Amersfoort en Omstreken.
1872. No. 9.
Zaterdag 24 Februari.
Uitgever: A. M. SLOTHOUWER,
Uren van vertrek der algemeene Communicatie middelen voor Amersfoort.
De Burgerweeshuisschool.
UIT HET STIFT BERGEN.
WEEKBLAD
VOOR
Dit Blad verschijnt des Zaterdags namiddag.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden 0.75.
Franco door het geheele Rijk0.85.
Afzonderlijke nummers7Vj Cent.
Boekhandelaren en Postdirecteuren nemen bestellingen aan.
TE AMERSFOORT.
Advcrtentiën van 15 regels ƒ0.50.
Iedere regel meer0.10.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen door den belanghebbende in
persoon bezorgd0.25.
Nederlandsche Centraal-Spoorweg Diligence-dienst naar Maarsbergen en Barneveld.
Vertrek van Amersfoort naar Utrecht 9.17, 1.42, 2.20, 8.6. Van Amersfoort naar MaarsbergenNaar Barneveld:
Zwolle 9.14, 2.5, 4.19,8.25. 's morgens 6.45namiddag 4.30. des av. S1^ n. aank. d. laatste tr.
Goede, nuttige inrichtingen of instel
lingen in het openbaar te bespreken, is
een openbaar belang. Zij die er mede on
bekend mochten zijn, kunnen daardoor wor
den opgewekt het hunne er toe bij te dra
gen om zoodanige inrichting of instelling
te helpen ondersteunen. Voor hen, die er
mede bekend zijn, is het goed de belang
stelling op te wekken, waar zij soms moch
ten te kort komen om die te toonen. Ter
wijl het voor diegenen die aan het hoofd
van zulk eene inrichting staan, eene zelf
voldoening moet zijndat het publiek be
spreken daarvan een spoorslag is om het
nut hunner stichting bij een ieder aan te
prijzen. Wij kunnen daarom niet dikwijls
genoeg terugkomen op een der belangrijk
ste instellingen, over ons geheele vaderland
verspréid, en ook in de gemeente Amers
foort aanwezigwij bedoelen het Weeshuis.
Reeds kortelijk loofden wij in n°. 8 van
ons Weekblad het groote, goede doel van
die stichting, en beschouwden haar als een
ware weldaad voor de Gemeente. Zoo gaarne
zagen wij dan ook die weldaad niet ten
halvemaar geheel en al bewezen. En
juist onze warme belangstelling in het lot
der wezen en in de stichting, die de ge
legenheid opent om hen te verzorgen en
op te voeden, doet ons andermaal de pen
opvatten om er het onze toe bij te bren
gen, dat de weldaad ten volle kan worden
bewezen. Geen beter middel daartoedan
de gebreken van zulk eene stichting, waar
die bestaan, onder ieders aandacht te bren
gen. Een goed vriend, die mij mijne feilen
toont, zegt het spreekwoord. Daardoor kun
nen zij verbeterd, en tot die verbetering
des noods de hulp van anderen ingeroepen
worden.
Het gebrekdoor ons bedoeldis een
smet die op het weeshuis kleeft. Het be
treft niet meer en niet minder dan de be
schaving der kinderen zeiven. De weezen
zijn over het algemeen kinderen uit den
minderen stand. Wij geven dit gereedelijk
toe. Maar hunne opname in het Gesticht
plaatst hen terstond in een geheel andere
omgeving. De omgang onder elkander moge
dezelfde blijven, doch het toezicht is ver
anderd en heeft invloed op dien omgang.
Na hunne opname in het »Huis" wordt
met de meeste nauwlettendheid gewaakt
voor hunne gezondheid, voeding, kleeding,
ontwikkeling en beschaving. Spijs naar
lichaam en geest wordt hun geregeld en in
voldoende mate verschaft. Dezelfde kinde
ren, die anders, wanneer zij in hun eigen
kring waren gebleven, misschien voor de
maatschappij onbruikbaar waren geworden
door ongezondheid en slechte ontwikkeling,
groeien op tot flinke menschenbegaafd
met de noodige kennis en geschikt om elk
in zijnen stand een goed voorbeeld te ge
ven dank zij de meer edele begrippen om
trent godsdienst en beschaving hun inge
prent. Hoe jammer zou het dan niet zijn,
dat met de eene hand genomen werd, wat
de andere gaf!
