Amersfoort en Omstreken.
1872.
No. 44.
Zaterdag- 26 October.
Uitgever: A. M. SLOTHOUWER,
Uren van vertrek der algemeene Communicatie middelen voor Amersfoort.
LICHT! MEER LICHT!
De legende van de witte non.
WEEKBLAD
VOOR
Dit Blad verschijnt des Zaterdags namiddag.
Abonnementsprijs voor Amersfoort per 3 maanden ƒ0,75.
Franco door het geheele Rijk0,85.
Afzonderlijke nummer7V2 Cent.
Boekbandelaren en Postdirecteuren nemen bestellingen aan.
TE AMERSFOORT.
Advertenticn van 15 regelsƒ0,50
Iedere regel meer0,10
Groote letters worden berekend naar plaateruimte.
Dienstaanbiedingen door den belanghebbende in
persoon bezorgd0,25.
Nederlandsche Centraal-Spoorweg. Diligence-dienst naar Maarsbergen en Barneveld.
Vertrek van Amersfoort naar Utrecht 8,5, 11,54, 2,37, 8,6. Van Amersfoort naar MaarsbergenNaar Barneveld:
Zwolle 8,41, 1,51, 5,54, 8,30. 's morgens 6,45, namiddag 6. des av. 81/;, 11. aank. d. laatsten tr.
Diligence-dienst J. Floor, van Amersfoort naar Amsterdam iy2 uur nam., van Soestdijk 21/3 u., van Baarn 3 u., Eemnes 31/3 u.,
aankomst te Amsterdam 6 u.
(Parlementaire redevoeringen van L. Haffmans.)
In de Amersfoortsche Courant van 18 Oct.
11. komt een ingezonden stuk voor, getee-
kend door Burgemeester en Wethouders der
gemeente Amersfoort. De inzenders verkla
ren voor lasterlijk en onwaar een bericht,
dat door den Heer Mr. C. J. Kien Eltzman
te Stoutenburg, Watergraaf en lid der Pro
vinciale Staten van Utrecht, werd rondgezegd
of verspreid. Indien dit bericht waar en
juist werd bevonden, zou het eene hatelijke
démarche van B. en W. van Amersfoort aan
het licht brengen.
Ten einde den Heer Kien Eltzman van
dezen blaam te zuiveren, de niet geringe be
schuldiging, van lasterlijke en onware be
richten ten laste van B. en W. van Amers
foort te hebben verspreid, te wederleggen,
en tevens te bewijzen, dat het bedoelde be
richt werkelijk de waarheid bevatte, hebben
vijf Heeren eene door hun handteekening
bekrachtigde repliek in de Amersfoorter
Courant van 22 Oct. geplaatst. Deze Heeren,
vrienden van den Heer Kien Eltzman, allen
mannen van stand en aanzien, onder welke
wij een aanzienlijk grondeigenaar, een Bur
gemeester, een officier, een kantonrechter en
een ex-luitenant-kolonel der schutterij van
Amersfoort zien, verklaren, dat hun inzage
is gegeven van een schrijven van een zeer
geacht ingezetene der gemeente Utrecht, die
zijn naam niet vermeld wenschte te zien.
In dit schrijven werd gemeld, dat men van
de zijde van Amersfoort bezwaren had inge
bracht tegen de voordracht voor Watergraaf
van het heemraadschap der rivier de Eem
c. a. En op deze voordracht was de Hr. Mr.
C. J. Kien Eltzman boven aan geplaatst.
In korte woorden is hier de inhoud der
beide ingezonden stukken getrouwelijk mee
gedeeld.
Ontegenzeggelijk is het doel, waarmede
men dergelijke stukken in dagbladen plaatst,
hen door die openbaarheid aan het oordeel
van het denkend publiek te onderwerpen, en
daar zich dit op onzijdig standpunt bevindt,
zal het kunnen beslissen, wie in het ongelijk
gesteld moet worden. In het geval, dat wij
hier bespreken, geldt het waarlijk geen ge
wone zaak, geen courantentwist over onbe
duidende zaken. Het geldt hier aan de eene
zijde de reputatie van het geachte Gemeen
tebestuur eener belangrijke stad in de pro
vincie Utrecht aan de andere zijde den
goeden naam van een grondbezitter, water
graaf en lid der Provincial Staten. Het dé
menti door het hoofd der gemeente gegeven
aan iemand die zulke belangrijke betrekkin
gen bekleedt, de beschuldiging van onware
en lasterlijke geruchten te hebben verspreid,
kan waarlijk geen kleinigheid genoemd
worden.
