Donderdag 11
Mei 1893.
No. 4248.
37e Jaargang.
De diamanten yan den kapitein
I 23.)
De Bedrijfsbelasting.
Binnenland
-v
pjpr
Uitgave
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
te Amersfoort.
Dit blad verschijnt Maandag- en Donderdagnamiddag. Abonnement per 3 maanden f 1.
Franco per post f 1.15. Advertentiën16 rogels 60 Gents.elke regel meer 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte. Legale-officieële- en onteigeningsadvert. per regel
15 Cents. Reclames per regel 25 Cents. Afzonderlijke nummers iO Cents.
Bureau
MUURHUIZSN
hoek Korte gracht, Wijk B. 60
I HULPBANK TE AMERSFOÖRK.
Tot het geven van gelden ter leen zal
eene Commissie uit het bestuur op MAAN-
DAG, den 15 MEI aanstaande, 's namid.
van halftwee tot halfdrie, zitting houden
Iin een der lokalen van het Raadhuis, alwaar
de belanghebbenden zich kunnen aanmelden,
3 ook voor het teruggeven van gelden.
HERM. P. VAN HASELEN,
Secretaris-Penningmeester.
KENNISGEVINGEN.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gelet op art. 6 der wet van den 2. Juni 1875
(Staatsblad No. 95),
Brengen ter kennis van het publiek, dat een
door JACOBUS LOBEL ingediend verzoek, met
bijlagen, ora vergunning tot het oprichten van
eene inrichting tot bewaring en verwerking van
beenderen en lompen, in het perceel alhier ge
legen aan den I.eusderwcg, wijk G. No. 83A, bij
het kadaster bekend onder Seetie B. No. 1113
op de Secretarie der gemeente ter visie ligt, en
dat op Dinsdag, den 23 Mei aanstaande, des
voormiddags te elf uren, gelegenheid ten raad-
huize wordt gegeven om ten overstaan van het
gemeentebestuur of van een of meer zijner leden,
bezwaren tegen het oprichten van die inrichting
intebrengen.
Amersfoort den 8. Mei 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCIIELTUS.
De BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT,
Gelet op de artt. 308-310 van het algemeen
politie-reglement dezer gemeente
Brengen ter kennis van de belanghebbenden,
dat eene keuring van rijtuigen der voerliedenen
huurkoetsiers door den Heer Commissaris van
politie, bijgestaan door twee deskundigen, in de
stallen der eigenaren zal gehouden worden op
Woensdag, den 17. Mei e.k. en zoo noodig, daarop
volgende dagen, terwijl op Zaterdag, den 27. Mei
n.B., terzelfde plaatse eene naschouw zal geschie
den van rijtuigen, aan voornoemden Commissaris
tijdig optegeven, welke op eerstgenoemden tijd
niet kunnen worden vertoond.
Amersfoort den 10. Mei 1893.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
F. D. SCHIMMELPENNINCK.
De Secretaris,
W. L. SCHEI/PUS.
Feuilleton.
Naar het Duitach door S
De waardige dame was zeer ontsteld. De eerste
3 gewaarwording, welke zich van haar meester
I maakte, was medelijden met de familie Von
I Lindenau. Geen oogenblik langer mocht deze
onder den invloed van Walther von Strausz
blijven. Zij keerden dadelijk naar de balzaal
I terug, waar juist het teeken der polonaise werd
I gegeven. Onder de vele paren ontdekten zij dade-
I lijk Alice en Walther, die met elkaar in een
druk gesprek gewikkeld waren.
Nadat de dans geëindigd was, geleidden de
H heeren hunne dames naar haar plaatsen. Frans
a naderde Walther, die hem met een van vreugde
I" stralend oog de hand reikte.
„Ik moet u een oogenblik alleen spreken, volg
mij," voegde Frans hem bevelend toe.
