AHEBSFOORTSCHE
At 620.
van Y RIJ DAG,
29 April J859.
Dit Blad verschijnt tweemaal in de weck des Uingsdags en Vrijdags. - De Prijs van het Abonnement is ƒ1,50 in de 3 maanden. Van Advertentiën1 tot 6 regels 60 Cents,
elke regel meerder 10 Cents, behalve het Zegel regt. Afzonderlijke nummersƒ0,10. Brieven franco. Bestellingen geschieden bij den Uitgever A. van Ctee/f, te
Amersfoort, xoomede bij alle Boekhandelaren en l'ost-üirectouren in het Rijk.
AMERSFOORT. 28 April 1831).
Uit Parijs en Bern wordt getelgrafeerddat de
Oostenrijkers, de Ticino waren overtrokken. De
bcteckcnis van dit feit, indien het waar is, brengt
een zoodanig gewigt in de oorlogsschaaldat zelfs
I ile geringste ka:.s op den vrede daardoor vervalt.
Van bijna even groot gewigt is de dépöche, dat
door Rusland en Frankrijk een of- en defensief ver
bond is gesloten. Indien dit zoo is dan staat Oosten
rijk bijna alleen, want van Engeland heeft hel niet
veel te verwachten.
Volgens verschillende berigten zijn 40.000 man
Franschen op Sardinie's grondgebied aangekomen;
de Afrikaanschc tirailleurs bevinden zich reeds te
Genua en volgens sommigen heeft te Turin een
corps franschen post gevat. Daar de Sardinische
troepen niet tegen de overmagt der Oostenrykers
bestand zijn, trekken zij terug, om waarschijnlijk
later bij het vooruitrukken der Franschenvereênigd
met deze, eene aanvallende houding tegen de Oos
tenrijkers uantenemen.
De invloed der oorlogzuchtige tijdingen en de
allengskens gevolgde enorme daling der Oosten-
rijksehe fondsen treft in hevige mate de Amster-
damsche beurs. De koningen en prinsen van den
effectenhandel aldaar zijn bijna onherkenbaar ge
worden. In gehukte houding, met vermagerde
wezenstrekken slepen zij zich naar de beurs, waar
zij met betraande aangezigten en de wanhoop in het
hart zich aan nieuwe kansen gaan blootstellen.
Reeds zijn verscheidene faillissementen en eenige
plotselinge sterfgevallen bekend.
Z. M. heeft eervol ontslag verleend aan Mr. J. K-
Baron van Goltstein, als lid van het collegie van
curatoren der hooueschool te Utrecht, onder dankb.
en benoemd tot leden van dat collegie: Jhr. Mr.
II. II. Roell. 's Konings comm. in de prov. Utrecht
en Mr. P. de Beaufort, lid van gedep. staten der
prov. Utrecht.
Uit Gramsbergcn wordt gemeld: Met het
baggeren der korte turf is deze week weder een
begin gemaakt in de veenderijen dezer gemeente.
Men verneemt, dat dit jaar minder tu-f gemaakt
zal worden dan vroegere jarenwijl vun den turf
des vorigen jaars nog betrekkelijk weinig verkocht
en er nog een aanmerkelijke voorraad aanwezig is.
In het gehucht Baaider woonde eene ongehuwde
vrouw, algemeen bekend onden den naam van
Kiepenfenne, die zoodanig als behoeftig bekend
stond, dat zij inde Latste jaren door de diakonie
is bedeeld geworden. Men verbeelde zich een ieders
verwondering toen men de vorige week bij haar
overlijden vernam dat zij een kapitaal van p. m.
ƒ1000 nalaat.
Te Dalfscn is dezer dagen zekere v. d. K.
(bekend onder den naam van dc Oude Muts) over
leden. De man leefde zoo zuinig, dat zijn kostuum
slechts uit een zwart linnen buis en een broek
bestond, en dat kousen hem vreemd waren. Naar
men verneemt, bedraagt zijne nalatenschap onge
veer ƒ23,000. (Iets dergelijks heeft zich onlangs
ook elders voorgedaan. Een man die in zeer
bekrompen toestand leefde, en wiens kinderen zelfs,
omdat de vader hun naar het scheen niet veel of
niets geven konuit armenfondsen werden bedeeld
bezat een vermogen van ƒ45,000, zoo als na zijn
overlijden bleek.)
