Donderdag 28
1893.
No. 4288.
37e Jaargang
Hij komt
De detective.
Binnenland
Uitgave
A. H. VAN CLEEFP
te Amersfoort.
Dit blad verschijnt Maandag-en Donderdagnamiddag. Abonnement per 3 maanden fi.
Franco per post f 1.4b. Advertentiën16 regels GO Cents.elke regel meer 10 Cents.
Groote lettere naar plaatsruimte. Legale-, officieële- en onteigeningsadvert. per regel
15 Cents. Reclames per regel 25 Cents. Afzonderlijke nummers iO Cents.
Bureau
MUURHUIZEN
hoek Kortegracht, Wijk B.
Beleefd verzoeken wij onzen abonnó's, die
do' courant per post ontvangen, lier, abonne
mentsgeld niet over te maken per postwissel
of in postzegels, doch de postkwitanties af
te wachten en deze ook ter voorkomiug
van verhoogde dispositie-kosten niet on
voldaan te retourneeren.
Over het kwartaal JuliSeptember zullen
wij in de eerste helft van October beschikken.
HULPBANK TE AMERSFOORT.
Tot liet geven van uki.dkn ti:u i.ickn zal
eeno Commissie uit het bestuur op MAAN
DAG. den 2 OCT. aanstaande, 's namid.
van ha M'Twkk lot 11.\i.Ki»isik, zitting houden
in oen der lokalen van bet Raadhuis, alwaar
de belanghebbenden zich kunnen aanmelden,
ook voor het teruggeven van gelden.
IIERM. I>. VAN HASELEN,
Secretaris-Penningmeester.
Ingezonden
Het herfstbruin verdringt het zomer
groen de nacht overvleugelt de dageen
koude wind vervangt liet zomerkoeltje,
en de mens maakt zich gereed om de
afnemende warmte in zijn woning te ver
hogen met de zonnestralen, die in lang
vervlogen tijden in steenkool en veen
zijn vastgelegd. De knappe werkman
ziet met enige zorg de winter tegemoet,
want al heeft hij wat kunnen sparen,
hoe kan hij weten, of de koude niet
buitengewoon streng, de prijs van voedsel
en brandstoffen niet bovenmatig hoog zal
worden
Maar er is ook iemand, die de winter
met vreugd ziet naderen; voor wie de
winter de goede tijd is; die weet, dat
naarmate huizen en kamers dichter wor
den gesloten, de goedgeefse harten zich
meer ontsluiteuen die dat weet,
maar al te goed weet, is de bedelaar.
En kent gij de bedelaar, gij, die goed
geefs zijt?
Jawel uw medelijden dringt u de
arme medemens iets van uw welstand
inee te delen. Het is ook zoo pijnlijk
by uw warme, vrolijk vlammende haard
Feuilleton.
Naar het Engelsoh door S
Ij-
Ik leunde tegen de verschansing dor Frma, die
door ile golven van de Elbe heen en weder werd
gewiegd, terwijl de machine van het stoomschip
zuchtte, als beefde zij van ongeduld om de kabels,
die het schip nog aan den stoigcr vasthielden te
verbreken.
Eindelijk weerklonk do schrille toon van de
misthoorn voor de laatste maal en het schip
kwam reeds in beweging, toon een wagen in vlie
genden vaart kwam aanrijden. Eer hij nog stil
hield, was de passagier er reeds uitgesprongen en
snelde over de landingsbrug de stoomboot op.
Op het eerste gezicht wekte de man, met zijn
gladgeschoren gelaat, zijn borstelige wenkbrau
wen, waaronder kleine, scherpe oogen en zijn
dunne lippen, niet veel sympathie. Toch zou ik
niet kunnen zeggen waarom hij mij niet beviel.
Misschien alleen daarom, omdat ik niet wist,
hoe ik hot met hem had en ik liet mij toch
nog al veel voorstaan op mijn menschenkennis.
Het was hem dadelijk aan te zien, dat hij geen
kunstenaar, geen boroepssolduat of iets derge
lijks was. Een koopman misschien? Misschien.
Maar er was iets in zijn gelaat, dat die mee
ning weersprak. Ik moest, of ik wilde of niet,
telkens aan hem denken, toc-n eensklaps een
zonderlinge gedachte mij inviel.
