I -«-i AIERSFOORTSCEE COURAIVT. H°. 3!i. 1 'mf s4Sis,»- DONDERDAG 2i Junij 585% 24 Junij, Honderd. 3 E. Kw.; s. Jan Baptist; Bugenhagen geb., 1815. 25 Vrijd. De Augslmrgsche Belijdenis overgegeven, 1530. 26 Zaturd. 27 ZOND. Het Dispuut te Leipzig geopend, 1519. 28 JunijMaand. Vastendag. 29 Dingsd. s. Petrus en Paulus Nederl. Bijbelgenootschap te Amsterdam opgerigt, 30 Woeusd. (1814. 1 JulijDonderd. V. M,Hendrik Voes en Jan van Essen te Brussel verbrand1523. KENNISGEVINGEN. BURGEMEESTER es WETHOUDERS dei GEMEENTE AMERSFOORT Brengenten gevolge der deswege bestaande voor schriften en ter verdere geregelde uitvoering van de door Z. M. vastgestelde reglementaire bepalingen omtrent de Schutterijen, bij deze ter kennisse van do belanghebbenden, dat de Alphabetischu Naamlijsten van de ingeschrevenen voor do Schutterij Ier inzage van een iegelijk zullen liggen, ter Secretarie dezer Gemeente, van heden af tot Donderdag den 24 Junij 1852 (de invallende Zondag daarvan uitgezonderd), dagelijks, des morgens van 10 lot 1 ure, ten einde eeu ieder in staat zoude zijn, om, ingeval hem eenige personen of omstandigheden mogten bekend zijn, die op dezelve nog zouden behooren te worden aangeteekend of daarvan moeten worden weggelatenzulks aan het Bestuur kennelijk te maken. Dat de Loting voor de Schutterij, tusschen de Inge schrevenen van dezen Jare, Klasse 1827, zal plaats hebben ouder toezigt eener Commissie uit het Bestuur, ten Raadhuize dezer Gemeente, op Zaturdag den 26 Junij aanstaande, des morgens ten 10 ure. Wordende alzoo de belanghebbenden opgeroepen, om ter plaatse en ure voorschreven te compareren, of, bij afwezigheid zich aldaar door een, bij de voormelde Commissie be kend en met behoorlijke schriftelijke volinagt voorzien persoonte doen vertegenwoordigenten einde de bij de Wet vereischte Loting naar behooren te doen zullende voor hen, - die persoonlijk afwezend mogten blijven en zich niet op vorenstaande wijze hebben doen vertegenwoordigen door eeu der Leden van de Commissie worden getrokken. Dat op dcnzelven dag, op voorschreven wijze, eene Naloling zal plaats hebben, ten behoeve van diegenen, welke tot de Loling verpligt zijnde, builen hun toe doen niet onder dezelve mogten zijn begrepen ge worden, alsmede ten behoeve dergeneu, welke, of schoon in andere Gemeenten reeds geloot hebbende, sedert de laatstvoorgaande inschrijving, in de Gemeente zijn koiuen inwonenen der vreemdelingenwelke sedert die inschrijving in de termen zijn gevallenom als Ingezetenen te worden aangemerkt. En dal eiudelijk den belanghebbenden personenbij de Loling de gelegenheid zal worden opengesteld, om de redenen van vrijstelling, waarop sommigen aan spraak zouden inogen maken, ter kennisse van de genoemde Commissie te brengen, met aanduiding van het artikel der Wet en het onderdeel van dien waarop zij hunne reclame hebben gegrond. Enopdat niemand hiervan eenige onwetendheid zoude kunnen voorwenden, zal deze worden gedrukt, en aangeplakt waar zulks te doen gebruikelijk is. Amersfoortden 17 Junij 1852. Burgemeester en kVet/iouders voorn. A. G. W1JERS. De Secretaris W. L. SCHELTUS, loco Secr. De BURGEMEESTER is WETHOUDERS vab BUNSCHOTEN Doen te welen, dat door den Raad dier Gemeente, in zijne vergadering van den 8 Junij 1852, is vastge steld de navolgende Verordening: VERORDENING op hel rijden met wagens. harren of kruiwagens met nonden bespannen of door honden getrokken wordendeop de openbare wegen in de gemeente Bunschoten, Abt. 1. Niemand zal vermogen op de openbare wegen binnen deze Gemeente te rijden met wagens, karren of kruiwagens, waarvoor een of meer honden gespan nen zijn, of op ectie andere wijze, om dezelve te trekken, zijn vastgemaakt. 