Maandag 19
Dec. 1892.
No. 4205.
37e Jaargang.
OFFICIERSEER.
BUITENLAND.
Feuilleton.
Uitgave
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
Dit blad verschijnt Maandag- en Donder dagnamiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1.
Franco per post ƒ1.15. Advertentiën1G regels 60 Cents.; elke regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, oflicieële- en onteigeningsadv. per regel
15 Cents. Reclames per regel 25 Cents. Afzonderlijke nummers 10 Cents.
Bureau
MUURHUIZEN
hoek Kortegracht, Wijk B. 60.
Zij, die zicli met 1 Januari op dit blad
abonueeren, ontvangen de tot dien datnm
verschijnende nummers GRATIS.
In ons nummer van 22 December zullen
wij een aanvang maken met een zeer boeiend
feuilleton, getiteld
PUBLICATIE.
De Commissaris der Koningin in db Provin
cie Utrecht,
Gezien het besluit van heeren Gedeputeerde
Staten der provincie Utrechtin dato 10. Decem
ber 1892, n" 15;
Gelet op art. 11 der wet van den 13 Junij
1857 (Staatsblad n° 87),
Brengt bij deze ter kennis van de belangheb
benden, dat de sluiting der jagt voor de provincie
Utrecht is bepaald op Zaterdag, den 31. December
1892, met zona-ondergang, met uitzondering echter
.van het vangen van Waterwild met slagnetten
en het vangen van Eendvogels in eene eenden
kooi of een daarmede gelijkstaand toestel, als
mede het schieten van Waterwild, aangeduid in
art. 17 der aangenaaide wet, daar, waar het
schieten van Waterwild geoorloofd is, jachtbe
drijven, vermeld in art. 15, litt. d, en h, dier
wet, waarvan de sluiting later zal bepaald worden.
En ten einde niemand eenige onwetenheid
hiervan voorwende, zal deze worden afgekondigd
en aangeplakt, waar zulks te doen gebruikelijk is.
Utrecht, den 12. December, 1892.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
SCHIMMELPENNINCK v. d. O.
v. NIJENBEEK.
De National Zeitung zet zich met doctorale
waardigheid aan het ziekbed van «Onzen
Tijd", voelt den patiënt de pols en vindt,
dat hij waarlijk al weer een nieuwe ziekte
beeft opgedaan. Die ziekte wordt dan door
bet blad in zijn verschijnselen omschreven,
in zijn oorzaken nagespoord. De nieuwe
Zeitkrantheil heet schandaalzucht.
STEVEN VAN DER HAGEN
IX. {Slot.)
Echter stelden zich aanzienlijke kooplieden te
Valencia voor een groote geldsom tot borg voor
hem. mits hij de stad niet zou verlaten. Hij wist nu
den kapitein te bewegen, dat deze met onmogelijke
inspanning zijn lading zou innemen en onmiddel
lijk verzeilen. Het schip bereikte dan ook woldra
de plaats, vanwaar het vertrokken wasde ge
vangene wist spoedig getuigenissen te verkrijgen,
dat hij een eerlijk man was en herkreeg zijn
vrijheid. Met den hem eigen spoed vertrok
hij naar Genua en keerde over land huiswaarts.
Den 23 Juli 1589 bereikte hij Amsterdam, deed
zijn verantwoording, en was weldra te Amers
foort terug.
Zijn derde reis naar Spanje ging uit van de
Amsterdamsche reeders Drenkelaar en Charels.
Zij wilden Alicante doen bevaren en in 't alge
meen betrekkingen aanknoopen in wat men bij
de koopvaardij „de Straat" heette en zoo bleef
noemen. Hij werd tot koopman benoemd over
twee schepen, aan dat kantoor behoorende. Te
Alicante nam hij een groote ontwikkeling van
onzen handel waar, dien hij daar had zien ont
staan. Dezen keer liep alles gelukkig afavon
turen en tegenheden worden althans niet vermeld.
Dezelfde compagnie droeg hem spoedig een
nieuwe taak op. Omdat hij gezien nad, dat de
handel pp Spanje een tijdvak van regelmatigheid
was ingetreden, veranderde de wakkere man van
wijze om de zaken te behandelen. Met een zeer
klein en snelzeilend vaartuig deed hij den over
tocht naar Bilbao, ging toen naar Madrid en
maakte daar lading voor de sohepen, die achter-
aankwamen. Zijn reis „te muil", zooals hij verhaalt,
had voor hem alleen het merkwaardige, dat hij
te Madrid den Hertog van Savoye zag, die den
Koning bezocht. Hij bracht de ladingen in orde,
verkocht wat zijn schepen uit het vaderland
aangevoerd hadden en keerde langs den zeeweg
terug. Ondanks zwaar stormweder, liepen alle
Het hevigst woedt de kwaal in Frankrijk.