Die man moest een vluchteling of de vervolger
van een dergelijk persoon zijn. Was de meening
misschien ontstaan door zijn zonderlinge komst
uw dampend smakelijk maal te genieten,
en daarbij te denken, dat zo menigeen
rammelend van honger in de kou voor
uw deur staat te klappertanden.
Zeker, dat is pijnlijk, maar kent gij de
bedelaarKent gij hem zoals Louis
Pauliau, sedert meer dan twintig jaar
griffier van de Kamer van afgevaardigden
te Parijs, hem beschrijft in Paris qm
mendie f
Om met bedelaars in aanraking te
komen en zo het bedelaarbedrijf en de
goedgeefsheid der welgestelden te leren
kennen, heeft Louis Pauliau als
bedelaar vermomd gebedeld op alle
manieren, en na op deze wijze een gron
dig onderzoek te hebben ingesteld, komt
hij tot het besluit, dat het bedelen een
broodwinning, soms zelfs een geldwinning
is geworden voor hen, die te lui zijn om
te werken, dat door een behendig bede
laar meer is op te halen dan door een ijverig
werkman verdiend kan worden. De bede
laar, die werken kan, de bedeelde, die in
eigen onderhoud kan voorzien, besteelt de
ware armen. Zuigelingen dood te martelen
door ze dagelijks in alle weer rond te
dragen, kinderen van vijf of zes jaar op
bedelen at te richten, is misdadig. Goed
gelovige rijken door valse voorstellingen
een aalmoes af te zetten, is bedriegen.
Om die misdaad, om dat bedrog tegen
te gaan, geeft Louis Pauliau de raad:
Geef niet op straat.
Geef niet aan <le deur.
Geef niet zonder onderzoek.
Het is te betreuren, doch waar, dat de
beide eerste raadgevingen niet kunnen
worden nagekomen door hem, die een
slaaf is van de sleurdoor hem, die on
verschillig is voor het stoffelijk welzijn
der ware armen en de zedelijke toestand
der bedelaars van beroep. Van dezulke
is dan ook geen hulp te verwachten bij
de pogingen, die worden aangewend om
het lot der ware armen te verbeteren.
Maar i3 voor hen, die wel willen mede
werken, de eis om niet te geven dan na
onderzoek niet te zwaar?
Zeer zeker is menigeen door ambts- of
op het schip, of kwam het daardoor, dat hij tel
kens loerend om zich heen keek, zonder daarbij
het hoofd te bewegen, of zijn wel wat verlegen
houding, welke niet paste bij de uitdrukking van
zijn gelaat? Ik weet het niet, maar ik kon de
eenmaal opgevatte meening niet van mij afzetten.
Ik besloot de zaak nader te onderzoeken. Ik
was zeer verheugd een geschikt tijdverdrijf op
mijn langen tocht naar New-York gevonden te
hebben, ton minste voor den eersten tijd.
Altona was reeds gepasseerd. Het dek begon
al minder bezocht te worden. Nu kwam ook de
kapitein van de brug, den tweeden officier zijn
plaats overlatend. Toen de laatst aangekomen
reiziger hem zag, trad hij op hem toe en wis
selde op zochten toon een paar woorden met
hem, met Sït gevolg, dat de kapitein de wenk
brauwen fronste en zijn gelaat een verdrietige
uitdrukking aannam, toen hij met den vreemde
ling naar zijn kajuit ging.
Had ik goed geraden? Was hij een detective?
De verdrietige uitdrukking op het gelaat van
den kapitein scheen dit wel te bevestigen. De
aanwezigheid van dergelijke menscben hebben ge
woonlijk allerlei onaangenaamheden tengevolge.
Zijn papieren waren echter in orde, want na
eenige oogcnhlikken kwam hij met den hol
meester terug, die hem een kajuit aanwees.
De man begon al meer en meer mijn belang
stelling te wekken.
Het was reeds laat in den avond, wij waren
reeds in volle zee; alle reizigers waren op het
dek, om de zee voor het eerst te zien.
Ik liet mijn blikken over het dek waren, om
den vreemdeling te zoeken. Ik zag hem nieten
toen ik mij naar het achterdek begaf, om daar
naar hem te zoeken, stond ik plotseling voor
twee dames, die juist van de kajuitstrap het dek
betraden.
