AIERSFOORTSCHE
GOOR ART,
vim V R IJ D A G,
.f/
iS Maart J857.
Dit Blad verschijnt tweemaal in de weekdes Dingtdagt en Vrijdags. De Prijs van het Abonnement is f 1,50 in de 3 maanden. Van Advertentiënvan 1 tot 6 regel» 60
Cents, elke regel meerder 10 Cents, behalve het Zegelregt. Afzonderlijke nummers, ƒ0,10. Brieven franco. Bestellingen geschieden bij den Uitgever A. H. van Oetff
te Amersfoort, zoomede bij alle Boekhandelaren en Posl-Directeuren in het Rijk.
Gemeen overleg1.
Eere wien eere toekomtwij schenken ze gaarne
aan professor Vreede, dien wij zoo vaak op den
echt constitutionelen weg ontmoet hebben. Zijn
terugkeer op dien weg juichen wij daarom te op-
regtcr toe. Wij bedoelen een opstel van den 22
Febr., voorkomende in de Ulrcchtsche Courant.
Die Jloogleeraar eindigt zijne woorden over de
«Onpartijdige Beschouwing der groote staatkundige
aangelegenheden van den dag,# met het volgende
merkwaardige gezegde: «liever sluiten wij met de
«uitdrukking van den wenscli, dat het gemeen
«overleg der Kroon en der Vertegenwoordiging,
«door een nuttig gebruik van dii boekje bevorderd
worde.» Wij moeten het derhalve daarvoor houden
dat de Heer V. gemeen overlegwenscht en geen
parlementaire almagt, en dal hij het met den schrij
ver der uOnpartijdige Beschouwing# eens is, wan
neer deze verzekert, dat de oppositie den «onlangs
op zijn verzoek ontslagen verdienstelijken Minister»
Simons, met hare geheele afkeuring en vervolging
heeft getracht te verpletteren «dewijl hij niet vol-
«daan had aan het verlangen der oppositie, om
zijne aanstaande ministeriele gedragslijn vóórhaar
«bloot te leggen.» Zoo te handelen was een afwij
zen van alle «gemeen overleg.» En toch is het
gemeen overleg, een voorschrift der grondwet.
Er is geenc miskenning van hel gemeen overleg
denkbaar, wanneer, als in het hier bedoelde geval
eene afkeuring van het Budget eerst bij de eind
stemming, niet als zoodanig moet beschouwd wor
den. Artikel voor artikel wordt het Budget voor
Binnenlandsche Zaken bediscusieerd, nu en dan
geamendeerd en voorts arlikelsgewijze goedgekeurd.
Hiermede heeft de Tweede Kamer haar zegel van
goedkeuring er aan gehecht. Volgens het voorschrift
der Grondwet was zij, naar onze uitlegging, gehou
den bij de eindstemming het Budget goed te keu
ren. Bij die eindstemming echter heeft de Tweede
Kamer door hare daden getoonddal zij geen
gemeen overleg wil, want dat zij hare afkeuring
niet in de Wet zelve, maar in redeneu daar bui
ten heeft gezocht.
Die eindstemming is, onzes inziens, in zich
zelf een hors d'oeuvre, een revolutionair bijhang -
sel, want waartoe dient het eene Wet, bereids ar
tikel voor artikel goedgekeurdin haar geheel
nogmaals aan de stemming te onderwerpen?
BINNENLAND,
AMERSFOORT, 12 Maart.
In den avond van 10 Maart bevond zich,
bij een hevigen storm uit het N. N. Oosten, rnet
gestreken mast aan anker voor Katwijk aan Zee,
op een paar uren van den walde pink de Jonge
Cecrlruula Johanna, gevoerd door II. Roeleveldt.
De schipper was alleen op dek de overige vis-
schers waren een oogenblik van hunne vermoeije-
nis in het vooronder gaan uitrusten. Naauweljjks
hadden zij aldaar eene poos vertoefd, of een sterke
schok deed hen naar boven spoeden. liet bleek
dat de ankerkabel was gebrokenen toen zij rond
zagen, misten zij hunnen braven stuurman, die
over boord geslagen was en in de woeste golven
met den dood lag te worstelen, zonder dat zij
cenige hulp konden aanbrengen. II. Roeleveldt was
een algemeen geacht huisvader en zijn noodlottig
omkomen wordt door ieder, die hem kende, in
nig betreurd.