2. Insgelijks zal niemand vermogen, met dezelve op het voetpad of straatje, gelegen tusschen Bunschoten en Spakenburg, te komen, noch op hetzelve met bela- dene handwagens of karren te rijden, als dienende dit voetpad of straatje uitsluitend voor voetgangers. 3. De overtreders der bepalingen, in de voorgaande artikelen vervat, verbeuren eene geldboete van één tot tien gutden, en, ingeval van herhaalde overtreding binnen het jaar, zullen bovendien de wagens, karren of kruiwagens, waarmede het misdrijf is gepleegd, door de beambten, die de bekeuring doen, worden aange houden en door den Regter worden verbeurd verklaard. 4. Tot het doen van bekeuringen, in zake de over tredingen dezer Verordening, zijn bevoegd en verpligt alle Plaatselijke Ambtenaren, met het toezigt op de Politie binnen deze Gemeente belast. Zijnde deze Verordening aan Gedeputeerde Stalen van Utrecht, volgens hun berigl van den 15 Junij 1852, n°. 3, in afschrift medegedeeld. En is hiervan afkondiging geschied waar hel behoort, den 16 Junij 1852. Burgemeester en et houders voorn, W. BEUKERS. De Secretaris, JAN UEUYEL1NG, loco Secr. BINNENLAND. AMERSFOORT, 24 Junij 1852. In de op 17 Junij j.l. gehouden Vergadering van den Raad dezer Gemeente waren tegenwoordig: de H.U. Wijers, v. WerkhovenMaas Geesteranus, v. Li laar, Scheerenberg, p. Bockom Maas, Diemontp. d.Bergh, Herschel, Brouwer en Nieuwlandafwezig: de lï.U. de Louter, v. Walchren en Methorst. 1°. De notulen der vorige Vergadering worden ge lezen en goedgekeurd. 2°. Dc Commissie, belast met het onderzoek der ge loofsbrieven van de nieuw gekozen -leden, in handen van welke gesteld waren de ingekomen stukken van den Heer Mr. L. Zegers Veeckens, tot aanvulling van die, vroeger door hem ingezonden, berigt, bij monde van den Heer Maas Geesteranus, dat aan de meerder heid der Commissie voldoende is gebleken, dat dc Heer Mr. L. Zegers Veeckens is Nederlander door afstamming, en in zich vereenigende dc vereischten voor het Lid maatschap van den Raad, weshalve zij voorstelt, oin genoemden Heer toe te laten als Lid van den Raad. De Voorzitter zegt, dnt hij, alvorens deze zaak in stemming te brengen, zich verpligt acht, om zijne uit te brengen stem te motievereodat de kwestie omtrent het Nederlanderschap van den Heer Zegers Veeckens, hem steeds hoogst belangrijk is voorgekomen, en dat hij zich, bij de beoordeeling derzelve twee vragen ter beantwoording heeft voorgesteld: a. kan men geloof hechten aan het gerucht, dat dc Vader van dien Heer eene openbare bediening van de Engelschc Regering zou aangenomen en tijdens de geboorte van den tot Raadslid benoemde bekleed hebben b. moet, zulks waar zijnde, aan den Heer Zegers Veeckens (den Vader), en bijgevolg ook aan den benoemde, hel Nederlanderschap worden ontzegd? Daargelaten het onderzoek naar de gegrondheid der bewering, in do eerste vraag gesteld, zegt dc Heer Wijers, zoo ten gevolge van eigen nadenken als van ingewonnen advijzen, lot de overtuiging te zijn geko men, dat de Heer Zegers Veeckens (de Vader), al had hij eene openbare bediening van de Engelsche Regering, tijdeus Java van 1811 lot 1816 in haar bezit was, aangenomen, daardoor toch niet den staat van Neder lander zou hebben verloren, vermits de bepaling van art. 10, ii°. 2, der Wet van 28 Julij 1850 Staatsbl n°.44) wel van toepassing is op personen, die openbare bedieningen aannemen van erkende vreemde Mogend heden, maar niet op dezulken, aan welke door een veroveraar, gelijk in casn, eene betrekking in het ver overde land is opgedragen; weshalve hij verklaart, zich volkomen Ie vercenigen met het voorstel der Commissie, tot toelating vnn den Heer Mr, L. Zegers Veeckens. De Heer Nieuwland het woord vragende, doet voor lezing van een geschrift, waarin als zijneniceningstaal uitgedrukt: dat hem, uit de door den Heer Zegers Veeckens overgelegde stukken, niet is gebleken, dat de Vader van laatstgenoemden, in 1813 niet zou hebben bekleed een openbaar ambt, hein door de Engelsche Regering opgedragen; dat derhalve de lieer Zegers Veeckens (de Vader), op grond van art. 10, n2der Wel van 28 Julij 1850 (Staatsbl., n°. 