Nopens de garnizoens-veranderingendie
tegen to. Mei bepaald waren, schijnen eenige
nadere beschik kingen te zijn genomen. Zij zouden,
voorloopig, geheel of ten deelc, geen voortgang
hebben. Intusschen hangt dit natuurlijk ook af
van den loop dien de zaken buiten 's lands nemen.
Nemen de omstandigheden onverhoopt een nog
•ernstiger keer, zoodat eenige maatregelen van
voorzigligheid zouden noodig worden dan spreekt
men er van, dat, even als in 1848 een paar
vroegere ligtingen, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk
zullen worden opgeroepen.
By het gewijzigd ontwerp van concessie op
de spoorwegen, is onder andere het maatschappe
lijk kapitaal bepaald op 30 millioen. Zoodra voor
4 ingeschreven is de venuootschap gevestigd. Er
is bevoegdheid gegeven orn het ontbrekende door
uitgifte van obligaliën te vinden. De Staat neemt
geen deel in de vennootschap; hij waarborgt voor
rente en aflossing 4}- pCt. over een kapitaal van
hoogstens 30 millioen gedurende een tijdvak van
50 jaren. De kosten van het bouwen eener brug
over den IJsscl bij Zutphen komen voor rekening
van de vennootschap. Het toezigt van den Staat
wordt uitgeoefend door een commissaris, en betreft
slechts het geldelijk beheer. Door deze gewjjzigde
redactie is aan verschillende opmerkingen van de
Tweede Kamer voldaan.
Men schrijft uit 'sGravenhage, d.d. 20 April-"
«Morgen, 21 dezer, zal alhier voor de regtbank
teregt staan Simon Aaron Aap, oud ongeveer 60
jaren, ter zake van verschillende diefstallen, als
van een gouden horologic, kanten voile enz. Als
bijzonderheid verneemt mendat deze persoon reeds
vroeger veroordeeld is geweest tot eene gezamenlijke
tuchthuis- en gevangenisstraf van drie-en-der lig jaren
en drie maandeu.
Men schrijft uit Zwolle: Dezer dagen werd bij
den landbouwer II. v. O., uit het naburige Werup,
plotseling een rund ziek, en bezweek kort daarna.
De huid werd in dc nabijheid van drie andere
runderen en een paard afgetrokken. Al het vee
werd weldra ernstig ongesteld; door spoedige en
doelmatige hulp heeft men de runderen behouden
doch het paard, dat tevens van het hooi, dat met
bloed en andere vochtdeelen van het afgemaakte
koebeest bespat was, had gegeten, stierf onder de
hevigste stuiptrekkingen, zonder dat er tijd was
geneesmiddelen toe te dienen. De twee personen,
die het eerste beest de huid hebben afgetrokken,
bekwamen beiden, den volgenden dag, ernstige
ongesteldheden, de een het koudvuur in den arm
en de ander in den neus. Spoedig aangcbragle hulp
was ook hier de oorzaak, dat beide, met verlies
van een gedeelte van het aangetaste lid, er zijn
afgekomen. Een meisje, dat van het zieke vleesch
had genuttigd, is tevens plotseling zeer ongesteld
geworden.
De Successiewet.
Voorzeker Is, in de laatste jaren, geene zoo be
langrijke wet behandeld dan die op de successie.
Zij toch geldt niet e'én stand, niet een tak van
nijverheid of bestuur. Zij raakt niet enkelen, maar
ieder inwoner, hij zij voornaam of gering, hij zij
rijk of arm, hij heeft, hetzij vroeg of laat, met
die wet te maken.