„O, neen, heden geen zaken, mijn waarde heer
9 Hartwig," riep Walther onbevangen uit. „Mor-
gen ben ik tot uw dienst, maar heden heb ik
I geen oogenblik tijd."
f Met deze woorden snelde hij heen en wendde
1 zich tot een groepje heeren en dames,
Intusschen had mevrouw Hartwig Elly op de
hoogte gebracht van hetgeen baar neef haar had
medegedeeld. Met Frans, die zich later bij haar
voegde, kwamen de dames overeen om in de
In het Mei-nummer van de Vragen des
Tijds heeft prof. Van Geer thans ook de
tweede editie van de Bedrijfsbelasting
behandeld.
Hjj geeft weer een tabel ter vergelij
king van de inkomens uit vermogen al
leen, uit arbeid alleen, en half uit ver
mogen, half uit arbeid, om na te gaan,
hoe, bij stjjging van het inkomen, die
procenten opklimmen.
Hjj vindt, dat de uitkomsten bij deze
tweede editie gunstiger zjjn dan die van
het vroegere ontwerp, maar niettemin
is volgens hem nog niet aan alle eischen
der mathematische regelmaat voldaan.
„De reeksen klimmen op en convergee-
ren, de eerste tot de grens 5, de tweede
tot de grens 3.20, de derde tot de grens
4.10. De gang van elk tarief is vrij re
gelmatig; doch met het onderling ver
hand is dit niet het geval." Een vriend
heeft hem naar aanleiding van zjjn vorig
artikel geschreven, hoe hjj zich toch zoo
warm maakte voor zaken die niet anders
dan als „inelegantiae mathematicae" zijn
te beschouwen, maar de wiskunstige
hoogleeraar antwoordt hem, dat hjj zoo
danige ontsiering van een belastingwet
evenmin dulden kan als een jas die tegen
de regelen der elegantie 9trijdt. Zulk
lapwerk kan naar zijn meeniug niet wor
den geaccepteerd.
Wat men nu doen moet? Prof. Van
Geer adviseert om alle verband van de
Bedrijfsbelasting met de Vermogensbe
lasting te verbrekeu. „Is die scheiding
volbracht, dan kan de Bedrijfsbelasting
als partieele inkomsten-belasting behoor
lijk tot stand worden gebracht."
Hij raadt aan om het progressie-sys
teem van den minister, dat men ten
onrechte een-gewyzigd-Benthamsch stel
sel heeft genoemd, te vervangen door
een dat werkelijk zoo heeten mag, waarbij
een geljjk procent wordt geheven, maar
vooraf de inkomens worden verminderd
met een som die afhangt van de grootte
van het inkomen en van de talrijkheid
van het gezin (misschien met de duurte
der plaats van inwoning), hetzelfde stel-
pauze handelend op te treden, want dat come-
oiespel mocht geen oogenblik langer dan hoog
noodig was, duren.
Nu, zoodra was dan ook dat oogenblik aange
broken, of mevrouw Hartwig verzocht mevrouw
Von Lindenau en Alice om haar in den tuin
te volgen, terwijl Frans, vastbesloten opnieuw
Walther aansprak.
„Maar, myn waarde heer Hartwig. ik heb u
immers reeds gezegd, dat ik geen tijd heb."
„En toch moet ik u spreken."
Walther wierp Frans een minachtenden blik
toe, haalde daarna de schouders op en wilde
zich verwijderen.
„Neen, gij zult niet gaan. Lees dezen brief en
ge zult ontwaren, dat de inhoud u zeer nauw
betreft."
Onachtzaam nam Walther het papier aan en
zag het in. Plotseling nam zijn gelaat een starre
uitdrukking aan; doch dat duurde slechts een
oogenblik. Hij herstelde zich bijna onmiddellijk
en hernam met gedwongen kalmte:
„U hebt gelijk, mijnheer Hartwig. Wij moeten
elkander spreken."
De beide heeren traden naar buiten en richtten
hunne schreden uaar het strand. Walther stak,
voordat Frans het verhinderen kon, den brief
van den wethouder in den borstzak.
„Wat moet dat beteekenen?" vraagde de jon
ge schilder.
„Wel, niets anders, dan dat ik niet van plan
ben mij te laten belasteren. Schriftelijke be
wijzen kunnen in handen van naieve menschen
soms veel onheil aanrichten."
„U loochent dus den inhoud van den brief?"
