Dingsdag1 13 j§[||f Junij 1871. M 1888. AMERSFOORTSCHE CODRANT. Dit blad verschijnt de» Maandags en Donderdagi t «vond*. Abonnement.prij» ƒ1.15 per 3 maanden. Prij» der Advertentiën»an 1 tot 6 regel* 60 CU; elke regel meerder KJCt»; legale en ofHcieele Adrertentien per regel 15 Cu. Reclame* per regel 20 cl*. Af*. nummer, 5 cent* dubbele grootte 10 cent*. Bestellingen bij den L'itg. A. H. aan Cf te ff, te Amersfoort Bureau Amer,foort,ehe Courant, Lange.lr.at. Wijk F, N«. 43, o»er de Oude Vitchmarklen bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren in bet Rijk. Briaren from*. Kiezers ran hei District Amersfoort! Morgen, Dingsdag, roept Uw pligt U naar de stembus tot het verkiezen van eenen Volks vertegenwoordiger. Na hetgeen door ons omtrent het aftredend lid, baron van Uardenbroefc van Lookhorst, in voorgaande nummers werd vermeld en vooral na hetgeen in eene uitgebreide advertentie U op het gemoed is gedrukt, rest ons nu nog on verschillige kiezers uit hunne onverschilligheid, slapers uit hunne slaperigheid te wekken; want zonder trouwe opkomst van allen, die hel wél met het Vaderland meenen en orde en rust in de maatschappij wenschenzal welligt de heer van Hardenbroelc hetzelfde lot kunnen wedervaren als in 1869 baron van Goltstein. Wg betreurden steeds de laauwheidwaar mede de gematigde, de welgezinde kiezers bij verkiezingen voor de Volksvertegenwoordiging handelen. Ons bekruipt de vreesdat wij die welligt op nieuw bipdeifi verkiezing te betreuren hebben. En die vrees is niet ongegrond. Want reeds sedert eenige weken zijn voor ons, ten deze ondervindende en ziendewat menigeen ten deze nipt kan ontwaar wordenvele ken- teckenen te dien opzigte opgerezen. Behartigt dan onze opwekking om trouw ter stembus optekomen en aan den Heer van Har- denbroek Uwe stem te schenken. Hij is een braaf en eerlijk Volksvertegenwoordiger, die alleen te rade gaal met hetgeen zijne overtuiging liein voorschrijft, zich buiten partijbelangen buiten partijtwisten houdt. Kiezers I zulke man nen moeten worden in eere gehouden, moeten hunne plaats Aehouden in de Tweede Kamer alwaar reeds te veelen al meer en meer ongelukkige teekenen des tijds wortel schieten die de maatschappij op hare hechtste grond slagen zullen doen schudden, alwaar de zoo genaamde sociale kwestie (bij velen buiten de kamer niet geheel ten onregte als oproerkwestie betiteld) reeds verschillende heethoofdige ver dedigers teltverdoolde theoristen die, ofschoon ter goeder trouw, doch om populariteit boe- leerendede kwestie in de praktijk niet konden en niet kunnen peilen, alzpo zich zeiven op een dwaalspoor braglen en helaas vele anderen daarop zullen brengen tot onbeil van het Va derland. In een lüjarig tijdvak hebben wij alhier bij voorkomende verkiezingsgelegenheden ons tot de kiezers gerigt en dikwijls waren die periodes van groot gewigtdoch, lettende op hetgeen thans op staatkundig en maatschappelijk gebied dreigtzoo achten wij de tegenwoordige ver kiezing van grooter gewigt en strekking dan ooit tc voren. Wii meenen thans genoeg te hebben gezegd om kiezersdie begrijpen kunnen en willen te doen begrijpendat zij als vaderlandslie vende staatsburgers verpligtzijn morgen, Dings dag allen ter stembus optekomen, om hunne stem uittebrengen op het aftredend lid Nr. E. L Barou VAN HARDERBROEK VAN LOCKHORST. Procedure Woudenberger Meent. Deelden wij in ons vorig nummer de uitspraak der Rcgtbank in deze gewigtige procedure mede, ihans willen wij kortelijk de overwegingen vermeldendie de Rcgtbank tot die beslissing leidden. Na de toestemmende beantwoording van de vraag •of de cischende gemeente Woudenberg belang had bij dit procesonderzocht de Rcgtbank de vraag, of die Gemeente haar tegenwoordig of vroeger eigendoms regt bewezen haden trad daarbij in cene beschou wing van den historischen oorsprong der Meent in <guacsticen van de geproduceerde stukken. De Woudenberger Meent kan gerekend worden gelijksoortig te zijn aan de elders in Nederland bestaan hebbende marken of meenten, d. z. gemeenschappen