Amersfoort en Omstreken.
1873.
No. 94.
Zaterdag- 11 October.
Uitgever: A. M. SLOTHOUWER,
Uren van vertrek der algemeene Communicatie-middelen voor Amersfoort.
De Oorlog- met Atjin
WEEKBLAD
VOOR
Dit Blad verschijnt des Zaterdags namiddag.
Abonnementsprijs ^oor Amersfoort per 3 maanden f 0,75.
Franco door het gehccle Rijk„0,85.
Afzonderlijke nummer7V2 Cent.
Boekhandelaren cn Postdirecteuren nemen bestellingen aan.
TE AMERSFOORT.
Advertcntiën van 15 regelsƒ0,50.
Iedere regel meer0,10.
Groote letters worden berekend naar plaatsruimte.
Dienstaanbiedingen door den belanghebbende in
persoon bezorgd0,25.
Zomerdienst aangevangen 15 Mei 18*73.
Vertrek van Amersfoort naar Utrecht:
NEDERLANDSCHE CENTRAAL-SPOORWEG.
7 44 aank. Utrecht 8,20, Amsterdam 9,25, Rotterdam 9,40, 's Hage 9,45.
11,1 (sneltr.) 11,30, 12,30, 12,40, 12,50.
2.17 u - 3,2, 4,25, 4,3d, 4,o0.
3.18 (sneltr.) 4,—, 7,3a, 7,4o, 7,5o.
8,18 a a 8,55, 10,5, n 10,20, 10,2o.
DILIGENCEDIENST J. FLOOR OP AMSTERDAM.
Vertrek van Amersfoort 1,30 uur nam., van Soestdijk 2,30 uui, van Baara 3
uur, Eemnes 3,30 uur, aauk. Amsterdam 6 uur.
Vertrek van Amsterdam S,30 uur voorm., aank. te Amersfoort 1 uur nam.
DILIGENCEDIENST OP BARNEVELD.
Uit Barneveld vertrek 9 uur 's morgens op de eerste treinen.
Uit Amersfoort 9 's avonds na aank. der laatste treinen.
Vertrek van Amersfoort naar Zwolle
8,49 vertr. v. Utrecht 8,15, aank. Zwolle 10,38, Groningen 1,50, Leeuwarden 1.57.
9,43 (sneltr.) 9,15, 11,8, 1,50, 1,57.
1.34 12,45, 4,—, 8,50, 8,10.
6,16 (sneltr.) 5,50, 7,44. 10,10,—.
8,59 j, u 8,20, n 10,52.
DILIGENCEDIENST OP MAARSBERGEN.
Uit Amersfoort C.45 's morgens op de trein van 8,31 naar Aruhcm (aank. 9,40 uur)
en van 7,51 naar Utrecht (aank. 8,35) en 3 uur 's middags op de trein van 6,
naar Arnhem (aauk. 7,3.)
Uit Maarshcrgen 10,15 uur 's morgens na aank. der trein van 10,11 uit Arnhem cn
8,25 uit Utrecht en 8,30 uur 's avonds na aank. der trein van 8,15 uit Arnhem.
door een ooggetuige medegedeeld.
Wij ontvingen vergunning om het een en
ander medetedeelen uit een particulier schrij
ven van een ooggetuige der Atjincesche ex
peditie, eu maken van die vergunning gaarne
gebruik, omdat wij den inuoud van dit
schrijven zeer geschikt achten, om meer licht
te verspreiden over sommige nog zeer ge
brekkig opgehelderde bijzonderheden van
deze expeditie. (Red.)
»Nadat in Sept. 1872 door de Marnix ter
reede Kortoy een gewapend vaartuig, Gipsy
genaamd, dat die reede blokkeerde en toebe
hoorde aan den radja van Simpang Olimwas
in beslag genomen en in November naar
Riouw was opgebracht, arriveerde op de
laatste plaats den 8sten December een Atjeh-
neesch gezantschap, dat zich aldaar bij den
Resident, uit naam van den Sultan, kwam
beklagen over de handelwijze van de Mar
nix, de teruggave vau de Gipsy eischte, en
verzocht verder verschoond te blijveu van
dergelijke zeerooverijen door Hollandsche
oorlogschepen op de kusten van Atjeh. Ge
noemde handelwijze van de Marnix was ech
ter volkomen rechtmatig, krachtens de bij
lage van het tractaat van 1824, waarin
Atjeh door Engeland tegen alle agressieve
handelingen van het Nederlandsche gouver
nement in bescherming wordt genomen
maar waarbij èn Engeland èn Holland ten
allen tijde het recht behouden om zich te
verzettten tegen zeerooverijen en blokkaden
van de peperhavens door de staten ouder
ling. De Gipsy had zich èn aan zeeroof èn
aan blokkade schuldig gemaakt. Het gezant
schap hing verder een zeer treurig tafereel
op van de inwendige verdeeldheid van het
rijk van Atjeh, en eindigde met te kennen te
geven, dat een groot deel der bevolking, en
ook de Sultan persoonlijk, gaarne de opper
heerschappij van Nederland zouden erken
nen. Het gevolg hiervan was, dat niet alleen
het gezantschap op Riouw met de meeste
onderscheiding behandeld en op 's lands
kosten onderhouden werd, maar dat hun ook
de Gipsy werd teruggegeven, en de Marnix
tot hunne dispositie gesteld, om hen, via
Singapore en eene menigte kleine, tot Atjeh
behoorende rijkjes, naar Groot-Atjeh terug
te brengen.