„Ja."
sel dat de hoogleeraar in 1886 reeds in
de Vragen des Tijds heeft behandeld en
dat onlangs ia aangenomen voor de ge
meente-belasting te Amsterdam.
Aan het slot van zijn artikel verdedigt
prof. Van Geer den geheelen afstand van
het Personeel aan de gemeenten, daar de
wel nog niet veroorloofde, maar toch in
het vooruitzicht gestelde gemeentelijke
opcentenheffing op de rijksbelastingen de
ongelijkmatige werking van Vermogens-
en Bedrijfsbelasting dubbel zou doen ge
voelen, terwijl bovendien de progressie-
schaal zou moeten veranderd worden
voor de verschillende gemeenten, waut
de progressie, welke regelmatig is voor
het geheel, is dit niet voor die onder-
deelen, maar zou daar gapingen ver-
toonen.
lp de vraag wat het aequivalent zal
moeten zyn by den afstand van het Per
soneel, antwoordt prof. Van Geer met een
verwijzing naar een andere paragraaf
van het hier behandelde artikel, waarin
hij tracht aan te toooen, dat de opbrengst
der nieuwe belastingen aanmerkelijk
's ministers raming overtreffen zal, terwjjl
hy zoo noodig, voor het overige verwjjst
naar het artikel van mr. Treub in de
Vragen des Tijds van 1891, getiteld
„Staatserfrecht en Successiebelasting."
Want de grondslag van het belasting
stelsel der toekomst zal naar prof. Van
Geer'a overtuiging wezen, dat niet de
zwaarste last gelegd wordt op den arbeid
der levenden, maar veeleer op het ver
mogen van hen, die by hun overlijden
geen gezin achterlaten.
Hare Majesteiten de Koningin en de Ko
ningin-Regentes, die zich in een uitstekenden
gezondheidstoestand verheugen,zijnMaandag-
avond te 9| uur naar Films vertrokken.
Bij Kon. besluit is, met ingang van 1 Juli,
tot lid vau den Raad van State benoemd mr.
T. M. C. Asser, staatsraad in buitengewonen
dienst, hoogleeraar te Amsterdam.
Onder de middelen tot opruiing behooren
ook de indirecte aanvallen tegen de Koningin.
„Wees toch in 's hemelsnaam verstandig. De
schrijver is een der vertrouwdste vrienden van
den minister. Wat hij schrijft, is waar. Uw
schuld is bewezen."
„Bewezen? In wiens oog? In het uwe alleen!
Ga naar het gezelschap en klaag mij aan. Nie
mand zal u gelooven."
„Gij dwingt mij om de politie in den arm te
nemen
„De politie? Maar wilt gij dan mevrouw Von
Lindenau en hare geheele familie comprorait-
teeren? Doe het als ge durft."
Frans beefde van verontwaardiging.
„Hoe is het mogelijk, dat iemand zoó door
trapt slecht kan wezen. Ziet ge dan niet, dat ge
aan den rand eens afgronds staat."
„Ja, ik zie den afgrond stemde Walther na
cenige oogenblikken op fluisterenden toon toe,
„maar ge zult toch geen oogenblik gelooven, dat
ik mij daarin storten laat."
„Maar wie wil u er in storten? Ik immerB
niet; integendeel, ik ben gekomen, om u ',e
redden. Ik wil u niet vragen, wie ge zjjt, wat
u gedreven heeft tot dit comediespel, maar ik
smeek u: vlucht, zoo spoedig mogelijk. Hier zjjn
300 mark. Redt u, voordat ae politie eenig ver
moeden krijgt."
Hy reikte Walther de banknoten doch deze
nam ze niet aan.
„Neen," klonk het rauw van zijn lippen, „neen,
ik kan, ik wil niet omkeeren."
vWeet goed, wat ge zegt. Nog ben ik u vriend.
Dryf me echter niet tot net uitertste, want dan
zal ik u verniotigen."
„Uw bedreigingen verschrikken me niet. Nog
sta ik op een standpunt, waarop ik op lieden van
Zoo heeft nu een der lieden, die er bon
werk van maken de maatschappelijke on
rechtvaardigheden te verkondigen, berekend
dat de Koningin een inkomen heeft van f2,50
in de minuut. Volgens deze berekening zou
zij dus jaarlijks f1014000 genieten, 't Is
echter maar f600000.
