Donderdag 23 Maart 1893. No. 4234. 37e Jaargang. GRATIS. Soldaten-kiezers. Uitgave FIRMA A. H. VAN CLEEFF te Amersfoort. Dit blad verschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag. Abonnement per 3 maanden f\. Franco per post ƒ1.15. Advertentiën16 regels 60 Cents.eljce regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Legale-, olïicieële- en onteigeningsadvert. per regel 15 Cents. Reclames per regel 25 Cents. Afzonderlijke nummers iO Cents. Bureau MUURHUIZEN hoek Eortegracht, Wijk B. 60 Zij die zicli met 1 April op dit blad wcnsclieu te abonneeren, ontvangen de tot dien datum verschijnende nummers Niet alleen dat de politiek sinds tientallen jaren elke doelmatige regeling van 's lands verdediging verhindert, en voorkomt, dat wij in bezit geraken van hetgeen Nederland op dat punt zoo broodnoodig heeft, maar nu is zij bovendien nog ijverig in de weer om gron dig te bederven het weinige, wat wij bezitten. Want daar hebben Kamerleden al weder ge sproken ten gunste van het kiesrecht van militairen beneden den rang van offieier. Dat zijn in «Ie eerste plaats natuurlijk weder ïanti-militairisten" geweest, heeren die bij elke gelegenheid, te pas of te onpas, moe ten vertellen, dat zij een eerlijken soldatenrok zien noch luchten kunnen Ten tweede hebben daartoe van zelf be hoord het keur, de room van onze Kamer- Democraten. En al zou dat gezamenlijk aantal nu niet zoo bijzonder groot zijn, men kan nooit we ten wat er gebeurt; want van een Kamer ilie in staat zou zijn met deze Kieswet er in te loopen, zou niet mogen verwacht worden dat zij, op een punt van soldaten-kiesrecht, beter uit de oogen keek. Daarbij wordt het gevaar vergroot, door de meer zeldzame dan vermijdende omstandigheid dat het vandenop en top democralischen mi nister van oorlog niet te verwachten of te eischen is, dat hij ten deze als beschermer van het leger zou optreden en het behoeden voor innerlijk en grondig bederf; zoodat men in het dwaze geval komt dat zij, die hartelijk begaan zijn met het lot en de toekomst van ons leger, al hun hoop hebben te vestigen op devast- houdenheid van den heer Tak die aan zijn grootsche schepping zal laten tornen noeh knagen. Zoo kan alles een lichtzijde hebben. Maar vast staat de vasthoudendheid, ook van den heer Tak, alweer niet. Daar zijn wel andere légers ongeoiferd aan politieke doeleinden, dan het Nederlandsche leger en de heer Tak zou heel goed in een bui van overgroote goedgeel'schheid. den minderen militair met kiesbrieijes kunnen besteken: in elk geval zouden wij au niet juist van hem, de onbedorvenheid van ons le ger uit een militair oogpunt, willen afhankelijk gesteld zien. Dat het kwaad hetwelk men met soldaten- kiesrecht zal aanrichten, groote en onherstel- Feuilleton. Naar het Duitseh door S 9). Plotseling wendde zij zich tot hem met de vraag Maar wat hebt gij toch tuasohen die rotsen te zoeken, vorst De jongeling zag Elly cenige oogenblikken aan en hernam toen langzaam, op elk woord den klemtoon leggend: ,,Hebt u dan nooit de geheime aantrekkings kracht van het vuur gevoeld?" „Gevoelt niet, maar wel gezien," luidde Elly's vlug antwoord. „Want waar een licht is, verza melen zich al de motten. Allen lachten v.oolijk over die bemerking, mevrouw Von Lindenau wierp haar sehalksen dochtertje echter een waarschuwenden blik toe. De vorst antwoordde niets, doch toen het gezel schap dien avond uiteen ging, fluisterde hij Elly op teederen toon toe: „Gij hebt gelijk. De mot vliegt in de vlam, maar de adelaar verheft zich in het luchtruim." Gravin Raventlou vond ook nog een oogen- blikjc om Elly even ter zijde te trekken en haar ernstig toe te voegen: baar is, ligt voor ieder die rechtstreeks of zijdelings met de op zich zelf'staande instel ling, die leger heet, bekend is zóó voor de hand, dat een betoog in