Ik maakte spoedig ruimte, doch had tijd ge-
beroepsbezigheden, door ziekte of onbe
kendheid met het leven, de denkwijze en
de eigenaardigheden der armen buiten
staat eeu grondig onderzoek in te stelleu.
Wie er zich voor 't eerst aan waagt,
loopt alle kans geducht te worden misleid.
Daarom is voor hen, die geen voldoe
ning vinden in de zeer bedenkelijke eigen
schap van goedgeefsheid, maar die het
zich tot plicht rekenen te zorgen, dat
hun liefdegaven goed worden besteed,
onderlinge bespreking en samenwerking
met gelijkgezinden nodig.
In die behoefte tracht de pas opgerichte
Vereeniging Liefdadigheid te voorzien.
Zij opent weldra haar eerste winterveld-
toeht tegen bedelarij en armoede en hun
betreurenswaardige nasleep.
Als jeudige inrichting zal zij niet ter
stond met mannekracht kunnen werken
en door ervaring noch veel te leren heb
ben. Maar als zij volhardt in haar goede
bedoelingen, niet terugdeinst voor de
moeilijkheden, die zij te overwinnen zal
hebben, en blijvend steun geniet van alle,
die haar beginselen zijn toegedaan, heeft
zij alle hoop om armoede en bedelarij,
die kanker der maatschappij, wel niet
uit te roeien, maar toch op den duur te
doen afnemen.
A.
Bij Kon. besluit is de gepensionneerde
vice-admiraal P. ten Bosch, adjudant in bui-
tengewonen dienst van H. M. de Koningin,
benoemd tot lid van den Raad van State,
Bij het sectie-onderzoek in de Eerste Kil
mer naar het Wetsontwerp tot wijziging der
weduw-pensioenwetten werden inlichtingen
gevraagd naar de bezwaren tegen de opne
ming van leeraren aan de gemeentelijke
II.B.-scholen en niet-wettelijk verplichte gym
nasia onder de burgelijke ambtenaren.
De zaak is dus metterdaad aanhangig ge
maakt. Voor zeervelen een verblijdend bericht.
Het wetsontwerp faillissement en surséance
W. C. DIJKGRAAF, Horloger.
Langestraat 16.
is gisteren door de Eerste Kamer aange
nomen met 30 tegen 14 stemmen.
De Commissie van Rapporteurs over de
kiesrecht-ontwerpen zelfstandig werkende
heelt een leiddraad voor dat onderzoek
opgemaakt, die 47 punten bevat en een ge
leidelijk maar breedvoerig, onderzoek zal
bevorderen, even,groot als die bij het alge
meen debat. Men kan een volumineus verslag
tegemoetzien en als gevolg daarvan eenig
tijdverlies, dat het vroeger geuit vermoeden
wel zal bevestigen, dat men 't openbaar kies
rechtdebat niet vóór Februari 1894 zal kun
nen hervatten.
Terwijl overigens meer en meer de meening
veld wint, dat de Kieswet door de Tweede
Kamer zal worden aangenomen, oppert men
nu reeds bet vermoeden, dat de Eerste Kamer
er zich niet mede vereenigen zal en herinnert
men aan de woorden door den heer Schaep-
man te Beverwijk gesproken:
«Dit is zeker, zonder gemeen overleg komt
die wet niet tot stand. Men kan haar met
éen stem meerderheid aannemen; maar als
zij niet met waardigheid en staatsie naar de
overzijde van bet Binnenhof wordt gebracht,
dan sterft zij in handen van hem, die haar
overbrengt, vóór zij aan de fontein van den
Roomschen Koning is aangekomen. Zij komt
niet tot stand, of zij moei, evenals de School
wel, een werk zijn van pacificatie''.
Bij de Dinsdag in de Tweede Kamer ge
houden beraadslaging over het ontwerp-*
adres van de Troonrede werd gewezen op
het gemis een er toezegging betreffende de
herziening van de Personeele belasting, door
den Minister van financiën toch zoo nadruk
kelijk noodig geacht en indirect toegezegd.