Dit geeft zeker nog een vrij hoog cijfer
in de minuut, maar als men nu ook eens de
uitgaven optelt, die voor het personeel der
hofhouding worden vereischt en die voort
durend aan allerlei instellingen, aan kunst
voortbrengselen, aan armen enz. enz. wor
den uitgekeerd, dan komt men tot de con
clusie, dat de Koningin veel meer heelt uit
te geven dan zjj ontvangt.
Ln als men nu eens de Koningin «af
schafte" want dit schijnt toch de bedoeling
van die berekening te zjjn zou er dan
door die vermindering van de Staats begroo
ting met zes ton, zooveel worden geprofiteerd?
l)e 4 millioen Nederlanders zouden dan
jaarlijks 15 cents per hoold minder behoeven
op te brengen, maar al de takken van nij
verheid die gevoed worden door de uitgaven
van het hof en den breeden kring, dien het
om zich gevormd heeft, zouden groote schade
lijden.
Die f600 000 is misschien de meest pro
ductieve uitgave van het budget
Men vrage eens aan de Paryzenaars welk
een nadeeligen invloed de verandering van
regeeringsvorm in 1870 op de njjverheiaheeft
uitgeoefend.
Dit is geen argument voor het bestaan
eener dynastie; wij voeren het alleen aan
ter bestryding van de berekening omtrent het
inkomen der Kroon. Arnh. CL
Men meldt, dat bij de infanterie, zoowel
in de hoogere als de lagere rangen, binnen
kort mutatiëu zyn te verwachten.
In de mededeeling, betreffende de keuring
der aspiranten-cadet en adelborst is een on
juistheid geslopen. Alleen bij het examen
voor de Cadettenschool zal het geneeskundig
onderzoek daaraan voorafgaan en wordt
bovendien - een herkeuring toegestaan. De
Minister van Marine blyft blykens de ver
zonden oproeping der aspiranten-adelborst
het Ie systeem handhaven en laat
het schriftelijk gedeelte van 't examen afleg
gen, alvorens de jongelieden te doen onder
werpen aan do keuring, op den uitslag waar
van in geen geval kan women teruggekomen.
Het verschil van inzicht tusschen de hoof
den der departementen van Oorlog en Marine
uw slag met verachting neerzie."
Deze minachtende woorden wekten Frans'
woede op. Hij bedwong zich nog eenmaal, om
bedaard te antwoorden:
„lk hield u tot nog toe, ondanks al het ge
beurde, voor geen gewonen oplichter. Ik meende
te ontdekken, dat er toch nog iets goeds in uw
ziel aanwezig was, maar nu bemerk ik, dat ik
mij bedrogen heb. Gjj zjjt echter niets meer
dan een listige bedrieger en ik zal u dus behan
delen, zooals dat gebruikelijk is met menschen
van uw soort."
Hij wilde zich verwijderen, maar Walther
hiela hem, zijn arm omvattend, met geweld
tegen. Zy stonden aan dé havenlangt hun voe
ten stroomde het water. Geen mensch was in den
omtrek te zijan. Uit de verte klonk hun flauw
het gejubel der badgasten tegemoet.
„Daar is ruimte voor ons beiden," riep Wal
ther uit, op het stroompje wijzend. „En eer werp
ik my in den vloed, dan dat ik duld, dat ge
my straffeloos beleedigt. Denkt gij, dat ik wekeu
lang een rol in de groote wereld gespeeld heb
ora mij met een aalmoes, een ellendige 300
mark te laten afschepen? Neen het betreft hier
rijkdommen, die grooter waarde vertegenwoor
digen dan de kroondiamanten van den Russi-
acken keizer."
„Gjj hebt dus een misdaad in den zin?"
„Misdaad?", riep Walther minachtend uit
„Misdaad 1 Wat noemt gij goed en kwaad I Hangt
de waardeering van de eene of andere daad niet
van onze opvatting af?"
{Wordt vervolgd.)