dien geest voor hem op een zotte overbodigheid moet gaan lijken. Het kiespapièr in de kazerne, maakt van ieder militair een halven burger, dat is een slecht soldaat. Het beteekent de verdrijving van eiken schijn van korpsgeest en het in zijn plaats treden van politiek gehaspel, met inbegrip van de politieke verwijdering en vaak verbittering in de burgen-maatschappij, die dusver buiten de kazerne bleef. Het is een middel om de krijgstuch te ondermijnen want bet plaatst den mindere naast of zelfs boven den meerdere. Een soldaat, die in zijn militaire betrek kingen geen ander beroep dient te hebben, dan op het algemeene en op het militaire recht, maar als kiezer komt te staan tegen over zijn meerderen, kan zich beroepen op zijn kiez ïrsrechten, ook al zijn die ten zeerste in tegenspraak met zijn militaire verplichtin gen. Het leger is een voortdurende oefenschool en al wat tot het leger behoort van hoog tot laag is daar om te leeren. Maar in de eerste plaats zijn daar om geleerd te worden de minderen, over wie dë overheid de onbeperkte beschikking dient te hebben in verband met de eischen die de vervulling der oorlogstaak aan een leger stelt. Elk recht dat gelijk het kiesrecht den militair buiten zijn dienstkring geschonken wordt, geeft hem de bevoegdheid aanspraken te doen gelden, waardoor hij zich aan den dienst kan ontrekken. Wie kiesbiljet en kiesrecht in de kazerne brengt, leidt daar ook bet «politieke leven" binnen en vermindert het gezag der troepen- bevelhebbers. Want een soldaat-kiezer kau men niet beletten in de kazerne propaganda te maken, te redekavelen, te redeneeren, vergaderingetjes te beleggen, en ten slotte te eischen dat hem en zijn mede-politici lokaliteiten worden afgestaan, waar zij van bun grondwettige rechten kunnen gebruik maken. En zclls aan de militairen-niet- kiezers (het beruchte «volk achter de kie zers") zal men niet kunnen beletten, dat zij in de kazerne aan politiek gaan doen. Van de overheid die dat beproefde, zou het weldra heeten, dat zoo zij de grondwettige rechten van den soldaat-burger niet schond, dan toch daaraan te kort deed. Waar dus politiek in de chambrée, op marsch, op wacht (want daar kan den men- schen het eeuwig zwijgen niet opgelegd worden) wordt binnengeleid, heeft men ook niet te vragen welke politiek hier wordt ver handeld. Een katholieke bevelhebber zou zich na tuurlijk hebben neer te leggen jbjj auti-re- volutitonnaire, liberale en radicale propaganda en omgekeerd; dit spreekt vanzelf Er zou democratische en er zou sociale politiek in de kazerne komen. Maar hij, en elk ander bevelhebber, zou machteloos staau tegenover sociaal-democratische propaganda. Want het geringste verzet daartegen zou door den kiezeuden soldaat-burger terrecht beantwoord worden met een «beroep op de Grondwet" op het «recht van vereeniging en van ver gadering", op de «vrijheid van gedachte." Wie zou de oprichting van militaire kies verenigingen kunnen te keer gaan? Nie mand. Maar evenmin de oprichtiug van militaire al'deelingen van den sociaal-aemo- cratischen bond. Want is eenmaal de soldaat-politicus ge schapen, dan heeft niemand ter wereld net recht meer hem om zijn theoretische mee ningen, belemmeringen in den weg te leggen en moet hein in de kazerne toegestaan wor den. wat hij daar buiten als zijn recht mag beschouwen. Is eenmaal de militair kiesvereniging daar, dan heeft men zich op dezotstdroevige ervaringen voor te bereiden. Men stelle zich b. v. eens voor een troep reeds behoor lijk «verpolitiekte" soldaten of' korporaals die een officier een kool willen stoven en hem candidaat stellen Zij noodigen hem uit in hun vereeniging zijn politieke belijdenis af te leggen. Heeft hij de onnoozelheid te ver schijnen, dan worden hem op allerlei, althans op vele manieren politieke tegenstanders en ook