Overzicht der week. BINNENLAND. INGEZONDEN. kunnen aanmelden, terwijl inlichtingen des wege te bekomen zijn bij de ondergeteeken- den, en bij de verdere leden van het Bestuur de heeren Mr. J. van der Leeuw, B. E. Her- echel, W. A. Croockewit en Jhr. Mr. H. J. L. van Sasse van Ysselt. R. A. W. Baron VAN HEECKEREN, President. M. VAN BEEKPenningmeester. J. B. LEINWEBER, Secretaris. Baarn, 15 Jan. Op dezen dag werd de Heer M. T. Reeder, Kerkvoogd der Her vormde gemeente aangenaam verrast door zijne medekerkvoogden, Notabelen en Ker- keraadsleden. Ten huize van den predikant Herman werd hem ter herinnering aan zijn 40 jarigen diensttijd als Kerkvoogd een zil veren inktkoker met gepaste inscriptiën aangeboden, met den heilwensch, dat hij nog lang die betrekking met. dezelfde lust en ijveren accuratesse moge blijven waarnemen. Even als de stad onzer inwoning, ver- keeren Zutfen en Groningen in het gevaar met de reorganisatie der Rechterlijke Macht hun Rechtbank te verliezen; aldaar is beslo ten een adres aan de Tweede Kamer aan te bieden, inhoudende het verzoek, dat de Ka mer bij de behandeling van het daarop be trekkelijke wetsontwerp aan de opheffing dier Rechtbanken hare goedkeuring niet moge verleenen. Wij geven in bedenking, of het niet raadzaam zou zijn, dit voorbeeld te volgen. {Zie weekblad N°. 1) Als krachtig bewijs van de heilzame werking der vaccinatie kan dienen, dat van de 350 geëmployeerden der Nederlandsclie Palmitine fabriek, te Amsterdam, slechts twee door de heerschende pokkenepidemie zijn aangetast. Het waren juist de twee per sonen, die zich de herinenting niet wilden laten welgevallen. De overigen zijn geheel ongedeerd gebleven. (N. v. d. D.) Van alle kanten wordt geklaagd over het nieuwe tarief van vracht- en bestelloo- nendoor de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen op 1 Jan. 1.1. in gevoerd; allen vinden het zeer bevreemdend, dat de Minister van Binnenlandsclie Zaken zoodanig tarief heeft kunnen goedkeuren. Wegens plaatsgebrek twee ingezonden stukken tot het volgend nummer. Mijnheer de Redacteur! Dat goed gemeende bedoelingen worden miskenden duidelijk uitgesproken mee ningen worden misverstaanen daardoor verdraaid en verwrongen, onder de oogen van het publiek worden gebrachtis een zóó bekend feit, dat het wel een wonder zou wezen, zoo met het jaar'72 een gansch andere toestand in het leven ware geroe pen. Daar de schrijver van het in uwe courant van 13 Jan. 11. geplaatste stuk aan datzelfde euvel mank gaat, zoo gevoe len wij ons gedrongen niet om hem te refuteeren (want een pennestrijd te voe ren ligt gansch en al buiten ons plan, en met verdere discussies laten wij ons ook niet in), maar om de lezers van uw blad te doen gevoelen, dat de schrijver onze bedoelingen verkeerd heeft uitgelegd. Meent de Heer Xzoo zullen wij den anonymen schrijver maar noemen, dat wij, godsdienstonderwijzers, ons op concurren tie kunnen voorbereiden met de musici, wat betreft aesthetische en ethische ont wikkeling, en dat dus, in goed hollandsch «muzijk, het schoonheids- en zedelijkheids- «gevoel evenzeer kan bevorderen als de «godsdienst," dan laten wij dat gevoelen geheel aan zijne plaats, ook al zijn wij de meening toegedaandat rnuzijk wel een rol vervult in de veredeling van den mensch maar slechts een ondergeschikte terwijl de godsdienst, doordien zij de diepte van het hart raakt, eerst aan het hart de hoogste wijding kan geven. Maar over sma ken valt niet te oordeelenen we hebben niet te doen met den Heer Xmaar met de zaak. "Welnu, nergens hebben wij ge zegd: »dat wij meenen het monopolie te hebben van aesthetica en ethica," maar wel»dat bij de richting van het onderwijs in onzen tijd te kort icordt gedaan aan de