GENTSCH VADER-ONZE.
DE TIENDE PENNING.
Onze verhouding' tot Spanje.
BALLINGEN.
En hij, wiens groot' hoedanigheden
Verduisterd zijn door ruwe zeden
En wiens onafgeschoren haard
Den moord van Brussel zweert te u reken,
La Marck vervaardigt zich te spreken,
La Marckaan 't woeste hart zoo waard.
Spitsbroeders! zegt hij, Spanjes moorden
En dwinglandij, met mij, ontgaan,
Die eertijds ergens t'huis behoorden,
En thans, van Vaderland ontdaan,
Geweigerd werd aan land te sterven
En graven onder de aarde te erven
Berooid van 's sterv'lings laatste goed
Het wreede voorbeeld van tirannen
Wil, dat meedoogendheidgebannen,
Bij (tos ook wijke voor de woed'
De dwinglandij heeft hier genomen
Wat naliet uwer oudren deugd;
Kan 't niet in schepen medekomen,
Het blijve niet tot hun geneugt'
De Maas, die torens, deze landen,
't Is alles in der Spanjaards handen
'tls alles vijandlijke kust:
Laat roof en vlammen niets besparen
En moog de brand, of door de baren,
Of 't Spaansche bloed zijn uitgebluscht
Fokke Abelz en Jan Abelz.
Die stuursche wezens zijn twee Friezen:
Een schip is onder hun gebied,
Zij kunnen niets dan dat verliezen,
En hebben ander erfgoed niet.
De moeder ging daarvoor verpanden
Haar huis, haar have en hare landen;
Geen ambt voor zonen was 't begeer:
Gaatzeide zijmet forsche woorden
Verjaagt, die Wet en Godsdienst stoorden,
En keert hier vrij! of, nimmermeer!
In de Vlaemsche Kronylc van 1566 tot
1585 leest men het volgende: »Deh 15«l
(Maart 1572) vond men aen de hoeken der
straten dezer stad (Gent) aengeplakt pas-
quillen, tot laster van den hertog, dewelke
onbermliertig is tegen zijnen evennaesten en
niets wilt vergeven, die de arme lieden ook
hun brood en nooddruft onttrekt; men
maekte ook Vlaemsche gedichtenbij dewelke
men God den Vader baddat hij toch de
lauden zou verlossen van zulken duivelschen
vader die te Bruesel tooont, wiens naam ver
vloekt zij, ende wiens rijck niemand en be
geert."
Hier volgen eenige van zulke liederen.
Helsche duvel, die tot Bruyssel sijt,
Uwen naem ende faem sy vermaledijt
U rijck vergae sonder respijt 2)
Want heeft geduyrt te langen tijt.
Uwen wille sal niet gewerden
Noch in hemel noch op erden
Ghybeneemptons huyden onsdagelicxbroot,
Wijff ende kynderen hebben tgroote noot
Ghy en vergeeft niemant sijn schuit,
AVant ghy met haet ende nijt sijt vervult;
Ghy en laet niemant ongetempteert
Alle die landen ghy perturbeert3).
O Hemelschen vader, die in den hemel sijt
Maeckt ons desen helschen duvel quijt,
Met synen Moedigen, valschen raet
Daar hij meede handelt alle quaet
Ende syn spaens chrijchsvolk allegaer
't AArelck leeft of sy des duvels waer.
Ajien.
i) vervloekt. 2) uitstel, 3) brengt in beroering.
Helpt nu u sclfs, soo helpt u Godt,
WtJ) der tyrannen handt en slot
Benaude Nederlanden!
Ghy draecht den bast2) al om u strot
Rept flucks u vrome handen.
De spaensche hoochmoet, vals en boos
Sant8) u een beudel4) goddeloos
Om u godloos te maecken
Gods woort rooft hij door menschen-gloosG)
En wilt u 't ghelt ontschaecken.
So neemt hy elck syn hoochste goet
Die 't woort, der zielen voedtsel soet,
Om draf niet willen derven
Bekopent met haer roode bloedt
Off moeten naeckt gaen zwerven.
Maer die sijn hart op Mammon stelt
Moet oock ontbeeren 't lieve ghelt,
Zijn Godt, zijnvleesch betrouwen:
Hy eyscht den tienden met ghewelt
Diet gheeftsal niet behouwen.
AVant, gheeft men dick van tienen een,
Daer blijft ten lesten één of gheen
Wol mach den herder stillen
Decs is met wol noch melck te vreen
Hy wil dc schaepkens villen.
Zijn buyck is onversadelijck
Bloed- en ghelt-dorstich stadelijck
Als die, met wreden moede
's Landts ghelt verguistverradelijck
Aan conincklieken bloede.
Verdient dan sulck, u huerlinck fel
Den tienden penninck niet seer wel
Om 't Nederland te schinden c)
Gheeft ghy hem die, soo maeckt ghy snel
Den baudom u te binden.
O Nederlandt, ghy zijtbelaen,
Dóódt en de leven voor u staen
Dient den tyran van Spangiën
Of volgtom hem te wederstaen
Den prince van Orangiën.
Helpt den herder, die voor u strijdt,
Of helpt den wolf, die u verbijt,
Weest niet meer neutralisten
Verbijt den tyran, tis nu den tijt
Met al zijn tyrannisten.
1) uit. 2) strop. 3) zond. 4) beul. 5) glosse,
■uitlegging door luenscben. 6) villen.
Bij gelegenheid van de tegenwoordige feesten kan
het geen kwaad; om de volgende bijzonderheden te
herinneren.
De inneming van den Briel door de AVatergeuzen
was maar een begin, want eerst in 1618 heeft de Spaan
sche regering onze onafhankelijkheid erkend.
Tengevolge van dien oorlog is Spanje geweldig ach
teruit gegaan, en Nederland is daarentegen zeer wel
varend geworden.
Na dien oorlog was de haat tusschen de Nederlan
ders en de Spanjaarden voorbij, zoodat zij elkander van
tijd tot tijd goede diensten bewezen hebben. Zoo is b. v.
onze zeeheld de Ruiter gesneuveld in eenen zeeslag,
waarin hij de'Spanjaarden tegen dcFranschen hielp.
Onze koning AVillem II heeft in den Franschen tijd
onder den opperveldheer AVellingtou de Spanjaarden
tegen de Franschen geholpen.
Tegenwoordig zijn de Nederlanders en de Spanjaar
den bezig een voorbeide volken voordeelig haudelstrak-
taat te sluiten.
Eindelijk: Spanje is nog lang door zijn ei£en vorsten
onderdrukt, maar tegenwoordig zijn de Spanjaarden be
zig, om te beproeven of zij hun gouvernement niet zóó
kunnen inrichten, dat zij onder eenen constitutionelen
koning dezelfde vrijheid en orde genieten, waarin Ne
derland zich verheugt.
Laat het ons streven zijn, om door een verstandig ge
drag aan de Spanjaarden een goed voorbeeld te geven
De eerste vrucht van Due d'Alve was de banninghc
der wtghewekene. Een niew liedeken, alle vrome wt-
landsche Christenen voor dezen tijt seer nut ende oor-
boorlijck
AVij baender-heerenin ghetale veel,
Vlieden het Nederlant, ons aertsch prieel, v
Meestal om weldoen, buyten eenig schuit;
Laet ons den Heere bidden om ghedult,
En meer ons sondendan Gods straffe haten;
Des Ileeren goedheyt zal ons niet verlaten.
Om 't lijf te houden men rijckdoin beglieeft,
Met alle daer ons herte seer aencleeft,
Om d'edele ziele, daer God zelf in rust,