M 9119.
Dingsdag 19
Augustus 1873.
UEBSMISCIE
COIIAII.
Zomerdienst aangevang 15 Mei 1878.
Nkberlawdsche Centraal-Spoorweg.
Yertrek tan Amersfoort naar Utrecht
7.44, l!.f, 2.17, 3.18, 8.18.
Vertrek tan Amergfoort naar Zwolle
8.49, 9.43, 1.34, 6.16, 8.59—-.
Diligence-dienst J. Floor, van Amersfoort naar Amsterdam 1 u. nam., ran Soestdijk 2} u., ran Baarn 3 n., EemnesS}., tank, te Amsterdam to 6 uren.
Dit blad verschijnt Maandag ea Donderdagavond. Abonnementsprijs per kwartaal 1.— franeo per past 1.15. Prijs dar Advertentieo van 1 tot 6 regels 60 Cts» elka regel
meerder 10 Cts; legale, officieel» en onteigen. Advertentiën per regel l5Cts. Ueoiames per regel 20 cents 4fa. nummert lOceots Bestellingen bij den Ditg. J. U. som CUeffte
Amersfoort Bureau dmeri/oorUehe Courant. Stoovestraat bij de Langestraat. Wijk B, N«. 83, en bij alle Boekhandelaren en Postdirecteuren io het Kijk. Briewen frauoo.
Advertentiën voor dit blad uit Rotterdam worden aangenomen door bet Algemeen Advertentiebureau van Nuen en via Dit»»», Wijnstraat, Rotterdam.
Diligence-Diensten
Van Amersfoort naar Maarsbergen
morgens 0{op de eerste treinen
naar Arnhem, en namiddag 6 oor.
Van Amersfoort naar Barneveld
's avonds 9 na aank. der laatste tretn.
Vaa Barneveld naar Amersfoort'»av. 9a
Kennisgeving.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT
Gelet op art. 18 der wel van den 14. Sep
tember 1866 (Staatsblad n°. 138) houdende
bepalingen betrekkelijk de inkwartiering, enz.,
Doen te weten, dat de bij art. 17 dier wet
bedoelde lijst door hen aangelegd, in afschrift
aan de bergplaats bij het raadhuis is aangeplakt,
en gedurende 14 dagen, te rekenen van heden
op de Secretarie der gemeente voor eenieder
ter inzage zal liggenalle werkdagen van 10
tot 1 uur.
Amersfoortden 16. Augustus 1873.
Burgemeester en Weihouders voornoemd
De Burgemeester
De SecretarisA. G. YYIJERS.
W. L. SCHELT US.
LIJST VAN BRIEVEN aan personen geadresseerd
wier adres als onbekend is opgegevenverzonden
onder het postmerk Amersfoortgedurende de eerste
helft der maand Julij 1873,
plaats van
bestemming.
te Amsterdam.
namen der geadresseerden.
1. J. Weisman.
2. F. A. v. d. Steen.
3. Mej. J. v. Ulsen
4. D. Kieindend
G. Dammuller.
6. E. van Nimweger» Moordrecht.
7. J. IleavenaarsWoudenberg.
Door de Hulpkantoren Eemnes.
8. YVed. Bixhuis Amsterdam.
9. Mej. H. M. Henriessen
10. Wed. van Teijlingen.
Hoevelaken.
11. B. Branlzel
Laren.
12. Jong
Soest.
13. Mej. Veerman
Voort huizen.
14. P. Schrieten Schagen.
Regthebbenden vervoegen zich aan het post
kantoor te Amersfoort.
Politiek Sophisme.
Er zijn in alle eeuwen altijd menschsn ge
weest en er zullen er altijd nog komen, wil
lende andere menschen voorpraten: wit is zwart;
duisternis is lichtleelijk is mooikrom is regten
meer soortgelijke dwarsdrijverijtegen het gezond
verstand en begrip van het algemeen in wil
lende doordrijven. Maar al schijnt er soms op
pervlakkig iets verlokkend» te liggen in hetgeen
zij voorpratenjaal laboreren zij in de dwar
reling hunner benevelende redeneringen al meer
en meer aan grove zelfmisleidingzoodat zij
bijna nabij komen tot enkele leugenaars, zoo ver
hard in 't liegen, dat zij hunne eigene leugens
voor waarheden houdentoch zalzoodra de
klank en de nevel huuner redeneringen is ver
vlogen of verzwonden, voor de verharde woord
bedriegers weinig meer overblijven dan bespot
ting of medelijdensteeds weinig meer dan
deernis met zulke verstokte handelaars in be-
dragelijke intellectualiteit, die glassteentjes voor
diamanten willen verkoopen omdat deze in goud
zijn omvat; of liever die, zooals bet plat oud-
hollandsch spreekwoord zegthet publiek knollen
voor cih enen in de hand willen stoppen.
