bij een aanzienlijk lageren. Ea zoo is de gasfabriekant, monopolist der straatverlichting, in een uiterst ge makkelijke en voordeeligen toestand geplaatst. Nu wordt wel eens ge zegd dat de opbrengst der fabriek niet zoo aanzienlijk kan zijn, omdat de omzet zoo gering is, maar wij nemen de vrijheid ditte betwijfelen, omdat het niet aan te nemen is, dat door den fabrikant dan geene enkele poging zou gedaan worden om het gasverbruik te doen toenemen. Dat het tegendeel geschiedt is van alge- meene bekendheid. Een eerste be wijs voor onze stelling is de inrich ting der fabriek zelve, die door haar primitief karakter een weinig hoo- gen dunk geeft van de industriëele kennis van hen, die de exploitatie op zich hebben genomen. Een tweede niet minder krachtig bewijs ligt in de hoedanigheid van het door de fabriek geleverde gas. Dat het licht gevend vermogen derstadslantaarns gering is, kan misschien nog aan de, in het contract voorkomende, bepa lingen en voorschriften geweten worden; en wij mogen die dus niet als maatstaf aannemen. Maar een iederdie nu en dan concerten of tooneelvoorstelliugin de grootezaal van Amicitia bij woont, moet hebben opgemerkt, dat de verlichting dier zaal niet in overeenstemming is met het aantal brandende lichten. Eens deels is de geringe wijdte der aan- voerpijpen daarvan de oorzaak, maar anderdeels ook de samenstel- van het lichtgas. Elkeen weet dat lichtgas een eigenaardigen stank ver spreidt, die in zooverre niet te ver werpen valt, als ze dienen kan om een lek in de buizen merkbaar te makenmaar de zoogenaamde gas- lucht mag geene overeenkomst heb ben met den stank, door een slecht geventileerd secreet verspreid. Doet de lucht van het gas daaraan denken dan is eene aanzienlijke hoeveelheid zwavelwaterstof, zwavelammoni um en zwavelkoolstof voorhanden, en het bewijs geleverd, dat de reiniging van het gas onvoldoende heeft plaats gehad. Wij laten het aan onze Arni- eitiabezoekende lezers over om te beslissen of hieraanslechte reinigiug moet worden gedacht, en willen slechts vermelden, dat een onzer medeburgers, die in zijne woning het tonnenstelsel had ingevoerd, gedurig klaagde over een hoogst onaangenamenstank,diein zijn huis zich verspreidde, totdat de ontdek- kiug van een lek in de gasleiding, en het herstel daarvan, het bewijs le verden van de onschuld van het tonnenstelsel. Niet alleen dat het gebruik van slecht gezuiverd gas onaangenaam is wegens den eigenaardigen stank, ook met het oog op de gezondheid is het aftekeuren. De verbrandings producten van de bovengenoemde stoffen brengen namelijk eene groo- te hoeveelheid zwaveligzuurdat scherpe prikkelende gas, in de lucht dér vertrekken en veroorzaken spoedig benauwdheid. Daarenbo ven wordt het lichtvermogen van het gas door de aanwezigheid van de genoemde stoffen sterk vermin derd. Zij zijn oorzaak dat men de vlammen zoo hoog mogelijk laat branden om meer licht te verkrijgen; het gevolg is grooter verbruik van gas, d. i. voordeel voor den fa- briekant, en dubbel nadeel voor den verbruiker. Al het bovenstaande vult evenwel nog niet het zondepregister van den gasfabrikant. Wij hebben nog een verwijt tot hem te richten, namelijk met betrekking tot de drukking, waaronder hij het gas aflevert. Wij willen gaarne gelooven, dat hij die drukking in overeenstemming tracht te brengen met het vermoe delijk aantal brandende lichten maar in dat geval maakt hij zijne berekeningen verkeerd, want wij hebben herhaaldelijk geconstateerd, dat bijv: in de societeitszaal van Concordia, een half uur voor mid dernacht, voor drie vol openstaande argandsche branders en bij geheel openstaande meterkraan, geen licht genoeg verschaft werd om er eene courant bij te lezen. Klaagt men over dergelijke za ken, dan is het antwoord steeds dat de leiding te nauw is maar waar om dan de leiding niet verwijd? dit is toch zeker in het belang èn van fabriekant èn van verbruiker, en waarom dan een gas geleverd dat door zijne onzuiverheid voortdu rend aanleiding geett tot nog meer der vernauwing der buizen? Ons bestek laat ons niet toe voor het oogenblik verder op dit onder werp door te gaan, Welligt komen wij er later op terug. De korte in- iuhoud van ons betoog kan worden geformuleerd als volgt: De toestand onzer gasver lichting heeft dringend ver betering noodig. Bij den tegenwoordigeu stand vjan zaken is het gebruik van gas te Amersfoort niet aan- tebevelen. Overzicht der week. BUITENLAND. op Jut leek, en de ontvanger, in directe tegenspraak met zijne