Zij is bovendien niet enkel eene belasting-wet,
maar eene wet tot openbaarmaking van de teederste
familie-geheimen. Zij is niet enkel eene heffing over
de nalatenschappen van erf-ooms, van erf-tantes,
van neven en nichten of van vreemden; evenzeer
treft zij de nalatenschap van den kinderloozen
echtgenoot, die, met en door zijn dood, alles met
zich nam; evenzeer treft zij de nalatenschap van
broeder of zuster, die, voor de nog jeugdige kin
deren zijner overleden ouders, de kost won; even
zeer raakt zij de nalatenschap van den zoon of
dochter, wier handen-arbeid in de behoeften van
bedaagde ouders en van jonge broeders en zusters
voorzag.
Die wet treedt in de plaats van eene andere,
welke ruim 40 jaar was toegepast, waardoor alles,
wat gebleken is minder goed te zijn, daarin zal
zijn verbeterd en haar aan het volmaakte kan doen
grenzen.
Die wet eindelijk, van zoo teederen aard, van
zoo diep ingrijpende strekking, is, na ontworpen
te zijn door den Minister Vrolik, herzien, omge
werkt, gewijzigd en veranderd d tor den Minister
van Bossc. Eerstgenoemde zal gezorgd hebben voor
de schatkist; laatstgenoemde voor het volk. Eerst
genoemde zal die wet met knellende formaliteiten,
met fiscale dwangmiddelen hebben opgevuld; laatst
genoemde zal dat alles daaruit geiigt en het juk
der wet hebben zacht gemaakt. Minister Vrolik toch
mogt het vertrouwen des Volks, door de Kamer
leden vertegenwoordigd, niet genieten. Minister van
Bosse is de man des Volks; de man van milde
beginselen; de man, onder wiens Bewind al wat
het Volk knelt en te zwaar drukt, zal worden weg
genomen. Hij, van Bosse. behoort niet tot dezulken
die, met verachting, van hun zetel op It Volk
nederzicn. Neen! Minister van Bosse streeft er naar,
om overal uit den weg te ruimen, wat den Neder-
landschen handelaar of ny verheids-man in den weg
ligt; om overal bewijs te geven, dat hijhetNcder-
landsche Volk acht en eert en dat hij steeds waakt,
dat dit Volk niet door zijne onderhoorigen wordt
gekwetst in wat het dierbaar is: «het eergevoel.»
Voorzeker dus mag de wet op de successiedoor
den liberalen Minister voorgedragen, ieders belang
stelling wekken en als een pronkjuweel van belasting
wet verwacht worden. Voorzeker mag geëischt wor
den. dat die wet niet alleen goed is, wanneer die
werkt ouder het Bewind van een milden, vrijgevigen
Minister; wanneer zij wordt toegepast en op hare
naleving wordt gedrongeu door goede ontvangers,
die evenzeer voor de burgerij als voor dc schatkist
zorgen; maar dat z\j goed blijft onder het Bewind
van een tegenovergestelden Minister, in handen
van kwadeondeugende outvangers. Voorzeker mag
eene wet, met zoo grootc meerderheid aangenomen,
zoo weinig in de Kamer bestreden, zoo weinig in
haren geheelen omvang beschouwd, doen veronder
stellen, dat zij goed, dat zij zeldzaam goed is.
Zij, die dit hoopten, wenschten of eischten,
zullen zich bedrogen vinden. De Minister heeft,
volgens 2 der laatste memorie van beantwoording
over de bedenkingen op de redactie, geantwoord:
«dat vele tegen de overgenomen bestanddeeler.
der beslaande wetten op het regt van successie
gerigt ziju en da de voorzigligheid geboden heeft,
niet datgene ter zijde stellen, over hetwelk eene
jurisprudentie in eene praclijk van nagenoeg eene
halve eeuw zijn heengeloopen.»
Zij, die verwachten, dat de Minister het Volk
eerde, zullen teleurgesteld zijn, toen de Minister
verklaarde: «ik heb de treurige ondervinding, dat
de goede trouw en eerlijkheid, bij de aangifte
der waarde van de onroerende goederen, in het
geheel niet den algemeenen regel zijn.
