Dingsdag 7
Februarij 1871.
CI8S2.
Dit blad verschijnt des Maandags en Donderdags 's avonds. Abonnementsprijs ƒ1.15 per 3 maanden. Prijs der Adverlentiën van 1 tot 6 regels 60 Cents, elke r<
10 Cents; legale Advertentiên per regel 15 Cents. A fs. nummert 5 cents dubbele grootte 10 cents. Brieven franco. Bestellingen bij den Ditg. A. H. ven Get ff
Amersfoort Bureau Amersfoortsche Courant. Langestraat, Wijk b, 43, over de Oude Vischmarkt. en bij alle Boekhandelaren en Post-Directeuren in bat Rijk.
Op M aandagden 6. Februarij 1871, des na
middags te halflwee zal de Raad der gemeente
Amersfoort eene vergadering houden waarin de
punten van behandeling zijn
lo. Kohier van den hoofdelijken omslag dienst 1871.
2o. Ontwerp-besluilen tot afschrijving van den hoof
delijken ontslag en de hondenbelasting over 1870,
wegens vertrek enz.
'KENNISGEVINGEN.
RATIONALE MILITIE.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
AMERSFOORT,
Gezien de aanschrijving van den Heer Commissaris
des Konings in de provincie Utrecht van den Ja
nuari 1871, No. I N. M. en S. (Provinciaalblad Ns.
G en 8);
Gelet op de artL 27 en 28 der wet van den 19.
Augustus 1861 (Staatsblad No. 72). benevens artt.
20 en 21 van het koninklijk besluit d. d. 8 Mei
1862 (Staatsblad No. 46);
Doen te weten, dat de loting der in het vorig
jaar voor de militie ingeschrevenenbehoorende tot
de lichting van 1871, in het gebouw AMICITIA
aan het Plantsoentusschen de Utrechtsche en Slijk-
poorten alhier gelegenzal geschieden op Maandag
den 20 Februari 1871, aantevangen te twaalf uur,
des middags.
En voorts dat op Zaterdagden 11. Februari
aanstaande, 's voormiddags van 10 tot 1 uur des
namiddagsdoor of van wege de lotelingcn (gesteund
door twee getuigen bij den Burgemeester ten raad-
huize aanvraag kan geschieden voor de getuigschriften,
vermeld in de 2. en 3. zinsneden van art. 53. der
wetter bekoming van vrijstelling wegens broederdienst
of op grond van te zijn eenige wettige zoon (zonder
een of meer halve broeders te hebben)luidende
voormeld art 53 in zijn geheel als volgt
Ooi vrijstelling wegens eigen militairen dienst
of die van broeders te verkrijgen, moet men over-
leggen een paspoort of ander bewijs van ontslag,
of een uittreksel uit het stamboekof een bewijs
van werkelijken dienst.
Ter bekoming van vrijstelling wegens broeder-
dienst moet men bovendien overleggen een getuig-
schrift van den Burgemeester, waaruit het getal
zonen, tot het gezin behoorende, blijkt.
Vrijstelling als eenige wettige zoon wordt ver-
verleend op overlegging van een getuigschrift van
t den Burgemeester, waaruit blijkt dat men eenige
wettige zoon is."
En art. 21 van aangehaald koninklijk besluit:
Het bewijsstukvermeld in de eerste zinsnede
van art. 53 der wet, wordt ten minste tien dagen
«vóór'den dag (den tweeden Maandag in Maart)
waarop de eerste zitting van den Militieraad wordt
geopend ingeleverd bij den Burgemeester der ge-
meentein welke de loteling, die vrijstelling verlangt,
wegens eigen militairen dienst of dien van eenen
broeder of broeders, voor de militie is ingeschreven."
Amersfoort, 6 Februari 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
De Burgemeester
De Secretaris, A G. W1JERS.
W. L. SCHELTUS.
De BURGEMEESTER van AMERSFOORT,
Gelet op het koninklijk besluit van den 17. Oc
tober 1820 (Staatsblad No. 22);
Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer gemeente,
dat tot het uitgeven van de PATENTBLADEN
aan hen die in het jongstverloopcn kwartaal van het
dienstjaar 18J? deswege aangifte hebben gedaan,
ten raadhuize zal worden zitting gehouden op Maandag,
>den 13. Februari aanstaandevan 's voormiddags
10 tot 1 uur des namiddags, en dat de niet-
afgehaalde patentbladen door den deurwaarder van
*6 rijksbelastingen zullen worden bezorgd, tegen betaling
■van tien cents.
Amersfoort, den 6. Februari 1871.