44), den slaat van Nederlander heeft verlorendal de Heer Mr. L. Zegers Veeckens olzoo niet is geboren uil Nedcrlaml- Eche ouders en dus geen Nederlander is; weshalve hij, Gewit Nieuwland, zoon van Hendrik N.cnwiand en Geertruijda ran Eemzich verkl iarl tegen «Ie toelating als Lid van den Raad van Mr. L. Zegers Veeckens. Daar geen der overige ledcu het woord verlangt wordt de zaak in stemming gebragt, en, overeenkomstig het voorstel van de Commissie, besloten tol toelating van den lieer Mr. L. Zegers Veeckens, met 10 tegen 1 slem (die van den Heer Nieuwland). f t Is ons waarlijk onverklaarbaar, hoe de lieer Mr. Wijers heeft kunm-n zoggendat ilie kwestie hem belang rijk «lat is: moetjeljk te beslissen, is voorgekomen; hoe hij nogmaals erkent, aan een gerucht zich te hebben gestoord, als rustte niet dc verpligting om liet niet- Ncderlandcrscliap van den Heer Zegers Veeckens, den Vader, te bewijzen op hem, die «lezen grond van niet- toelating des benoemden zou gelieven aan te voeren. Dc lieer Nieuwland, die voor beurtschipper in de wieg gelegd, voor grutter opgeleid, fabrijkant, voorde helft, rtin raapkoeken cn van een znnicnstcl van harde lijnkoeken hennepkoekeniiclmecl en Kemwatcr isheeltzonder eenigen regtsgeliligcn grond, gesteld, dat de Heer Zegers Veeckensdc Vadereene openbare betrekking van dc Engelsche Regering heeft aangenomen. I)at Lid van den llaad moest het voorbeeld volgen van zijnen vriend Walchren, Lid van dc Tweede Kamer, cn altijd zwijgen liet spreken tocli is lot dus verre hem zeer slecht afge gaan cn de Heer Nieuwland strekt ten bewijze van de juistheid van liet gezegde: Als de apen klitnmsn willen Ziet men steeds hun staakte b 3°. Wordt voorlezing gedaan van twee ingekomenc brieven, de eene van den lieer'Mr. J. de Louter, d.d. 5 Junij j.l,, die daarbij zijn ontslag inzendt als Lid van den Raad; aangenomen vuur kennisgeving; de andere van den lleer W. P. J. Mans Geesteranus, waarin deze verklaart, do hem op 3 Junij j.l, opgedrugene betrekking van Wethouder aan te nemenen tevens terug te nemen zijn vroeger gedaan verzoek, om ontslag als Ambtenaar van den Burgerlijken Stand. De Voorzitter stelt voor, om het eerste gedeelte dezer missive aan te nemen voor kennisgeving, en met het tweede gedeelte genoegen te nemen; dienovereen komstig wordt besloten. 4°. De Commissie, op 12 Maart j.l. belast met het onderzoek der achterstallige rekeningen van het Eeingeld en van het Slaperdijksgeldover 1834 lot 1842, rap porteert, bij monde van den Heer Brouwer, dal zij die rekeningen heeft in orde bevonden. Op voorstel van den Voorzitter, wordt besloten om dit rapport neder te leggen ter Secretarie, en daaromtrent in eene volgende vergadeiing een besluit te nemen. 5°. Wordt in behandeling gebragt het advijg, door de plaatselijke Geneeskundige commissie, op voorstel van den lieer Mr. I. Scheltus van Leusden (zie Amersf. Cour., N°. 16), uilgebragtomtrent het al of niet doelmatige van aanbesteding der levering van genees middelen aan de armen; in welk advijg (zie Amersf. Cour., N°. 