Deze teleurstelling zal zijn versterkt, toen zij
hoorden dat de Minister op een voorstel van den
heer van Asch van Wijck, tot bescherming van
de aangevers tegen onüeusche vervolging ant
woordde: «dat Dij aanneming dier bepaling eene
soort van speculatie zal ontstaantot verscbalking
der ontvangers.»
Met leedwezen zullen zij gehoord hebben: «dat
de heer van Bosse, volgens den heer van Asch
van Wijck, van de onderstelling uitgaat, dat er
altoos kwade TRouw aanwezig is.» Welke beschul
diging door den Minister niet is tegengesproken.
Helaas! velen, die eene goede wet verwachtten,
zullen zich bedrogen vinden. Iloe spoedig zalzoo
ook de Eerste Kamer de wet aanneemt, blijken,
dat de wet tot allerhande moeijelijkheden aanlei
ding geeft in hare practische toepassing; dat vele
barer bepalingen zijn drukkend en knellenJ; dat
de wet, in handen van minder goed gestemde
ambtenaren, is een vergiftigd wapen, een verra-
delijke dolk. ('s Gravenhaagsche Nieuwsbode.)
Veel geschreeuw, maar weinig wol. Wat toch zal
men van een' titel verwachten als volgt: De Bijbel,
de Koran en de Veda'sGewis niets anders dan
dat die drie godsdienstige wetboeken met elkander
worden vergeleken. Is zoo iets van een' man als
den heer D. J. Steijn Parvé te verwachten? Voor
zeker niet. Ook heeft Z. E. zich met dien titel
schuldig gemaakt aan een bluff, den bluff-meester
Barnum waardig. Het werk van den heer Steijn
Parvé, geeft een tafereel van «Britsch Indië, en
van den opstand des inlandschen legers aldaar.
Wat zegt gij er van, Lezer?
Eén raad (maar ééntje ofschoon er wel honderden
kunnnen worden gegeven) aan den heer Steijn Parvé
hij zuivere zijnen stijl van germanismen en
andere feilen b. v. van af, verschrokken; de Duiische
woorden: bemerkingenbenutten, om land en troon
te brengen (einen um etwas bringen), het priester
schap voor de priesterschap, daar er niet van het
ambt, maar van de vereeniging der priesters wordt
gesproken; enz. enz. enz.
Professor Kuenenhet werk van den heer Steijn
Parvé ouder zijne vleugelen beschermende, zegt
er toch van: dat juist de titel hier en ginds
eenige meerdere uitvoerigheid en grondigheid
«deed verwachten, b. v. omtrent de Veda's, omtrent
«den invloed des Korans op het Hindoeïsme, maar
vooral van dit laatste op het Mohammedanisme.
Als Professor Kuenen zoo van het werk zijns
beschermelings spreekt, wat zal er dan de lezer,
wat zal er dan de kritiek nog van moeten zeggen
Onder de planten, die wij als onnut beschouwen,
zijn er ongetwijfeld vele, die voortretfelijke eigen
schappen hebben, waardoor zij ten gebruike van
den mensch zouden kunnen dienen. Tot nu toe
ging b. v. het zaad van de kardinaalsmuts of papen
muts (Evonimus Europaeus) in de streken, waar
deze heester overvloedig is, verloren. De heerCar-
deur, te Arlot (Haute-Marne), heeft het gelukkige
denkbeeld gehad om dit zaad door vrouwen eu
kinderen te doen verzamelen, en de zaadkorrels,
na ze gebroken te hebbenaan de uitpersing te
onderwerpen. Deze behandeling heeft eene brand
bare olie opgeleverd, die een schoou licht geeft;
tien liters zaad gaven een liter olie.
Dit berigt, door een Fransch weekblad tot ons
gebragt, laten wy volgen door ccue aanhaling uit
Neêrlands plantcnschat van Prof. van Hall, die
daarin van genoemde plant zegt: Men vindt dezen
heester. dikwijL geheel bedekt door bladluizen of
door kleine witachtige rupsen, met zwarte stippen,
geheel en al met witte weefsels overtogen. Het is