Naar de bladen te oordeelen, schijnt gansch
het Fransche volk te bestaan voor de eene
helft uit omkoopers, voor de andere uit ora-
gekochten, allen op 't kantje af schurken.
Menigeen die de tegenwoordige geschiedenis
van net Fransche volk leest, dankt dat hij
«niet is gelijk dezen." Er schijnt in Frank
rijk geen regeeringspersoon meer veiligalle
regeeringspersonen worden als bedriegers
gebrandmerkt. Stelselmatig schijnt men hut
Ministerie af te breken. De eene minister
is nauw gevallen of aan het voetstuk van
den ander wordt weer gewroet en rust kent
men niet, voor ook deze gevallen is. De
beurt is dan aan een anuer. Donderdag
hebben de ministère op het punt gestaan,
allen tegelijk te vallen; en slechts aan een
kleine meerderheid is het gelukt de tien on-
gelukkigen, die zich alles moeten laten wel
gevallen, weer voor een korte poos staande
te houden.
Oorzaak van het gevaar was een vooretel
van een der afgevaardigden, die de geheele
rechterlijke macht botweg van onbekwaam
heid beschuldigde. Het geloof in de onpar
tijdigheid der rechters wordt zoodoende bij
het Fransche volk niet juist aangesterkt.
Integendeel; waar de eerste de beste zich
boven die macht plaatst, moet deze wel zeer
onbetrouwbaar, zelfs gevaarlijk zijn; of de
mannen, die den rechter het werk uit de
handen willen nemen, moeten modellen zijn
van onbaatzuchtigheid, eerlijkheiden deugd.
En dat gelooft niemand. De regeering
heeft zich daarom tegen het vooretel verzet.
De mannen met het reuzenveretand, het
monster-begrip van deugd, rein als een engel,
onschuldig als een pasgeboren kind, hadaen
anders besloten. Overtuigd van het grootsche
werk dat 't vaderland van hen eisent het
schrobben van den Augias-stal hebben zij
geoordeeld, dat ook de werktuigen voorliet
verrichten van dat werk hun niet moesten
worden onthouden. Daarom werd het voor
stel behandeld in de Kamer. Het debat
nam allengs een wending, alsof alle leden
vaartuigen goed te Vliesingen binnen. Met Sint-
Jan 1595 was hij te Amsterdam.
De vijfde reis bracht hij er minder goed af.
Er waren weer moeilijkheden over aangehaalde
schepen en zijn invloedrijke ervaring werd inge
roepen om bij den Koning opheffing van het
beslag te verzoeken. In November 1595 trok hij
naar Madrid met al den spoed, dien de zaak
eischte. Daar aangekomen, verzekerden hem de
kooplieden, wien het ongeval aanging, dat alles
in orde gekomen was cn men ieder oogenblik
een gunstige beschikking verwachten kon, zoo
dat hij niet naar Madrid behoefde te gaan om
verdere pogingen aan te wenden. Zonder veel
aarzelens namhij deze verklaring aan, meenende,
dat de zegslieden het best onderricht waren, en
scheepte zich in op een vaartuig, dat naar Zee
land bestemd was. Het bleek echter bij zijn
aankomst, dat de ontvangen inlichtingen ver
keerd waren, en dadelijk zette hij weer koers
naar Spanje.
Deze zesde reis gaf hem de gelegenheid om al
zijn talenten te toonen tegenover onwaarheid,
knoeierij, afzetterij en dergelijke ondeugden van
een slecht Staatsbestuur. Om het verslag dezer
onverkwikkelijke onderhandelingen te bekorten,
zij hier gezegd, dat Van der Hagen zich even
min liet overbluffen als om den tuin leiden.
Hij nam een gunstig oogenblik waar om Zijne
Majesteit zijn verzoekschrift met die der verdere
belanghebben te overhandigen. Philips de Twee
de, dien wij ons gewoonlijk als een ander wezen
denken, hoorde met welwillend zijn korte toe
spraak aan, nam de papieren in de hand en stak
die „in sijnen boesem", dat is in de ruimte van
zijn gewaad voor dat overdrachtelijk zoo genoemd
lichaamsdeel. De Schrijver geeft het antwoord
letterlijk terug, aldus in 'tSpaansch, want de
geduchte Vorst hield zich niet, gelijk Steven,
met andere talen op. „Wees gerust en heb ge
duld, men zal u goed recht doen." zoo luidde net
inderdaad koninklijke antwoord. De zaak was
een proces geworden tegen den Gouverneur
(Adelantado), die met zijn onderhoorigen meende
de vreemdelingen zoo veel mogelijk af te mogen
zetten of hun schepen met de ladingen zich toe te
eigenen. Vriendelijk waren die heeren niet, maar
onze koopman was ook niet licht vervaard. Men
studeeren voor heul, en aspirant-uitvinders
van martel- en moordwerktuigen zijn.