Te Genetnuiden ontving eene vrouw hel voor
haar zoo diep treilende berigt, dal haar man.
door het omslaan van eene sloep, in de rivier te
Nick er ie verdronken was, en wel omstreeks den-
zeilden tjjd, ja welligt op denzelfden dag, dat
baar eenig kind in het jjs het leven verloor.
Hendrik Donkers, wagenmakersknecht by de
wed A. d. E. te Lage Zwaluwc, heeft bij het rij
den van zware boomen, de onvoorzigtigheid zich
op den boom neder te zetten, die niet ijzeren ket
tingen aan een octs of zoogenaamde mallejan was
hangende; door liet breken van den ketting slaat
de staart der oets achterover en treft gezegde Don
kers zoodanig aan het hoofd, dal hij verschrikke
lijk gewond bewusteloos ter aarde vallen er weinig
of geen hoop op het behoud van zijn leven overblijft.
Dezer dagen is te lloornsterzwaag een der
tienjarig doofstom kind, welks ouders tot den ar
beidenden stand belmoren, terwijl deze afwezig
waren, in brand geraakt en kort daarna overle
den.
Een landbouwer in het dorp Terwispel, die
zoo als men verhaalde, zich reeds voor eenigen
tyd door ophanging van het leven trachtte te be-
rooven, heeft zich lieden de keel afgesneden. Men
schryft dit aan zwaarmoedigheid toe, daar de man
wegens verhuring van het erf door de eigenaren
aan een ander, terwijl by er sedert eene reeks
van jaren op gewoond had, als het ware geheel
versuft en neerslagtig was.
De harde wind dezer laatste dagen heeft
vele belemmeringen en oponthoud veroorzaakt in
het lossen der goederen uit het stoomschip Ravens-
bourne te Ylissingen. Een der duikers geraakte in
het ruim in het ongereede, terwijl levens de lucht
pijp van den anderen brak, toen ook deze zich
onder water bevondwaardoor zij bijna het leven
verloren. Intusschen heeft men sedert 4 dezer ge
red 77 huiden, 6 kisten zink, 7 vaatjes zinkwit,
4 vaten talk, 1 baal manufacturen, 2 kisten koop
mansgoederen, 3 kisten met spiegels, enz.
Zaturdag jl. is te lleusden een kind vergif
tigd door het gebruik van vitriool, dat de moeder
op eene onachtzame wjjze onder het bereik van
het kind had gebragt en waarvan dit laatste mis
bruik gemaakt had. Weinige oogenblikkcn later
was het een lijk.
De Roermondsche stoombootdie op hare
reis naar Rotterdam 17 mud rogge voor den koop
man B. van Reiswjjk, te Veen, aan boord had, gaf
heden ochtend, bij hare aankomst, te dier plaatse,
ter afhaling dier rogge het gewone sein. De voer
man G. Vos, zich hierop met een knecht in zijn
gewoon roeibootje naar de stoomboot begeven heb
bende, begint te laden, en ofschoon bedenkingen
opperende tegen de zwaarte der vracht, worden
tot 16 mud in zijn betrekkelijk klein vaartuig ge
borgen. Ook de laatste 17de zak wordt, en waar
schijnlijk wel niet met de noodige voorzigtigheid
in het bootje uedergelatenniet het ongelukkig
gevolg, dat het begint te kantelen en den voer
man en diens knecht met zich in de diepte me
de sleept. Van de stoomboot, die gelukkig nog
stil lag, wordt niet zoodra het zinken en augst-
geschrei der drenkelingen vernomen, of de sloep
wordt dadelijk met allen spoed te water gelalen
en men heeft het geluk na veel inspanning den
voerman en zijn knecht van een wissen dood te
redden. De knecht is gelukkig met den schrik
vrijgekomen: de toestand van den voerman lever-
de^echter in den beginne groote bezorgheid op.
INGEZONDEN STUKKEN.
