Donderdag 12
Jan. 1893.
to. 4213.
37e Jaargang.
OFFICIERSEER.
K*0
Uitgave
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
Dit blad verschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag. Abonnement per 3 maanden fi.
Franco per post fi:15. Advertentiëni6 regels 60 Cents.; elke regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, officieële- en onteigeningsadvert. per regel
15 Cents. Reclames per regel 25 Cents. Afzonderlijke nummers iO Cents.
Bureau
MUURHUIZEN
hoek Kortegracht, Wijk B. 60.
NOTIFICATIE.
DE GEDEPUTEERDE STATEN DER PRO
VINCIE Utrecht,
Voorzieningen willende nemen tot het doen
opmaken der lijst van de hoogstaangeslagenen in
'8 Rijks directe belastingen, ter benoemingen van
leden voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal;
Gelet op de artt. 72 en 73 der wet van 4 Juli
1850 (Staatsblad n°. 37), regelende het kiesrecht,
nz.zooals die wet gewijzigd is bij art. VII
•an de Additionecle artikelen der Grondwet;
Noodigen de inwoners van dit gewest uit, om,
jijaldien zij elders dan in deze Provincie in
s Rijks directe belastingen zijn aangeslagen, daar
van vóór den 1. April 1893 te doen blijken, door
aan Ons College in te zenden billetten of uit
reksels uit de kohieren van de grondbelasting
over 1893 en van de personeele belasting en het
patentrecht over 18921893.
En zal deze op de gewone wijze worden afge-
mdigd en aangeplakt.
Utrecht, den -5. Januari 1893.
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
SCHIMMELPENNINCK v. d. OYE
v. N1JENBEEK, Voorzitter.
DE KOCK, Griffier.
KENNISGEVINGEN.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
s1ekse00rt,
Gelet op de aanschrijving van Heeren Gedepu-
erdu Stuten der provincie Utrecht van den lGJuli
1844 (l'rovinciaulblad No. 53), houdende uithoodiging
om, ter voldoening aan oen, op machtiging van Zijne
Majesteit den Koning, door Z. E. den Minister van
Binnculandsche Zaken bij aanschrijving d.d. 29 Juni
1844, No. 103, 1. afd., gedaan verzoek, jaarlijks de
ingezetenen te herinneren aan de bepalingen der
wet van den 1 Maart 1815 (Staatsblad no. 21), be
trekkelijk de viering der Zon- en Feestdagen;
Maken dientengevolge aan de ingezetenen bekend,
dat de voormelde wet is va den navolgenden inhoud
Wij WILLEM, bij de gratie GODS, Prins van
Oranjk-Nassau, Souverein Vorst der Vereenigde
Nederlanden, enz., enz., enz.
Aan al degenen die deze zullen zien of hooren
lezen, salut! doen te weten;
Alzoo Wij in overweging genomen hebben de
jodzakelijkheid om, op het voetspoor onzer gods-
iienstige voorvaderen, die daarop steeds den hoog-
iten prijs stelden, de pligtruatige viering van den dag
les Heeren en andere dagen, der openbare christe
lijke godsdienst toegewijd, door eenparige voor de
;eheele uitgestrektheid der Vereenigde Nederlanden
dgcmcen werkende maatregelen te verzekeren.
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord
i met gemeen overleg der Staten-Generaal dezer
lauden, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij
goedvinden en verstaan bij deze
1. Dat op zondagen en op zoodanige godsdien
stige. feestdagen, als door de kerkgenootschap
pen van de Christelijke godsdienst dezer landen
algemeen erkend en gevierd worden, niet
alleen geene beroepsbezigheden zullen mogen
verrigt worden, welke de godsdienst zouden
Feuilleton.
Vrij naar 't Duitsch door S
A Hij slaakte een diepeu zucht en streek zich
met de hand over gelaat en voorhoofd.
i Zijn vrouw vond het eerst kracht om het
Woord te nemen. „Ik hid je, Fhaland, wat is
Jhier gebeurd? De overste vertrekt zonder de
tnoeite te nemen om met Klara en mij kennis
Ie maken. En waarom kwam Wedig zelf niet
jVVat beteekent dat?"
Klara, die haar tranen bijna niet meer ver
mocht te bedwingen, keek haar vader zóo wan-
Ihopig aan, dat de overigens sterke man, die
■immer zooveel zelfbcheersching had en zooeven
Jnog zóo trotsch tegenover zijn aanvaller gestaan
■had, begon te lieven en het hoofd afwendde.