Brisson stelde verdaging der discussie voor
krachtig werd dit echter bestreden door den
minister-president Ribot. Zijn redeneering
kwam hierop neer. «Het vooretel keert de
machten om; wanneer de regeering baar niet
verwerpt zal de Senaat het doen. De repu-
blikeinsche partij moet zich bewust blijven,
dat zij op dit oogenblik over de hoogste
aller vragen beslist, zelfs over de vraag of
de republiek den volgenden ochtend zal
beleven. De tegenwoordige veldtocht richt
zich niet tegen enkele republikeinen, maar
tegen de republiek zelfdaarom is eendracht
de grootste plicht der republikeinen."
Na een zeer langdurig en buitengemeen
heftig debat, is het vooretel verworpen, met
271 tegen 265 stemmen.
Schitterend is de overwinning niet, doch
voorloopig is de Republiek gered. 01' die
redding van langen duur zal wezen?
De Figaro begint reeds met een beschrij
ving der beschikbare prinsen en 't is in
den laatsten tijd gebleken, hoe groot de
macht is van dit blad het zijn: a e hertog
van Orleans, bekend omdat hij in 1890 ab
soluut soldaat wou worden en dol verliefd
is geweest op een zangeres, madame Melba,
wat hem zeer kwalijk werd genomen door
den echtgenoot dier zangeresHendrik van
Orleans, bekend om zijn wetenschappelijke
reizen prins Louis Napoleon die zich niet
met de politiek bemoeit, veel heeft gereisd,
kolonel is geworden in het Russische leger
en de vrienden zijns vadere buiten de deur
houdt; eindelijk prins Victoi' Napoleon, die
zich in Brussel heeft opgesloten, graag zou
willen reizen, maar niet durft. Duitschland
is natuurlijk voor hem geslotenRusland
zou worden gecompromitteerd door zijn ver
blijf; Engeland verleent gastvrijheid aan
iemand die nog hooger staat (keizerin Eu
genie) Frankrijk verbant hem omdat hij het
hoofd is der keizerlijke familie.
Daarom blijlt hij rustig te Brussel!
vroeg hem, hoe die schepen heetten en kreeg totant-
wo^rd„De Witte Eenhoorn en De Zwarte Ruiter."
Toen voer de Don uit„Wat voor Christenen
zijn toch de reeders van al die schepen?
'tZijn allemaal eenhoorns, tijgers, leeuwen, kat
ten, honden en serpenten, maar er zijn noch
santen noch santinnen bij." „Wel," zei Steven
met de hem aangeboren imperturbabiliteit, „in
ons land hebben wij zooveel duizenden schepen,
dat, als wij al de Heiligen uit den almanak
daarmede tweemaal noemen, wij er nog zooveel
overhouden, dat we ons verder maar behelpen
met de namen van dieren." Over den uitslag
van het rechtsgeding laat hij zich verder niet
uit de zaak was nu in de handen des Konings.
Van der Hagen reisde overland terug. Op
Nieuwjaarsdag van 1593 was hij te Milaanhet
verwondert ons dus niet, dat hij in de berglauden
sneeuw had, die dat jaar in ongewone hoeveel
heid viel. Thans gevoelde hij zich ontstemd door
de onaangenaamheden dezer zending, en begeerde
niet meer zulke reizen te doen. Rustig wilde hij
nu gaan leven en op een stiller wijze eerlijk
door de wereld komen. Werkelijk heeft hij dat
plan uitgevoerd en zich te Utrecht als koopman
gevestigd^
Toch waren de omstandigheden machtiger dan
hij zelf. Na zijn laatsten terugkeer uit Spanje had
hij veel van zijn ouden zwerflust verloren en
zijn gezondheid noodzaakte hem om, bij elke
nieuwe thuiskomst, rust te nemen, en telkens
werd de behoefte daaraan grooter. Maar hij was
niet ouder dan dertig jaar en de vooruitzichten
waren zoodanig, dat "hij bij goede gelegenheid
het oude handwerk weer zou opnemen; niet
meer wegen en middelen der negotie opsporen,
als tot nu toe geschiedde, maar in verre landen
betrekkingen aanknoopen, handelsverdragen op
den voet van gelijkheid sluiten met Oostersche
despotenvasten voet verkrijgen in hun staten,
meesters worden van hun gebied dat overvloeide
van het kostbaarste, dat in den handel bekend
waszijden stoffen, juweelen en specerijen.
Zooals hierboven aangeduid is, behoort het ver
haal daarvan tot een anderen tijd van zijn leven.
