Overzicht cler week.
BUITENLAND.
christelijke deugden te schrappen. Om
schrijvingen van een doel zijn in eene
wet vrij overbodig, maar het artikel, dat
in 1857 eenigszins tot verzoening en be
vrediging der partijen leidde, werd nu
het middelpunt van den strijd. De cleri-
calen, zoowel ultram. als anti-revolut.,
schaarden zich met uitzondering van den
Heer Saaymans, maar versterkt door de
H.H. v. Houten en Insinger, aan de zijde
van den Heer de Jonge. De woorden van
art. 33 werden vooral in bescherming
genomen door de Heeren Godefroi en
Borgesius, niet om de inwendige voor
treffelijkheid, maar omdat die Heeren 't
oogmerk doorgrondenwaarmee de
anti-revolutionairen en ultramontanen de
christelijke deugden wilden verbannen.
Dan immers hadden de kwaadgezin-
den weer een reden te meer om de open
bare school te belasteren, dan zou het
domme volk wel moeten instemmen met
hunne lasterlijke aantijging, dat de school
onchristelijk, godsdienstloos of atheïs
tisch is. Ook de Heer Barge vergeleek
de staatsschool als eene ^christelijke
lading, waarop hij geene christelijke vlag
wenschte geplaatst te zien. Krachtig en
welsprekend heeft de Min. zijn artikel
verdedigd. Het algemeen karakter der
moderne ethiek, los van en verheven bo
ven dogma's, werd door hem nog eens in
't licht gesteld. Volgens zijne meening
moeten de kinderen opgeleid worden tot
brave menschen en deugdzame burgers
en burgeressen, maar niet tot godgeleer
den. De maatschappelijke deugden zijn
die, welke zich wijzigen naar de verschil
lende omstandigheden en staten, waar
van men burger is, die deugden staan,
zei de Min., naast de algemeene, christe
lijke deugden. De christelijke zedeleer is
voor alle kinderen steeds geweest en zal
dit blijvende beste leiding.
De Min. had van den Heer Heyden-
rijck in de vorige zitting woorden ge
hoord, die hem door de ziel snedendie
spr. had gezegddat er eene onherstel
bare klove tusschen Christendom en
Jodendom bestaat. Is er nog zooveel
onverdraagzaamheid in Nederland? vroeg
de Min. Laat ons dan zeker onze nati
onale school niet voor confessioneele rui
len. Laat ons dan onze staatsschool be
houden, waar jood en christen op dezelfde
banken gezeten zijn. Laat ons dan be
wijzen, dat er in Nederland op het punt
der zedelijkheid niets dan overeenstem
ming en verdraagzaamheid bestaat. De
Min. ziet dan ook, mèt den Heer Gode
froi, in 't amend, de Jonge, een poging
te meer om de gewetensbezwaren tegen
de school nog te versterken bij de ge
moedelijke, volgzame en prikkelbare ge
meente, uitgeoefend door heerschzuchtige
en zelfzuchtige leiders 1 (Bravo 1 op de
banken links.)
Na den Minister gaven nog eenige
sprekers hun gevoelen over 't artikel
geld der bank, dat ik bij mij zou hebben,
zoude worden gepleegd. Ik zou het geld
verdedigenen ik zou mijn aanvaller
dooden. Maar waarom was alleen voor
mij de sluier opgeheven, die voor alle
menschen het toekomende bedekt Wat
heb ik gedaan, dat die onwetenheid om
trent de toekomst, die waarborg voor het
geluk van den mensch voor mij niet
mocht bestaan? Waarom is mijn leven
langzamerhand en onwederstaanbaar
verbitterd door het gezicht van iets, dat ik
zonder het te willen zou moeten vol
brengen
Dat een man, die de een of andere af
schuwelijke daad in den zin heeft, in zijn
droom daartegen wordt gewaarschuwd,
laat zich nog denken en er zijn voorval
len bekend van personen, die op deze
wijze van hun voornemen werden terug
gebracht. Maar dat ik, die, God weet het,
geen slechte gedachte heb op zoodanige
wijze moest vervolgd worden, door eene
duivelsche onbegrijpelijke hersenschim,
die door haar hardnekkig telkens terug-
keeren, mijn dagelijksche bestaan vergif
tigde, dat was voor mij geheel onver
klaarbaar.
