ontvankelijk ge moed." e het beste hebben te vertellen, dat samen gaan van mystieken hartstocht, welke de menschelijke ziel verheerlijkt en er de oor zaak van is dat in een mensch en in een enkel oogenblik alle machten des levens el kaar vinden, welke in onze oogen de lots bestemming van deze wereld bevatten. Welnu! De Kathedraal heeft dat alles in zich, wat wij beminnen in een Victor Hugo of m een Michelet, wat wij van ons zelve terugvinden in een Rabelais, een Molière of Lafontaine, maar zij weet dit alles in haar gewelven en torens op te heffen tot een dergelijke sfeer van lyrische extase, dat daardoor de Fransche menigte vermag op te stijgen tot het allerhoogste contact met het Eeuwige, een hoogte welke de al lergrootsten onder onze kunstenaars bijna nimmer hebben bereikt. De Fransche held, dat is de Kathedraal." Van Victor Hugo tot Huysmans leeft in de negentiende eeuw een nieuw soort poë zie op, die zich bezig houdt met de Kathe draal. Charles Péguy, de dichter, de boet prediker, de mysticus, die de Franschen uit zijn tijd altijd weer het beeld van het he- roische, het door fcijn geloof sterke, uit zijn historische zending nieuwe krachten put tende Frankrijk op de plaats van de ziel heeft voorgehouden, laat in het „Mystère des Saints Innocents" God zelf tot zijn volk spreken: „Het geloof is een groote boom, een eik, die wortelt in hel hart van Frank rijk.... Volk, de volkeren der aarde noe men U luchthartig, omdat Ge een snel volk Het prachtige portaal van de Kathedraal te Amiens. Dit is na den Keulschen Dom de grootste Gotische Kerk. Dit zijn woorden uit het boek, dat de groot ste beeldhouwer van Frankrijk na het tijd perk der Gothiek, Au- guste Rodin, uit het eenige boek, dat de ruim twintig jaar gele den gestorven meester ons heeft geschonken en dat hij de „Kathe dralen van Frankrijk" heeft genoemd. Wie het voorrecht gehad heeft nog in de oude villa van Meudon den mees ter aan het werk te zien, en wie heeft kun nen waarnemen, hoe deze meester bij zijn samenspraken met de werken der Oudheid en der Gothiek, waartus- schen hij zijn eigen werk had geplaatst, al tijd weer vragend terugkeerde tot het laat ste, hij alleen kan weten hoeveel deemoe dige eerbied uit deze woorden spreekt. Voor Frankrijk beteekenen de kathedra len zoo veel meer dan voor Duitschland, Italië of Engeland zoozeer hebben in de reeks nationale monumenten voor de mid deleeuwen de kerkelijke bouwwerken de overhand, dat de burchten, poorten en alle andere openbare stedelijke gebouwen op de tweede plaats komen. Voor de groote Re volutie waren het er 141, na het Concordaat J van 1802 slechts 60; thans bezit Frankrijk 87 aartsbisdommen en bisdommen en 82 ka thedralen en de geschiedenis- van zijn kunst evenals van zijn nationale leven, van het koningschap en van de steden, de al les medesleepende opstand van den geest bij de omvorming van het Westersche kul- tuurideaal.dit alles staat zonder man- keeren geschreven in de kathedralen en is daaruit af te lezen. Het beeld van de Kathedralen, dat is Frankrijk zelf. Het is het geweldige sym bool van het Frankrijk, het geboorteland van de Kruistochten. Hier is het slotwoord van Elie Faure uit het hoofdstuk, dat hij als motto boven zijn „Gotische Revolutie" schreef in zijn boek over Middeleeuwsche kunst: „Telkens wanneer wij de genius van een volk oproepen, komt ons den naam van een man op de lippen, die het helderste de zen geest in het beslissende oogenblik ver persoonlijkt: Beethoven brengt ons Duitsch land, Shakespeare Engeland, Dante Italië, Cervantes Spanje, Rubens Vlaanderen, Rembrandt Holland. Wanneer wij aan Frankrijk denken, dan overvalt ons een aarzeling. Hier ontbreken degenen, die ons zijt. De farizeïsche volkeren noemen U luchthartig, omdat Gij een volk zijt, dat snel met iets gereed is. Ge zijt aangekomen, wanneer de anderen nog niet opgebroken zijn. Maar ik heb U gewogen, spreekt God, en ik heb U niet te licht bevonden. O, Volk, dat de Kathedralen bouwde, ik heb Uw geloof niet te licht bevonden. O, Volk, dat den Kruistocht uitvond, ik heb Uw liefde niet te licht bevonden. En wat de hoop betreft, En iri het voorjaar is in Parijs van Louis Gillet, een van die academici, die er zich op beroemen mag dat er naar zijn stem wordt geluisterd, een aan gedachten rijk boek „Levende Kathedralen" verschenen. Daarin prijst hij de Fransche Kathedralen uit den tijd van Lodewijk den Vrome als het schoonste dat Frankrijk heeft voortge bracht en als een van de meest volmaakte scheppingen welke ooit door menschen- hand werden voortgebracht, „Mijlpalen van het Christelijke Europa, grenssteenen op den weg naar de Euwigheid". Hij wordt niet moede om hun vorstelijke, symphoni- sche eenheid te prijzen: „Doohters van de Kruistochten, de zusters van de groote eersterangs universiteiten in het Westen." Bovenstaand artikel ontleenden wij' aan een dezer dagen in Duitschland verschenen volksuitgave over de Gothische Kathedra len in Frankrijk (Atlantis Verlag) waarin een schat aan volmaakte foto's van Dr. Martin Hürlimann is opgenomen. Paul Cle men, de groote kenner van de Fransche Go thische bedehuizen heeft er een diepgaande inleiding voor geschreven, waaruit wij hier boven een fragment overnamen. Woord en beeld hebben zich in dit werk samenge voegd tot een verrukkelijk getuigenis.

Historische kranten - Archief Eemland

Soester Courant | 1940 | | pagina 4