Had hij wel goed gehandeld zoo vroeg hij
Izich thans af door zich zóo te Laten mee-
■slepen door zijn rcchtmatigen toorn en zoodoende
■ieder vergelijk onmogelijk tc maken? Ware het
lniet zijn plicht geweest, zich in te houden, de
■gevoelens van den overste te eerbiedigen en kalm
de meest geschikte wijze te bedenken om te
zegepralen over liet vooroordeel van den ouden
officier Hier toch stónd het levensgeluk van zijn
I dochter op liet spel en dat had hij vóór alles
dienen te overwegen.
I Hij sloeg zijn rechterarm om haar heen, trok
haar zachtkeus naar zich toe en terwijl h.j haar
I voorhoofd kuste, fluisterde hij„Arm, liefkind."
kunnen storen, maar dat in het algemeen geen
openbare arbeid zal mogen plaats hebben dan
ingeval van noodzakelijkheid, alswanneer de
plaatselijke regeering daartoe schriftelijke toe
stemming zal geven.
2. Dat op deze dagen, met uitzondering van ge
ringe eetwaren, geene koopwaren hoegenaamd
op markten, straten, of openbare plaatsen
zullen mogen worden uitgestald of verkocht,
en dat kooplieden cu winkeliers hunne waren
niet zullen mogen uitstallen noch met opene
deuren verkoopen.
3. Dat gedurende den tijd voor openbare gods
dienstoefening bestemd, de deuren der her
bergen en andere plaatsen, alwaar drank ver
kocht wordt, voor zoo verre dezelve binnen
den besloten kring der gebouwen liggende
zijn, zullen gesloten zijn, en dat ook gedurende
dien zelfden tijd, geenerhande spelen, hetzij
kolven, balslaau of dergelijke mogen plaats
hebben.
4. Dat geene openbare vermakelijkheden, zooals
schouwburgen, publieke danspartijen, concer
ten en barddraverijen, op de zondagen en al-
gemeene feestdagen zullen gedoogd worden;
zullende het aan de plaatselijke besturen wor
den vrijgelaten, hieromtrent eene uitzondering
toetestaan, mits niet dan na het volkomen
eindigen van alle godsdienstoefeningen.
5. Dat de plaatselijke politie zorg zal dragen,
teneinde alle hinderlijke bewegingen en ge
rucht, in de nabijheid der gebouwen tot de
openbare eeredieust bestemd, en in het alge
meen alles, wat dezelve zoude kunnen hin
derlijk zijn, voortekomen of te doen ophouden.
6. Dat de overtredingen tegen de bepalingen van
dit besluit, naar gelang van personen en om
standigheden, zullen gestraft worden met eene
boete van niet hooger dan Vijf en twintig gulden,
of met eene gevangenis van niet langer dan
drie dagen voor de overtreders die buiten staat
mogten zijn deze boete te betalen.
7. Dat, bij eeue tweede overtreding, de boete of
straf zal ivorden verdubbeld, en wijders alle te
koop gelegde of uitgestalde goederen verbeurd
verklaard en de herbergen of andere publieke
plaatsen voor één maand gesloten zullen
worden.
En dat door deze algomeene verordeningen, alle
daarmede, niet overeenkomstige provinciale of plaat
selijke reglementen en inrigtingen zullen worden
gehouden voor vervallen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal
worden geïnsereerd, en dat een genoegzaam getal
exemplaren gedrukt en aan de Staten in de onder
scheidene provinciën of landschappen, ingevolge
art 86 der grondwet, ter uitvoering zal worden ge
zonden, met last om dezelve alom te doen publieec-
ren en «ffigeeren, en van de predikstoelen der on
derscheidene Christeljjke kerkgenootschappen te doen
aflezen.
Lasten en bevelen voorts dat Onze ministerieele
departementen en andere autoriteiten, justicieren en
officieren, wien zulks aangaat, aan de nauwkeurige
uitvoering de hand zullen houden, zonder eenige
conniventie of dissimulatie.
Gegeven in 's Gravenliage, den len Maart desjaars
1815. het tweede van Onze regeering.
(neteckend) WILLEM.
Ter ordom.autie van Zijne Koninklijke Hoogheid,
(geteekend). A. R. Faj.k.
Gedaan te Amersfoort, den 7 Januari 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris
W. L. SCHELTUS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSPOORT,
Gezie: art. 15C der wet van 19 Augustus 1861
(Staatsblad n". 72), gewijzigd bij die van 4 April
1892 (Staatsblad n°. 56).
Noodigen de lotelingen dezer gemeente van
het jaar 1892, voor de lichting van 1893, die
verlangen bij de zeemilitie te dienen uit, zich
daartoe vóór den ln Februari e. k. ter Secretarie
aantenielden, 's morgens tusschen 10 en 1 uur.