of nederzettingen die een grond of weide gemeen schappelijk gebruiken. De eiscliercssc heeft beweerd dat alle vroegere marken zijn opgelost in de Burger lijke Gemeente, en dat men alzoo hetzelfde moet aannemen van de Woudenberger Meent. De gedaagden nogthans hebben gewezen op eenige marken die zelfstandig zijn geblevenzoodat hier nioeijelijk een algemeene regel, gelijk de eischeresse heeft gesteid. is aan te nemen, en- bij gebreke daarvan ingevolge art. 1902 BW: hét werkelijk bestaan van haar regt door de eischende Gemeente nader had moeten zijn bewezen. Dit bewijs echter werd niet geleverd. De beschouwing der overgelegde stukken leidde tot hetzelfde resultaat De oude ordonnantie van 1594 regelt het gebruik en beheer der Meentmaar de eigendom der gemeente Woudenberg blijkt er geenszins uit Aan bet slot daarvan staan zelfs de woorden: «aldus vernieuwt &claert ende geaccordeert bij de gansche gemeente ter presentie van den scbolt ende twee schepenen," zoodat de Schout en Schepenen er geene bedenking tegen hadden en hunne presentie authenticiteit gaf aan het stukterwijl onder de woorden de gansche gemeente" niet anders kan verstaan worden dan de auteuren van de tegenwoordige gedaagden (weigereg- tigden)." Evenzoo het Reglement van 1811, hetwelk door de weigercgligden zelve is ondergeteckend. Dat de vergadering tot daarsleliing van dit Reglement in het Gemeentehuis van Woudenberg plaats had en de Bur gemeester er bij tegenwoordig waskan den eigendom niet aan de eischende gemeente gevenwant na de 16e eeuw werden de bijeenkomsten niet meer in de opene lucht gehouden en in 1808 drong de Landdrost zelf aan op de vaststelling van het Reglement. Een beroep op de Blaffacrds bewijst eer tegen dan voor het eigendomsregt der eischeresse. Want waar op folio 109 staat: «die Meent tot Woudenberg, Eijgenaars en Bruijkers de gemeente voorsz.", daar slaat natuurlijk dit woord «voorzegd" terug op die Meent tot Woudenbergd. i. de gemeenschapof wat men nu nog mark of meent noemt. Ook uit de latere geschiedenis is de eigendom niet door de eischeresse bewezen. Uit den verkoop' van erfpacht in 1808 en het vragen van magtigiog door de Weigraven aan den Landdrost blijkt dat men toen ter tijd niet anders dacht of de weigeregtigden waren eigenaren der Meent. De aanbesteding van het hoeden van beesten schijnt eerst plaats te hebben gegrepen in den jongsten tijd en dat zulks geschiedde ten overstaan van den Bur gemeester alleen, zonder verder bestuur, kan niet den eigendom der Meent voor de eischeresse ten gevolge hebben. De goedkeuring der rekeningen geschiedde wel door den Burgemeester, maar aan hem was in art. 68 van het Reglement van bestuur ten platten lande in Utrecht van 1826 het opperbeheer opgedragen over de gemeenschappen, hetzij dan of de marken teregt betzij te onregt gezegd kunnen worden daartoe te behooren. Het bewijs der eischeresse van haren eigendom geput uit het onderhoud van den Griftdijk is niet regt dui delijk. Integendeelde verkoop van erfpachthet graven van een sloot langs de Meent en het verheogen van den Griftdijk zonder tegenspraak van de eischende gemeentepleiten daartegen. Dat het Archief der Meent zoa berusten bij de gemeente Woudenbergis onjuistwant ook de ge daagden hebben uit dat Archief zeer belangrijke stukken geproduceerdterwijl ten slotte de eenvoudige ken nisgeving der Weigraven in 1848 den eigendom niet aan de Gemeente Woudenberg heeft kunnen geven. Het eigendomsregt van de Meent is derhalve niet door de eischende Gemeente bewezenen de vraag of zij dat regt door verjaring zou hebben verloren, be hoeft daarom evenmin onderzocht te wordenals de vraag, in hoeverre de gedaagden (weigeregtigden) hun eigendomsregt mogten hebben aangetoond. Mitsdien werd de ingestelde vordering ontzegd en de eischende Gemeente Woudenberg veroordeeld in de proceskosten. VERGADERING van den Raad der gemeente Amersfoort van Dingsdag, 6 Junij 1871. Tegenwoordig alle leden. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. Daarna wordt in behandeling genomen: 1°. liet rapport van d« Commissie van Wetgeving, opgemaakt ingevolge art. 178 der gemeentewet, ter bepaling welke gemeentelijke strafverordeningen alsnog geiden. De daarbij gevoegde ontwerp-verordening wordt zonder discussie met algemeene stemmen goedgekeurd. 2°. Benoeming van een directeur voor de Hoogere Burgerschool. Met 9 van de 15 stemmen wordt benoemd Dr. Menalda van Schouwenburg, thans leeraar aan eene dergelijke inrigling te Dordrecht. De heerGroneman te Groningen verkreeg 4, en Dr. Hofs te Arnhem 2 stemmen. De Voorzitter geeft daarop namens Burg. en Weth, in overweging cm te besluiten dat de benoemde directeur zal worden uitgenoodigd om met half Juiij in functie te treden, opdat hij zou kunnen medewerken tot de verdere regeling der zaak. Daar niemand zich hiertegen verklaart, worden Burg. en Weth. daartoe zonder hoofdelijke om vraag gemagtigd. 3*. Benoeming van een hulponderwijzer aan de Tusschenschoolmet voordragt. Met meerderheid van stemmen wordt benoemd de heer H. W. de Vriend, thans hulponderwijzer te Arnhem. 4*. Voordragt tot het doen v;n af- en overschrij vingen op de begrooting der Schutterij voor 1870. Zonder discussie met algemeene stemmen goed gekeurd. 5*. Rapport van Burg. en Weth. omtrent het uitbaggeren van den mond der rivier de Eem naar aanleiding van het Raadsbesluit van 28 October 1870, Uit de voorlezing blijkt, dat naar het gevoelen van Burg. en Weth. de voortzetting van het werk op den tegenwoordigen voet hoogst wenschelijk is. Ia het vorige jaar zijn in 36 werkdagen 540 schuit vrachten specie uitgebaggerdzijnde ongeveer 3240 kubieke meters. De contrdie op het werk is zeer raoeijelijk om den grooten afstand. Er zou misschien meer kunnen gedaan zijnen zeker zou het baggeren met behulp van een stoom-raolen neg betere uitkomst geven, maar dit zou veel meer geldelijke offers kosten, en de gemeentekas kan die moeijelijk dragen. Doch ook zoo als er nu gewerkt wordt, is het nut van het werk niet te betwijfelendaar het altijd dit gevolg heeft, dat de bodem losser wordt en men met minder diepte kan varen dan vroeger. Na deze voorlezing vraagt de Voorzitterof een der leden zou wenschen dat de behandeling van dit onderwerp werd aangehouden tot de volgende verga dering, hetgeen de H. H. Crooekewit en Herschel toestemmend beantwoorden, weshalve hiertoe wordt besloten. Daarna vestigt de Voorzitter nogmaals de aandacht op het Landhuishoudkundig congres van 1872. Hij is niet voornemens het voorstel te doen om pogingen aantewendert ten einde het te dezer stede te doen plaats hebben, omdat daarmede altijd kosten voor de gemeeDte gepaard gaanen zal dus afwachten of een der raadsleden dat voorstel doen zal. De heer van Burgsleeden zegtdat hij wel zou wenschendat het hier kon plaats hebbenals er goen overwegende bezwaren aan verbonden zijn. De heer Herschel is ook van dat gevoelen, maar zou eerst wel van den Voorzitter willen vernemen hoe het met de financiën der gemeente gesteld is. De Voorzitter antwoordt, dat de vorige 6preker die even goed kent als hij zelf. Dit wH bij echter wel zeggeRdat de vermeerdering van uitgaven waartoe vroeger besloten is, ten gevolge zal moeten hebbendat in het volgend jaar vermoedelijk de be lastingen zullen moeten verhoogd werden. De heer Visser gelooft nietdat het houden van het congres alhier zoo zeer is aauteradenwant de ondervinding heelt vroeger geleerddat er weinig geldelijk voordeel voor de gemeente uit voortvloeit. De heer van Burgsteeden merkt op, dat hij geen bepaald voorstel daartoe gedaan heeft, maar de zaak alleen ter sprake heeft willen brengen om te ver nemen welke bezwaren er tegen bestonden. Ingekomen zijn 1*. eene Missive van Gedep. Stalen houdende goed keuring van hel Raadsbesluit lot af- en overschrijving op de begrooting van 1870; aangenomen voor ken- risgeving. 2°. cene gelijke missive berigtende dat door den Koning is goedgekeurd du regeling der schoolgelden voor de Uoogcre Burgerschoolbeslofeu als voren.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1871 | | pagina 1