Aan den oud-Hoogleeraar in de Regten,
oud-Minister van Binnenlandsche Zaken,
Lid der Tweede Kamer der Staten-Gene
raal, den lleerc Mr. J. R. Thoiibecke.
Mijnheer Professor
Zoo als ik de eer had in mijn vorigen d.d. 24
Febr. II. U te meldenwenschte ik in dezen volgenden
brief aan u te schrijven over de quaestie: of de
regtgeaarde Hollander die met welgevallen de phrase
uit uwen mond vernam tot de Tweede Kamer der
Staten-Generaal gerigt, nadat het Ministerie Thor-
becke was opgetredeu: Wacht op mijne daden, zich
al of niet heeft bedrogen in de verwachtingen die
hij omtrent de daden van dut Ministerie koesterde.
Vraagt gij. Mijnheer Professorwelke daden ieder
reglgeaard Hollander van uw Ministerie en van u
persoonlijk verwachtte? die vraag is niet zoo geheel
iiioeijelijk te beantwoorden voor ieder, die dc Hol
la mlsclieof wat hetzelfde is de Nederlandsche
Natie kent. Ik zou dus moeten vooronderstellen,
dat gij zelf die vraag best zoudt kunnen beantw oor
den, maar.... ik hoop dut gij mij het niet kwa
lijk zult nemen Mijnheer Professor! het zij met
alle erkenning uwer groote geleerdheid en knapheid
gezegd, ik meen te moeten betwijfelen, of gij
u wel ooit op die kennis hebt toegelegd. Ik erken
gaarne dal u dit zoo kwalijk niet ie nemen is. als
men zoowel uwe niet Ilollandsche afkomst als uwe
carrière in aanmerking neemt.
Gy hebt toch als Student te Leiden zeer vljjtig
gestudeerdgetuige de door u toen beantwoorde
prijsvragen en lilterarische en juridische disserta
ties; maar u dan ook toen niet te midden van het
volk bewogen. Daar hebt gij dus de eigenlijke Natie
niet loeren kennen. Spoedig na het volbrengen uwer
studiën werd gij tot Hoogleraar aangesteld te Gend.
Daar kondet gij wel Belgen, maar niet de Hollan
ders als Natie leeren kennen. Door de revolutie
van 1830 werd gij gedrongen Gend te verlaten,
en werd u een Professoraat aan de Lcidsche Aca
demie toevertrouwd. Gij waart te veel geleerde,
kamergeleerde zoo als men zegt, otn u aan de u
omringende mcuschen gelegen tc laten liggen. De
Studenten die uwe collegies frequenteerden, toon
den prjjs te stellen op uw ouderwjjs, en leerden
zich aan u te hechten, door de vriendelijke ont
vangst die zy ten uwent vonden. Gjj leerdet dus
Hollandsche Studenten, en nog wel bepaaldelijk
Studenten in de regten kennenmaar ofschoon
Studenten ook tot de Natie als geheel beschouwd
behooren, zij maken toch de Natie niet uit, en
builen hen hadt gij immers geen conversatie? Uwe
collega's de Professoren mogen u geacht hebben,
het winnen hunner toegenegenheid of vriendschap
zou u nooit hebben kunnen gelukken, ook indien
gij wat ik niet durf verzekeren u daarop
mogt hebben toegelegd; om rede (zoo als my eens
werd ingefluisterd) uw verbazend imperieus heersch-
zucbtig en stroef karakter.
Met Oud-Hollandsche rondheid zal ik u dus maar
eens zeggen wat de Neder landsche, de Oud-Hollandsche
Natie van u en uw Ministerie verwachtte dat gij
zoudt doen. Alle middelen aanwenden om de
welvaart en het geluk der natie te vermeerderen,
en dus Hollandsche welvaart, Hollandsch geluk,
of wilt gij liever, datgeen waarin de Hollander
welvaart en geluk stelt, bevorderen. Iedere Na
tie heeft toch hare eigenaardigheden, haar eigen
aardig karakterhare eigenaardige denkbeelden
en zienswijze, zoo ook de Hollandsche Natie. Men
leert die Nationale eigenaardigheden kennen door
de geschiedenis van een volk goed te bestuderen
zoowel als door, midden onder het volk levende,
zijne gewoonten, zijne zeden, zijne spreekwjjze,
zijn wijze van zjjn cn handelen, naauwkeurig op
te merken.