De heer De Beaufort (Amsterdam), lid
der commissie van redactie van het adres,
verdedigde dit en wees er op, dathet adres
niet andere is dan een weerklank op de
Troonrede en geen punten kan aanvoeren
welke in de Troonrede zelf niet besproken
werden.
De Minister vau financiën verdedigde de -
financieels paragraaf in de Troonrede en
deed uitkomen, dat waar gezegd wordt,* dat
's Rijks geldmiddelen voldoende en geen
nieuwe belastingen noodig zijn, dit niet in
zich sluit dat ook belastinghervormingen
niet noodig zijn of achterwege zullen blijven.
noeg gehad om te zien, dat beiden slank en even
groot waren en op dezelfde eenvoudige wijze
gekleed. Het was echter reeds te donker, om hun
gelaatstrekken te kunnen onderscheiden. Zij
traden op de verschansing toe en bleven daar
langen tijd onbeweeglijk staan en staarden in
de golven. Ik plaatste mij dicht bij hen, zoodat
ik hen goed kon opnemen, zonder zelf al to veel
in het oog te loopen.
Daar werd het plotseling aan den horizont licht
en verhief zich de groote, gouden schijf der maan
als uit ilc golven, terwijl zij helderder scheen,
naarmate zij klom. De bcido dames werden blijk
baar door dit grootsche schouwspel getroffen, want
zij haalden diep adem en sloegen bijna gelijk
tijdig hun voile terug. Nu liet ik de maan, de
maan, en de r.ee, de zee en staarde in het gelaat
van de beide jonge vrouwen dat helder door de
maan verlicht werd, en wat ik nu zag, was veel
schooner dan de zee met zijn golven cn de maan
met haar stralen.
Hoe zal ik de schoonheid van deze beide dames
kunnen beschrijven! Daartoe ben ik niet in staat.
Zooveel kan ik n wel zeggen dat vooral bij
de een, die blijkbaar de jongste was, ook al had
zij leelijkc gelaatstrekken gehad, de langzame
oogopslag, haar donkere wimpers en de uitdruk
king van haar blauwe oogen, die gelaatstrekken
van leelijk in mooi zouden hebben veranderd.
Denk daar nu maar bijeen fijn besneden neusje,
een heerlijk mondje en en kortom, zooveel
lieftalligheid, waarnaar men niet moe werd met
bewonderende blikken te kijken. Plotseling wer
den ze merkbaar onrustig. Met een zenuwachtige
handbeweging trokken zij de voiles snel naar
beneden on stonden daar nu, alsof ze het niet
met zich zelf eens waren, of zij zouden blijven
of gaan. Daar, aan den anderen kant, stond de
laatst aangekomen reiziger, die een onbeschaam-
den, onderzoekenden blik de beide dames
wierp en deze blik, had hen zoo doen schrikken.
Ik gevoelde neiging om op hem los te stormen
en hem.Doch als hij werkelijk de man was,
voor wien ik hem hield, dan was hij immers
belast met het aan het licht brengen van een
misdaad? Een geheime politie-agentEn als nu
deze beide dames eens met die zaak in betrek
king stondenMaar dat was niet mogelijk,
want als dat zoo was, dan moest immers de duivel
zoo schoon zijn als een engel!
Den gcheelen nacht, zoowel wakend als in den
droom, hadden beide vrouwen mijn geest bezig
gehouden. Had die man wel het recht, hen met
zulke onbeschaamde blikken aan te zien Aange
nomen, dat de man, waartegen ik nu eenmaal
een antipathie had opgevat, werkelijk een ge
heime politïe-ngent was en hij de dames ex officio
op zulk een wijze had gefixeerd, dan begreep ik
nog niet hoe iemand daartoe kon komen. Waren
zij, om welke reden dan ook, werkelijk, die hij
zocht, of ging hij misschien slechts af op een
bloot vermoeden, of vervolgde hij hen misschien
ir.el minder edele bedoelingen? Als zij werkelijk
schuldig waren dan moest ik mij ten minste
zoolang op den achtergrond houden tot wij den
vasten wal van Amerika bereikt haddenwant in
het Strafwetboek is een artikel, dat tamelijk
veel straf oplegt aan iemand, die zich tegen
ambtenaren in functie verzot, of zich in hun zaken
mengt.
Wordt vervolgd