De Burgemeester voornoemd,
A. G. WIJERS,
DE SPOORWEG
AMSTERDAM—HILVERSUM*
AMERSFOORT.
Geen geluk! Dit wordt dikwijls aangevoerd
bij tegenspoeden, maar zeker is die uitroeping
van toepassing bij den aanleg van den een tal
van jaren op zoo verschillende wijzen in plan
en tot begin van uitvoering gebragten spoorweg
van Amsterdamdoor het Gooilandlangs Baarn
c. a.Soestnaar Amersfoorten verder naar
Zutphen of Deventer en Duilschland. Werkelijk
heeft de voortgang dezer ook voor het algemeen
belang gewiglige zaak, die bijna eene levenskwestie
voor een deel van den Nederlandschen en inter
nationalen handel wordt, op nieuw geen geluk,
want ofschoon (nadat de zaak vroeger dikwijls
door anderen aangegrepen was en weder moest
worden losgelaten) eindelijk de Hollandsche IJzeren
Spoorwegmaatschappij haar met energie en op
doeltreffende wijze aangreep, en zelfs in Mei
1870, «volgens de wet", de betrekkelijke docu
menten dour de betrokken burgemeesters, in
de gemeenten waardoor de spoorweg loopen zal,
ter visie zijn gelegd, is toch op ditoogenblik,
Februarij 1871 de zaak nog weinig of niets
gevorderdja dreigt haar het gevaar van langer
te zullen traineren en zelfs erger.
Jaren achtereen hebben wij in artikelen als
anderszins voor het daarstellen van een' spoor
weg door deze streken geijverd en gewerkt,
zoodat ook nu een ernstig woord daarover dient
te volgen. Honderde steden en dorpen in Ne
derland en Java werden geheel of gedeeltelijk
op Rijks-kosten met spoorwegen gezegendmaar
van Amsterdam af werden Naarden, Weesp, Hilver
sum, Soest, Baarn, Amersfoort, en nog een aantal
plaatsen in bedoelde streken en verder op, in
dat opzigt steeds stiefmoederlijk door de elkan
der opvolgende ministeriën behandeld en ver
kregen ook in andere opzigten weinig of niets,
ofschoon aldaar evenzeer als elders de enorme
staatsburgerlijke lasten drukken. En indien ooit,
dan werd juist in de laatste maanden onom-
stootbaar bewezenboe fel bet monopolie der
Rijnspoorwegmaatschappij den Handel enz. nijpt;
een monopolie dat, zoodra de spoorweg Am
sterdamHilversumAmersfoort in werking kan
treden, totaal zal worden geknot. Doch waartoe
argumenten aangevoerd om het noodzakelijke van
dien spoorweg te betoogen Zij liggen als van
zelfs voor eenieder bloot.
En evenwel rest ons toch nog eene niet
ongegronde hoopdat de zaak weldra gelukL
Immers wij bouwen op de bekende doorzetkracht
en het juist begrip daaromtrent van den Minister
van Binnenlandsche Zaken den Heer Thorbecket
want voor hem is de kwestie niet nieuw. Reeds
in vorige jaren behandelde hij haar als minister
van binnenl. zaken en zal ook vermoedelijk
nu gehoor worden gegeven aan het adres der
Amsterdamsche Kamer van Koophandel (in
ons vorig nummer aangehaald), gerigt aan de
Tweede Kamer, een adres dat wij mede liefst
aan de Regering hadden zien gerigt.
Niet alleen dat de zaak bij de Holl. IJzeren
Spoorwegmaatsch., als bezitster van den oud
sten en belangrijken spoorweg in Nederland
(Rotterdam, 'sHage, Haarlem, Amsterdam) in
goede handen is, maar toch bij geen enkel
ander concessionaris kon zij in betere handen
'komen, ook omdat deze maatschappij zich van
ouds gunstig (vooral gunstigstvergeleken bij
autocratische en min billijke daden der Rijn
spoorwegmaatschappij) onderscheidt door hare
solideregtvaardige cn doelmatige wijze van
handelen cn goede aard van werken, admini
streren enz. toepastdie wij inzonderheid in
commercieele opzigtenreeds sedert bijna een
dertigtal jaren herhaaldelijk hebben gadeslagen
en zelfs ondervonden; terwijl, wat zeker niet
het minst dient te wegenzij in de ruimste
mate de middelen en verdere vereischte
krachten bezit om de zaak op uitmuntende
wijze ten uitvoer te brengen, en dan ook stellig
deze spoorweg, onder haar beleid, eene schoone
toekomst te gemoet zal gaan cn zegenrijk voor
den binnenlandschen en internationalen handel
en voor eeti groot deel van Nederland en zijne
inwoners zal blijken te zijn.