partijgenooten ten dienste kunnen staan, openlijk of min of meer bedenktelijk, allerlei onaangenaamheden, ongestraft, naar het hoofd geworpen. Wil hij zijn waardigheid niet prijsgeven en weigert «Ie candidaat van het voorloopige lijstje, dan wordt hij. naar de tegenwoordige polotieke zede. op de kaak gezet en voor altijd veroordeeld wegensverstokt con servatisme, dat zijn verplichtingen tegenover de kiezers verwaarloost. En nog erger is het als deze gang van zaken zich voordoet in de gemengde Kiesvereeniging, waar sol daten én burgers lid zijn, want in het eene geval is het figuur van den officier onaan genamer, in het andere geval wordt de roep van zijn conservatisme nóg luider en zoo mogelijk nóg hartelijker, uitgebazuind. Dit, zoover het betreft de voorbereiding eener verkiezing en de rechten dei- soldaten kiezers. Het kieswerk zelf zal nog tot veel erger dingen leiden, waarvan nog het minst is, dat een bevelhebber van een groot garnizoen, die en zoo zijn er vele zeer bemind is bij den troep, den doorslag geeft bij de „Wees niet te overmoedig, liefkind! Gij moet hen> werkelijk vriendelijk behandelen, hij ver dient heten wellicht zij t gij de uitverkorene om jegens hem een werk der barmhartigheid uitte oefenen." j,Neem mij niet kwalijk, mevrouw de gravin, maar ik geviel volstrekt niet de minste neiging om liefdezuster te worden," antwoordde Elly bits. Terwijl mevrouw Von Lindenau met haar ge zelschap de schoonheden van de Oostzeekust genoot, viel mevrouw Har twig in I'. onverwachts ook een groote vreugde ten deel. Op denzelfden dag waarop de dames vertrokken, ontving zij een brief van haar neef uit Berlijn. Frans Ilart- wig, een schilder, had het plan om eenige weken in het gastvrije huis zijner tante te vertoeven ten einde in den omtrek eenige schetsen te maken. Mevrouw Hartwig antwoordde hem dadelijk dat zijn bezoek haar welkom was, en een drietal dagen later vinden wij tante en neef tegenover elkander in de veranda gezeten. Frans was een flink gebouwd man met leven dige oogen on een hoog voorhoofd. Zijn uiterlijk maakte een anngenamen indruk. „Hoe oud ben je thans, Frans?" vraagde de tante. „Acht en dertig jaar." „Dan wordt het, duukt mij, hoog tijd, datje trouwen gaat. Of ben je een tegenstander van I het huwelijk?" 1 „Neen, volstrek* niet, lieve tante, maar het verkiezing. Men denke maar eens aan gar nizoenen, gelijk het onze, waar alleen reeds de korporaals en de vrijwillige soldaten lich telijk een 400- a 500- stemmen .zouden uit brengen. Het ernstigste bezwaar is alqiede, dat op verkiezingsdagen en hoevele kunnen er niet zijn in een jaar de bevelhebbers de oefeningen staken moesten, of niet konden houden. Want wat zou een regiments-commandant niet moeten hooren, als hij op zulke dagen manoeuvres in het vuur gelastte, waardoor de troep van 's morgens tot 's namiddags op eenige uren afstanas buiten het kwartier doorbracht? De gansche democratische pers zou op haar hoofd gaan staan en een rumoer maken dat hooren en zien u verging en wat zou dan onder een democratischer! minister als de heer Sevffardt het onverbiddelijk lot zijn van dien schandalig-inconstitutioneelen kolonel Daarnaar behoeft niet geraden te worden. Waar zou het heen moeten, als een korps commandant door zijn adjudant voortdurend moest herinnerd worden aan de onmogelijk heid om op dien of dien dag oefeningen te houden omdat het dan verkiezingsdag was? De minste belemmering van dien aard zou dadelijk heeten tegenwerking, ongeoorloofde pressie en partijdigheid, ook al zou de be trokken bevelhebber, in het politieke, zoo zuiver, zoo onbevlekt en zoo onnoozel zijn als een lain; om nog niet te spreken van den nasleep van «reclames", die elke ver kiezing ten laste van den troepen-comman dant onvermijdelijk ten gevolge zou hebben; tenzij hij er den brui van- en