Het komt ons voor, dat de Heer Kien
Eltzman het onmogelijk hierbij kan laten
rusten. Zal hij zich van den hem aangewre
ven blaam in de oogen van het publiek vol
komen zuiveren, dan moet hij deugdelijk
kunnen bewijzen dat hij waarheidniets dan
waarheid tegenover Burgemeester en Wet
houders van Amersfoort heeft gezegd en
verspreid. Een man, die eene zoo geachte
publieke betrekking bekleedt, mag de pu
blieke opinie, welke door het artikel in de
Amersfoorter courant te recht of ten onrechte
wordt opgezet, niet ignoreeren, wanneer hij
van de eens verworven achting verzekerd wil
blijven.
Bewijzen, deugdelijke bewijzen mag ieder
die belang stelt in het lot van onze stad en
hare omgeving met grond verwachten. Dat
de verklaring, door de vijf Heeren ondertee
kend, waarvan wij boven spreken, niets
afdoet, en hoegenaamd geen deugdelijk be
wijs oplevert, zal iedereen gereedelijk moeten
toestemmen. Want ook die verklaring laat
het aan ons over, wien we willen gelooven
den Burgemeester en de Wethouders of
den Heer Kien Eltzman en zijne vrienden;
maar zij geeft ons over de zaak zelf geenerlei
zekerheid.
Wij moeten het tot ons leedwezen erken
nen zelfs deze, voor bewijs doorgaande
onderteekende verklaring maakt de positie
van den Heer Kien Eltzman veel meer on
houdbaar enmoeielijk. De vijf Heeren mogen
met een goed ea vriendschappelijk doel heb
ben gemeend, op deze wijze den Heer Kien
Eltzman te zullen helpen wij gelooven
niet dat zij hun doel hebben bereikt. Integen
deel. Eene gebrekkige wederlegging, een.
gebrekkig bewijs, is erger dan stilzwijgen,
en versterkt de tegenpartij. Getuige daarvan
het door B. en W. ingezonden stuk in de
Amersfoortsche courant van 25 dezer.
Met gespannen verwachting zien wij daar
om uit naar licht, meer licht; maar tevens
mogen we met grond hopen, ja vorderen als
wij de maatschappelijke positie der heide
partijen in aanmerking nemen, dat het licht,
meer licht in deze zaak niet onder de koren
maat worde verborgen!
FEUILLETON.
H.
De faam van de schoone Agues bracht haar natuurlijk
veel bewonderaars, die naar hare hand dongen. Gedurende
langen tijd scheen haar hart ongevoelig voor liunne blikken
en vleierijen. Maar geen vrouwenhart is onwrikbaar! Zij
mag lang schermen, zij mag zich houden alsof zij een krach-
tigen uitval wilde doeu, het mag schijnen alsof zij toebe
reidselen maakte voor een verschrikkelijk gevecht, maar in
dien haar bestrijder ecnige kennis van krijgskunde in deze
zaken heeft, en er overigens niets tegen hem is, dan zal zij
zich vroeger of later „overgeven", haar hoofdje laten han
gen, blozen tot aan hare wenkbrauwen, en dan fluisteren,
„neem mij en wees gelukkigZoo wees Agnes den een na
den anderen af. Den een schrikte zij af door haren kouden
blik, dien niemand beter dan eene vrouw kan aannemen,
wanneer zij het verkiest. Anderen zond zij weg met eene
korte afwijzing; terwijl weêr anderen verdreven werden
door hare tastbare minachting voor hun persoon. Maar na
verloop van tijd konde een nauwkeurig opmerker een lichte
blos op hare wangen zien komen wanneer de jonge Roderiek
Weay verscheen; en hoedoor 't een of ander onvoorzien
toeval, zij beiden spoedig na zijno komst, in druk gesprek
werden gevonden in een afgelegen hoek der kamer, of samen
op het balkon staande.