En er was nog meer achter. Toen ik
lucht. De Heer Barge betoogt, dat de
O. S. rationalistisch is, hij roept de con
servatieven op om met hen mee te strij
den, maar zooals we reeds gezegd heb
ben, alleen de Heer Insinger (conserv.)
en van Houten (lib.) schaarden zich dit
maal bij de stemming over 't amende
ment aan de zijde der clericalen. De Heer
Cremers protesteerde heftig tegen de
rede van den Heer Barge. De liberalen
strijden niet onder eene valsche leuze.
Hun christendom is niet 't christendom
der tegenpartij. Ons christendom, zegt
spreker is gegrond op liefde en verdraag
zaamheid, 't uwe is gebaseerd op kerke
lijke hartstocht, het bedoelt slechts ket
terjacht op de wijze, zooals vroeger werd
gedreven door uw voorgangers en zooals
gij, die opnieuw zoudt aanvangen, als u
de macht daartoe niet ontbrak 't Amen
dement werd verworpen met 53 tegen
28 stemmen en art. 33 daarop goedge
keurd.
De volgende artikelen handelende
over bezwaarschriften tegen de leerboe
ken, over 't verbod van onderwijzers om
handel te drijven of eenig beroep behalve
't geven van onderwijs uit te oefenen, en
over de pensioenen werden onveranderd
aangenomen.
(Wij wenschen van de discussie over
art. 45 een vau de belangrijkste der
geheele wet eerst een overzicht te ge
ven, wanneer deze discussie tot een re
sultaat zai hebben gevoerd, hetgeen op
dit oogenblik nog niet het geval is. Red.)
Na ons laatste overzicht zijn er nog
verschillende zittingen van het congres
gehouden, waarop allerlei belangen wer
den behandeld en meer of minder belang
rijke besluiten werden genomen. Een
merkwaardig licht over den geest welke
de ter congres verzamelde mogendheden
bezielt wordt door de behandeling der fi-
nancieele kwestie verspreid. Daaruit blijkt
op nieuw ten duidelijkste, dat het belang
van Turkije geheel op den achtergrond is
gesteld en het hoofdmotief is en blijft, te
voorkomen dat Rusland door annexatie op
ruimen schaal te veel overwicht zou krij
gen in de Europeesche aangelegenheden.
Het congres besloot toch de regeling der
oorlogsvergoeding over te laten aan Rus
land en Turkije, nadat de Russische ge
volmachtigde bepaaldelijk verklaard had
dat de Keizer zijn eisch in geld in geen ge
val in eene uitbreiding van grondgebied
zou converteren.
Onder de staten, aan wie de besluiten
van het congres eene zware teleurstelling
bereidden, moet na Turkije in de eerste
plaats Griekenland genoemd worden. Na
de misschien wat al te hoog gespannen
verwachtingen die de Grieken hadden
omtrent eene betere grensregeling, moet
van mijn eersten tocht met Mr. Shepfold
thuis gekomen was, begaf ik mij met een
onbeschrijfelijke vrees voor den slaap te
bed. Volkomen zeker dat ik nu telkens
weder droomen zou tot aan het einde toe,
besloot ik mij tegen den slaap te verzet
ten. Zoo lag ik daar nadenkende hoe ik
er in zou slagen, het noodlottige ongeval
te voorkomenhet als mijn plicht be
schouwende zoowel tegenover mijzelven
als tegenover mijnepatroons; want desom
die ik bij mij zou hebben zoude zeer aan
zienlijk zijn. Ik wilde hun alles mededee-
len, zoo als ik het nu geschreven heb en
trachten hen te bewegen het te beschou
wen zoo als ik hetdeed, als een duidelijke
waarschuwing, die wij niet over hethoold
mochten zien. Zij mochten mij voor een
dwaas, een krankzinnige of een lafaard
aanzien, wat kon het mij schelen, maar ik
zoude de reis niet alleen doen en ik hoop
te dat zij dit niet zouden wenschen. Den
volgenden morgen zoude ik hun alles ver
tellen. Toen ik dit besluit genomen had
gaf het mij eene ontzachelijke rust en
kalmte, die tengevolge had dat ik niette-
gestaande mijn voornemen in slaap viel.