religieuse, aesthetische en ethische ontwik keling." Daar wij ons evenwel bepaald met de godsdienst (trouwens van de ethica en hoogste aesthetica onmogelijk af te scheiden) bezighoudenzoo hebben wij aesthetica en ethica slechts ter loops ge noemd, en in ons stuk NB. getiteld »gods- dienstondencijsgeschreven »dat tegenover de wetenschap van de stof en het stoffe lijke zich ook de rechten laten gelden van den geest en het geestelijke en wel dat (het reeht) der godsdienst allereerst." Nu hebben wij er niet tegen dat de Heer X onderschrapt, maar dan moet hij onder schrappen wat het zwaarste bij ons weegt, en dus niet het eerste deel van dezen vol zin, maar het tweede: »dat der godsdienst allereerst Verre is ook van ons de meening: dat de staats- en stadsscholen niet dienen om den geest te ontwikkelen (hetgeen de Heer X in zijne eenvoudigheid, zooals hij zegt wel meent)maar wij hebben als onze over tuiging uitgesproken, dat bij die ontwik keling van den geest het verstand te zeer op den voorgrond treedtterwijl hart en geweten op den achtergrond staan (de Heer X zal toch wel weten, dat hart even zoowel als verstand tot den geest behoort) zoodat het alleszins den schijn heeftalsof chemie mathesis en physica het ééne noodige is. Volgens onze meening worden de zooge naamde exacte wetenschappen (niet zooge- «aawufe exacte wetenschappen, zooalsde Heer X ons laat schrijven) al te zeer als hoofd zaak beschouwd; worden de hersens der jongelieden daarmede te zeer opgevuld (een beter woord, dit stemmen we toe, dan het door ons gebruikte «volstoppen" en «vol proppen ofschoon die uitdrukking nog niet zoo onderschrapt behoeft te worden. Zie Opzoomer, Redevoering voor het Nut van het Algemeen 1870); staat op de Hoo- gere Burgerscholen schier alleen het ver standelijk element op den voorgronden praevaleert daar de wetenschap van de stof en het stoffelijke. Van deze meening nu, nemen we niets terug, om de eenvou dige reden dat we haar gronden op allerlei feiteno. a. ook op «het rapport van de commissie, belast met het afnemen van de eindexamens der Hoogere Burgerscholen in de verschillende provinciën. Omtrent N.-Holland (zie Ilaarl. Cour. 18 Dec '71) luidt dat rapport als volgt: Wiskunde »geene bijzondere opmerkin- gen." Beginselen der theoretische en toegepaste mechanica «voldoende." Natuurkunde «zeer bevredigend." Scheikunde «van alle candidaten vol doende, van zes zelfs zeer goed." Aardrijkskunde «minder gunstig." Geschiedenis «iets gunstiger. Bij sommi gen liet de kennis der oude en midden geschiedenis wat te wenschen over, de meesten hadden een zeer onvolledige ken nis van de Vaderlandsche geschiedenis. Van den oudsten toestand van Nederland had bijna niemand een goed denkbeeld, en evenmin was men goed bekend met de feiten van den nieuweren tijd." Letterkunde. «Deze liet van verreweg de meeste candidaten zeer veel te wenschen over. Het examen in de Nederlandsche taal was, wat het schriftelijk gedeelte betreft, bevredigend, ofschoon geen der opstellen geheel vrij was van taalfouten en bijna allen een goeden stijl misten. Met het Fransch was het nog slechter gesteld'; zoowel het schriftelijk werk als het mondeling examen maakte, op enkele uitzonderingen na, èn wat taal èn wat letterkunde betreft, een zeer ongunstigen indruk. In de Engelsclie en Hoogduitsclie taal en letterkunde voldeden sommigen vrij wel, anderen maakten bij het schriftelijk werk groote taalfouten. Of we nu recht of geen recht hadden om te klagen «over eenzijdige ontwikkeling," dat laten we over aan het oordeel van het publiek. Dit is althans zeker, dat geschiede nis en letterkunde een vrij droevig figuur maken tegenover de andere vakken. Let wel: geschiedenis en letterkunde, de twee vak