Y'an dat slag is op politiek gebied merkwaardig
een Haagsche Correspondentie der Groninger Cl.die
Je medaille van verdienste als zamenweefsel van po
litiek sophisme verdient.
Volgens dat artikel bestaat er geen ministe-
riëele crisis; ja, het Ministerie staat nog, except
slechts één zijner leden, in den vollen luister
in den schitterenden glans zijner politieke en
ministeriëele maagdelijkheid voor den volke;
zelfs staat het nog onbesmet door transactiën
met het parlement; nog oogeknakt, tonder
nederlagen te hebben geledenop zijne verhe
vene positie l
Ziehier den inhoud van de bewonderens
waardige sophislische pleitrede in de Groninger
Ct. ten behoeve van het Ministerie:
«In allerlei correspondenties in verschillende
bladen wordt bij voortduring gesproken over
hetgeen de briefschrijvers de ministeriële crisis
gelieven te noemen. Na eens beet bet, dat de
koning ongenegen is het tegenwoordige minis
terie te behouden en de formatie zou verlan
gen van een nieuw kabinet uit de verschillende
fractiën van de oppositie; dan weder dat de
tegenwoordige ministers hunne portefeuiles zul
len behouden, een andermaal weder, dat onder
handelingen gevoerd worden met staatslieden
uit de conservatieve partij of dat invloedrijke
politieke personen naar Zwitserland ontboden
zijn om door den koning te worden geraad
pleegd. Al die mededeelingen zijn eenvoudig
opraapsels, niet meer. Van eene ministeriële
crisis kan geen sprake zijn, om de eenvoudige
reden, dat de ministers hunne poitefeuilles
niet ter beschikking van den koning hebben
gesteld. Alleen de minister van oorlog heeft
ontslag verzocht, en over die ontslag-aanvraag
zal moeten worden beslist, maar daarbij komen
geen onderhandelingen met conservatieve staats
lieden, tot raadpleging van andere politieke
personen dan de fungerende ministers te pas-
Al de verzinsels, die men goedvindt uit te
strooijen, zouden van tamelijk onschnldigen
aard zjjnindien niet de naam van het hoofd
van den staat daarin werd gemengd. Te beweren,
dat de koning het verlangen zou te kennen
gegeven hebben om het bewind aan de oppositie
op te dragenzonder dat er een regtstreekscht
aanleiding tot kabinetsverandering is, is wat al
te gewaagd. Men moet aannemen dat zijdie
dat doenzich niet voldoende rekenschap geven
van de valsche opvattingen, die zij zoodoende,
tot schade van de kroononder het publiek
kunnea brengen."
Als mot front iTairain wordt daarin gezegd
zie hierboven wan eene ministerieels erisis kan geen
sprake zijn." En toch heeft de Minister van
Justitie zelf in de Eerste Kamer die crisis erkend
in zijn antwoord op de interpellatie van den
Ueor van Goltsieinluidende dit antwoord als
volgt
dat da minister van oorlog, na da intrekking der militie watau
Z. NL den koning ifjn ontslag hcaft gevraagd
dat dit verzoolt door den koning nan don ministerraad terugge
zonden is om considcrntio en advies.
Do ministorenad overweegt welk advies hij nan don koning znl
gevenzoowol daarvoor als over datgone wat ia do bestaande om
standigheden daarvan hot gevolg zal moeten zijn. Die omstandigheden
zijn hoogst ernstigzoowol met het oog op liet nfgeloopen zittingjaar
en don uitstag der jougzto verkiezingen nis vooral ook lettende op
do politieke rigtingen die sich meer en meer afscheiden, zoomede
op den nog niet gofindigden strijd met Atehin.