En wat hebt gij nu, Mijnheer Professor! als
Minister verrigt? wat waren uwe daden? Ik zal
mij natuurlijk bij de voornaamste moeten bepalen,
en dan zult gij mij zeker niet van eene scheeve
of partijdige voorstelling beschuldigen, als ik tot
de voornaamste uwer ministeriëele daden breng,
dal gij eerst cn voornamelijk heb getracht aan de
Natie door wetten en bepalingen het genot te schen
ken van de meerdere staatkü.ndige regten, die door
de Herziene Grondwet haar waren toegekend.
Die handelwijze. Mijnheer Professor! was reeds
een bewijs dat gij de Hollandsche Natie niet ken-
del; want dat was het niet, wat zij in de eerste
en voornaamste plaats van u verwachte. Herinner
u slechts wat ik bedoel hier niet enkele men-
schen in Holland, meest jonge Advocaten zonder
practijk en door hen medegesleepte jeugdige heet
hoofden de Nederlanders begeerlijks vonden in
bet denkbeeld van eene herziening der Grondwet
in 1848. Immers bezcimgwg door verebsvouoi-
gi>g.» Zie! er was zoo dikwerf en bij herhaling
gesproken en geschreven over, verkwisting van
'stands gelden, over te hoog o/>gevoerd Budget, over
daardoor dreigende uitputting van 's volksfnanliênja
over met spoedig naderend staatsbankroet, over
omslagtigheid, kostbaarheid, en weelde van be
stuur, over drukkende belastingen, zoo drukkend,
dat die niet meer konden opgebragt worden cn
de Natie weldra tot den bedelstaf zou komen en wat
dies meer zij, dat de Natie het eindelijk wel ge-
looven moest. Daarom was zy met het voorgespie
gelde redmiddel: door herziening der Grondwet
kan dit alles verholpen wordenzeer ingenomen.
Vooral toen dit voor den regtgeaarden Hollander
streelend woord er werd bijgevoegd: Bezuiniging
zal worden verkregen door vereenvoudiging. Dit moest
ieder Oud-Hollander streelend in de ooren klinken;
want zuinigheid zoowel als eenvoud zijn zaken waar
ieder echt Hollander Imogen prjjs op stelt; het
zijn hoedanigheden aan het Oud-Hollandsche volks
karakter eigen. Van daar dat liet Ministerie de
Kempenaer. hetgeen het eerst eene begrooting der
Staatsuitgaven uitbragt, na de in 1848 herziene
Grondwet, en daarbij blijken gaf bezuiniging te
hebben gewild en daargesteld, blijkbaar deelde
in de sijmpathie van het volk, en alleen door al
lerlei geheime kuiperijen en machinaticiidie u,
Mijnheer Professor! beter dan mij zullen bekend
zijn. door uwe aanhangers is gevallen.
En wat werd er nu van die bezuiniging door
vereenvoudiging, nu gjj, de man die als de Vader
der Nieuwe Grondwet werd beschouwd, Minister
werd, hoofd van het kabinet, met mede-Ministers
van uwe keuze, in uwen geest? Immers mets.
Met een aplomb, dat ineer van uwe driestheid
vergeef mjj het woord, ik viud geen zachter dat
de zaak uitdrukt dan van uw doorzigt getuigde,
gaaft gij bij de eerste door uw Ministerie ingediende
staatsliegrooting, de verzekering, dat de rjj der
bezuinigingen was gesloten. Toen er bjj eene latere
bcgrooting geklaagd werd, dat uw Departement,
dat vau Binnenlandsche Zaken zoo hoog was op
gevoerd, hoogcr dau vroeger, toen gebruikte gjj
dezelfde takliek, en verzekerde dat het nog wel
lmoger zou kuuuen worden, en gjj daarin nimmer
zwarigheid zoudt vinden, wanneer 's lands belaag
dit vorderde. Ik wil au wel toegevendat dit laatste