op eiken ver kiezingsdag eenvoudig vrij-af gaf. Wanneer men aan deze gevolgen van het soldaten-kiesrecht, di met oneindig vele andere zijn te vermeerderen, denkt, dan is een gevoel van wrevel en zelfs van afkeer niet te onderdrukken jegens de lieden die den moed missen op geheele afschaffing van het leger te werken, maar bedektelijk en onder het mom van politieke bezorgdheid voor hun «medeburgers" dat leger zoeken te bederven en in zijn grondslagen te vermolmen. Zonder krijgstucht en voor tucht is niemand te goed geen leger. Wat ons leger nog is, dat hebben wij te danken aan den haast onvernietigbaren goe den geest van het officieren-korps. En nu zijn daar politici, anti-militairisten, democra ten, veelal niet meer dan dat van zins den officieren het voornaamste gereedschap uit de hand te slaan, waarmede zij wrochtten wat dezen tot dusver wisten te bereiken en in stand te houden. Dat zou toch te erg wezen. is een zeer ernstige zaak en zoolang ik geen voldoende middelen bezit om een vrouw te kun nen onderhouden, zet ik alle trouwplannen uit het hoofd." „Kom, kom, jongen, te veel ernst schaadt ook." En zij vertelde hein daarop van mevrouw Von Lindenau met haar beide dochters. „Ach, lieve Frans," voegde zij er bij. „telkens wanneer ik Elly zie, denk ik onwillekeurig: „dat zou een geschikte vrouw voor Frans zijn, hoewel zij %eel jonger is dan jij." „En waarom juist de jongste?" „Omdat zij ook, evenals jij, een vroolijken, levens- lustigen aard bezit. Eu juffrouw Alice is reeds zoo half en half geëngageerd." „Nu voor mijn part was dat met haar, door u zoo opgehemelde zuster eveneens het geval," merkte Frans laconiek aan. „En, schrik nu maar niet, tante, als ik u vertel, dat ik volstrekt niet het- minste voornemen heb om mij hij het ge zelschap der dan.es te voegen. Dergelijke voor name lieden zij n mij teveeleischend zij zijn mij te lastig. Ik verlang alleen te zijn, opdat ik ongestoord mijn studies maken kan. Reken dus in niets op mij. Zij zijn ook onder dcbescher- I ming hunner twee ridders best te vertrouwen, I dus naar alle waarschijnlijkheid zou ik vrij wel overbodig wezen." I Mevrouw Hartwig glimlachte nauw merkbaar. 1 Zij was zeker van haar zaak en hield zich over tuigd, dat heide partijen, wanueer zij elkunder leerden kennen, ook wel onderling verkeeren zouden. Als de eerste stap slechts geschied was, dan zou het overige wel volgen. Zij hoedde zich echter wel om haar gedachten te uiten, wetend, dat dan alle kans tot geluk ken van haar plan verloren was. „Natuurlijk zal niemand zoo dwaas zijn, je persoonlijke vrijheid te beperken," zeide de tante vriendelijk. „Je arbeid gaat natuurlijk vóór alles en wanneer ge daarna nog tijd en lust tot babbelen hebt zal je de dames Von Lindenau en mij steeds hoogst welkom zijn." Nu, daartegen bad Frans niets in te brengen. Maar al te gaarne gaf hij zich over aan de be haaglijke zorgeloosheid, welke het leven in het huis zijner, door hem zeer gewaardeerde bloed verwante hem schonk. Alleen en onbekend door P. en zijn omstreken te slenteren, alles opmerk zaam gade te slaan, zonder zelf door allerlei nieuwsgierigen gekweld en achtervolgd te wor den, hier een groepje boomen, daar een zeege zicht bestudeerend om het daarna op het papier te tooveren en, thuis gekomen vriendelijk be groet, door een beminnelijke vrouw zooals zijn tante was, verzorgd te worden, wat kon Frans nog meer verlangen Eenige dagen later keerde mevrouw Von Lin denau met haar gezelschap naar P. terug en het gelukte mevrouw Hartwig om op ongedwon gen wijze een ontmoeting tusschen haar gasten eu haar neef te bewerkstelligen. Van beide zijden was men zeer ingenomen met elkander en dit had tengevolge, dat de onderlinge verhouding nog gemeenzamer werd. {Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1893 | | pagina 1