En toch is dit met het Amersfoortsche
Weeshuis het geval. Wij zien daar het feit,
dat zich in dat Gesticht een schoollocaal
bevindt, hetwelk reeds bijna 9 jaren des
daags ledig is gebleven, ofschoon het aan-
gelukkig!"
De vader nam de hand, wilde antwoor
den. hij kon dadelijk niet. Voor hij tot
een besluit komen konde, was de zoon reeds
beneden op den weg. Hij vroeg aan eenigen
of zij wisten, waar de jongen heen wou; doch
zij wisten het niet.
Twee jaren later zond de zoon met eenen
marskramer eene boodschap naar huis, dat
hij in dienst was bij eenen rijken boer in
Jaelsberg in 't zuiden des lands. Nog een
paar jaar vergingen, toen kwam van hem de
boodschap, dat hij getrouwd was en zelf eene
hoeve bezat.
De man, die mij dit eigenaardig, echt
Noorwèegsche voorval verhaalde, had den
vader bezocht.
»Hebt gij niet eenen zoon?" vroeg de
vreemde.
»Ik heb er eenen. die in 't zuiden van 't
land getrouwd is," antwoordde de oude en
keek den hellenden weg langs.
»Is hij al lang weggeweest
Dezen winter wordt het acht jaar.'
»Dan zal hij u toch wel eens gauw komen
opzoeken?"
»De weg is lang, en hij heeft veel te doen."
»Wilt gij hem dan niet bezoeken
Ik ben er nu te oud toe."
Björnstjerne Björmon.
FEUILLETON.
Hoe de man heet, moet ik verzwijgen,
want hij leeft nog.
Hij bezit eene boerenhoeve en heeft eenen
volwassenen zoon.
't Is de gewoonte, dat de zoon de boerderij
krijgt, zoo gauw hij twintig jaar oud is. Doch
deze vader wilde de teugels niet uit de han
den geven, en zoo werd de zoon zevenen
twintigjaar oud als dienstknecht des vaders
en mocht niets beginnen, zonder hem eerst
te hebben gevraagd.
De zoon liet nooit eenen wensch over zijne
lippen komen; doch eindelijk bemoeiden
zich de buren ermee, en de vader werd ge
noodzaakt, het erf gerechtelijk op den zoon
over te dragen, al viel het hem nog zoo hard.
Dat gebeurde op eenen zaterdagavond in
den winter, 's Zondags zat de vader alleen
in de kamer en was slecht geluimd. Toen
kwamen eenige mannen van 't gebergte af,
wenschten eenen goeden dag en vroegen, of
men hun niet een paard zou willen leenen:
zij hadden zoo'n zwaren weg gehad naar be
neden in 't dal.
»Ik heb hier niets meer te zeggen," ant
woordde de man, »maar wat de paarden be
treft, die zullen deze heele week rust hebben."
De mannen gingen nu naarbuiten op't
heem, waar zij den zoon vonden. Een van
hen vroeg hem: »Woudtge ons wel een paard
leenen, dat we naar de kerk kunnen gaan
We willen naar 't avondmaal en zijn moe
van dat eeuwige waden door de sneeuw."
De paarden zullen eene helle week rust
hebben," antwoordde de zoon; ge kunt hen
dus met pleizier te leen krijgen."
Hij bracht hen daarop zelf uit den stal
en spande hen voor den wagen. De vader
hoort 't gerinkel der schellen, op 't oogenblik
zij voorbijrijden, ziet hij juist naar buiten,
eenen bitteren glimlach op zijn gelaat.
Toen de zoon in de kamer komt, gaat de
vader op hem toe: »Hebt gij hun de paarden
geleend
De zoon wil antwoorden, doch de vader
geeft hem eenen geduchten oorveeg, met de
woorden: De overdracht is nog niet gerech
telijk! Jij melkmuil! Donderdagsavonds
daarna, komt de zoon hij had de geheele
week als vroeger gearbeid in reiskleederen
de kamer binnen, gaat regelrecht op zijnen
vader toe en zegt: »Nu moet ik afscheid van
u nemen
Allen in de kamer hielden op met werken,
en de vader vroeg verbaasd:
»Hoe zoo, wilt ge op reis?"
»Ja
Beide keken elkander aan; de zoon stak
den oude-zijne hand toe, en zeide: »Leef nu