32) eerstens de bezwaren tegen zulk eene aanbesteding worden medegedeeld, en fe» andere de oprigting eener Slads-Apotheek als eene wenscbelijko zaak wordt voorgesteld. Oji voorstel van den Voorzitter vereenigt de Raad zieh eenpariglijk met het eerste gedeelte van het advijs. Betrekkelijk het tweede ge deelte, zegt de Voorzitter, dat de oprigting eener Stads-Apolheek reeds meermalen een punt van ernstige overweging in den Raad heeft uitgemaakt, en men daarin altijd groote bezworen heeft gezien; dat hij echter dezo zaak van te.groot belang acht, om dezelve niet nog maals aan een naauwgezet onderzoek te onderwerpen, weshalve bij voorstelt, om tot dit laatste eene commissie te benoemen, 't geen met algemeciie stemmen wordt goedgekeurd. Tot leden dier commissie worden be noemd de H.U. Maas GeesteranusDiemont en Herschel. 6°. Worden ter tafel gebragt de door den Commis saris des Koiiings in de provincie Utrecht ingezondene rekeningen, wegens transport- en verplegingkosten van voor rekening dezer stad te Ommerschans in 1851 geplaatste bedelaars; de betaling dezer rekeningen, ten gezamenlijke bedrage van ƒ2212,71, wordt vóór 15 Julij onnst. verlangd. Dc Voorzitter zegt, dot deze declaratiën reeds in 1851, bij de vaststelling der Begrooting, een punt van deliberatie hebben uitgemaakt; dat de Raad destijds geko men is lot het besluit, om daarvoor een post van ƒ1400 op de Begrooting te brengen, zonder daardoor de ver pligting lot betaling te erkennen; dat van die ƒ1400 reeds bij voorschot een bedrag van 400 en een van ƒ19, dit laatste voor transportkosten, zijn betaald, zoo dat eene schuld van ongeveer ƒ1800 overig blijft, lot voldoening van welke hij de magtiging op Burgemeester en Wethouders van den Raad verzoekt; moetende hij, ten aanzien der verpligting der gemeente lot betaling, aanmerken, dat deze wel op vele plaatsen Ier sprako gebragt, maar niet door ééne gemeente geweigerd is, hebbende men te Leijden besloten, oin deze kosten iu uitgave te stellen als kosten ter wering van bedelarij, zoodat liij er zwarigheid in vindt, dat Amersfoort het voorbeeld geve van weigering, vooral daar er voor- uitzigt bestaal, dal deze zaak eerlang door het Gouver nement zal worden geregeld. Nadat dit onderwerp eenige bedenkingen bij den lieer c. d. Bcrgh had uitgelokt, stelt de Heer Sc'heerenber voor, om deze zaak, ten fine van onderzoek cn advijs, te stellen in handen van eene Commissie, waartoe wordt besloten. Tot leden dezer Commissie worden benoemd de 11.11. r. Lilaar, Scheerenberg en r. Bockom Maas. 7°. Wordt bc.loten, oin aan «len Heer Mr. J. de Louter Ie verleeneii het door hem verlangde ontslag als Ambtenaar van den Burgerlijken Stand. 8°. Stelt de Voorzitter, naar aanleiding van dit ontslag, de vraag, or men in eene volgende vergade ring zal overgaan lol de benoeming van eenen Amb tenaar van den Burgerlijken Stand, in plaats van dea lleer de Louter. De Heer Scheerenberg geeft als zijne ïtieening te kennen, dat er thans geene noodzakelijkheid meer bestaat, om een derden Ambtenaar van den Burger lijken Stand te benoemen«laar deze betrekking billij kerwijze kan, en behoort waargenomen Ie worden door dc Wethouders, als voor hunne bemoeijingen gesalari eerd. Nadat de Heer Wijers zich vóór de benoeming van eenen derden Ambtenaar van den Burgerlijken Stand had verklaard, met le kennen geven, dal van dezen geenc dienstpreslatie zou worden verlangd, tenzij in geval van ontstentenis der heide Wethouders, tevens Ambtenaren van den Burgerlijken Stand, wordt tot de benoeming van eenen derden Ambtenaar van den Bur gerlijken Stond besloten, met 10 tegen 1 slem (die van «len Heer Scheerenberg). De Voorzitter stelt daarop voor, om die benoeming in eene volgende vergadering Ie doen; nadat de Heer r. Lilaar als zijn verlangen had te kennen gegeven, dat iu deze zeilde vergadering daartoe zou worden over gegaan, cn de Voorzitter had aangemerkt, dat zulk

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1852 | | pagina 1