vrouw, beweerde dat de bedoelde controleur van iedereen wat had, behalvejuistvanlgnatieff, bleek dit onderwerp niet zeer vruchtbaar te wezen. Aangenaam was dus het oogenblik, waarop mijne vrouw mij vroeg: «Wat dunkt je, lievel zullen we de speeltafeltjes laten komen?" Dit tooverwoord deed alle »bokken" verrijzen, behalve altijd Smits, die, met Mac-Mahon scheen te denken J'y suis, et'j'y reste." Mijne vrouw had alles met voorzichtig heid beschikt. Aan één tafeltje zou ge whist worden, door derr majoor, de ont vangers vrouw, Smits en nichtje Mietje. Aan een quadrille tafeltje moest ik zitten met de majoors vrouw, de renteniers dochter en Pietersen. Aan het derde ta feltje eindelijk zouden mijne vrouw, Cato Muller, de rentenier en de ontvanger zit ten. Alles mooi verdeeld dus. Maar ja wel 1 Zij had buiten den waard gerekend, of liever buiten den rentenier. Het is lieusch ergerlijk, te zien, wat zoo iemand die een beetje geld heeft, niet durft te wagen 1 «Jongens, Mevrouw!" riep de manhard op, nou moest je mij eens een pleziertje doen. Mietje en ik hebben laatst samen zoo'n ademachtige mooie vole gespeeld, dat we nadien tijd een soort van compag nieschap opgezet bebben. Kom jij nu bij ons zitten, Mietje! dan zullen we nog eens zaken maken, kind Mietje, verheugd over de notitie van haar genomen, was zeer bereid. Wat zou mijn vrouw doen? «Heel graag 1" zei ze natuurlijk maar weet u ik dacht maar het whisttaleltje ik geloof dat geen van de andere dames whist en en dus «O dat is niets Mevrouw!" riep Cato Muller tot ons aller verbazing. »Ik whist heel graag. Als de majoor en Meneer Smits het met mij eens probeeren wil len Met het grootste pleizier,/ zeide majoor. Smits zei nietsmaar keek triom fantelijk rond. En mijne vrouw droeg dien tweeden slag met het geduld van eene martelares. (Slot volgt.) Wat voor eenige weken hoogst on waarschijnlijk zoo niet onmogelijk scheen te zijn, is thans gebeurd. Het veel besproken congres is te Berlijn bijeenge komen. Wel zijn de Turksche gevolmach tigden nog niet aangekomen, maar zij worden toch heden (Vrijdag) verwacht. Daarenboven neemt men het met Turk sche gevolmachtigden zoo nauw niet. Dit blijkt onder anderen uit de wijze, waarop het tractaat van San-Stefano (volgen^ Turksche mededeelingen na tuurlijk) is tot stand gekomen. De Rus sen kwamen voor den dag met een lang, zorgvuldig voorbereid program, maar de Turken mochten daarvan geen kennis nemen. Zij werden met elk nieuw artikel eerst dan verrast, als zij het voorgaande hadden aangenomen. Bij elke aarzeling werd gedreigd met bezetting .van Con- stantinopel, en soms verscheen de Groot vorst in het vertrek, om in zeer beleefde woorden aan die bedreiging kracht bij te zetten. Laat ons hopen, dat op het te genwoordige congres de eischen van een gemeenschappelijk overleg eenigzins an ders zullen worden opgevat. Met zulk eene «russische" manier van onderhan delen toch zouden de overige mogend heden zeker geen genoegen nemen. Daar men verneemtdat Prins von Bismarck den 25sten Juni naar Kissingen vertrekt, bestaat er eenige reden om te hopen, dat de zittingen van het congres dan zullen zijn afgeloopen. Onder de gunstige voorteekenen moet nog genoemd worden de door den Fran- schen Minister Waddington afgelegde verklaring. «Frankrijk" zoo deelde hij mede «heeft de uitnoodiging tot bijwoning van het congres aangenomen. Doch overtuigd, dat het Europa's wel begrepen belang is, het terrein der be raadslagingen eerder te beperken dan uit te breiden, zijn met name Egypte, Syrië en de Heilige plaatsen genoemd, als datgene wat buiten discussie zou moeten blijven." Van eene annexatie van Egypte door Engeland, of althans van een Engelsch protectoraat over dit land waarvoor velen, misschien niet ten onrechte, vreesden kan dus nu geen sprake meer zijn. De Duitsche Keizer neemt gelukkig voortdurend in beterschap toe. Van alle kanten beijvert zich het Duitsche volk, om den geliefden vorst bewijzen van achting en gehechtheid te geven. Het ware te wenschen, dat de Duitsche regee ring het aan de stem van het volk, die zich na de beide laatste moordaanslagen zoo krachtig heeft doen hooren, kon of wilde overlatenom de socialistische woelingen te onderdrukken, en dat zij zelve slechts dan met den sterken arm ingrijpt, waar een misdadig optreden de zer partij dit noodzakelijk maakt. Zij heeft zich echter op een ander standpunt geplaatst. En indien het waar is, dat von Bismarck, onmiddelijk na den aanslag, zou hebben uitgeroepen «Ziet daar de voorloopers