Deze jongeling was een aangenomen zoon van een naburi-
gen baron en zijne echtgenoote, wiens naam hij droeg. Zijne
wezenlijke ouders waren onbekend. Zijne pleegouders von
den hem als kind aan den voet van een eik neergelegd, in
Auehor-Wood. Daar zij geene kinderen hadden brachten
zy hem als hun eigen open hij gaf hun nooit reden om
hunne inenschlicvendhcid to doen berouwen. Reeds in zijne
jonge jaren toonde hij een ongewone scherpzinnigheid, en
een edel gemoed. Een oude monuik, die hem Latijn leerde
en de verdere beperkte wetenschappen, die men toen beoe
fende, verklaarde dat de Hemel hem voor de Kerk bestemd
hadmaar de baron dacht er anders over, en bestemde hem
om in de krijgsdienst to treden. Zijn voorkomen stemde
overeen met zijn karakter. Hij had eene mannelijke en be
vallige gestalte, natuurlijk en goed ontwikkeldniet met
watten opgevuld of in een korset geklemd, zooals ik hoor
dat de fashionabele mannen nn zijn. Hij had een edel, open
voorhoofd, wat men altijd bij een goed man vindt, en een
rondborstige en vriendelijke uitdrukking op zijn bevallig
gelaat. Al vroeg werd hij naar de Nederlanden gezonden,
vanwaar hij terugkeerde, na verloop van vijf jaren, de rid
dersporen, wonden en likteekenen medebrengende. Hij was
van zijn kindschheid af veel op het kasteel geweest, in gezel
schap van zijne pleegouders, en was door Sir Hugh altijd
hartelijk ontvangen.
Van zijne jeugd af was hij een geheime bewonderaar van
Agnes. Voor hij zijne jongelingsjaren bereiktegeduren
de die romantische levensperiode droomde hij dikwijls
van haar. Somtijds stelde hij zich een prachtig kasteel voor,
gelegen op eene romantische plaats, omgeven door een lie
felijke tuin met fontijncn en grotten, waar hij aan hare
zijde ronddwaalde met het geluk in zich en schoonheid om
hoog en in 't rond.
Dan gaf hij zich welsprekende liefdewoordjes in den
mond en luisterde naar een vermeend maar even lief ant
woord. Zij hield zijne gedachten bezig wanneer hij waakte.
In zijne studiën, in zijne vermaken, bij zijne wandelingen
was haar beeld altijd met hem. Maar zelfbedrog, hoe aan
genaam, is vergankelijk. De liefelijke gedachten zouden wel
dra wijken voor de zelfstandige werkelijkheid. De onzeker
heid van zijne afkomst, de trots en vooroordeelea van ha-
ren vader rezen als zwarte spoken voor zijne verbeelding ei»
namen alle hoop op de vereenigingdie hij zoo vurig
wenschte weg. In oogenblikken van wauhoop twijfelde hij
aan de liefde van Agnes - want tot nog toe was die gevraagd
noch bekend.
Soms, wanneer zij te zamen op een heuvel tegenover hare
woning wandelden of op de valkenjacht uitreden, dacht hij
dat zij een dieper gevoel voor hem koesterde dan enkel
vriendschap; maar deze blijde vooronderstelling verloor veel
van hare waarde door de gedachte van de nutteloosheid van
hare toestemming, wanneer haar vader die niet goedkeurde.
Hoe hopeloos de zaak ook scheen bleef hij hopen. Het gaat
niet gemakkelijk het hart aftetrekken van het voorwerp,
dat het eens lief heeft. Hij dacht dat, door zich in zijne mi
litaire oefeningen te volmaken, door roem te behalen in zijn
toekomstigen werkkring, het hem gelukken zou de onbe
kendheid zijner afkomst to verbergen, en zich in de oogen
van Sir Hugh een gesehikten echtgenoot voor zijne dochter
te maken. Met dit doel om hem aantesporen was hij nijver
en vlijtig in zijne plichtenen verkreeg verlof om naar
Vlaanderen te vertrekken, eerder dan zijne pleegouders
voornemens geweest waren. Daar vervulde hij zijne ver
wachtingen hij verwierf roem voor zijne dapperheid, en
bewondering voor zijn karakter.
Bij zijn terugkeer van de Nederlanden vond hij, tot zijn
geluk, dat geeu mededinger hem uit haar hart verdreven
had. Hij was even gelukkig te bemerken dat hare manieren
niets van hunne gewone vriendschappelijkheid jegens hem
hadden verloren. Haar vader behandelde hem ook met meer
eerbied, en zijne eigen vrienden beschouwdeuhem met trots.
Maar deze gunstige schijn deed hem zijn geheim niet ont
dekken, maar zij moedigde hem aan dc vroegere vriend
schappelijke verhouding te hernieuwen, dat hij later met
grootere veiligheid om hare hand aanzoek zou kuuncn doen.
Met den doordringenden blik eener vrouw in deze zaken,