Met groote instemming laten wij hier volgen
het eerste gedeelte van een ingezonden stuk der
Amsterdamsche Courant van Vrijdag jl., luidende
als volgt.
«Herhaaldelijk en teregt wordt geklaagd over het in
Nederland bestaande gebrek aan ondernemingsgeest, zoo
wel op het gebied van den handel als bij nijverheids
zaken.
Ons groote spoorwegnet is door den Staat gebouwd
het kanaal door Holland op zijn smalst en de Indische
spoorwegen moeten door het krediet van den Staat tot
stand komen; eene stoomvaart op Amerika, door eene
soliede Maatschappij op touw gezet, kan niet doorgaan
bij gebrek aan kapitaal en ook daarbij wordt staatshulp
noodzakelijk geacht.
Iedereen is het daarover eens dat gebrek aan onderne
mingsgeest de groote kwaal der Nederlanders van de
19de eeuw is, en men zou dus mogen verwachten
èn regering èn volksvertegenwoordiging èn pers al
het mogelijke zouden doen om de kwaal te bestrijden
en ieder bewijs van energie met vreugde zouden be
groeten, ja zonden' trachten alle bezwaren uit den
weg te ruimen voor dengene die, reeds door het
flink en krachtig aanvatten een^r groote onderneming,
aanspraak heeft op aller erkentelijkheid.
De ondervinding bewijst, helaas, dat de financiële
kwestie ter zijde gelaten, slechts die zaken spoedig en
goed tot stand komen, waarbij men met geen der
drie genoemde magten te doen heeft; terwijl alle
andere zoo lang slepende worden gehouden, zoodanig
gewikt en gewogen worden, zoo blootstaan aan de
kritiek van de dagbladen en van de volksvertegen
woordiging, dat men werkelijk een stalen geduld «o
een niet onaanzienlijk kapitaal moet bezitter om zoo
danige onderneming te durven op toaw zetten.
De geschiedenis der spoorweg-koncessiën is in dit
opzigt zeer leerrijk,
In 1861 werd ongeveer te gelijkertijd koncessie
aangevraagd voor de lijn 's GravenhageGouda en voor
de verbinding Leiden—Woerden. De minister verleende
de laatste, doch zag de onteigeningswet verworpen
in 1862.
Toen kwam de eerstgenoemde koncessie aan de
beurt, maar eerst in 1867 moglhet der Nederland-
sche Rijn-Spoorweg-Maatschappij gelukken de konceseie
te erlangen zoodat de lang gewenschte verbinding
van de hofstad met de oostelijke provinciën niet vóór
1870 tot stand kwam.
Nu weder is eene konce>sie van de Hollandsche
Spoorweg-Maatschappij aanhangig.
In het najaar van 1869 werd door de Maatschappij
koncessie aangevraagd voor de lijn AmsterdamAmers
foort met zijtak HilversumUtrecht. Na langdurige
briefwisseling met de Ministers van Binnenlandsche
Zaken en Oorlogwaarbij vooral de laatste vele wij
zigingen in de rigting eischtewerd de koncessie
eindelijk in April 1870 verleend.
De Maatschappij had intusschen niet stil gezeten
maar zich den tusschentijd ten nutte gemaakt tot het
opmaken der onteigeniogsstukken en vereischte grond
plans, zoodat nog in April alles aan den Minister
van Binnenlandsche Zaken kon worden toegezonden.
Van de zijde des ministers en der afdee!in0 spoor
wegen" van zijn departement werd alles aangewend
wat tot bespoediging kon leiden en men zou meenen
dat met zoo magtigen steun de Maatschappij spoedig
in staat zou zijn de handen aan het werk te slaan.
De Minister van Oorlog eischte echter op nieuw
wijzigingeen der gemeenten was zeer ontstemd over
de aangenomen rigting en drong ook op verlegging
van hei tracé aanwaardoor natuurlijk een kostbare
tijd verloren ging entoen eindeljjk alles in erde
wasbeide ministers zich met de stukken hadden
vereenigd en de onteigeningswet kon worden opge
maakt was dc Tweede Kamer niet meer bijeen.
Nieuw uitstel tot de ntgaars-zitting, waarin men
natuurlijk hoopte verlost te worden uit de zwevende
positie; maar helaas, meu had buiten den waard ge
rekend.
De minister van oorlog, die de geheele rigting had
goedgekeurd, en van wien dus loyale verdediging van
het gesloten kontrak! kon verwacht worden, zag nu