Wordt vervolgd).
het hen hard vallen te vernemen dat de
Groote Mogendheden geen lust hebben
om de met zooveel zorg tot stand gekomen
ontleding van het Turksche gebied in den
waagschaal te stellen ten behoeve van een
land, dat hen op dit oogenblik niet toe
schijnt ooit van groot belang te zijn. Het
congres nam omtrent Griekenlands wen
schen geene decisie en stelde zich te vrede
met de hoop uit te drukken dat het aan
Griekenland zou gelukken zich met de
Porte over eene betere grensregeling te
verstaan. Niet te verwonderen is het dat
de Grieksche pers er hare verontwaardi
ging niet over verbergt, dat de Groote Mo
gendheden zelve rooven zonder de kleine
staten iets van den buit mede te deelen.
Griekenland heeft nu echter de schoonste
gelegenheid om zich een begrip te vormen
omtrent de waarde van Engelands belof
ten en verzekeringen, want nadat het op
de verklaring van Engeland, dat zijne be
langen daardoor niet zouden worden be
nadeeld, zijne troepen terugtrok en mede
werkte om den opstand in de Grieksche
provinciën te dempen, is het nu juist En
geland dat op ljet congres ten opzichte
de Grieksche belangen eene zeer gereno-
meerde houding heeft in acht genomen.
Ook Rusland heeft niet veel reden om
over de loyauteit van Engeland te roemen.
Zonder de tusschenkomst toch van Prins
Bismarck zou niet licht overeenstem
ming verkregen zijn over den afstand van
Batum, die toch in het bekende memo
randum van Salisbury was erkend. Dis
raeli ontzag zich niet te verklaren dat dat
memorandum voor hem niet bindend was
en slechts eene handige manoeuvre van
Bismarck heeft den weerstand van Bea-
consfield kunnen breken. Batum wordt
aan Rusland afgestaan, terwijl daarenbo
ven de Donau neutraal verklaard werd,
d. w. z. toegankelijk voor alle natiën.
Het gerucht dat aan Engeland het pro
tectoraat van Klein-Azie zou worden op
gedragen is bewaarheid geworden. Ten
gevolge van een defensief tractaat tus
schen Engeland en Turkije wordt het ei-
laud Cyprus aan de Engelschen afgestaan.
Bij dit tractaat dat den datum van 4 Juni
draagt, verbindt Engeland zich om voor
het geval dat Rusland pogingen mocht
doen om zich van eenig deel van het
grondgebied van den Sultan meester te
maken, dat gebied in vereeniging met den
Sultan te verdedigen. Daarentegen ver
bindt de Porte zich, de later door de twee
mogendheden vasttestellen hervormingen
in te voeren en daarenboven het eiland
Cyprus aan Engeland af te staan.
De politiek van Disraeli vindt in Enge
land zoowel goed- als afkeuring. De
Times en de Pall Mali zijn vol van loftui
tingen voor het genie van Beaconsfield,
terwijl daarentegen Daily News onverho
len den politieken coup afkeurt zoowel
als de wijze waarop hij gedaan werd. Het
blad wijst er op hoe Disraëli Europa weder
teruggebracht heeft tot het stelsel van
dubbelzinnigheid in de politiek en meent
dat Engeland zich met verblinding eene
zware verantwoordelijkheid op de schou
ders laadt door feitelijk het bestuur van
Aziatisch Turkije op zich te nemen.
In 't kort kan omtrent de nu bijna af-
geloopen werkzaamheden van het congres
gezegd worden, dat de Oostersche kwestie
er niet door opgelost is en dat hoogstwaar
schijnlijk slechts voor korten tijd vrede
verkregen is, terwijl het zich laat aanzien
dat de eerstvolgende stap tot oplossing van
het vraagstuk niet minder bloed zal kos
ten dan de Turksch Russische oorlog ge
kost heeft.
De bezetting van Bosnië en Herzegowi-
na schijnt niet gemakkelijk te zullen gaan.
De Turksche goeverneur wapent alle in
woners en spoort hen aan zich gezamenlijk
tegen de vreemde bezetting te verzetten.
Naar men zegt wordt deze beweging in het
geheim door de Turksche regeering on
dersteund.
De keizer van Duitschland neemt dage
lijks in beterschap toe en kon dezer dagen
wederom de uniform aantrekken. Ook
Nobiling hersteld, hoewel langzaam, en
brengt reeds een of twee uur buiten het
bed door. Hij is evenwel nog te zwak om
eenig verhoor te ondergaan. Naar men
uit Rome verneemt wordt de openbaar
making der brieven van den keizer en den
kroonprins aan den Paus als een bewijs
beschouwd dat men te Berlijn de onder
handelingen wil afbreken.