ken, die het meest het gevoels- en gemoeds leven van den jeugdigen mensch kunnen ontvonken en dus bronnen voor aesthetica en ethica kunnen zijn. Maar we hebben het oog niet alleen op Hoogere Burgerscholen gehad. Neen we o o n hebben het oog op het onderwijs in het al gemeen, en op de richting daarvan in ons Vaderland. We hebben met feiten te doen. Welnu, de volksschool is »neutraalge worden. Daaronder verstaat de wet «dat de school toegankelijk is voor alle «gezindten, maar dat aan de kinderen «die christelijk, zedelijk en godsdienstige «beginselen moeten worden ingeplant, die «door alle kerkgenootschappen evenzeer «als waarheid erkend worden." Over het voor- en tegen spreken we niet. Dan zouden we wel twee weekbladen, zoo niet meer, behoeven. Dit is zeker dat waar vele onderwijzers dit «neutrale" opvatten in den geest der wet, doordien zij zelve godsdien stig gezind zijnanderen daarentegen dat «neutrale" in de praktijk opvatten als «gods dienstloos." Maar hoe het ook moge op gevat worden, dit is zeker, dat de Kerk, wil zij aan hare roeping beantwoorden, vrij wat meer ook voor de volksschool moet doèn dan vroeger. Kan die tijd voor leerlingen van de lagere school gemakkelijker worden ge vonden (alhoewel wij het ganschelijk niet verkeerd zouden vinden zoo de Woensdag morgen daarvoor afgezonderd werd), voor die van de Hoogere Burgerscholen en voorna melijk van de burgeravondschool is zulks uiterst moeilijk, ja onmogelijk. Door ons stuk nu hebben we niets anders gedaan dan een vorm gegeven aan de algemeene klacht er moet meer gedaan worden, maar er is geen tijd. Onze pogingen worden verijdeld, door dien de Staat zich meester maakt van de uren." De jongelieden van de burger avondscholen toch zijn in den regel des daagsch op het werk, des avonds hebben ze van 69 les. Ons rest dus alleen de avond van 910 uur. En of ze nu moêgewerkt naar ligchaam en geest, van ons onderwijs veel nut zullen trekken, ziet dat meenen we te moeten betwijfelen. En zoo groeit de kern van onze volksklasse op met een mi nimum godsdienstkennis en vaak ook een minimum godsdienst, een minimum gevaar lijker dan vroeger, omdat op ieder ander ge bied hun blik meer gescherpt is. De jongelieden van de burgerschool heb ben aan zes uur (van 912 en van 14) onderwijs op school, behalve het huiswerk en de gymnastieles des avonds, genoeg. La ten ze den overigen tijd wijden aan muzijk, huisselijk verkeer teekenen literatuur (waarlijk we meenen niet dat wij het monopolie van aesthetica hebben). Den Woensdag middag voor zoover die niet wordt ingenomen door het afmaken van strafwerk en verschillende lessenmogen wij hen niet onthouden. Onze waardeering van den jongens leeftijd, en onze hygiëni sche ervaringen komen daar tegen op. Den Zaterdag moeten wij, met het oog op onzen arbeid tegen den Zondag, voor ons zeiven houden. Zullen wij nu godsdienst-onder- wijs kunnen geven, dat zich eenigermate aansluit aan de kennisdie deze jonge lieden zich op de school hebben verwor ven dan meenen wij recht te hebben niet op een afgebedeld uur, ingevlochten tusschen allerlei studieën van anderen aard, maar op geschikten tijd. Waar anderen strijden voor hunne wetenschap, daar zouden wij flauw- hartigen zijn, zoo wij niet streden voor de onze. Er mogen er zijn, die zich over de godsdienst vrolijk maken, wij, voor wie de godsdienst de alles heiligende kracht is, ijve ren voor haar met al wat in ons is, en gevoe len ons juist, door de miskenning van de godsdienst door sommigen te meer gedron gen, om krachtig op te komen voor de be langen van den ganschen inzonderheid den godsdienstige mensch. Hier staan heilige

Historische kranten - Archief Eemland

Weekblad voor Amersfoort en Omstreken | 1872 | | pagina 3