Vóór deze hooge daden uiteengezet worden
waartoe we later wellicht gelegenheid zullen vin.
Maar hoe gansch anders is het in Duitsch
land. Welk verschil tusschen een zitting van
de Fransche Kamer en een van den Duitschen
Rijksdag! Te Parijs een minister op de tri
bune, die zijn goeden naam moet verdedigen,
een zitting gewijd aan persoonlijke nietig
heden. Te Berlijn een zitting, waarin woor
den worden gesproken, tintelende van vader
landsliefde, waar de persoon ter zij gesteld
en alleen het vaderland gezien wordt. Geen
redevoeringen met scherpe uitvallen, aardig-
heden die de lachlust moeten opwekken;
doch ernstig, zooals het een vertegenwoor
diger van net «volk der denkers" past, vol
overtuiging, vol geestdrift voor hetgeen de
spreker waar en goed acht.
De rede door Bennigsen gehouden over de
nieuwe Oorlogswet, wordt ae schoonste ge
noemd welke tot op dit oogenblik is uitge
sproken.
De nationaal-liberalen hebben hun denk
wijze over het Ontwerp te kennen gegeven,
nadat eerst het standpunt der Rijkspartij -
was uiteengezet. De steun der Rijkspartij
welke intusschen slechts twintig leden telt
is den kanselier dus verzekerd; niet echter
die der nationaal-liberalen.
Nog nooit, beweerde Von Bennigsen, is er
in eens zooveel geëischt als ditmaal. Er
moeten dus wel gegronde redenen zijn om
zulke eischen te doen. Doch niemand is op
gestaan om het Ontwerp in zijn geheel te
verdedigen.
Er is beweerd dat de verhouding tot de
naburige staten deze maatregelen eischte;
Von Bennigsen ontkent dit.
Er is gewezen op de Franschen, die alles
toestaan wat voor leger en vloot wordt ge
vraagd.
Von Benningsen vindt die toestemming
natuurlijk, doch een vergelijking met Duitsch
land niet juist. Hij redeneert aldus: «Men
moet bedenken, dat de neiging tot zulke
bewilligingen natuurlijk in Frankrijk veel
grooter is dan in Duitschland, ten eerste
uoor het karakter der Franschen, dat groote
waarde hecht aan milütaire gloire, en dooj
den moet ditgedeelte, zijn jongere jar
de, niet zoo plotseling worden afgebroken, als de
oude verhalen plegen te doen, die den lezer,
zelfs den onderzoeker, in 't onzekere laten van
het later wedervaren dergenen, die, als luchtver
schijnselen, eenmaal uitgeblonken hebben onder
hun tijdgenooten.
Na zijn laatste „Straetsche reyse" keerde Van
der Hagen niet meer naar zijn geboorteplaats
terug, maar vestigde zich tt? Utrecht, „en geneerde
hem met inlanrlsche handelinge, also hij die
reysen op Spaengien moede was." Daarop komt
do tijd van 1597 tot 1606, waarover wij ons
voorbehouden te spreken. Ons rest dus nog
alleen twee zaken aangaande hem mede te deelen,
zijn huwelijk en zijn overlijden.
Met betrekking tot het eerste vonden wy in
het kerkelijk (dat is protestantsch) ondertrouw- T
boek te Amsterdam, dat op 18 Mei 1645 aan-
geteekend is Mr. Steven Van der Hagen, van
Utrecht [geboortig] en advocaat aldaar, oud 24
jaarhij verschijnt in gezelschap zijner moeder,
Anna Uitenbogaert. Dat de bruidegom huwt met
een juffer Reael, en zijn schoonvader vervangt
als een der secretarissen van Amsterdam, was
misschien het gevolg eener reedB bestaande ver
wantschap tusschen ''eze aanzienlijke fainiliën, -
doch gaat ons voor het oogenblik minder aan.
Wij weten echter hierdoor, dat zijn vader, de
Amersfoortsche deugniet, een voornaam huwe
lijk had gesloten en een zoon had, die een
man van studie en rang werd.
De gewone vorm om zich van iets af te maken
en de moeite uit te sparen van te onderzoeken Oj
wat in dergelijke gevallen nog niet nagegaan is,
bestaat in deze vier woorden„ligt in het duister."j
De neer mr. P. A. N. S. van Meurs, kundig en
werkzaam ambtenaar aan het Rijksarchief, heeft
die duisternis aangaande den beroemden Amerê- tl
foorter doen opklaren, door de openbaarmaking
van het „Register der overluidingen van don
Utrechtsehen Dom," afgedrukt in het tijdschrift' f|
De Navorscher (1887, blz. 343) waaruit I
blijkt, dat Steven van der Hagen begraven is den i
25 Juli 1624.
f. a