Volgens een bericht van de Gaulois zou
de Pruissische regeering de haven, de stad
en het plateau van Adjèroud en Marokko
gekocht hebben. Dit plateau is slechts
door een klein riviertje van de Pransche
bezittingen gescheiden. De Temps zegt
dit bericht slechts onder reserve over te
nemen.
Nog steeds vindt men in de Duitsche
bladen tal van vonnissen wegenshet uiten
van beleedigende uitdrukkingen jegens
den Keizer. Slechts enkele personen wor
den vrijgesproken en het is te vreezen dat
er onder de veroordeelden enkelen zijn die
gansch andere woorden hebben gesproken
dan die waarvoor zij gevonnisd worden.
Het zou de eerste maal niet zijn dat per
soon lijke haat gebruik maakte vau de al
gemeene stemming.
Te Genève is dezer dagen het eeuwfeest
van Rousseau gehouden. De stad was ver
sierd, kanonschoten werden gelost en eene
schitterende optocht werd gehouden naar
het standbeeld van Rousseau, waar de
Heer Carteret, president der Kantonnale
Regeering, voor eene menigte van 30000
personen eene rede hield, waarbij hij deed
uitkomen dat de groote schrijver de zaak
der vrijheid, der democratie en der verlich
ting bevorderd heeft, en hoe het Zwitser-
sche volk hem op zijn voetspoor steeds is
gevolgd.
Uit Rome wordt gemeld dat de Kardi
naal Vicaris aan de deur der kerken een
billet heeft laten aanplakken, waarin be
richt wordt dat in de kerk van den H.
Ignatius gebeden zouden gehouden wor
den om den hemel te smeeken de mensch-
heid niet te straffen wegens het vieren van
het eeuwfeest van Voltairel De Paus wordt
nog steeds genoopt het vaticaan niet te
verlaten.
PUBLICATIE.
De Commissaris des Konings in de
Provincie Utrecht,
Gezien het besluit van Heeren Gedepu
teerde Staten der provincie Utrechtdd.
27 junij 1878, n°. 52
Gelet op art. 11 der Wet van 13 Junij
1857 Staatsblad n°. 87),
Brengt bij deze ter kennis van de be
langhebbenden, dat de opening van het
Jagtbedrijf, vermeld onder litt. d van art.
15 der voormelde Wet [het schieten van
Waterwild), voor deze Provincie is be
paald op Donderdag den 1. Augustus
aanstaandeter plaatse, alwaar hetzelvé,
ingevolge art. 3 van het Reglement op
de uitoefening derjagt en visscherij in
de Provincie Utrechtvan 26 Julij 1853
[Provinciaal-blad n°. 72), mag worden
uitgeoefend, en de sluiting daarvan later
zal bepaald worden, terwijl dejagtbedrij-
ven, bedoeld bij litt. /en h van art. 15
der Wet [het vangen vati waterwild met
slagnetten en het vangen van eendvogels
in eene eendenkooi of daarmede gelijk-
staanden toestel), mede op den 1Augus
tus aanstaa?ide worden opengesteld.
En, ten einde niemand eenige onwe
tendheid hiervan voorwende, zal deze
worden afgekondigd en aangeplakt, waar
zulks te doen gebruikelijk is.
Utrecht, den 2. Julij 1878.
De Commissaris des Konings voornoemd,
VAN DOORN.
KENNISGEVING.
De Burgemeester van Amersfoort;
Gezien de aanschrijving van den heer
Commissaris des Konings in de provincie
Utrecht van den 1 Juli 1878, N°. 1 N.
M. S. (provinciaal blad Nu. 65), betref
fende de opkomst onder de wapenen van
verlofgangers der nationale militie.
Brengt ter kennis van de belangheb
benden, dat het Zijner Majesteit den Ko
ning heeft behaagd, den heer Minister
van Oorlog te machtigen, om te dezen
jare alsnog opteroepen en in werkelijken
dienst te houden, krachtens art. 125 der
militie-wet:
I. VAN DE LICHTING VAN 1875.
A. van 7 Augustus tot 14. Septemberde