der revolutie; nu wordt het tijd, om rechtsomkeert te maken 1" dan is het te vreezendat er terwille van de «bescherming van Staat en Maat schappij" zooals de Rijkskanselier zegt wel eens zeer reactionaire maat regelen zouden kunnen worden geno men, waarbij het socialisme eenvoudig als voorwendsel dient. Eene eerste schrede op dien gevaar lijken weg, is reeds gedaan, door het voorstel van de Pruisische regeering aan den Bondsraad tot ontbinding van den Rijksdag. De zaak komt ons belangrijk genoeg voor, om het voorstel in zijn ge heel hier eene plaats te geven «Berlijn, 6 Juni 1878. De erkenning der gevaren, waarmede Staat en Maatschappij worden bedreigd door het voortwoekeren van denkbeel den in strijd met alle wetten van zedelijk heid en recht, heeft de Bondsregeeringen bewogen, naar aanleiding van den moord aanslag op Zijne Majesteit den Keizer, gepleegd den 11 den der vorige maand, den Rijksdag een wetsontwerp ter bestrij ding van socialistische woelingen voor te leggen. De Rijksdag heeft dat ontwerp ver worpen. «Intusschen is door een tweede verme tel misdrijf jegens Zijne Majesteit den Keizer opnieuw het treffend bewijs gele verd hoe ver die denkbeelden reeds zijn doorgedrongen en hoe licht zij tot moord en doodslag voeren. Andermaal en met verhoogden ernst rijst derhalve bij de regeering de vraagwelke maatregelen er moeten worden genomen ter bescher ming van Staat en Maatschappij. «Uit aanmerking van den aanslag, gepleegd den 2en dezer maand, is de verantwoordelijkheid der Bondsregeerin gen omtrent de handhaving van recht en orde niet meer gedekt door het feit dat zij het bovengenoemde wetsontwerp bij den Rijksdag hebben ingediend. De Ko ninklijke Pruisische Regeering althans acht het noodzakelijk, langs wetgeven- den weg alsnu verder in de richting van dat ontwerp voort te gaan. «Naar het standpunt der meerderheid in den Rijksdag ten opzichte van het be doelde ontwerp valt er echter niet op te rekenen, dat de herhaalde indiening van datzelfde, of van een op gelijken grond slag rustend wetsvoorstelkort na de eerste verwerping, bij onveranderde sa menstelling van den Rijksdag een beter gevolg zou opleveren. «Onder deze omstandigheden schijnt het raadzaam, den Rijksdag te ontbin den en nieuwe verkiezingen uit te schrij ven. De Koninklijke Pruisische regeering meent dezen maatregel zooveel te meer te moeten aanbevelen, omdat zij in be ginsel bezwaar heeft tegen de richting, waarin eenige sprekers in den Rijksdag eene eventueele ondersteuning ten op zichte van latere wetsvoorstellen hebben toegezegd. Zij is niet van meening, dat er in de mate van vrije beweging, zooals die door de bestaande wetten is gewaarborgd over 't algemeen eene beperking noodig is. Zij acht het noch billijk, noch nuttig, met cle door haar verlangde maatrege len van veiligheid ook andere richtingen te treffen dan die, waardoor de bestaan de rechtstoestand in gevaar verkeert. Haars inziens moet bepaaldelijk het streven der sociaal-democratie worden te keer gegaan en moeten daartegen de maatregelen van tegenstand worden ge richt. «De ondergeteekende heeft mitsdien de eer, op grond van art. 24 der grond wet, den Bondsraad voor te stellen te besluiten tot ontbinding van den Rijks dag. «v. Bismarck." Dit voorstel is door den Bondsraad aangenomen, en de nieuwe verkiezingen zal op 30 Juli plaats hebben. Zal Bis marck zijn doel bereiken, en eene han delbare en meegaande meerderheid ver krijgen? Wij betwijfelen het. En Wan neer dit niet het geval is, wordt zijn standpunt moeielijker dan te voren. Intusschen, omtrent den uitslag van verkiezingen is elke voorspelling onze ker. Dit is weder gebleken in België. Op den dag vóór de verkiezing schreef men nog uit BrusselIn geen geval kunnen de verkiezingen van morgen de meerder heid in die mate verplaatsendat een nieuw Ministerie het bewind zou kunnen voeren. Ook indien het tegenwoordig Ministerie eene meerderheid in den Se naat tegen zich verkreeg, zou het tot een ontbinding overgaan, ten einde te zien wat de wensch is van het land." Wat men niet durfde hopen, is ge beurd. De meerderheid is geheel ver plaatst. De liberalen hebben namelijk eene meerderheid verkregen van 10 stem men in de Kamer en 6 in den Senaat. Hetclericale ministerie heeft reeds zijn ontslag ingediend. Als opvolgers wor den genoemd: Frère-Orban, Financiën; Bara Justitie SaincteletteOpenbare Werken; Graux, Binnenl. Zaken; De

Historische kranten - Archief Eemland

Weekblad voor Amersfoort en Omstreken | 1878 | | pagina 2