Het doel van het aandoen dezer plaatsen
was vooreerst om in Singapore een stoom
schip te koopen en verder om in de verschil
lende rijkjes brieven van den Sultan af te
geven. Aan boord begaven zich nog de con
troleur Krayenhoff met den tolk vort Cock-
rits benevens Datoe Stia Aboe Hassan en de
tolk Sidi Tahil, maleisch koopman te Pa-
dang.
Den 25sten Januari vertrok de Marnix
met dit doel van de reede Riouw en kwam
's middags te Singapore aan. Het gezant
schap trok dadelijk naar den wal, en tevens
de HH. Krayenhoff eu von Cockritz, waarvan
de eerste in last had naar Peuansr te gaan,
O O
om daar de uitvoeren van kruit en wapenen
naar Atjeh te controleert: 11 en tevens het oog
te houden op de verdere Atjehneesche han
delingen.
Het koopen van een stoomschip te Singa
pore bleek een voorwendsel te zijn, daar Jiet
gezantschap noch geldnoch crediet had.
Daarentegen werd, zooals verhaald werd, het
14-daagsche verblijf van de Marnix door
hen gebruikt, om bij alle consuls, zoowel te
Singapore als te Penang, hulp in te roepen
tegen Nederlanden de suprematie over
Atjeh aau den eenen of anderen Staat aan te
bieden slechts onder Nederland wilden
zij niet staan. Een ander gezelschap zon zelfs
tot dat einde naar Frankrijk vertrokken zijn.
Door den Amerikaanscken consul van Sin
gapore zou verder een tractaat van 17 arti
kelen opgemaakt zijn, waarin 0. a. werd toe
gestaan scholen en kerken te stichten, ter
wijl het Amerikaansch gouvernement vele
haudelsvoordeelen verkreeg, tegen toezeg
ging van hulp tegen eiken vijand van Atjeh.
De Heer Krayenhoff werd door ziekte
verhinderd, vóór 12 Februari naar Penang
te gaan. Wij vertrokken den 9den Eebruari
naar Edie, een rijkje op de oostkust van
Sumatra gelegen, en tot Atjeh behoorende.
De radja van Edie heeft in den loop van
1872 verscheidene malen verzocht, de Ne
derlandsche vlag te mogen kjjichen, en riep
steeds onze hulp in tegen het uaast zijn rijk
gelegene Simpang Olim. Op dit verzoek was
echter geen acht geslagen, schoon de inwil
liging ons een grooten materieelen en mo-
reelen steun in den tegenwoordigen oorlog
zou hebben gegeven. Wij kwamen er den
12den Februari aan.
Te Edie bleek het, dat het doel van het
aandoen der verschillende rijkjes niet was
brieven van den Sultan af te geven, maar wel,
onder protectie van een Nederlandsch oor
logschip, schattingen te heffen. Den Sultan
van Edie werd echter door ons duidelijk te
kennen gegeven, dat het Hollandsche schip
daarmede niets te maken had, waarop het
gezantschap in hevige woede onverrichter
zake aan boord terug kwam. Den 13deu ver
trokken wij naar Simpang Olim; het ge
zantschap bleef hier tot aan den löden aan
wal, en kreeg wel toezegging van geld op
een later tijdstipdoch kwam met ledige
handen aan boord terug. Den 17den stoom
den wij naar Tlok Seruaweli en kwamen
daar 's avonds aanook hier bleef een ge-
deel te van het gezantschap aan den wal, en
kwam den 19den aan boord met het verzoek
om den radja van dat land naar Atjeh mede
te nemen. Daar hij echter 4 dagen vroeg om
zijne zaken in orde te maken, werd dit ge
weigerd, en gingen wij, op verzoek van den
eersten gezant, zonder de verdere kustplaat
sen aan te doen, den 19den 's avonds regel
recht naar Atjeh, waar wij den 20sten arri
veerden. Den fllsten gingen de gezanten
van boord, en kregen een saluut van 13
schoten, dat door den Sultan werd beant
woord.
Te Atjeh was bij de aankomst van het
gezantschap de vreugde algemeen, want er
was van Penang bericht gekomen, dat het
door het Hollandsche gouvernement in boei
en was gesloten. Het état-major vroeg ver
lof om een bezoek bij den Sultan af te leg
gen, eu dit werd toegestaan; maarden 24sten
kwam de tijding, dat de Sultan ziek was
een door hem steeds in praktijk gebracht
excuus en hen niet kon ontvangen. Er
werd echter bijgevoegd, dat men een bezoek
zou kunnen afleggen bij den eersten minis
ter, die daartoe al de hoofden zou laten op
roepen. Dit werd aangenomen, en den
25sten ging het état-major de rivier op in
twee ongewapende sloepen, terwijl alleen de
officieren den sabel aanhadden.
Vóór dat de officieren tot den eersten mi
nister werden toegelaten, moesten zij op de
rivier in de sloepen een vol uur wachten.
Later kwam men te weten, dat er gedurende
dien tijd door alle hoofden beraadslaagd werd
om hen te vermoorden, maar dat één hoofd
zich daartegen verzette, aangezien hij be
weerde, dat de tijd daartoe nog niet gekomen
was, dat het Hollandsche gouvernement da
delijk représailles zou nemen, en dat Atjeh
nog niet tot den oorlog gereed was.
Terwijl het Hollandsche gouvernement
dus reeds alles in gereedheid bracht, om Atjeh
den oorlog aan te doen, liet het ons daarvan
geheel onkundig, en zond ons zelfs geen en
kele waarschuwing om op onze hoede te zijn.
Het état-major van de Marnix was daardoor
blootgesteld aan de kans, om op schandelijke
wijze te worden vermoord. Opmerkelijk is
het, dat juist op den 25sten Februari, toen
dit ongewapend bezoek hij de Atjelmeezen