Amersfoort, den 9. Januari 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gelet op art. 6 der wet van den 2. Juni 1875
(Staatsblad No. 95),
Brengen ter kennis van het publiek, dat een
door J. VAN MANEN ingediend ve.-zoek, met bij
lagen, om vergunning tot bet oprichten van
eene koper- en blikslagerij en loodgieterij in het
perceel alhier gelegen aan de Krommestraat,
wijk F, No. 230, bij het kadaster bekend onder
Sectie E, No. 478, op de Secretarie der gemeente
ter visie ligt, en dat op Maandag, den 23 Januari
aanstaande, des voormiddags te elf uren, gele
genheid ten raadhuize wordt gegeven om, ten
overstaan van het gemeentebestuur of van een
of meer zijner leden, bezwaren tegen het op-
rienten van de inrichting intebrengen.
Amersfoort, den 9 Januari 1893.
Burgemeester en 'ethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gezien art. 5 der wet tot regeling van den
kleinhandel in sterken drank en iot beteugeling
van openbare dronkenschap;
Brengen ter openbare kennis, dat een verzoek
schrift om vergunning tot verkoop van sterken
drank in het klein bij hen is ingekomen van
Z. PANBAKKER, in het perceel wijk F. no. 332,
thans bewoond door J. G. van der Geest.
Amersfoort den 9 Januari 1893.
Burgemeester eu Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
Klara echter rukte zich met een luiden kreet
van hem los; haar gelaat was doodsbleek, haar
lippen beefden.
„Papa," riep zij op hartverscheurenden toon
uit, „papa, ik heb Wedig zoo innig lief. Ik kan
niet zonder hem leven. Waarom, waarom komt
Wedig niet O, papa, lieve papa, ik bid, ik smeek
u om hem tot ons te roepen. Ik, ik heb hem
toch niets gedaan. Ik heb nem zoo lief."
Men moet het zelve ondervonden hebben, wat
het zegt om van een geliefden persoon gescheiden
te zijn en vooral gescheiden te wezen zonder
de reden dier verwijdering te kennen om te
beseffen, hoezeer het arme meisje leed. Zij zonk
ook wanhopig voor den bankier neer en omvatte
zijn knieën met beide armen. De heer Fahland
hief haar zachtkens op en vlijde haar hoofd
tegen zijn schouder.
„Houd je bedaard, mijn lief kind, je hebt niets
misdreven. Dat weten wij even goed als Wedig.
Daar is iets anders iets anders tusschenbeide
gekomen. Maar ik beloof je om te beproeven
alles in orde te brengen. Het zal mij wel ge
lukkig, als gij maar kalm bent. Houd moed,
mijn kind. Je vader heeft je zoo lief en daarom
gaat hij doen, wat hij kan. Nu niet langer
schreien, lievelingGeef je vader een kus mede
op den zwaren gang dat zal hem bemoedigen."
't Meisje sloeg beide armen om zijn hals en terwijl
hare tranen zijn wangen bevochtigden, kuste zij
hem lang en innig, waarna zij hem, zonder een
enkele vaag te doen, gaan liet.
Het doel van heer Fahland's tocht was de
woning van den overste Bornstedt. Deze stond
in de stad als een humaan, welwillend man be
kend. Tot hem die toch, het leeuwendeel in deze
zaak had, wilde hij zich vol vertrouwen wenden.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gelet op art. 18 der wet van den 4. December
1872 (Staatsblad No. 1341,
Brengen ter algemeene kennis, dat eiken Maan
dag, 'snaniddags tc één ure, voor eenieder de
gelegenheid tot kostelooze inenting wordt gegeven
in de daartoe bestemde localiteit, gelegen aan
de Breedestraat, a-ijk F, No. 133.
Amersfoort, den 11. Januari 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHELTUS.
BINNENLAND.
Het weekblad Nederland (van rar. Spren-
ger van Eyk) bevat een uitnemend opstel
over de vraag: «Waarom wordt er zooveel
belasting ontdoken
Het antwoord is even uitvoerig, als de
redenen van ontduiking vele zijn. In de eerste
plaats herinnert de schrijver dat de belas-
tinghelTer tot het begin dezer eeuw maar al
te veel geleek op een vijand, die voor zich
zelf nam wat hij krijgen kon. Wel wordt
thans alleen belasting geheven ten nutte van
het algemeen, maar de oude meening leeft
nog voort en men is niet overtuigd, dat
de opgebrachte gelden steeds met de noo-
dige zuinigheid worden besteed. Dan is men
van de billijkheid der heffingen niet alge
meen overtuigd. Dat zijn algemeene redenen
waarom «menigeen die de kas van zijn
buurman voor geen cent zou willen bena-
deelen ten eigen voordeel, er niet het minste
bezwaar in ziet, vele centen te onthouden
aan de algemeene kas, aan de kas, waarin
hij in zekeren zin een aandeel heeft."