Do raiuisterrand sol do vraag«wnt te donn P" overwegen met
al don ornst dien hot bolnng vnn Lot vaderland Vordert, maar ver
trouwt dut do kamer goed zal keuren dut do regering de strekking
barer overwegingen niet bekend make zelfs diet nun leze kamer
voor ilnt dn uitkomst daarvan aan liet oordeel en do beslissing van
hot geëerbiedigd hoofd vim den Staat zul zijn onderworpen.
Plus ministeriel que le Ministère el les Ministres
durft de Haagsck» Correspondentie allerimperti-
nentst de crisis ontkennen t
Verder zegt de ff. Corr.
«YVat eigenlijk aanleiding gegeven heeft tot de
geruchten van verandering van ministerie, ia niet
regt na te sporen. Men weet alleen dat de heer
van Goltsiein in de eerste kamer heeft beweerd
dat er eene ministeriële crisis behoorde te znn.
Maar dat was eene persoonlijke opinie van aen
heer ra* Goltsieinen een feit is hetdat geen
der overige leden van de eerste kamer ook maar
door een teeken te verstaan gegeven heeft, dat
hij de opinie van den afgevaardigde nit Utrecht
deelde. Integendeel is het in politieke kringen
geen_ geheimdat de heer van Goltsiein bij alle
partijen der kamer misnoegen gewekt heeft."
De Haagsche correspondentie vervalscht ook bier
de feiten want de interpellaot heeft niet beweerd
dat er eene ministerieele crisis behoorde te zijn.
Dat geen kamerlid zelfs maar door een teeken
heeft te verstaan gegeven, dat hij de opinie van
den interpeilant deelde, bewijst juist de waarheid
van den inhoud en de doelmatigheid der inter
pellatie want men kan vercekera zijn dat aller
welsprekendste en bekwaamste liberale leden
der Eerste Kamer de woorden van den interpei
lant als op de goudschaal der critiek wogen en
juist e' op vlamden om hier of daar een zwak
punt bij hem te vinden; doch de waarheid ea
juistheid zijner interpellatie waren zoo klaar
blijkelijk dat zelfs zijne felste tegenstanders ook
voor baar mérite de l'hpropos bet hoofd bogen.
Dat de interpeilant bij alle partijen der Kamer
misnoegen zou hebben verwektzooalt de Haag
sche Corr. zegtit zuivere onzinvermits zelfs
een schoolknaap kan begrijpen dat zijne inter
pellatie aan de anti-liberale leden genoegen moest
doen en zij was ook aan vele liberale ledea
ongetwijfeld wilwant het Parlement mogt toch
zoo maar niet naar buis, naar buizen en naar
de baden |;aan, voor taP v: j weken, zonder ten
minste van het Ministeriedat onwil was (en
wie durlt dkl tegenspreken P) te hebben verno
men hoe het lieh gevoelt en welke régime wordt
opgevolgd, nu er geen twjjfel aan de diagnose
was.
Het Ministerie is krankzoo krank als nog
zelden eenig Ministerie was. Krankwant de
Haagsche Corrzegt ook nog: «het moet uit de
handelingen van de Kamer blijken dat bet
Ministerie haar vertrouwen niet in die mate
bezit om met vrucht de leugens van het bewind
te kannen voereneerst dan kan van aftreding
der Ministers of ontbinding der Kamer sprake
komen." AU afdoend antwoord volgt daarop:
diu is nit de handelingen der Kamer gebleken
namelijkhet Ministerie vond bij de Kamer geen
genade met de regeling van groote belangen
bet leed nederlaag na nederlaag; bet kon niet
geraken tot regeling van de Defensie, van bet
Hooger Onderwijs, van den Census, van de
Regterlijke organisatie en vaa de tnlrjjke Gnan-
tieele kwestiên; terwijl het door de jorgste ver
kiezingen is verzwakt. Welnu, wat wil men
nog meer
Wijders zegt de Haagsche Corr.
Of het ministerie op den duur met deze
kamer zal kunnen zamenwerken en vooral of
van die zamenwerking het tot stand komen van
groote zaken te verwachten is, is eene andere
vraag. Maar het geschikte middel oen die zameu-