Behalve deze algemeene redenen noemt
de schrijver nog andere, die op meer beperkt
gebied van invloed zijn. Zoo de onevenredige
hoogte van sommige hellingen, die daarom
worden ontdoken, zooals liet evenredig zegel
recht van onderhandsche huurcontractende
moeilijkheid om sommige belastingsommen
te berekenenverkeerde bepalingen der wet,
die soms tot ontduiking uitlokt aoor spelin
gen te laten bij waardebepaling, enz.
Een zeer gewone ontduiking, door per
sonen die van een buitenlandscne reis terug
komen, ontstaat volgens den schrijver uiteen
dwaalbegrip.
«Het is een vrij algemeene gewoonte, dat
personen, uit hel buitenland komende, geen
invoerrecht 'betalen voor het aldaar gekochte,
Hij moest, hij zou geloof hechten aan de b tui
gingen, aan de eeuen van den bankier, dat er
geen vlek op diens naam rustte. En, als de
overste daaraan Diet meer twijfelde, welnu, dan
zou hij ook niet langer weigeren om zijn toe
stemming tot Wedig's verloving met Klara te
geven.
Vol moed schelde hij aan het huis van den
hoofdofficier. De deur werd spoedig geopend;
op zijne vraag echter of de overste te spreken
was, werd hem geantwoord, dat deze thuis was,
het meisje zou den bankier aandienen. Zij kwam
spoedig terug en gaf hem, zichtbaar verlegen,
ae boodschap, dat zij zich vergist had, want
mevrouw liet weten, dat de overste weer uitge
gaan was.
Werktuigelijk verwijdeide de bankier zich.
Al zijn hoop was plotseling verdwenen. Er viel
niet aan te twijfelen; de heer Bornstedt wilde
hem niet ontvangen. Hij, de bankier Fahland,
bestond eenvoudig voor den officier niet.
Het kookte in hem. Afkeer van de wereld,
van zich zelf, van zijn vrouw, ja zelfs van Klara
overmeesterde hem. Waarom was hij zoo dwaas
geweest om zich aan deze vernedering bloot te
stellen, waarom had hij aan de dringende beden
zijner vrouw toegegeven om zich in kringen te
bewegen, waarin hij niet behoorde waarom had
Klara geen liefde opgevat voor een ambtenaar,
waarom juist voor een officier?
Thans mocht hij, kon hij niet. langer aarzelen.
Klara moest zoo spoedig mogelijk vernemen,
dat zij het denkbeeld opgeven moest om ooit
Mevrouw Von der Lühe te worden of dc vrouw
van een officier. Hij zou baar alles mededeelen
hoe hij behandeld was geworden, hoe men hen
allen gehoond had. En dan moest zy oordeelen
of zij zich van hem afwenden zou, of dat zij
•oortaan nog zijn lieve, zachtzinnige dochter wilde
blijven, zijn oogappel, zijn lieveling
Rusteloos liep de bankier in zijn studeervertrek
op en neer. Hij had niet Klara, maar zijn vrouw
in korte woorden op de hoogte gesteld van de
ware toedracht der zaak en haar opgedragen
Klara in alles in te wijden, wat men jarenlang
voor haar verborgen had gehouden.
En thans wachtte hij vol onrust, luisterend
naar elk geritsel, dat van buiten tot hem door
drong. Kwam zij dan nog niet tot hem, zyn
Klara, zijn lievelingskind? Kon zij niet meer
zooals vroeger vertrouwen in hera stellen, hem
al haar leea klagen Was dat voorbij Zou zyn
kind hem evenals de andere ontwijken
Kwartier na kwartier verliep en een gevoel
van doodelijken angst snoerde hem de keel dicht.
Was het mogelijk, dat ook dit hem nog treffen
moest, de verachting van zijn kindDoch neen!
Lichte voetstappen naderen snel en daar staat
zij op den drempel. De oogen, waarin nog tranen
parelen, houdt zij met een uitdrukking vol in
nige, onbegrensde liefde op hem gevestigd. In
twee, drie schreden vliegt zij op hem toe.
„Papa, mijn lieve, goede papa! Myn arm®
papa." fluistert zij hem teeder en toch zoo wee
moedig toe.
En voordat zij het verhinderen kan, is zy
voor hem op de kn: .•••zonken. Zij drukt hare
lippen op zijn rechterh en stamelt, nauwelijks
wetend, wat zij zegt:
,,Ik heb u lief, papaatje, zoo innig liefl Ik.
acht u, papa en ik blijf bij u, lieve papa
altijd altijd."
(Wordt vervolgd